Het liep tegen het middaguur toen Terrance het kamp van de baron in zicht kreeg. De schildwachten waren op hun hoede, want er was maar een klein peloton achtergelaten om de tenten, uitrusting en dieren te bewaken. Ze wuifden hem door, en hij reed naar de bevelvoerderstent. 'De baron is bij de barricade om zelf de verdediging te leiden,' riep de wachter toen hij naderbij reed.
'Hoe gaat het?'
'Krap,' was het enige wat de man zei.
Terrance reed door en betreurde het dat hij de tijd niet kon nemen om zijn paard te laten rusten. Hij was gesteld geraakt op de taaie kleine ruin. Het was niet zo'n robuust dier als Bella, maar hij was bereidwillig en gehoorzaam.
Zelf voelde Terrance zich ellendig. Bij elke stap die het paard deed, protesteerde zijn zere lijf, en hij wist zeker dat hij flinke koorts had, want ondanks de ijskoude lucht zweette hij onder zijn dikke mantel als een otter. Beurtelings had hij het gloeiend heet en dan weer zo koud dat hij ervan huiverde. Hij hield halt om zijn waterzak bij te vullen en liep even verder om zich te ontlasten. Zijn enige keuze was zoveel mogelijk water drinken tot hij terug was in het kamp van de graaf en naar de apotheker kon.
De vier mijl naar het front werden gekenmerkt door enkele tekenen van de strijd: een dood paard met gesneuvelde ruiter aan de kant van de weg, een paar gewonden die met de armen om elkaar langzaam terugliepen naar de ziekenboeg in het hoofdkamp. Binnen een mijl van de barricade kon hij het strijdgewoel horen.
Toen hij de barricade in zicht kreeg, zag hij honderden mannen ogenschijnlijk ordeloos achter de veldschans rondrennen, maar toen hij dichterbij kwam ontdekte hij de opstelling van manschappen. Er stonden compagnieën klaar om naar voren te stormen en de barricade te bemannen, terwijl de mensen van de genie in allerijl werptuigen aan het laden waren om hun dodelijke lading stenen los te laten op de aanvallers. De geluiden van de strijd werden weerkaatst door de rotswand. Het was een oorverdovende kakofonie waarin het onmogelijk was iemand van meer dan enkele ellen afstand te verstaan.
Andere mannen verspreidden zich, duidelijk om de flanken van het leger te beschermen tegen soldaten van de Tsuranese troepen die zich een weg zouden kunnen zoeken door de rotsen boven hen teneinde de Koninkrijkse verdedigers van opzij aan te vallen. En overal waar hij keek, zag hij zwaargewonden die niet meer konden lopen, en doden.
Aan de ene kant van de weg waren de mannen neergelegd in een rij van dertig of meer, terwijl aan de andere kant de jongens van de bagage en de ziekenboeg lijken van het slagveld droegen.
Terrance bereikte de barricade en schreeuwde naar een sergeant op de verschansing: 'Waar is de baron?' De inspanning leverde hem een hoestaanval op.
De sergeant keek naar beneden. 'Bij de doden. Is er nieuws?'
Terrance slikte moeizaam en dwong zich zo diep adem te halen als hij kon. 'Baron Summerville snelt te hulp.' Zijn stem klonk iel en gesmoord, maar hij werd verstaan.
'Hoe lang?'
'Niet meer dan een uur, hooguit twee.'
'Dat redden we wel,' schreeuwde de sergeant, 'zij het net.'
'Moet ik bericht terugbrengen?'
'Alleen als het nodig is de baron te zeggen meer vaart te maken.'
'Dat is niet nodig. Hij komt zo snel als de omstandigheden het toelaten.'
'Dan heb ik niets voor je, boodschapper, behalve het bericht aan de graaf dat baron Moncrief dapper is gesneuveld tijdens het terugdrijven van de vijand in een bres. Hij heeft zijn leven voor koning en vaderland gegeven.'
'Dat zal ik doen, sergeant. Mogen de goden u genadig zijn.'
'Mogen de goden ons allemaal genadig zijn,' zei de sergeant en richtte zijn aandacht weer op het bevel over de verdediging van de barricade.
Terrance keerde zijn paard en reed terug de weg af. Uit zijn geheugen diepte hij de kaart van de omgeving op en besefte dat hij mijlen moest omrijden naar het oosten voor een klein pad door de bergen, dat bovendien meer dan driehonderd el hoger liep dan het hoogste punt van deze weg, voordat hij om de aanvallers heen kon trekken om terug naar het kamp van de graaf te gaan.
Het bleef sneeuwen, en Terrance hoopte maar dat die pas niet volledig dicht zou zitten tegen de tijd dat hij hem bereikte. Hij klopte zijn paard op de hals. 'Geen rust voor ons beiden tot we veilig terug zijn bij de graaf, vrees ik.' De gedachte om de komende uren te moeten rijden werd hem bijna te veel, en de tranen sprongen hem in de ogen, maar hij knipperde ze terug. Huiverend nu van de kou en de koorts probeerde Terrance dieper weg te duiken in zijn mantel terwijl hij zijn paard in oostelijke richting leidde. Het bonkte in zijn hoofd, en zijn keel deed nog erger zeer dan ooit in zijn jeugd. Hij kreeg geen adem door zijn neus, en de koude lucht kwelde zijn keel bij elke ademtocht. Maar hij had geen keus: achter hem woedde de strijd, en hij kon nergens uitrusten. Als hij zich dan toch moest inspannen, dan maar in een poging zijn missie te volbrengen. Hij reed door.