6

Toen de zilvergrijze cabrio het terrein van kamp ‘De vrolijke zomer’ opdraaide, verlieten de twee aanwezigen net het houten huisje, dat als leidingpost dienstdeed.

“Wat moet dit voorstellen?” wilde Ed de Boer weten. Hij werkte al jaren als leiding op dit kamp, maar dit had hij nog nooit meegemaakt. Ook zijn zus Lisa fronste haar wenkbrauwen. “Geen idee. Volgens mij zijn die hier fout. Of nee, wacht eens. Hé, dat is Puck!”

“Huh?” Ed tuurde naar de auto. “Krijg nou wat. Maar dat is toch helemaal geen auto voor haar?”

“Puck!” Lisa sprong in de lucht en zwaaide met haar armen. Buiten het kamp om spraken de twee elkaar nauwelijks, maar elke zomer pakten ze zonder moeite de draad op waar ze het jaar daarvoor waren gestopt. “Puckie! Wat heerlijk dat je er bent.”

Zodra de cabrio gestopt was, een manoeuvre waarbij het stof opwaaide en enkele nietsvermoedende vogels schreeuwend een veiliger heenkomen zochten, rukte Lisa de deur open. Puck sprong uit de auto en vloog haar vriendin om de hals. “Wat fijn om je weer te zien,” zei ze, gesmoord in Lisa’s omhelzing.

Na Lisa was Ed aan de beurt. Puck omhelsde ook hem. Hij gaf haar drie welgemeende zoenen. “En wie hebben we hier?” vroeg hij met een blik op Suzanne, die inmiddels ook was uitgestapt en een beetje besluiteloos tegen de auto leunde.

“Dit is Suzanne.” Puck pakte haar arm. “Suus, dit zijn Ed en zijn zus Lisa. We werken al jaren samen. Ed en Lisa, Suzanne is mijn oudste en mijn beste vriendin. Samen met Rianne, natuurlijk.”

“Hoi.” Ed stak zijn hand uit en schudde de hare. “Puck heeft het al vaak over je gehad. Leuk je te ontmoeten.”

“Insgelijks,” zei Suzanne, waarna ze ook Lisa’s hand schudde.

“Ik laad jullie koffers wel even uit,” zei Ed. “Dan kan jij je omkleden, Suzanne.”

Er volgde een pijnlijke stilte waarin Suzanne hem niet-begrijpend aankeek en Puck en Lisa allebei hun adem inhielden. “Hoezo moet ik me omkleden?” vroeg Suzanne uiteindelijk.

Ed keek naar haar blouse van taftzijde en haar dunne, antracietkleurige rokje, dat nauw om haar slanke lichaam sloot. De bruine pumps met sleehak maakten de outfit compleet. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd. “Nou eh, ik dacht…Misschien zijn die kleren niet zo geschikt voor een flinke boswandeling.” Hij keek naar de lucht. “Trouwens, mooi weer is het, hè?”

“Het is inderdaad prachtig,” viel Lisa hem dankbaar bij. “En er wordt nog veel meer mooi weer verwacht. Morgen wordt het zelfs dertig graden. Dertig graden! Wat een mazzel, hè?”

Op dat moment kwam iets kleins en grijs de hoek om gestormd. Blaffend stormde het recht op Suzannes enkels af. Ze slaakte een gilletje en sprong opzij, maar dat vond het grijze ding wel een prachtig spel.

“Buddy!” Puck viel op haar knieën en het grijze hondje rende onmiddellijk naar haar toe en stortte zich in haar armen. Puck tilde hem op en knuffelde hem uitgebreid.

“Wie is dat?” wilde Suzanne weten.

Puck liep met het hondje in haar armen naar haar toe. “Dit is Bud. Hij is van de eigenaar van het kampterrein en scharrelt hier altijd rond. De eigenaar woont daar achter die bomen en Bud vindt het prachtig om met de kinderen van het kamp te spelen.”

Toen hij parmantig op Pucks arm zat, vond Suzanne het hondje wel leuk. Maar als hij aan haar enkels zou gaan hangen, kon hij toch echt op een schop rekenen.

“Hij doet niets,” zei Puck, alsof ze haar gedachten kon raden. “Hij is soms alleen iets te enthousiast.”

Suzanne stak haar hand uit en aaide het hondje over zijn kop. Hij keek trouwhartig naar haar op.

Ed schraapte zijn keel. “Ik breng de koffers wel weg. En daarna kunnen we misschien wat gaan drinken. In deze kleren, natuurlijk.”

Hij pakte Suzannes roze koffers, vertilde zich er bijna aan en verdween toen snel.

 

“Ik pas hier gewoon niet tussen,” klaagde Suzanne een kwartier later tegen Puck. “Ik zag het heus wel aan die Ed, hoor. Hij vindt me maar raar.”

“Welnee,” weerstreefde Puck. “Het is gewoon een kwestie van wennen. Hij bedoelt het niet slecht. Ik denk dat hij er echt van uitging dat jij je nog wilde omkleden.”

“Hoezo?” Suzanne streek liefdevol over haar blouse. “Er is niets mis met deze outfit. Hij houdt gewoon niet van mooie kleren en Dior zonnebrillen.” Ze bekeek haar eigen bril bewonderend en zette hem toen in haar haar. “De outfit past bij het bos.”

Puck hield wijselijk haar mond. Ze rolde beide slaapzakken uit op de matjes die al klaarlagen.

Suzanne trok een denkrimpel in haar voorhoofd. “Waarom doe je dat?”

“We moeten toch ergens slapen.”

“In een bed, ja.” Suzanne duwde met haar voet tegen het matje en trok die daarna terug alsof het gloeiend heet was. “Er is hier geen bed, Puck. Alleen iets wat zo te zien overgebleven is na de laatste verbouwing.” Suzanne keek om zich heen. “In 1932, ofzo.”

Puck negeerde haar ontevreden toon. “Deze matjes lijken dun, maar als je erop ligt, merk je daar niets van.” Ze nam demonstratief plaats. “Zie je wel, het voelt als een Hastens.”

Suzanne keek zeer wantrouwend. “Zo ziet het er anders niet uit.” Ze ging op haar knieën op het matje zitten. “Ik kan hierop echt niet slapen. Het is alsof je op de grond ligt.”

“Je zult wel moeten.” Puck had haar ogen gesloten. “Want dit is je bed voor de komende tijd. We slapen nou eenmaal op matjes hier.”

“Wil je zeggen dat de anderen allemaal in deze kamer slapen?” Er lagen nog zeven matjes op de grond. Suzanne keek ernaar alsof het stuk voor stuk kernbommen waren.

“Ja.” Puck opende sloom één oog. “Althans, voor vannacht. Morgen komen de tenten. Hoef je ook niet meer bij een ander te slapen. Tenzij je dienst hebt op de slaapzaal.”

“En dat houdt in?”

“Eén iemand slaapt bij de kinderen. Dat is elke nacht iemand anders.”

“Bij de kinderen?” Suzanne klonk nu ronduit paniekerig. “Waarom?”

“Omdat kinderen ‘s nachts weleens wakker worden. Dan hebben ze eng gedroomd ofzo. Het is belangrijk dat er iemand is naar wie ze toe kunnen gaan.”

“Niet naar mij,” zei Suzanne beslist. Ze was opgestaan en ijsbeerde nu door de kamer. “Straks kotsen ze nog over me heen.”

“Welnee, joh,” zei Puck zo overtuigend mogelijk, hoewel dat inderdaad vorig jaar nog het lot van een van de leiders was geweest. Dit jaar had hij zich niet opnieuw aangemeld.

Suzanne huiverde. “Hoe dan ook, mij krijg je niet op zo’n matje en al helemaal niet tussen de kinderen. Ik boek wel een hotel.”

Puck stond op. “We hebben het er straks nog wel over. Kom mee, dan kun je de rest van je collega’s ontmoeten.”

Met overduidelijke tegenzin volgde Suzanne haar vriendin naar de gemeenschappelijke ruimte waar inmiddels meer mensen waren aangeschoven. Op de lange picknicktafels stonden thermoskannen met koffie, en geopende verpakkingen stroopwafels. Iedereen leek zich opperbest te vermaken.

“Jongens, ik wil jullie even voorstellen aan een nieuwe collega,” zei Puck, nadat ze eerst wat oude bekenden had begroet. “Dit is Suzanne, een goede vriendin van mij die de komende weken het team komt versterken. Suus, dit zijn Sven, Saskia, John en Bianca.” Suzannes blik werd meteen getrokken naar de vrouw horende bij de laatste naam. Twee groene ogen keken haar arrogant aan, het bijbehorende rode haar vlamde in een streepje zonlicht.

“Hallo. Bianca.” Suzanne liet expres een stilte vallen tussen de twee woorden. De spanning veroorzaakte elektriciteit, die voor iedereen voelbaar was. De eerste strijd eindigde in remise, toen Bianca haar ogen neersloeg, maar niet voordat ze Suzanne met haar blik duidelijk had gemaakt dat ze op andere momenten niet zo makkelijk zou opgeven.

“Hallo Sven, Saskia en John,” vervolgde Suzanne, een stuk vriendelijker. “Leuk jullie te ontmoeten. Jammer dat ik weer weg moet.”

Iedereen, inclusief Puck, keek verbaasd. “Waarom moet je weg?”

“Omdat er een misverstand blijkt te zijn over de bedden,” antwoordde Suzanne opgeruimd. “Die zijn er namelijk niet. Mijn rug is er niet aan gewend om op een vloerkleed te slapen en daarom overnacht ik in een hotel. Het spijt me dat ik mijn nachtdiensten bij de kot…eh, de kinderen niet kan vervullen, maar ik zal mijn uiterste best doen dat overdag goed te maken.”

“Wacht even.” Puck stak haar hand op. “Wat Suzanne bedoelt, is dat ze even zal moeten wennen aan het slapen op een matje, omdat ze dat nou eenmaal niet gewend is. Daarom kan ze de eerste nachten nog even niet bij de kinderen op de slaapzaal liggen.”

“Dat bedoel ik helemaal…Auw!” Suzanne hield haar mond en wreef met een van pijn vertrokken gezicht over de plek op haar scheenbeen waar Puck haar had geraakt.

Zo’n stevige wandelschoen kwam toch harder aan dan verwacht.

Bianca kneep haar ogen tot spleetjes. “Dat bedoelde ze volgens mij niet, hoor Puck.”

Suzanne keek op. De hulp kwam uit een wel heel onverwachte hoek.

“Ik stel voor dat Suzanne gewoon op zoek gaat naar een hotel,” ging Bianca onverstoorbaar verder. “Dan zien we haar in elk geval de komende weken niet meer terug.” Ze glimlachte poeslief. “En daar missen we, zo te zien, weinig aan.”

“Ik weet zeker dat hier een hotel in de buurt is,” antwoordde Suzanne, toch een beetje van haar stuk gebracht door Bianca’s sluipende, bijna katachtige optreden, waarbij ze opmerkingen plaatste als kleine, maar gemene halen met haar scherpe kattennageltjes.

Ze herstelde zich. “Maar ik merk dat niet iedereen hier verfijnd genoeg is om gewend te zijn aan de luxe van een normaal bed. Het spijt me dat te horen.” Ze noemde geen namen, maar keek nadrukkelijk naar Bianca.

Puck gaf kleine kneepjes in haar onderarm. Suzanne keek glimlachend de rest van de kring rond. “Leuk om jullie allemaal te ontmoeten. Ik moet nu even bellen.”

Ze haalde haar mobiel uit haar tasje en belde de nummerinformatie. “Een hotel in de buurt,” vroeg ze, toen de telefoniste wilde weten hoe ze haar van dienst kon zijn. Uiteindelijk had Suzanne min of meer uitgelegd waar ze zich bevond. Er klonk druk getyp aan de andere kant van de lijn, maar vooralsnog kwamen er verontrustend weinig adressen door. “Het spijt me,” zei de telefoniste uiteindelijk. “Ik kan binnen een straal van twintig kilometer geen hotels vinden. Het eerste hotel is op zevenendertig kilometer afstand.” Opnieuw getyp. “Dat is een tweesterrenhotel.”

Suzanne slaakte een zucht en wendde zich af van de groep. “Is er echt niets anders?” vroeg ze zo zacht mogelijk. “En dan bedoel ik iets met vijf sterren. Desnoods vier.”

“Het spijt me, maar ik kan niets vinden. U zit daar nogal…Hoe zal ik het zeggen? Nogal afgelegen.”

“Vertel mij wat. Maar Van der Valk is toch altijd dichtbij?” Je kon geen snelweg op rijden zonder de welbekende toekan tegen te komen, ook in België. Normaal gesproken liet ze zich er niet zien, maar zelfs de toekan was beter dan niets.

“Het spijt me,” klonk het opnieuw. “Ik kan u echt niet helpen. Op zevenendertig kilometer is het dichtstbijzijnde hotel. Zal ik het adres geven?”

“Nee, dank u.” Geïrriteerd verbrak Suzanne de verbinding.

Puck keek haar onderzoekend aan. “Is er iets?”

“Nee, niets. Laat maar. Ik zal wel proberen de nacht op dat matje door te komen. Maar morgen ga ik op zoek naar iets anders.”

Puck vroeg niet naar de oorzaak van deze plotselinge verandering. Ze knikte alleen maar tevreden. Suzanne stak haar neus in de lucht en vermeed Bianca’s blik toen ze tegen de groep zei: “Ik ben de beroerdste niet. Ik zal het een nachtje aankijken met die matjes.”

Iedereen, op Bianca na, knikte goedkeurend. Hoewel Suzanne de pijn in haar rug al voelde bij het idee dat ze praktisch op de grond moest slapen, was ze blij dat ze nu in elk geval niet meteen iedereen tegen zich in het harnas jaagde. Ze keek nog een keer naar Bianca, die het ineens heel druk had het het bestuderen van haar nagels.

 

“Waar is Chris eigenlijk?” Puck legde haar bestek dwars over haar bord en keek om zich heen.

“Die komt morgen,” wist Ed, die de laatste restjes van zijn eten aan Bud voerde. Het grijze hondje zat naast zijn voeten en gedroeg zich zo voorbeeldig mogelijk. “Vanavond had hij een of ander familiefeestje. Ik zei nog tegen hem dat dit juist dé reden was om er onderuit te komen, maar het was nogal belangrijk, volgens hem.”

“Oké.” Puck rekte zich uit. “Leuk om hem weer te zien. Het is al drie jaar geleden.”

“Wie is Chris?” wilde Suzanne weten.

“Iemand met wie ik een keer of drie een kamp heb geleid.” Er gleed een glimlach over Pucks gezicht. “Grappig genoeg heb ik ook vaak als kind met Chris samen in een groep gezeten. Ik ken hem al heel lang.”

“Ging jij als kind al mee met dit soort kampen?” vroeg Suzanne vol afschuw. “Dat heb je me nooit verteld.”

Puck kleurde tot aan haar haarwortels donkerrood. “Ponykamp,” fluisterde ze.

“En Chris ook?” Suzanne keek niet-begrijpend. “Houdt Chris zo van paarden dan?”

“Nee.” Puck peuterde aan de rits van haar vest. “Ik ging vroeger niet op ponykamp.”

Suzannes mond viel open. “Maar je zei altijd…”

“Weet je, dit is een mooi moment om te beginnen met roken,” zei Ed, waarna hij zich snel uit de voeten maakte. De rest volgde hem met wat instemmend gemompel. Bianca bleef even staan, in dubio of ze het interessante schouwspel zou volgen, maar na een waarschuwende blik van Ed verdween ze toch maar.

“Ik zei dat ik op ponykamp ging, omdat jij op ponykamp ging,” zei Puck zacht. Ze vermeed Suzannes blik zorgvuldig. “Ik schaamde me ervoor dat mijn ouders het ponykamp te duur vonden en me hiernaartoe stuurden.”

Suzanne was nog niet in staat om iets te zeggen. De stilte was zwaar en pijnlijk. Puck stond uiteindelijk op en liep naar het raam. “Ik hoop niet dat je boos bent.”

“Boos?” Suzanne keek haar verbluft aan. “Waarom zou ik in vredesnaam boos op je zijn?”

“Ik heb zeker vier zomers lang tegen je gelogen.”

“Je zult wel het idee hebben gehad dat dat nodig was.” Tegen haar gewoonte in, zocht Suzanne de schuld bij zichzelf. “Ik heb je dat gevoel gegeven.”

Puck draaide zich om, in de war gebracht door Suzannes woorden. “Je bedoelt dat je het begrijpt?”

“Ehm, nee. Dat niet.” Suzanne schudde heftig met haar hoofd, alsof ze daardoor haar gedachten zo door elkaar kon husselen dat ze een kloppend geheel gingen vormen. “Ik snap er geen hout van. Je had toch gewoon tegen me kunnen zeggen dat je naar dit kamp ging, en niet naar ponykamp?”

“Je zou het vast stom hebben gevonden.”

“Welnee!” riep Suzanne uit, hoewel ze allebei wisten dat dat niet waar was. “Ik zou het jammer voor je hebben gevonden.” Ze legde haar vinger tegen haar neus, wat ze altijd deed als ze ineens een ingeving kreeg. “Betekent dit ook dat je helemaal niet kunt paardrijden?”

Pucks wangen kleurden rood. “Ik ben bang van wel. Dat is ook de reden dat ik nooit op Blacky wilde rijden.”

Suzanne schudde haar hoofd. “Niet te geloven. Heb je nog meer van dit soort onthullingen voor me? Of laat je het hierbij voor vandaag?”

“Dit is het wel zo’n beetje.” Puck ging naast haar vriendin aan een van de lange tafels zitten. “Ik ben blij dat je dit nu eindelijk weet.”

“Ik ook,” knikte Suzanne, al kon ze niet bedenken waarom. Ze sloeg een arm om haar vriendin heen. “Kom mee, dan gaan we die collega’s van je eens laten zien dat je best op sleehakken door het bos kunt struinen.”

 

“Wacht nou even!” Hijgend en met een hoofd als een tomaat bereikte Suzanne de rest van de groep. Puck was heel lief wat achtergebleven, maar de rest stond al lang en breed op de open plek. Ongeduldig keken ze achterom. Het medelijden waar Suzanne op hoopte, kon ze op geen van de gezichten aflezen.

Ed fronste zijn wenkbrauwen. “Het zou te makkelijk zijn om te zeggen ‘zei ik het niet?’ maar ik moet toegeven dat ik er wel erg veel zin in heb.”

Suzanne zond hem een vernietigende blik. Toen Bianca haar mond open wilde doen om iets te zeggen, kon ze op eenzelfde behandeling rekenen. Zich enigszins verkneukelend zag Suzanne hoe het pruillipje dat Bianca trok, door niemand werd opgemerkt.

“Zou je misschien een heel klein beetje harder kunnen lopen?” wilde Sven weten. “Ik wil niet vervelend zijn, maar ons plan is om voor het donker in het kamp terug te zijn. En als we de speurtocht in z’n geheel willen uitzetten, moeten we toch nog wel een eindje lopen.”

“Had mij dan daar achtergelaten, zoals ik je had gevraagd.”

Sven schudde zijn hoofd. “Dit is beter voor de teambuilding.” Hoewel hij af en toe achterom had gekeken en zijn wenkbrauwen had gefronst, had Suzanne niet het idee dat hij zich groen en geel ergerde aan haar. In tegenstelling tot Bianca.

“Zo kom ik nooit in een loopritme,” klaagde ze. “We moeten elke keer stoppen. Ik weet zeker dat we nog niet eens halverwege zijn.”

Ed toverde een kaart uit zijn zak. “Jawel, net bij die beek waren we op de helft.”

Bianca maakte een gebaar met haar hand alsof hij een irritant vliegje was en negeerde zijn opmerking. “Hoe dan ook, normaal gesproken zouden we de hele speurtocht al gelopen hebben, maar omdat Kate Moss hier haar modeschoentjes niet thuis kon laten, lopen we ernstige vertraging op.”

“Heb je andere afspraken dan?” kaatste Suzanne terug. “We zitten hier opgesloten in een bos op kilometers afstand van de bewoonde wereld. Tenzij je vanavond hebt afgesproken bij de samenkomst van de eekhoorntjes, kan ik me niet voorstellen dat je niet alle tijd van de wereld hebt, om een simpele speurtocht uit te zetten. Of wacht er soms een man op je?” Ze liet haar ogen taxerend over Bianca’s lichaam gaan en gebruikte haar speciale ‘het idee alleen al’ – blik, waarmee ze heel wat ego’s gedeukt had.

“Hoe dan ook,” probeerde Ed de spanning wat te breken, “we moeten die kant op.” Hij wees naar een bospad. Suzanne slaakte een zucht. Na elk bospad kwam er nog een, dat nog langer en saaier was dan het voorgaande. Haar schoenen begonnen te knellen en haar blote benen zaten onder de groene en bruine vegen. De takken hadden rode striemen achtergelaten, wat het geheel een kleurige aanblik gaf. De komende dagen zou ze lange broeken moeten dragen, en dat was bij de huidige dertig graden geen pretje.

Ze wiste het zweet van haar voorhoofd. Een stukje lopen door het bos, zo had Ed dit genoemd. Ze was eigenlijk liever op het kamp achtergebleven, maar ze wilde ook niet meteen de eerste dag een spelbreker zijn. Gelukkig zouden morgen de kinderen komen. Dan zou Ed het niet in zijn hoofd halen om kilometers door het bos te sjouwen. Het zou een vorm van kindermishandeling zijn.

“Waarom lopen we zo ver als de speurtocht toch veel korter is?” informeerde ze.

Iedereen keek haar verbaasd aan. “Wat bedoel je?”

“De speurtocht. Die is korter dan het stuk dat we nu lopen. Je kunt het die kinderen niet aandoen dit hele stuk te lopen, toch?” Ze lachte om de suggestie, die haar nogal bizar in de oren klonk. Niemand lachte mee.

“Ik heb geen idee waar je het over hebt,” verbrak Sven uiteindelijk de stilte. “De kinderen lopen gewoon de hele speurtocht, net als wij.”

“Je laat ze toch niet…” Verbluft keek Suzanne hem aan. “Ze kunnen echt geen twintig kilometer lopen.”

“Nee, maar wel vijf.” Sven keek haar onbewogen aan. “Of dacht je dat je er al tien op had zitten?”

Suzanne keek achterom. Het bospad dat ze net hadden gevolgd leek al vijf kilometer. “Nee,” zei ze toen, lachend. “Natuurlijk niet. Hoe kom je erbij? Ik was even in de war, denk ik. Vergeet wat ik heb gezegd.”

Sven haalde zijn hand door zijn donkerbruine haar en knikte. “Wat jij wilt.”

Hij zette weer flink de pas erin en Suzanne trippelde achter hem aan, de pijn in haar voeten verbijtend. Blaren schuurden tegen de binnenkant van haar schoen, maar ze zei niets. Dat leedvermaak gunde ze Bianca niet.

Bud liep naast haar en keek af en toe naar haar. Suzanne bukte om hem aan te halen. Hij was de enige die zich zonder problemen aan haar tempo aanpaste. Terwijl Bianca juist haar best deed elke keer een stapje harder te lopen. Suzanne wist gewoon dat ze dat expres deed.

Vanuit haar ooghoeken gluurde ze naar haar kwelgeest, die een paar meter voor haar liep. Bianca droeg een beige driekwartbroek en zwarte wandelschoenen, die haar een lompe aanblik gaven. Het groene T-shirt hielp ook al niet veel, al had ze het met een knoop vastgesnoerd om haar slanke taille te benadrukken. Onder de weinig elegante kleding had ze ontegenzeggelijk een mooi figuur, al registreerden Suzannes geoefende ogen hier en daar wat beginnende vetrolletjes. Indien nodig zou ze niet schromen dit gegeven tegen Bianca te gebruiken.

Ed, die naast Bianca liep, negeerde haar volkomen, waardoor Bianca haar aandacht op Sven richtte. Het was Suzanne meteen al opgevallen dat Ed weinig van Bianca moest weten. Andersom waren de zaken niet veel anders. De twee tolereerden elkaar en Bianca liet haar scherpe tong niet op hem los, maar ze waren ook bepaald geen goede vrienden. Sven daarentegen had Bianca’s volle belangstelling. Ze lachte uitbundig om alles wat hij zei, ook als het niet grappig bedoeld was. Die eigenschap werkte op Suzannes zenuwen, maar Sven leek het wel leuk te vinden. Hij had zijn ogen al meerdere keren ongegeneerd over Bianca’s lichaam laten dwalen en hoewel zij met overtuigend acteerwerk de indruk had gewekt dat ze dat niet had gemerkt, waren Bianca’s subtiele bewegingen Suzanne niet ontgaan. Sven trouwens ook niet.

“Het zou me niet verbazen als Bianca haar man voor dit jaar al gekozen heeft,” bromde Suzanne zacht tegen Puck, die naast haar liep.

“Wie dan?”

“Kom op zeg, dat heb je toch zelf ook wel gezien?”

Puck volgde Suzannes blik en schudde vervolgens beslist haar hoofd. “Sven? Oh nee, reken daar maar niet op. Vorig jaar kon Bianca hem niet uitstaan.”

“Dan is er een hoop veranderd. Moet je zien hoe ze zich uitslooft voor hem. En hij laat het zich allemaal aanleunen.”

“Sven noemde haar vorig jaar nog een vals secreet. Waar hij helemaal gelijk in had. En Bianca vond het op z’n zachtst gezegd niet leuk om uitgescholden te worden.”

Suzanne haalde haar schouders op. “Hij is van mening veranderd en zij heeft hem duidelijk vergeven. Let op mijn woorden, Puck. Bianca gaat achter hem aan.”

“Nou ja, ze doet haar best ook maar. Het kan mij niet schelen.”

Suzanne keek opzij. Er klonk een harde ondertoon door in Pucks anders zo zachtaardige stem. “Je bent nog altijd boos vanwege Kars, hè?”

“Ssst!” Puck keek naar Bianca, maar die had gelukkig niets gehoord. “Het laatste waar ik zin in heb, is er door haar aan herinnerd te worden hoe zij mijn vriendje versierde.”

“Ik zeg niets.” Suzanne liet haar stem dalen. “Maar ik heb wel gelijk, nietwaar?”

“Laat ik zeggen dat ik nu helemaal weet dat ze niet te vertrouwen is. Kijk maar uit als je een man tegenkomt die je leuk vindt. Ik kan je zo vertellen wanneer ze die blik in haar ogen heeft. Die blik die zegt dat je hem wel uit je hoofd kunt zetten.”

Suzanne voelde de pijn in haar voeten niet meer nu ze haar favoriete gespreksonderwerp, het liefdesleven van anderen, ter sprake kon brengen. “Zij heeft haar oog al op Sven laten vallen, wat betekent dat de rest van de mannen voor jou beschikbaar is. Weet je zeker dat er niet eentje bij zit die je leuk vindt? John lijkt me best aardig.”

Puck trok een gezicht. “John? Welnee! Hij is overigens twee jaar geleden getrouwd. Zijn vrouw is vier maanden zwanger. Ik denk dat dit zijn laatste jaar hier is.”

“En Ed?” Suzanne nam hem taxerend in zich op. Door zijn beginnende kaalheid en de eerste tekenen van een bierbuikje leek hij ouder dan hij was. Eind twintig, schatte ze hem. Een klein verschil met Pucks vierentwintig jaren, maar niet onoverkomelijk. “Hij lijkt me wel wat voor jou.”

“Doe normaal,” zei Puck lachend. “Ed is niet…Nou ja, Ed is gewoon Ed.”

“Ik mag hem wel.”

“Ik ook, maar dat betekent niet meteen dat ik met hem wil trouwen. Overigens hoef ik niet bang te zijn dat Bianca hem van me komt afpikken.” Ze lachte. “Die twee zijn niet bepaald goede vrienden.”

Bingo, dacht Suzanne. Ze prees zichzelf om haar mensenkennis. Misschien moest ze daar maar eens iets mee gaan doen. Er waren massa’s banen waar je mensenkennis voor nodig had. Psycholoog ofzo. Of zo iemand die bij een relatiebureau mensen aan elkaar koppelt. Ja, daar zou ze erg goed in zijn.

“Joehoe.” Puck trok aan haar arm. “Luister je nog wel?”

“Ja. Ja, tuurlijk. Ik dacht even na over mijn toekomst.”

“Je baan?” Puck hield haar hoofd schuin en knipperde tegen de zon. “Zit je daar over in?”

“Nee, helemaal niet. Ik bedacht net dat ik wel professioneel koppelaarster kan worden. Ik zag meteen dat Ed en Bianca elkaar niet mogen.”

“Het kan ook niet veel duidelijker zijn,” vond Puck. “Ze negeren elkaar, komen nooit binnen een straal van twee meter bij de ander in de buurt en als er al eens iets gezegd moet worden, beperken ze dat tot een woord of vijf. Het spijt me, Suus, maar je hoeft geen koppelaarster te zijn om dat te zien, hoor.”

“Toch heb je inzicht nodig om dat te merken,” hield Suzanne vol. “Ik weet zeker dat ik geschikt zou zijn voor zo’n baan. Misschien moet ik straks maar even op internet kijken om…”

Ze werd onderbroken door Bianca’s schelle lach. “Internet? Jij verwacht dat je hier midden in het bos een internetkabel zult aantreffen waarop je eens even je e-mail kunt bekijken?” Ze schudde haar hoofd en keek Sven grinnikend aan. “Hoor je dat?”

Hij lachte ook. “Suzanne moet nog een hoop leren, volgens mij.”

Suzanne zocht verwoed in haar tas en haalde de BlackBerry tevoorschijn, die ze voor de gelegenheid even van Han had geleend. Hij had hem cadeau gekregen, maar gebruikte hem nauwelijks. “Met één streepje bereik haalt ie al mijn e-mail probleemloos binnen,” zei ze, fijntjes glimlachend naar Bianca.

Meteen waren Sven, John en Ed een en al oor. “Jemig, onze directeur heeft er zo eentje,” zei John, diep onder de indruk. “Deze is net een paar weken op de markt. Hoe kom je hieraan?”

“Oh, leek me wel handig,” antwoordde Suzanne luchtig. “Je weet nooit in welke situaties je verzeild raakt.”

“Jij hebt een BlackBerry gekocht, maar je weet niet eens waarvoor je hem gaat gebruiken?” vroeg Ed ongelovig.

Sven floot tussen zijn tanden. “Dat zal een lieve duit hebben gekost.”

“Geen idee,” antwoordde Suzanne naar waarheid. “Daar let ik eigenlijk niet zo op. Maar goed,” ze stopte het apparaat terug in haar tas, “zoals ik al zei, ik zal straks eens op internet kijken naar een leuke baan.”

Ze zond Bianca, die zich een paar meter verderop stond te verbijten, een triomfantelijke glimlach. Als je een Van Willigem van Kleiloo buitenspel wilde zetten, moest je van goeden huize komen.