17
‘Goedemorgen, mevrouw Vredeling,’ sprak Joop Timmer met zijn zware basstem. ‘Neemt u plaats.’
Dagmar zei ook ‘Goedemorgen’ en ging recht tegenover de privédetective zitten.
‘Hebt u een fijne vakantie gehad? Beetje bijgekomen van alle strubbelingen?’
Terwijl Dagmar bevestigend knikte, zei ze: ‘Zou u mij Dagmar willen noemen, meneer Timmer? Daarbij voel ik me toch meer op mijn gemak.’
Timmer liet zijn hoofd een paar centimeter naar links zakken. Alsof hij diep nadacht over het zojuist gedane verzoek.
‘Geen probleem, Dagmar.’ Hierna liet hij enkele seconden een stilte vallen.
‘Dan kun jij mij met Joop aanspreken.’ Zijn rechterhand maakte een stopteken. ‘Als jij je daar prettig bij voelt, natuurlijk.’
Ze knikte.
‘Het is prettig om te horen dat de vakantie prettig is verlopen… eh… Dagmar. Min of meer sluit mijn rapportage naadloos aan bij die stemming. Je kunt namelijk stellen dat we het vooraf beoogde resultaat hebben bereikt.’
Heel even leek zijn stoïcijnse gezichtsuitdrukking een grijns te verbergen. Dagmar weet het aan gezichtsbedrog, waarmee meteen duidelijk werd dat Joop Timmer zich in praktisch elke situatie een ondoorgrondelijke houding kon aanmeten. Elke plooi in zijn gezicht had hij onder controle.
‘Deze dossiers zijn aangeleverd door de mensen die het overgrote gedeelte van het veldwerk hebben verricht.’ Met zijn kolossale linkerhand hield hij een aantal mappen omhoog.
‘Hiervan krijg jij straks een uittreksel mee naar huis. We hebben bewust voor deze werkwijze gekozen, aangezien wij onze klanten niet met details willen vermoeien. Mocht je toch de uitgebreide versie willen inkijken, dan kan dat, Dagmar. Technisch gezien bij jij er namelijk mede-eigenaar van.’
Omdat het haar niet duidelijk was of dit laatste een poging tot een grapje was, keek ze hem zo neutraal mogelijk aan.
‘Het lijkt me voor nu beter om ons te beperken tot de kernpunten.’ Zijn wenkbrauwen rezen.
Dagmar ging ervan uit dat hij met deze handelwijze om een verkapte vorm van bevestiging vroeg, dus maakte ze met een kort handgebaar duidelijk dat ze een en al oor was.
‘De insteek van deze zaak was en is om jou vrij te pleiten van de geuite beschuldigingen,’ begon Timmer. ‘Dit is een belangrijk gegeven, Dagmar. Wij zijn bezig om jouw onschuld te bewijzen, niet om een aanklacht bij een andere partij neer te leggen. Hou deze stelling altijd goed in je achterhoofd, zodat er na afloop van deze zaak nooit misverstanden tussen ons kunnen ontstaan.’
Hoewel ze geen flauw idee had welke richting Timmer met deze zienswijze op wilde, hield ze haar mond. Als het haar aan het einde van dit onderhoud nog niet duidelijk was, kon ze het altijd ter sprake brengen. Nu leek het haar wel zo verstandig om eerst zijn mondelinge rapport af te wachten.
‘Directeur Personeelszaken Herman Aalberts leek mij een interessante ingang. Uit jouw verhaal kwam duidelijk naar voren dat deze man het goed met jou voorhad. Mijn eerste indruk bevestigde dit.’
Hij opende een dossiermap en keek haar aan.
‘Koffie?’ Een doodnormale vraag die haar op dit specifieke moment verraste. Ze zat ingespannen en vol verwachting te luisteren. Iets triviaals als koffie was ongeveer het laatste wat door haar hoofd speelde. Voor Timmer lag dit natuurlijk anders, realiseerde ze zich. Hij was gewoon met zaak nummer zoveel bezig. Just another day at the office .
‘Nee, bedankt.’
‘Iets anders. Water of fris?’
‘Nee, ik heb geen dorst.’
‘Oké.’ Zijn linkerwijsvinger drukte op de intercom.
‘Mieke, mag ik eenmaal koffie, alsjeblieft?’
Een korte bevestiging volgde direct. Vanwege de slechte geluidskwaliteit klonk het als een snauw.
‘Aan het leggen van contacten is altijd een risico verbonden. Helemaal als je afgaat op de informatie van iemand anders. Dit is niet persoonlijk bedoeld, Dagmar. Maar uit jouw verhaal bleek dat jij bent bedonderd door mensen in wie jij de afgelopen jaren het volste vertrouwen had. In het slechtste geval kon Herman Aalberts ook een wolf in schaapskleren zijn.’
Dagmar kon enkel knikken. Timmer had volkomen gelijk. Dat Aalberts sympathiek op haar overkwam was geen enkele garantie voor loyaliteit van zijn kant. Het kon zelfs dat hij bewust het spelletje meespeelde en achter haar rug om de directie negatief adviseerde over haar functioneren. Het mocht vergezocht lijken; uitsluiten kon je het nooit. Dat lesje had ze uit het verleden wel geleerd.
‘Ik kan je met een gerust hart vertellen dat Aalberts inderdaad aan jouw kant staat. Toen ik hem benaderde, stond hij direct open voor een gesprek. Tevens liet hij toen al weten ervan overtuigd te zijn dat iemand jou een smerige streek wilde leveren. Een betere binnenkomer kon ik me niet wensen.’
Zijn assistente kwam zonder te kloppen binnen, zette het kopje koffie op zijn bureau en vertrok weer. Efficiency in alle geledingen op de werkvloer staat hier blijkbaar hoog in het vaandel, dacht Dagmar. Mieke was een handvol seconden in de kamer van haar baas geweest.
‘Tijdens het begin van onze afspraak maakte hij duidelijk dat deze onverkwikkelijke zaak hem diep had geraakt. Hij zag het als een persoonlijk drama. Omdat hij zichzelf graag als een sociaal mens iedere morgen op een normale manier in de spiegel wil kunnen aankijken, verleende hij al zijn medewerking. Zolang het binnen de regels en fatsoensnormen bleef, zou hij mijn vragen beantwoorden. Dat was wederom een opsteker, aangezien ik slechts twee vragen had. Of liever gezegd: eentje die uit twee delen bestond.’
Aansluitend hield hij twee formulieren omhoog.
‘Dit zijn de klachten die tegen jou zijn ingediend. Waar het mij om ging waren natuurlijk de namen van de klagers.’
Ofschoon ze haast niet kon wachten om een blik op de namen te werpen, brandde er een vraag op haar lippen. ‘Ik vind het fantastisch dat Herman Aalberts heeft meegewerkt, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar jij had het daarnet over het overschrijden van regels en fatsoensnormen. Als ik ervan uitga dat Aalberts jou die formulieren heeft toegespeeld, kan hij dan niet in de problemen komen? Ik bedoel, die formulieren zijn eigendom van het bedrijf…’
Voor de eerste maal tijdens hun gesprek verscheen er een glimlach rond Timmers mondhoeken.
‘Terwijl jouw baan zwaar op de tocht staat, begin je over de eventuele consequenties die Herman Aalberts kan verwachten…’ Zijn blik boorde zich in haar ogen.
‘Wakker worden, Dagmar. Dit is een grote, boze wereld.’ Hierna schudde hij traag zijn hoofd. De beweging van een veteraan die zich ondanks al zijn ervaring toch had laten verrassen.
‘Weet je,’ sprak hij ineens op een toon die tegen fluisteren aanzat, ‘schrap dat laatste maar. Blijf in godsnaam jezelf. Mensen met zulke karaktereigenschappen moet je tegenwoordig met een lampje zoeken.’
Dagmar voelde zich wat ongemakkelijk onder het compliment. Om zijn blik te ontwijken, richtte ze de hare op de formulieren die nu onder zijn imposante linkerhand lagen.
‘Om mijn verzoek in te willigen moest Aalberts eerst een tweestrijd met zichzelf leveren. Formeel gezien was het uitgesloten om mij kopieën van het klachtenformulier te bezorgen. Mocht het daarentegen tot een rechtszaak komen, iets waar ik op zinspeelde, dan zouden de namen voor alle belanghebbenden toegankelijk worden. Na wat wikken en wegen besloot Aalberts mij de kopieën toe te spelen. Materiaal waarmee ik tot de bron kon doordringen.’
In plaats van de documenten te overhandigen, graaide Timmer met zijn rechterhand in het dossier en haalde er een aantal vellen papier uit. Deze legde hij recht voor zichzelf neer, waardoor het voor Dagmar onmogelijk werd om mee te lezen.
‘Op de daadwerkelijke resultaten die de medewerking van Aalberts opleverde, kom ik straks terug. Eerst wil ik de breedte in, zodat jij een beeld krijgt van de wijze waarop wij dit onderzoek hebben aangepakt.’
Het bedeesde ‘Prima’, was bij lange na geen afspiegeling van haar ware gevoelens. Hoe Joop Timmer precies zijn werk deed vond ze weinig interessant. Ze wilde resultaten zien! Het kostte moeite om haar opstandigheid te bedaren.
‘Jouw collega’s Iris van der Heide en Johan Tervoort vormden voor ons eveneens een aanknopingspunt. Tenslotte was jij ervan overtuigd dat het briefje met daarop het telefoonnummer van hen afkomstig was.’
Dagmar knikte bevestigend. Commentaar liet ze achterwege. Elke seconde oponthoud was er nu eentje te veel.
‘Mijn medewerkers hebben afzonderlijk met zowel Van der Heide als Tervoort een indringend gesprek gehad. In beide gevallen werd al snel duidelijk dat de twee slechts een klein rolletje in het grote geheel hebben gespeeld. De ene is zogezegd voor het karretje gespannen en de ander moest zijn mond dichthouden.’
Timmer trommelde kort met de vingers van zijn linkerhand op het bureau.
‘Na enig aandringen van mijn medewerkers waren zij bereid om het een en ander op papier te zetten en dit te ondertekenen. Ik kan je verzekeren dat deze verklaringen belastend zijn voor Ruben de la Porte.’
‘Goed zo,’ flapte Dagmar eruit.
‘Volgens mijn medewerkers hebben mevrouw Van der Heide en meneer Tervoort oprecht spijt van hun handelwijze. Hoewel dit technisch gezien losstaat van deze zaak, hebben zij uitdrukkelijk aan mijn medewerkers gevraagd om dit aan jou te melden. Wat jij daar verder mee doet, is logischerwijze geheel aan jou.’
Hij stopte de papieren weer terug en mompelde: ‘Ik schat zo in dat jij binnenkort wel een belletje van die twee kunt verwachten.’
Om het vanuit Dagmars oogpunt nog ingewikkelder te maken, haalde hij drie nieuwe vellen papier uit het dossier.
‘Nadat ik de namen van de klagers had losgekregen, begonnen mijn medewerkers aan een antecedentenonderzoek. Binnen twee dagen hadden we de connecties te pakken. De…’
Uit Dagmars handtas klonk de elektronische intro van ‘Satisfaction’ van de Rolling Stones. Een stewardess schakelde haar telefoontje pas uit als ze aan boord van een vliegtuig stapte. Daarom onderbraken de scherpe tonen nu Joop Timmers basstem.
‘Sorry,’ zei ze en graaide naar het mobieltje. Toen het in haar hand lag, zag ze op het beeldscherm een lang nummer dat begon met 0034. Het daaropvolgende cijfer 6 gaf aan dat iemand haar met een Spaanse mobiele telefoon belde. Ze drukte op het groene telefoonsymbooltje en nam zichzelf voor om het gesprek snel af te ronden. Hoewel het niet haar nummer was dat op de display verscheen, moest het Marianne zijn. Die belde natuurlijk om eens lekker bij te kletsen, dacht ze. Gisteren had ze nog geprobeerd om haar vriendin op Mallorca te bereiken. Blijkbaar had ze het toen te druk gehad, want haar nummer lag constant buiten bereik.
‘Met Dagmar.’
Ze hoorde geruis en een vreemd geluid dat ze niet thuis kon brengen. Het meeste leek het op een ingehouden snik.
‘Hallo, met Dagmar.’
Er klonk nu een zware ademhaling in haar oor. En het vreemde geluid van daarnet was inderdaad een snik die nogmaals werd ingehouden.
‘Dagmar?’
De vrouwenstem riep geen associaties op. Vanwege het Spaanse nummer begon ze razendsnel te elimineren. Marianne was het niet en Ingrids stem klonk ook anders.
‘Sanne?’ gokte ze. De bevestiging liet drie lange tellen op zich wachten.
‘Ja… ik…’
Ze hoorde hoe Sanne snoof. De natuurlijke reactie van iemand die langdurig heeft gehuild of daar nog steeds mee bezig is.
‘Het is helemaal mis, Dagmar. Gisteren is…’ De uithaal bezorgde Dagmar een koude rilling.
‘Wat is er aan de hand, Sanne?!’
Het ritme van de ruis klonk ineens onheilspellend.
‘Marianne… Marianne is gisteravond vermoord.’
Dagmar kreeg het gevoel alsof iemand keihard in haar maag had geschopt. Gelijktijdig werd haar keel door onzichtbare handen dichtgeknepen. Ze hapte naar lucht.
‘Sanne… Sanne, zeg me dat dit een grap is. Het maakt niet uit dat ik me kapot schrik, maar zeg alsjeblieft dat het niet waar is.’
Ze hoorde Sanne ademen en hevig slikken. Het geluid van ruis op de lijn irriteerde haar opeens mateloos. De stem van een indringer die gespeend was van elke emotie.
‘Ze is gisteravond in het appartement van Ingrid neergestoken.’ Met een serie korte ademhalingen onderbrak ze zichzelf.
‘Ingrid ligt op de intensive care.’
Dagmar sloot haar ogen en vocht tegen de tranen. Vol ontzetting legde ze haar linkerhand op haar voorhoofd.
‘Wat is er in godsnaam gebeurd, Sanne?!’
‘Ik… ik weet het niet. Niemand schijnt het te weten.’
Dagmar beet op haar lip om het niet uit te schreeuwen. Al haar realiteitszin werd naar de achtergrond verdrongen. Het idee dat ze ieder woord uit Sanne moest trekken nam bezit van haar. Het liefst wilde ze door de telefoon kruipen om de informatie desnoods uit Sanne te slaan.
‘Sanne?’
De irritante ruis hield de lijn bezet.
‘Sanne?!’
Het leek alsof de stem van de reisleidster uit het niets opdoemde.
‘Jullie waren goede vriendinnen. Daarom bel ik…’
Het repeterende geluid van een verbroken verbinding klonk onverzoenlijk hard. Sanne had van het ene op het andere moment opgehangen.
‘Sanne?’ probeerde ze tegen beter weten in. Toen drong het tot haar door dat ze tegen het Grote Niets sprak. Ze strekte haar arm en stopte de mobiele telefoon terug in haar tas. Hierbij viel het haar op dat ze de beweging in slow motion maakte. Ze schudde met haar hoofd en knipperde enkele malen met haar oogleden om het rare, lichte gevoel kwijt te raken dat in haar lichaam was geslopen. In plaats van helder te kijken, zag ze enkel contouren die beurtelings in- en uitzoomden. Tussen die vreemde beelden door zag ze ineens een schim. In tegenstelling tot de andere objecten in haar blikveld, bewoog deze vage gedaante wél snel. Op het moment dat ze definitief onderuitzakte, grepen twee sterke armen haar vast.
Joop Timmer was net op tijd om haar op te vangen.