Plotseling pijn.

Het voelde alsof zijn huid werd gestroopt, van zijn kruin naar beneden, een duim tegelijk, over zijn hele lichaam totdat het bij zijn tenen kwam.  

Terrance schoot overeind en schreeuwde het uit.

Sterke handen hielden hem tegen toen hij van de brits wilde springen waarop hij had gelegen. Toen werd hij slap en voelde hij zich door die handen terug op de brits geduwd.  

'Die haalt het we1.'

Terrance voelde zijn hoofd tollen, en het zweet dat nat van zijn lijf liep stonk van de gifstoffen die zijn lichaam afscheidde. Hij voelde zijn huid branden, alsof het zweet zuur was, en hij verwachtte er blaren van te krijgen, maar plotseling kwam hij volledig bij kennis en verdween de pijn. Hij voelde zich zwak maar goed. Hij knipperde met zijn ogen, en de kamer werd scherp. Hij wreef met een hand over zijn voorhoofd, en die bleef droog. Hij keek naar een kring van bezorgde gezichten boven hem en zei: 'Ik haal het wel.'

Langzaam kwam Terrance overeind in een zittende positie, draaide zich en zette zijn voeten op de zandvloer. Hij was in de ziekentent. Naast hem stonden twee legerbodes en achter hen de apotheker en een heelpriester. De priester knikte, en de apotheker zei: 'Dat scheelde niet veel, jongen. Een uur of twee later, en we hadden je op de brandstapel kunnen leggen.'  

Terrance haalde diep adem. Hij voelde zich nog steeds zwak maar wel stukken beter dan hij zich in dagen had gevoeld. 'Wat is er gebeurd?'  

'Je bent tegen zonsondergang het kamp binnengereden en viel toen van je paard, en ze hebben je hier naar binnen gesleept. We zijn de hele nacht met je in de weer geweest. Ik heb je wat hiervan gegeven' - hij hield een fles omhoog - 'en pater William heeft gebeden, en het heeft gewerkt. Je koorts zakte, en je bent weer gezond.'

'Ik zou wel wat te eten kunnen gebruiken,' zei Terrance en stond op. Hij verwachtte dat hij zich licht in het hoofd zou voelen, maar dat was niet zo. Hij rook zichzelf. 'En een bad ook.'

'Dat zijn de gifstoffen uit je lichaam, mijn zoon,' zei de priester. 'Mijn bezwering heeft je geest in het lichaam gehouden terwijl het brouwsel van de apotheker je lichaam van de ziekte heeft gereinigd.'  

'Je lijf heeft voeding nodig. De magie in mijn middel vult het lichaam niet aan, maar geneest het alleen maar.'

'Bedankt,' zei Terrance.

'Ik had weinig keus,' verklaarde de apotheker. 'Het lijkt me dat de graaf het me niet in dank zou afnemen als ik een neef van hem liet overlijden.'

'Een verre neef,' wierp Terrance tegen.

'Maar nog steeds familie. Hoe dan ook, ik doe wat ik kan voor wie ik kan.' Hij keek de tent rond naar de stervenden die het niet zouden redden. 'Vaak is dat niet genoeg.'

Terrance knikte. Hij wenkte een ziekenbroeder om een bassin en een doek. Het was koud in de tent, en hij kreeg kippenvel toen hij zich afsponsde. Toen hij zich had aangekleed keek hij de apotheker aan. 'Ik moet verslag gaan uitbrengen.'  

'En daarna eten en slapen,' waarschuwde de apotheker. 'Ik heb geen zin om je twee keer in twee dagen te moeten redden.'

'Zal ik doen,' beloofde Terrance. Hij zag zijn berichten-buidel naast de brits op de grond liggen, bukte zich en raapte hem op.  

Buiten de tent keek hij rond. Zijn paard was nergens te zien. Hij zou wel door een stalknecht zijn meegenomen naar de wisseldienst. Hij vroeg zich af of Bella de weg terug had gevonden.  

Hij liep langzaam, want hij was nog zwak en had geen zin om voor de andere soldaten een onhandige indruk te maken. Het verbaasde hem dat hij nog leefde. Gisteren nog was hij zo bang geweest. Nu besefte hij dat hij telkens wanneer hij op een missie ging, oog in oog met de dood kon komen te staan. Hij begréép dat feit, in plaats van het slechts te weten. Hij was zijn eigen zwakheden tegengekomen, en hij had ze overwonnen. Hij straalde zowaar toen hij bij de tent van de graaf kwam. 'Ik heb berichten voor graaf Vandros,' zei hij tegen de wacht.  

Hij hoefde maar even te wachten voordat hij werd binnengelaten. De graaf keek op van een gesprek dat hij voerde met een van zijn kapiteins. 'Ah, Terry. Ik had je twee dagen geleden al terug verwacht.'  

'Een licht oponthoud, mijn heer.'

'Berichten?'

Terrance gaf de buidel aan een legerbode. 'Een rapport van baron Gruder, mijn heer.'

'En verder?'

'De Tsurani hebben de aanval geopend op baron Moncrief. Hij heeft hen een dag tegengehouden en werd afgelost door baron Summerville.' Hij deed volledig verslag aan de graaf en besloot: 'baron Moncrief is in de strijd gesneuveld.'  

'Zonde,' zei Vandros. 'Hij was een goed man. De hertog van Bas- Tyra zal er de pest over in hebben. Moncrief was een van zijn baronnen. Verder nog iets?'

'Gisteren heb ik in het zuiden een Tsuranese eenheid in westelijke richting zien trekken.'

'Ik zal een patrouille sturen om te kijken wat ze in hun schild voeren.'

'Dat is alles wat ik heb te rapporteren, heer.'

Vandros keek Terrance aan. Zijn uniform was smerig, en er zat bloed op zijn grijze mantel. 'Nog moeilijkheden gehad onderweg?'  

'Niets noemenswaardigs, mijn heer.'

'Ga dan wat eten en rust uit. En stuur een andere boodschapper hierheen. Je kunt gaan.'  

Terrance verliet de tent, en Vandros wendde zich tot de kapitein. 'Blij dat ik die jongen bij de boodschappers heb gehouden. Veel veiliger voor hem, daar.'

 

Terrance schrokte gulzig een homp warm brood naar binnen. In zijn handen hield hij een kleine halve kaas en een fles wijn die hij op de terugweg vanuit de tent van de graaf uit de kantine had gegapt. Hij voelde zich goed, maar hij rammelde van de honger. Hij kwam bij de boodschapperstent, waar een oudere boodschapper op een matje lag, met zijn arm over zijn ogen. 'William,' zei Terrance toen hij zijn hoofd in de tent stak.

'Terry?'

'Jouw beurt.'

De man knikte en trok zijn laarzen aan. Terrance ging zitten om zijn eten te verorberen. 'Nog last?' vroeg William.  

Met een glimlach en een hoofdknik antwoordde hij: 'Niets noemenswaardigs.'

William glimlachte terug. 'Ik snap het. Zie je.'

'Rij voorzichtig, William.'

'Rij voorzichtig, Terry,' was het antwoord, en William vertrok.

De jonge boodschapper at zijn eten op en hoopte dat hij een hele nacht kon doorslapen voordat hij er weer op uit werd gestuurd. Maar uitgerust of niet, als het zijn beurt was, zou hij gaan.