10
Zonder Mariannes uitleg en de stadsplattegrond van Palma had ze het nooit gevonden. Hotel Ripoll bevond zich in een achterafstraatje van het oude stadsgedeelte dat door de bewoners La Lonja werd genoemd. Toen ze het hotel eenmaal had gespot, was de dichtbijgelegen parkeergarage een uitkomst. In de nauwe straatjes was parkeren nagenoeg onmogelijk.
De vriendelijke receptionist meldde haar dat de bijeenkomst op de derde verdieping werd gehouden. Hij wees haar op de lift en boog zich weer over zijn papierwerk. Eenmaal boven hoefde ze slechts op het geluid af te gaan om de zaal aan het eind van de hal te vinden.
De ruimte was hooguit tweehonderd vierkante meter en werd bevolkt door minstens honderd man. Het was een opeengepakte massa waarin iedereen met iedereen leek te praten. Uit de constante herkenning op de talloze gezichten kon je opmaken dat het hier één groot onderonsje betrof.
Dagmar schuifelde voetje voor voetje door de menigte heen. Terwijl ze naar Marianne speurde, mat ze zich dezelfde uitdrukking aan als het overgrote merendeel van de bezoekers. Opwippende mondhoeken, dunne glimlach en bedachtzaam knikkend als zogenaamd de zoveelste bekende in je blikveld verscheen.
In het achterste gedeelte van de zaal bevond zich een provisorische bar. Drie tegen elkaar geschoven tafels met daarop een aanzienlijke hoeveelheid drank. Een jonge vrouw schonk glazen vol en liet deze vervolgens staan. Een vorm van zelfbediening waarmee zij het bijzonder druk had. Een woud van handen graaide naar de volle glazen, waarna zij weer opnieuw kon beginnen.
Geen spoor van Marianne. Ze overwoog om terug naar de lift te gaan, maar verwierp het idee snel. Dat zou respectloos zijn naar Marianne toe. Daar kwam bij dat ze pas een paar minuten op de party was. Misschien was haar vriendin wel verlaat en werd het straks alsnog gezellig.
‘Dagmar?’
Ze draaide zich om. Vlak achter haar stond een jonge vrouw met lang, kastanjebruin haar die vriendelijk glimlachte. Haar lichtblauwe uniform maakte in een oogopslag duidelijk dat ze tot Mariannes team behoorde.
‘Hoi, ik ben Sanne de Jong.’ Ze stak haar rechterhand uit die Dagmar gretig accepteerde. Eindelijk iemand die ik ‘ken’, dacht ze. Hoewel ze in de aankomsthal slechts een korte blik op hen had geworpen, was zij er vrijwel zeker van dat Sanne onderdeel uitmaakte van het trio reisleiders dat door de toeristen met vragen werd overstelpt.
‘Marianne vroeg me om naar je uit te kijken,’ verduidelijkte de hostess. ‘Ze vond het hier te druk worden en is naar het dakterras gegaan.’
Dagmar keek met een verwilderde blik om zich heen. Aansluitend rolde ze theatraal met haar ogen. ‘Dat lijkt mij ook geen gek idee. Straks word ik nog doodgedrukt door al die bekenden van wie ik niemand ken.’
Sanne lachte spontaan.
‘Goed plan, loop maar achter mij aan.’ Een ondeugend ‘En niet met vreemde mannen aanpappen, hoor,’ volgde. Zonder dat iemand enige notie van hen nam, bereikten ze de gang.
‘Het dakterras ligt hierboven,’ verduidelijkte Sanne toen ze de trap in plaats van de lift namen. Voordat ze het dakterras bereikten, wisselden ze in het trappenhuis op lacherige toon een paar opmerkingen uit. Het klikte meteen tussen hen, wat Dagmar een gevoel gaf dat ze Sanne al jarenlang kende.
Het dakterras had min of meer dezelfde afmetingen als de zaal op de derde verdieping. De omstandigheden waren daarentegen stukken aangenamer. De zwoele buitentemperatuur kwam hier volledig tot haar recht, het uitzicht was schitterend en er waren hooguit twintig mensen. Verdeeld over het dakterras stonden ze in groepjes te praten. De sfeer oogde zeer relaxed.
‘Stukken beter,’ zei Dagmar. Nadat Sanne instemmend had geantwoord, viel haar oog op Marianne. Haar vriendin was in gesprek met een man wiens lengte ogenblikkelijk opviel. Hij was hooguit een meter zeventig lang. Tevens was hij broodmager. De witte, veel te wijde broek en zwarte blouse met schreeuwerige gele palmbomen erop konden dit niet verhullen.
Naast Marianne stond een vrouw met halflang blond haar. Ze droeg een spijkerbroek en een vrolijk T-shirt met tientallen roze hartjes. De serieuze blik in haar ogen contrasteerde echter met haar kleding. Ze volgde de conversatie met toegeknepen oogleden en een grimmige trek om haar mond.
Het duurde enkele seconden voordat het tot Dagmar doordrong dat de sfeer van het gesprek haaks stond op de gemoedelijkheid die rondom haar leek te heersen. In plaats van naar haar vriendin toe te lopen, bleef ze staan. Blijkbaar had Sanne dezelfde conclusie getrokken, aangezien ook zij geen stap verzette.
Marianne was overduidelijk aan het woord. Terwijl ze sprak, knikte ze hevig met haar hoofd. De kleine, magere man luisterde en keek haar onverstoorbaar aan. Dagmar stond te ver van het groepje vandaan om te kunnen horen wat er werd gezegd. Wel kreeg ze het idee dat Marianne ergens tegen ageerde, zonder dat er sprake van een berisping was. Daarvoor straalde de man tegenover haar te veel zelfvertrouwen uit.
Van het ene op het andere moment stak hij zijn rechterhand omhoog, waardoor Mariannes woordenstroom abrupt werd onderbroken. Hij keek haar enkele seconden doordringend aan en verlegde zijn blik naar de vrouw die tot dusver enkel had geluisterd. Hij deed een stap naar voren. Zijn linkerhand kwam omhoog. Het puntje van zijn priemende wijsvinger bleef een paar centimeter dreigend voor haar gezicht hangen. Daarna draaide hij zich een kwartslag om en beende weg. Toen de man langs haar liep, voelde Dagmar hoe de haartjes op haar armen rechtop gingen staan. Een koude rilling liep langs haar ruggengraat.
Marianne had hen inmiddels opgemerkt. Haar transformatie was opmerkelijk. Ze zwaaide en glimlachte uitbundig. De jonge vrouw naast haar keek daarentegen recht voor zich uit. Hierdoor bleef het onduidelijk of ze geschrokken of boos was. Samen met Sanne liep Dagmar naar het tweetal toe.
‘Hé meisje, kon je het makkelijk vinden?’ vroeg Marianne. Niets in haar stralende gezicht wees op de woordenwisseling van zojuist.
‘Als je de dertig minuten ronddwalen niet meerekent was het een makkie,’ antwoordde Dagmar.
‘De binnenstad is een doolhof,’ sprak Sanne opgewekt. De vrouw naast Marianne zei helemaal niets. Haar houding suggereerde dat ze zich van haar omgeving had afgesloten.
‘Dit zonnestraaltje is Ingrid,’ zei Marianne op luchtige toon. ‘Ze is boos omdat een hotelmanager zich kritisch uitliet over haar functioneren.’
Ingrid zond haar een nietszeggende blik.
‘Wat overigens helemaal nergens op sloeg,’ vervolgde Marianne. ‘En dat is precies wat ik hem heb verteld.’ Toen ze er ‘Wat een eikel, zeg,’ aan toevoegde, leek Ingrid te ontdooien. Ze stak haar hand naar Dagmar uit.
‘Hallo, ik ben Ingrid Wagenaar. Sorry voor de eerste indruk.’
‘Ben je gek,’ antwoordde Dagmar met een brede glimlach. ‘De wereld zit vol met dat soort huftertjes. Ik weet er alles van.’
Uit de tas van Sanne klonken ineens de doordringende piepjes van een bericht dat op haar mobiele telefoon binnenkwam. Ze opende de zwartleren flap, pakte de telefoon eruit en las het bericht. De zucht die ze slaakte klonk gemeend.
‘Dat was het dan, dames. De plicht roept.’
‘Sanne draait de stand-bydienst,’ verduidelijkte Marianne. ‘Eens in de drie weken één week vierentwintig uur per dag oproepbaar.’
Sanne borg haar telefoon op en keek Dagmar aan.
‘Dit is toch jouw eerste vakantie op Mallorca?’
Dagmar knikte.
‘Overmorgen heb ik een rustige route. Drie hotels en twee appartementencomplexen. Waarom ga je niet met me mee? Zie je meteen wat van de omgeving. Daarna kunnen we een hapje gaan eten of ergens wat drinken.’
Het spontane voorstel leek Dagmar wel wat. Sanne was een leuke meid met wie het klikte. Op het moment dat ze positief wilde antwoorden, zag ze hoe Sanne van zowel Marianne als Ingrid een afkeurende blik kreeg toegeworpen. Omdat de twijfel toesloeg, begon ze te hakkelen.
‘Nou… eh… ik weet niet of...’
Ineens was Mariannes brede glimlach weer terug van weggeweest.
‘Natuurlijk ga jij met Sanne mee. Hartstikke leuk, meid. Doen!’
Deze woorden waren voor Ingrid een teken om eveneens een glimlach tevoorschijn te toveren.
‘Gezellig,’ zei ze zonder overtuiging. ‘Tijdens die bezoekjes maak je leuke dingen mee.’
Sanne boog zich voorover en drukte een snelle kus op Dagmars rechterwang. ‘Ik ga er nu vandoor. Marianne geeft me jouw nummer wel.’ Terwijl ze naar de uitgang van het dakterras liep, drukte ze haar rechterhand tegen haar oor en riep ‘We bellen’. Dagmar grijnsde om de parodie op die oude reclamespot. Ze was de enige die er de humor van inzag.
‘Ik ga er ook eens vandoor,’ zei Ingrid. Ze gaf zowel Marianne als Dagmar een kus en liep met krachtige stappen weg. Hoewel Marianne de kunst verstond om met emoties te goochelen, zag Dagmar toch een spoor van bezorgdheid in de blik die haar vriendin op de vertrekkende hostess sloeg.
‘Toch geen problemen, hoop ik?’ Ze stelde de vraag uit zowel beleefdheid als interesse. Gevoelsmatig kwam Mariannes verklaring omtrent de hotelmanager namelijk over als een leugentje om bestwil. De manier waarop de man naar Ingrid had gewezen, was best angstaanjagend. Nu haar twee medewerksters waren opgestapt, wilde ze er wellicht meer over kwijt. Je hart luchten bij een vriendin kon soms wonderen doen. Daar wist zijzelf inmiddels alles vanaf.
Marianne wuifde het echter weg. ‘Welnee, joh. Gewoon een machomannetje dat het heerlijk vindt om bijdehand te doen. Stelt helemaal niks voor. Morgenochtend hangt hij met een zielig stemmetje aan de lijn om zijn excuses aan te bieden.’
Ze wreef opzichtig in haar handen. ‘Zo, nu is het tijd voor een drankje. Nog steeds rode wijn?’
Dagmar mompelde van ja.
‘Geniet jij van het uitzicht, dan haal ik beneden wat te drinken.’ Zonder op een reactie te wachten wandelde ze op haar gemak naar de deur die het dakterras met de hal verbond. Dagmar keek geamuseerd hoe Marianne langs de aanwezigen liep. Het had meer weg van flaneren. Een manier van lopen die haar een aantal blikken opleverde. Variërend van openlijke belangstelling tot verhulde argwaan.
Opmerkelijk hoe iemand zich kan ontwikkelen, dacht Dagmar toen ze zich omdraaide en het indrukwekkende zicht van Palma by night op zich liet inwerken. Marianne was vroeger een lieve, grappige, maar zeker geen zelfverzekerde meid geweest. Je kon met haar lachen en ze luisterde altijd aandachtig als je een probleem op tafel legde. Kwam het echter op daadkracht aan, dan deed ze steevast een stapje terug. Ze was verre van ondernemend en hield er niet van om in de spotlights te staan.
‘Zo zie je hoe mensen kunnen veranderen,’ fluisterde Dagmar. Ineens realiseerde ze zich heel sterk dat hier en nu de zaken omgedraaid waren. Een hoeveelheid gebeurtenissen in de laatste jaren had hen gekneed, gepokt en gemazeld. Marianne had zich ontwikkeld tot een sterke, zelfverzekerde vrouw die was meegelift op succesvolle golven. Tijdens dit proces had ze keuzes gemaakt die achteraf de juiste bleken te zijn. Op dit moment plukte zij hiervan de vruchten. Wat een schrijnend verschil met haar eigen situatie…
‘Het zou verboden moeten worden dat een mooie Nederlandse vrouw in haar eentje staat te mompelen.’
Opgeschrikt uit haar gedachten draaide Dagmar zich om. Ze keek recht in het knappe gezicht van de man die haar zojuist in het Engels had aangesproken.
‘Hoe weet u dat ik Nederlands ben?’
Een brede grijns toonde een perfect gebit. Mede door zijn getinte huidskleur leken zijn tanden onnatuurlijk wit.
‘Ik zag u samen met de dames van de Nederlandse touroperator. Bovendien spreek ik een paar woordjes over de grens.’
Terwijl ze naar hem luisterde, zag Dagmar pretlichtjes in zijn gitzwarte ogen. Een levenslustige blik die onlosmakelijk met zijn voorkomen was verbonden. Hij was aantrekkelijk, goed verzorgd en leek losjes in de omgang. Iemand die genoot van het leven en nam wat hij wilde hebben.
‘Ik ben trouwens Orlando Pons.’
Ze accepteerde zijn handdruk die heerlijk koel aanvoelde.
‘Dagmar Vredeling.’
Hij kwam naast haar staan. Het vleugje aftershave dat haar reukvermogen prikkelde, was onmiskenbaar Armani. Een mannelijke geur die prima bij hem paste.
‘Uw eerste keer op Mallorca?’
‘Is dat zo duidelijk te zien?’ antwoordde ze licht spottend. ‘Gedraag ik me soms als een toerist die zijn ogen uitkijkt?’
Orlando Pons legde zijn hoofd in zijn nek en lachte hardop.
‘Zo bedoelde ik het niet,’ zei hij. ‘Het was meer een voorzetje naar een compliment. Als u “nee” had geantwoord, dan had ik direct iets gezegd in de trant van “hoe is het mogelijk dat ik u nog nooit eerder heb gezien”. Een beetje flauw, eigenlijk. Dat krijg je nou eenmaal als een man door schoonheid wordt overvallen. Dan krijgen de hersens een black-out en verval je al gauw in puberaal gedrag.’
Nu was het Dagmars beurt om breeduit te lachen. Het kwetsbare antwoord klopte niet met zijn zelfverzekerde houding. Je kon het zomaar provocerend noemen. Een tactiek waar ze normaal gesproken niet van was gediend. Hier, op een dakterras onder de sterrenhemel van broeierig Mallorca, lagen de zaken toch anders. Voelde ze zich zelfs gevleid.
Hij strekte sloom zijn rechterarm. De afstand tussen hen bedroeg enkele centimeters. Met zijn rechterwijsvinger wees hij naar een punt in de verte rechts van hen.
‘Waarschijnlijk vertel ik u niets nieuws, maar de lichtjes in het verlengde van mijn vinger behoren toe aan Palacio Maryvent. Dit is de villa van ons koningshuis. Elk jaar brengen de koning en zijn familieleden hier een maand door. Meestal in augustus.’
Voordat zij kon reageren, deed hij een stap zijwaarts en haalde een mobiele telefoon uit de binnenzak van zijn zwarte colbert. Hij luisterde een tiental seconden, gromde iets onverstaanbaars en drukte het gesprek weg.
‘Het spijt me,’ sprak hij teleurgesteld. ‘Problemen op het werk, ik moet direct weg.’
Dagmar haalde haar schouders op. De gespeelde nonchalance was een signaal waarmee haar lichaam haar verstand buitensloot. De vermeende desinteresse lag er duimendik bovenop. De weinig subtiele hint dat zij zijn gezelschap op prijs stelde, kon door een man als Orlando Pons onmogelijk over het hoofd worden gezien.
‘Ik hoop dat het niet bij deze korte ontmoeting blijft… Dagmar.’ Hij knikte haar toe en liep weg. Na drie passen draaide hij zich snel om. ‘We spreken elkaar snel,’ sprak hij op een toon die geen enkele twijfel toestond.
Terwijl haar blik langs de ontelbare lichtjes gleed, bedacht ze dat ze voor de eerste maal na haar breuk met Ruben anders op de toenadering van een man had gereageerd. Het kietelende, nerveuze en verwachtingsvolle gevoel waarvan zij dacht dat het verdwenen was, had kortstondig door haar lichaam geraasd.
‘Wat een kanjer, hè?’
Dagmar voelde hoe haar hart een slag miste.
‘Jezus, Marianne. Je laat me schrikken!’
Haar vriendin grijnsde. ‘Nu al in de ban van een latino lover?’
‘Waar heb jij het nou weer over?’ klonk het weinig overtuigend.
‘Over Orlando, natuurlijk. Ik kwam hem op de gang tegen. In vogelvlucht meldde hij me met een “allercharmantste Nederlandse” te hebben gesproken. Driemaal raden wie hij daarmee bedoelde.’
Dagmar ontweek bewust Mariannes nieuwsgierige blik. Ze wilde niet dat haar ogen haar zouden verraden.
‘Orlando lijkt me best wel een aardige vent,’ sprak ze op neutrale toon. ‘Waar ken jij hem eigenlijk van?’
Marianne stootte een eigenaardig lachje uit. Alsof het aanstaande antwoord vanzelfsprekend was.
‘Als je in de reisbranche werkt, krijg je vroeg of laat met Orlando te maken.’
Dagmar trok haar wenkbrauwen op.
‘Hij werkt voor het Bureau voor Toerisme,’ ging Marianne verder. ‘Orlando’s kantoor is zo’n beetje de spil in het toeristenweb.’
Het lukte Dagmar maar net om een lachje te onderdrukken.
‘Een administratief medewerker, dus. Dat was echt het laatste wat ik achter hem had gezocht.’
Ze pakte het glas rode wijn aan dat Marianne haar voorhield. ‘Niet dat het wat uitmaakt, hoor. Hij kwam alleen niet over als een boekhouder.’
Marianne schudde vertwijfeld met haar hoofd. ‘Wat kun je soms toch een onnozel trutje zijn, Dag,’ sprak ze met een ontwapenende grijns. ‘Orlando is de directeur van het Bureau voor Toerisme van Mallorca. Zo’n beetje de meest prestigieuze baan van het eiland.’