9 'Het spijt me'
Het was toch niet te geloven. Ze was me opnieuw te slim af geweest. Zij was vrij, en ik zat met al die herinneringen die zij kwijt was. Ik was kwaad, ik was woedend, ik leek te ontploffen van boosheid. En toch had ik medelijden met haar.
Er werd van mij verwacht dat ik tijdens mijn verblijf in Hawaii verder zou gaan met mijn schoolopleiding en in bepaalde vakken examen zou doen om voor een buitenlandse studie in aanmerking te komen. Het spreekt vanzelf dat ik me zo weinig mogelijk inspande, maar het lukte me toch genoeg goede cijfers te krijgen om eindexamen voor de middelbare school te doen. Ik wist dat als ik me ervoor in zou zetten dat ik niet alleen voldoendes zou halen, maar zelfs heel gpede cijfers. In feite ging het me gemakkelijk af. Ik had aldoor geweten dat ik het een hele tijd kon versloffen om dan alles in één klap in te halen en goede cijfers te halen - als ik wilde. Ik wist dat het diploma belangrijk was. Ik zou in Salt Lake weer naar school moeten om de laatste lessen te doorlopen. Dat betekende ook dat ik de laatste paar schoolweken thuis bij mama zou moeten wonen.
Terug in Salt Lake merkte ik dat mama anders was. Ze leek jaren ouder - haar gezicht en haar toonden veel ouder dan bij haar leeftijd hoorde. Er was iets goed mis met haar. Ik had destijds geen idee wat er aan de hand was, maar ze was goed op weg zich dood te drinken.
We praatten ternauwernood over wat ik had gedaan of wat ik van een van de mooiste plekjes op deze aarde had gezien. Het kon haar geen barst schelen. Teleurgesteld maar toch ook blij omdat ze zo lauw reageerde op het feit dat ik weer thuis was, hield ik me die laatste weken voor de diploma-uitreiking gedeisd.
Ik vond het best als ze kortaf tegen me was of kwaad over me sprak, ik vond het ook best dat ze mij buitensloot als het om 'haar gezin' ging. Maar ik begon me wel steeds meer te ergeren aan het feit dat ze herinneringen aan het verleden ophaalde. Ik kon haar gevoelens over de laatste paar jaar begrijpen, en dat wat ik had uitgespookt haar nog steeds kwaad maakte. Maar ze begon steeds weer over dingen die ik als klein kind had uitgehaald. Zij dronk ook nog steeds elke dag liters wodka; dat was niet veranderd.
Werken bleek een van de gemakkelijkste manieren om mijn moeder uit de weg te blijven. Ik werkte inmiddels al een paar weken bij een Seven Eleven supermarkt op 13 Street in Sandy, niet ver bij ons vandaan. Meteen na mijn terugkomst uit Hawaii had ik die baan gekregen. Ik moest geld verdienen om een auto te kunnen kopen. Mama had altijd geweigerd toestemming te geven voor een leerlingenrijbewijs, dus had ik tot mijn achttiende moeten wachten om het te halen.
Iedere keer dat ik thuiskwam en mama stomdronken aantrof, ging ik maar weer het huis uit en terug naar het werk. Het was nooit moeilijk om wat extra uren te draaien en zo wat meer te verdienen. Na een paar weken drong het tot mama door dat ik haar volledig negeerde, en dat maakte haar kwaad. Bovendien klaagde mijn oudere broer Scott dat ik nooit thuis was om iets in huis te doen.
Uiteindelijk werd Scott het zat. Hij overtuigde mama ervan dat de garage nodig weer eens moest worden schoongemaakt. We begonnen zaterdagochtend vroeg en werkten de hele dag door om oude dozen weg te halen, waarnaar na onze verhuizing van Daly City van een paar jaar geleden nooit meer was omgekeken.
Het was allang donker toen Scott het welletjes vond. Mama en ik bleven achter om de laatste restjes aan te vegen en alles weer naar binnen te brengen wat eerst buiten was gezet.
We begonnen te praten. Het was jaren geleden dat zij en ik over iets anders hadden gepraat dan dat we de pest aan elkaar hadden. Het was trouwens toch tijd voor een kleine pauze. Ze wilde iets drinken en ik nam haar aanbod voor een biertje aan. Een uur lang praatten we over het huis, over hoe blij mama was dat ze uit Californië weg was - over van alles wat niets met ons beiden te maken had. Ze leek zich bij me op haar gemak te voelen, en ik voelde me bij haar op mijn gemak. Mam dronk nog een paar glaasjes en ik nam nog een paar biertjes. En dat was een vergissing. ..
We waren weer in de garage, spraken over de dozen die we bij het schoonmaken hadden ontdekt, en hadden het over betere tijden - wat voor mij vrijwel onbekend terrein was. Ze vertelde verhalen over toen alle kinderen nog bij elkaar waren en samen aan de Russian River in Californië speelden. Ik kon me die rivier vaag herinneren, maar daar bleef het bij. Pret hebben met de familie herinnerde ik me totaal niet.
We ontdekten nieuwe dozen en vroegen elkaar wat we ons over bepaalde gebeurtenissen herinnerden. Ik merkte dat mama zich nauwelijks iets van mishandeling herinnerde uit de tijd dat we nog klein waren. En ze herinnerde zich helemaal niet hoe vals ze was als ze dronken was. Ik probeerde erachter te komen wat ze zich nog wel herinnerde, en kwam tot de ontdekking dat ze echt geen flauw idee had van het hetgeen ze de afgelopen vijftien jaar had gedaan.
Ik haalde nog een paar biertjes en zij een fles wodka, en we keken nog meer dozen na.
'Weet je nog dat er in Daly City op het huis van de buren is geschoten?' vroeg ik.
'Nee ' zei ze.
'En die keer dat mijn fiets was gestolen toen ik nog klein was?'
'Nee, daar herinner ik me niets van.'
'Weet je nog die eerste keer dat ik in een ambulance werd vervoerd?' vroeg ik.
'Heb jij in een ambulance gezeten? Waarom?' vroeg ze.
Ik kon mijn oren niet geloven. Ze had echt geen idee van wat ze allemaal had gedaan.
Ik was woest op haar, en tegelijkertijd deed het me verdriet dat ze er zo gemakkelijk onderuit was gekomen. De vrouw die ik had gekend was er niet meer. Ik kon maar niet besluiten of ik er kwaad om was dat ze al die herinneringen kwijt was die ik me wél herinnerde, en die haar haar leven lang hadden moeten plagen, of kwaad omdat ze zo ongelooflijk eenvoudig van alle schuldgevoelens en wroeging af was gekomen.
Ik keek naar de stapel die we midden in de garage hadden neergezet en herinnerde me weer hoe ik als kind mijn kamer had ingericht. Dat ik al het meubilair en mijn andere bezittingen in het midden had opgestapeld om mama op afstand te houden wanneer ze weer eens dronken was en ruzie zocht.
'Herinner je je de meubels in mijn kamer nog?' vroeg ik haar.
'Ik weet nog dat je altijd een heleboel troep verzamelde en dat het altijd in de weg stond...'
'Weet je waaróm ik dat deed?' viel ik haar in de rede.
'Nee, dat zal ik wel nooit gevraagd hebben,' zei ze.
Hoe meer we praatten, hoe kwader ik werd. De paar biertjes maakten het nog erger. Ik was woest over het feit dat ze gewoon kon vergeten wat ze me de laatste vijftien jaar had aangedaan, en tegelijkertijd vond ik het treurig dat ze er echt geen idee van had hoe ze destijds was geweest, en dat ze zich zelfs geen bijzonderheden over haar eigen kinderen kon herinneren.
Ik bleef aanhouden. 'Hoe zat dat met David? Wat is er tussen jou en David voorgevallen?'
'Dat weet ik niet zo goed. Ik weet best dat ik niet zo'n goeie moeder was, maar ik weet echt niet waarom hij was zoals hij was... Ik weet dat ik destijds problemen had, Richard, maar die had jij ook. Jij was ook niet zo'n goeie zoon.'
'Nee, dat zal wel niet,' zei ik oprecht.
Om de stapel lopend keek mama achterom en toen struikelde ze over een ladder die tegen de muur stond. Ze viel op haar zij op het beton. Ik schoot haar bezorgd te hulp en hielp haar overeind. Ze had een bloedende snee vlak boven haar oog. Ik stak aarzelend mijn hand naar haar uit die ze net zo aarzelend aannam. Het kostte me wat moeite haar de helpende hand te reiken en volgens mij vond ze het net zo moeilijk het te aanvaarden. Maar uiteindelijk deed ze het toch en hielp ik haar overeind om haar mee naar boven te nemen, naar de badkamer. Toen ik haar mijn hand reikte, herinnerde ik me ineens weer die keer dat ik in Californië met een bloedend oog op de bank in de voorkamer had gelegen omdat zij me net 'een lesje' had geleerd.
Het was een behoorlijk diepe snee die gehecht zou moeten worden. Maar ze wilde per se niet naar de dokter, dus deed ik met pleisters en een handdoek zo goed mogelijk mijn best. Toen ik het bloed weg waste zag ik hoe diep de wond was, en ik raakte van streek omdat zij nu lichamelijk gewond was. Maar zelf liet ze niet merken dat ze zich er iets van aantrok. Het enige wat zij belangrijk vond, was dat ik erop toe zou zien dat ze van niemand anders hulp zou krijgen.
Het drong tot me door dat ze echt geen pijn voelde. Daar hadden de extra glazen wodka en haar bijna constante staat van intoxicatie wel voor gezorgd. Terwijl ik de wond verzorgde en naar haar keek voelde ik me treurig worden. Ik herinnerde me haar trouwfoto. Daarop was ze een van de mooiste vrouwen geweest die ik ooit had gezien. Ze zag er destijds zo trots uit. En moest je haar nu eens zien: getekend door jaren van haat en alcohol. Ik voelde medelijden en iets van schaamte: medelijden om wat zij was kwijtgeraakt, en schaamte om wie ze nu was.
De minuten verstreken. We zwegen allebei terwijl ik de wond zo goed mogelijk schoonmaakte.
Ze bezorgde me een enorme schok toen ze de stilte verbrak. 'Ik wil dat je weet hoe moeilijk het voor me is geweest. Ik weet dat ik me een heleboel van wat er is gebeurd niet meer kan herinneren, en dat vind ik verdrietig, maar ik kan niet terug. Dat kan ik gewoon niet. Dat doet te veel pijn.'
'Wat!? Dat doet jóu te veel pijn?' snauwde ik, woest omdat ze ervan uitging dat zij de enige was die had geleden. Je kon eigenlijk beter zeggen dat ik totaal verbijsterd was. Ik kon gewoon niet geloven dat ze wist dat ze het leven van een paar van haar kinderen permanente schade had toegebracht en dat ze zich desondanks geen details kon herinneren.
En wat deed ik? Ik hielp haar en had medelijden met haar, terwijl zij ervan af kwam als de onschuld zelve omdat ze gewoon gek was.
Ik voelde me bestolen. Het was net alsof zij de eindoverwinning had geboekt. Zij had het kaartje 'Verlaat de gevangenis' getrokken, en ze wist het niet eens!
'Waarom haat je me nu dan?' vroeg ik. 'Je kent me niet eens.'
'Ik haat je niet - ik denk dat ik... jaloers op je ben,' zei ze.
'Wat?'
'Jij hebt vrienden, jij hebt je vrijheid - jij hebt liefde.'
'Wat bedoel je - ik heb liefde?' wilde ik weten.
'De familie Nichols - ze hebben je opgenomen en je geholpen toen ik dat niet kon, en zij hielden van je toen ik dat niet wou.' Onder het praten had ze mijn hoofd in haar handen genomen en het naar zich toe gedraaid.
Ik was sprakeloos.
Ik wist niet wat ik wilde: haar omhelzen of slaan.
'Het spijt me, Richard. Het spijt me wat ik je allemaal heb aangedaan. Het spijt me dat wij al die tijd samen zijn kwijtgeraakt.'
'En hoe zit dat dan met David?' vroeg ik.
'Ik herinner me hem niet meer zo goed. Ik weet niet meer waar ik dat allemaal heb weggestopt,' zei ze zachtjes.
Ze wist dat ze in de loop van de tijd uit noodzaak de schaamte en de pijn had uitgewist. Ze leefde nu volgens wat haar werd verteld, en ze verkeerde in de luxueuze omstandigheid niet te weten of dat waar was of niet.
Ik was van binnen kapot - om haar. Ik wilde zeggen: Ik vergeef je, maar die woorden kreeg ik niet uit de mond.
Op dat moment was zij sterker dan ik ooit was geweest. Op haar manier had ze haar leven onder ogen gezien en het geaccepteerd voor wat het was. Ik had er mijn hele leven mee geworsteld, en nu hielp ik die persoon die ik zo lang had veracht. Ik schaamde me voor mezelf.
Het enige dat ik uit mijn mond kon krijgen, was: 'Het spijt me, het spijt me echt.' Ze ging meteen naar bed. 'Welterusten, mam,' zei ik en liep daarna haar kamer uit.
Dat had ik in geen twaalf jaar meer tegen haar gezegd. Ik ging naar beneden, naar mijn kamer, en ging op de rand van mijn bed zitten. Ik was vreselijk in de war over wat ik voor haar voelde, en dat zat me meer dwars dan ik mezelf durfde te bekennen. Het vrat aan me dat ze zich zo gemakkelijk had weten los te maken en alles achter zich had kunnen laten, terwijl ik elke wakende minuut had geprobeerd haar te doorgronden.
Ik pakte mijn jack en liep het huis uit. Ik was op weg naar het Mesapark toen ik me ervan bewust werd dat ik ergens anders naartoe moest. Ergens waar ik niet zou worden geplaagd door de herinneringen van voorbije jaren, niet de plek waar ik had rondgehangen toen ik zo stoned als een garnaal was geweest.
Daar heb ik mezelf het Stenen Tijdperk in gerookt, dacht ik.
Ik liep langs het park naar het eind van de straat. Ik hoorde het geluid van mensen die in een van de kerkgebouwen basketbal speelden. Door de openstaande deuren van de sportzaal zag ik wat tieners lopen. Ik glipte naar binnen en ging onopgemerkt aan de zijlijn zitten toekijken en werd door het gevoel beslopen dat ik net zo zorgeloos zou horen te zijn, en net zo prettig in mijn vel zou moeten zitten. Ik was jaloers op hun vrijheid. Ik wist dat de vrijheid waarop ik jaloers was, de vrijheid van het eeuwig aanwezige bewust zijn van je eigen ik was.
Ik stond op en liep naar buiten voordat iemand me zou opmerken. Ik liep weer naar huis en ging naar bed. Overweldigd door een gevoel van verlies lag ik daar maar te huilen. Mijn hele leven en al mijn geworstel, allemaal voor niets. De enige reden, de enige oorzaak van al mijn problemen, was mama. Nu was zij van al die herinneringen bevrijd, terwijl ik ze al die tijd als een molensteen om mijn nek had moeten meeslepen.
Ik werd wakker. Ik zou te laat op school komen. Ik haastte me om weg te gaan. Maar eenmaal buiten kon ik alleen maar aan mama denken, en aan haar geestesgesteldheid. Ze had nog maar weinig reële herinneringen. Ze was echt schizofreen. Ik wist dat haar gezondheid snel bergafwaarts ging en dat ze vermoedelijk volledig haar verstand zou verliezen.
In de vierde pauze trof ik een paar vrienden met wie ik voor mijn vertrek naar Hawaii had opgetrokken. Na mijn terugkomst had ik hen gemeden om mezelf de kans te geven clean te blijven. Het kostte ons maar een paar seconden om af te spreken dat we via het voetbalveld en over het hek naar een feestje bij een van de jongens thuis zouden gaan.
Ik bleef daar bijna de hele verdere schooldag en merkte opnieuw dat de verleiding van alcohol en cocaïne te groot was om me ertegen te verzetten. Gezien mijn huidige emotionele toestand, mijn verwarring over mama en de honderd dollars die een gat in mijn zak brandden, leek daar ook geen reden voor.
Ik was weer terug bij af: bang, beschaamd en gegeneerd over mijn daden - en toch kon het me geen donder schelen.
Ik overtuigde mezelf ervan dat ik recht had op wat tijd voor mezelf. Jarenlang had ik nauwelijks een motief gehad om verder dan de buitenkant te kijken. Vóór Hawaii durfde ik mezelf eigenlijk niet te begrijpen; ik durfde niet bloot te leggen wat de reden van mijn gedrag was - dat was allemaal te veel om te verwerken. Nu, nadat ik had gezien wat mama uiteindelijk had gedaan - zichzelf ervan overtuigen dat ze zich feitelijk niets meer kon herinneren omdat dat te veel pijn deed - was ik weer in mijn oude gedrag vervallen. Het was veel gemakkelijker om het te negeren, om het gewoon te vergeten. Ik leek precies op haar. We hadden allebei gefaald te begrijpen dat wat we elkaar hadden aangedaan, we onszelf ook hadden aangedaan.
We hadden ons gevoel van eigenwaarde en ons zelfrespect genegeerd, en de ware redenen om onze zelfbeheersing te verliezen. Geen van ons beiden gaf ook maar een cent om de ander of om zichzelf.
Ik geloof dat dit me meer spijt
dan ik had gedacht, zei ik tegen mezelf toen ik het huis
verliet waar ik de middag had doorgebracht en terug naar Mulberry
Way liep - terug naar huis.