8 Een tweede kans

 

 

 

Eindelijk kwam ik tot de slotsom dat niet God orde in mijn leven moest brengen, maar ikzelf. Het was niet zo dat ik God een tweede kans gaf, ik moest mezelf die kans geven. Ik moest de moed en de kracht opbrengen mezelf vergiffenis te schenken en mezelf de kans te geven volwassen te worden.

 

Mijn nieuwe omgeving beantwoordde redelijk aan wat ik ervan had verwacht. Het huis op de plantage was groter dan het instituut op Lanai. Maui was een veel groter eiland. Het feit dat Clay er was maakte het me gemakkelijker om me aan te sluiten. De eerste dag werd ik naar het grote huis geroepen waar hij verbleef. Daar stelde hij me voor aan de andere counselors en de andere tieners. Clay en ik hadden in een eerder privé-gesprek geconcludeerd dat we op Lanai allebei fouten hadden gemaakt en dat we zouden proberen een beetje meer begrip voor elkaar te hebben en samen een doel zouden nastreven.

'Wat jij moet doen is erachter zien te komen wat je hier op Maui wilt bereiken en hoe wij er samen naartoe kunnen werken,' zei hij.

Nu had ik dus opnieuw de kans om hulp te zoeken, en te proberen te begrijpen waarom ik geen probleem had met die zelfvernietigende instelling. Ik had nu iemand die niet al te dicht bij me stond, maar wel zo dichtbij dat hij kon zien en begrijpen wat ik doormaakte. Ik voelde me prettig bij Clay en zijn verlangen mij te begrijpen en te helpen.

Ik verliet het grote huis en liep weer terug naar mijn kamer. Ik wandelde naar de akkers achter het huis en liep tussen de ananassen door naar het landweggetje van rode klei. Ik zou vermoedelijk nooit meer zo'n kans krijgen, dacht ik. Ik wist dat Clay me zou kunnen helpen mijn problemen te boven te komen. Ik wist dat ik hem alles kon toevertrouwen, en was ervan overtuigd dat ik kon vertrekken wanneer ik er klaar voor was en dat ik hem dan nooit meer zou zien. Het enige wat ik al die jaren nodig had gehad, was de waarborg dat ik met iemand kon praten die niet al te veel bij me betrokken was, dat was me ineens volkomen duidelijk. Zo zou ik niet het gevoel hebben dat er een oordeel over me werd geveld. John en Darlene stonden te dicht bij me, en van mijn kant waren er te veel gevoelens in het spel. Ik was zo bang hen teleur te stellen dat ik vrijwel nooit meer dan wat onbeduidende problemen ter sprake bracht. Nu verlangde ik er voor het eerst naar om over alles te praten. Zo zou ik erachter kunnen komen of ik echt zo gek was als ik altijd had gedacht.

Ik liep een paar kilometer tussen de akkers door en was nu helemaal alleen. Dit was een van die momenten waarop ik de behoefte had met God te praten. Ik knielde op de kleibodem naast het weggetje.

Het spijt me dat ik het de eerste keer niet heb begrepen.

Als u me wilt helpen geef ik de drugs op.

Als u me wilt helpen begrijpen wie en wat ik ben of waarom ik er ben, zal ik luisteren.

Alstublieft?

 

Terwijl ik op antwoord wachtte kreeg ik een heel vredig gevoel. Ik herinnerde me de vorige keren dat ik zoiets had gevoeld. Ik dacht terug aan toen ik veel jonger was, een jaar of tien misschien, met een pistool in de hand, en dat een stem me toen zo'n schrik had aangejaagd dat ik het pistool had laten zakken en bij mama's bed was weggelopen. Ik herinnerde me die keer dat ik God had gesmeekt mij tot zich te nemen. Dat was voordat ik Darlene Nichols had leren kennen. Datzelfde gevoel overviel me nu. Een stem leek me te vertellen dat het allemaal goed zou komen. Hier, helemaal alleen midden tussen de akkers die zich kilometers ver uitstrekten, begon ik te huilen.

Ik huilde van pure opluchting. Ik huilde omdat ik bang was dat ik het niet zou redden. Ik huilde uit dankbaarheid dat God me eindelijk had gehoord. Ik huilde om al die verspilde jaren. Ik huilde omdat ik er zoveel tijd voor nodig had gehad. Maar het meest huilde ik omdat ik in geen jaren had gehuild.

Na een tijdje kreeg ik mezelf weer in de hand en ging op mijn rug op de zachte, rode klei liggen. Ik keek omhoog. De lucht was ongelooflijk helder en diepblauw, het briesje was warm en droeg de zilte geur met zich mee van de oceaan die de eilanden omringde. Ik was al een half jaar in Hawaii, een van de mooiste plekjes op deze aarde, en pas nu zag ik er de schoonheid van. Ik lag zo lekker op dat plekje naast het weggetje dat ik gewoon bleef liggen, en het duurde niet lang of ik viel in slaap.

 

Ik werd wakker omdat de frisse regendruppels van een zacht buitje op mijn gezicht vielen. Zelfs de regen leek warm en uitnodigend. Ik stond op, liep terug naar het slaapgebouw en vroeg me onder het lopen af wat ik in mijn leven door eigen schuld nog meer was misgelopen. Wat had ik door mijn zelfzuchtige en destructieve levenswijze nog meer niet willen zien?

Ik ben in Hawaii, bijna vijfduizend kilometer ver weg!

Ik heb eindelijk iemand gevonden om mee te praten.

'Ik wil een eerlijk leven gaan leiden!' zei ik hardop.

Voor het eerst van mijn leven voelde ik dat ik een normaal leven zonder drugs wilde leiden. Onder het lopen maakte ik de balans op van wat ik allemaal had doorgemaakt. Ik dacht ook weer aan al die keren dat ik als klein jochie had zitten huilen en de tranen van de bladzijden van mijn dagboek had moeten vegen. Ik vroeg me af waar die oude dagboeken waren gebleven. Ik beloofde mezelf plechtig dat ik weer een dagboek zou beginnen, waarin ik alles zou opschrijven wat ik had doorgemaakt.

Tot mijn achttiende had ik een leven geleid waarvoor ik vroeger als de dood was geweest. Op de lagere en middelbare school was ik bang geweest voor jongens die drugs gebruikten. Terugkijkend wist ik dat ik niet alleen tot die groep was gaan behoren, maar dat ik nog veel verder was gegaan, zodat zelfs de junks niets meer met me van doen wilden hebben. Nu was ik dan eindelijk zover om een eind aan dat kinderachtige, onverantwoordelijke gedrag te maken.

Terug bij het slaapgebouw regende het niet meer. Ik voelde me blij van binnen. Op het binnenplein zag ik dat de grond droog was. Het had hier niet geregend. Misschien was de regen een teken van God geweest, zijn manier om mijn verleden weg te wassen en me de kans voor een nieuw begin te geven.

De daaropvolgende weken brachten Clay en ik precies genoeg tijd met elkaar door. Die gesprekken vonden op diverse plekken plaats zodat de andere jongens niet zouden merken dat hij me counselde. Soms maakten we een wandeling over het terrein, soms zaten we bij een film achter in de zaal waar we dan zachtjes met elkaar praatten. Na verloop van tijd wisten Clay en ik precies wanneer we niet meer naar elkaar luisterden. We hoefden het niet te zeggen, we zagen het aan elkaars gezicht.

In mei 1982 was ik een maand lang clean. Ik had me in jaren niet zo goed gevoeld. Ik kon 's nachts - meestal - met mijn ogen dicht slapen en werd vol goede moed wakker. Destijds had ik mezelf uit pure noodzaak aangeleerd met mijn ogen open te slapen. Nu moest ik me inprenten dat mama niet langer in de buurt was en dat ik niet langer gevaar liep. Mijn gezondheid ging erop vooruit en ik zag er niet langer als de wandelende dood uit. De kilootjes die ik de laatste paar maanden kwijt was geraakt, zaten er weer aan.

Ik had het gevoel dat ik mezelf werd. Ik voelde me op mijn gemak, en ik vond het leven best te genieten. Ik werkte op aanraden van Clay aan de problemen die hij nodig vond om aandacht aan te besteden, en boekte vooruitgang bij het vinden van de antwoorden op alle waaroms, iets wat me vroeger nooit was gelukt.

Het liep als gesmeerd - tot zaterdag 5 juni 1982, toen ik een briefje van mama kreeg. Het bleek dat ze contact met Clay had gehad. In de hoop dat we een enigszins normale relatie tot stand zouden kunnen brengen, had hij haar gevraagd nog eens over haar gevoelens voor mij na te denken.

Ik kreeg eigenlijk nooit post en was opgewonden toen ik een brief uit Sandy in Utah kreeg. Ik maakte de brief open en las geschokt wat ze had geschreven.

In een paar zinnetjes herhaalde ze wat ik allang had geweten. Ze wilde me niet terug in Salt Lake. Wat haar betrof, zei ze, was ik dood. Wat me echt van streek maakte was het laatste: ze kon met haar leven verder gaan, schreef ze, nu ze eindelijk van het laatste verlost was wat ze na papa en David had betreurd - mij dus.

Ze gaf toe dat ze 'problemen' had, maar deed het voorkomen alsof dat te wijten was aan het feit dat ze een alleenstaande ouder was. Ze ging zelfs zo ver dat ze toegaf dat ze neiging tot mishandelen had, maar aangezien dat alleen mij en 'die andere' betrof, was dat niet erg. Ze wilde nu al haar aandacht op Keith richten en ervoor zorgen dat hij alles kreeg wat David en ik nooit hadden gehad. Haar slotwoorden suggereerden dat ze oprecht was. Maar ik wist werkelijk niet of ik haar wel kon geloven. Ik kon het niet nagaan.

Ze eindigde simpelweg met: 'Loop maar naar de bliksem - en kom niet naar Salt Lake terug.'

Ik hield de brief een tijdje voor me. De volgende dagen praatten Clay en ik over hoe ik me voelde. Hij vroeg of ik al iets uit Salt Lake had ontvangen.

'Ik heb een brief van mama gekregen, maar die was niet de moeite waard. Hoezo?'

'Ik heb je moeder gevraagd je een cadeautje voor je verjaardag te sturen. Ik wilde niet dat ze de kans voorbij liet gaan om je te laten weten dat ze van je houdt. Wat heeft ze je gestuurd?'

Ik gaf hem de brief die ik in mijn zak had. Terwijl hij die las zag ik aan zijn gezicht wat er door hem heen ging. Uiteindelijk gaf hij hem terug en zei: 'Het spijt me. Ik had er geen idee van dat ze zoiets zou kunnen doen.'

'Ik wel. Het maakt niet uit. Ik kan er wel mee omgaan,' zei ik bits.

We praatten over de brief uit Salt Lake, over hoe ik het deed en welke problemen er nog waren. Af en toe vergat ik te luisteren. Mama's brief bleef me bezighouden. Ik kon hem maar niet uit mijn hoofd zetten. En de manier waarop Clay had gereageerd: alsof hij geschokt was bij het lezen van haar woorden. Had hij dan helemaal niets geleerd?

Binnen een paar minuten kwamen die oude gevoelens die ik zo graag kwijt wilde weer naar boven - heftig, veel heftiger dan normaal.

Na afloop van ons gesprek wandelde ik naar de ananasakkers. Meer dan twee uur lang worstelde ik met de aandrang me weer aan mijn oude gewoonten over te geven, terwijl ik tegelijkertijd mezelf, en vooral ook Clay, wilde bewijzen dat ik mijn relatie met mama wel aankon. Diep van binnen wist ik best dat ze een dronkenlap was, en vals bovendien. Ik wist dat ze geen greintje zelfrespect bezat en ervan genoot anderen naar beneden te halen zodat ze zelf beter leek, en daarmee wilde ik niets te maken hebben.

Ik moest een manier zien te bedenken om haar uit het hoofd te zetten en me niet door haar uit de koers te laten slaan. Ik moest een manier bedenken om haar los te laten, haar totaal te vergeten. Ik had aldoor gehoopt dat ik door te redden wat er te redden viel nog iets van een relatie met haar zou kunnen hebben, en tegelijkertijd wilde ik voorgoed van haar af. Ik wist dat ik om haar gaf omdat ze mijn moeder was - maar ik wilde er geen tijd meer aan besteden. Ik had mezelf beloofd dat ik ervoor zou zorgen dat ze nooit dakloos zou worden, mocht het ooit zover komen, maar verder wilde ik niet gaan. Het wilde me maar niet uit het hoofd dat ik van haar hield - en om die reden haatte ik haar.

Onder het lopen bedacht ik dat die beide gevoelens me al mijn hele leven hadden dwarsgezeten: aan de ene kant van iemand houden die slecht was en absoluut en totaal gewetenloos, en diezelfde persoon tegelijkertijd haten. Misschien was het probleem waarmee ik al die tijd had geworsteld het mijne, niet het hare.

 

De eerstvolgende weken spande ik me nog meer dan daarvoor in om clean te blijven. Toen ik eenmaal begreep wat de oorzaak van mijn gevoelens was, kon ik mijn aandrang de baas, net als het gevoel dat ik een zwakkeling was. Het kwam allemaal voort uit onbegrip, en uit het feit dat ik het niet wilde begrijpen. Ik had er rekening mee gehouden dat ik weer in mijn oude fouten zou kunnen vervallen, zodat het me niet al te erg teleur zou stellen. Ik wist dat ik niet eeuwig in Hawaii zou kunnen blijven. Ik was aan de laatste paar weken van het seizoen bezig en keek al uit naar een korte vakantie. Voor mijn vertrek trok ik een paar weken op het grote eiland rond, en op nog een paar andere. Het was schitterend wat ik allemaal te zien kreeg; ik was ervan overtuigd dat ik nooit meer de kans zou krijgen hier nog eens te komen.

De twee weken verstreken en ik had me voorbereid op een laatste confrontatie met mama. Ik was er klaar voor. En dat was allemaal mogelijk geworden door één enkele man die genoeg om me had gegeven om me nog één keer de kans te geven mezelf te leren kennen, iets wat al tien jaar eerder had moeten gebeuren. Clay had me meer dan een tweede kans gegeven: hij had me hoop gegeven.