5

“Geachte mevrouw Van Willigem van Kleiloo. Hartelijk dank voor uw sollicitatie. Helaas zijn wij genoodzaakt u mee te delen…”

Suzanne maakte van de brief een prop en smeet die in de hoek. Opnieuw een afwijzing. Ze was inmiddels de tel kwijtgeraakt. Tientallen brieven had ze gestuurd, evenzoveel afwijzingen had ze ontvangen. Misschien solliciteerde ze niet naar de juiste functies, had Puck geopperd. Maar dat was onmogelijk, want ze solliciteerde op zoveel verschillende banen! Er moest er toch wel één bij zitten die voor haar geschikt was?

Vooralsnog had haar cv geen P & O-functionaris kunnen overtuigen van haar vele talenten, haar prachtige karakter en haar uitmuntende werkhouding.

Vandaag was ze langs een souvenirwinkel vol met Delftsblauwe snuisterijen gelopen. ‘Hulp gevraagd’, stond er op een bordje voor het raam. Het had niet veel gescheeld of ze was naar binnen gelopen. Op dat moment was echter een groep dronken, lawaaiige Britten naar buiten gekomen. Ze hadden haar van alles toegeroepen dat weliswaar onverstaanbaar, maar vast niet erg aardig was. Ze was maar snel doorgelopen.

Ze bladerde door de folder die Puck niet helemaal per ongeluk op tafel had laten slingeren. “Bezorg uw kind een geweldige vakantie!” stond er op de voorkant. Binnenin stonden foto’s van blije kindertjes die gezellig in volle harmonie boomhutten aan het bouwen waren. Suzanne trok een gezicht. Foto’s van kinderen die elkaar de hersens insloegen, stonden er niet in. Evenmin vond ze foto’s van zeurende kinderen die klaagden dat ze niet van boomhutten hielden. Of kinderen die je ‘s nachts uit je slaap hielden, omdat ze hun moeder misten.

Ze bladerde wat door de folder, las hier en daar de beschrijving van het kamp en kwam uiteindelijk bij het deel ‘leider worden?’. Ze vroegen gedreven mensen, die van de natuur en van kinderen hielden en die niet bang waren om vies te worden. Suzanne huiverde en keek naar haar in Jan Jansen sandalen gestoken voeten. Die elegante sandaaltjes zouden nog geen uur overleven op zo’n kamp. Ze hield niet van kinderen, niet van de natuur en ze was al helemaal niet gedreven.

Hoopvol sprong ze op toen haar telefoon ging. Het kon zomaar iemand zijn die haar grenzeloze talent wél inzag en die haar een baan aanbood. Of op z’n minst een sollicitatiegesprek.

“Dag mevrouw, u spreekt met Karin de Boer van CareerBuilders. Ik reageer even op uw sollicitatiebrief.”

“Ja?” Suzannes hart begon sneller te kloppen. Ze had bij dit uitzendbureau gesolliciteerd op een geweldige baan als salesmanager bij een groot schoenenmerk. Ze vroegen weliswaar minstens vijf jaar ervaring op het gebied van zowel sales als schoenen, maar dat soort dingen zetten ze er ook vaak bij om interessant over te komen.

“Helaas beschikt u niet over de juiste ervaring. Helemaal niet, zelfs.”

Teleurgesteld zakte Suzanne achterover op de bank. Verbeeldde ze zich het of lachte Karin de Boer haar in stilte heel hard uit? Dat was natuurlijk zo iemand die ervan genoot anderen af te wijzen, alleen omdat haar eigen onbeduidende baantje dan zo aantrekkelijk leek. Bah, wat waren er toch nare types op de wereld.

“Nou, dan niet. Ik kon toch al niet meer. Ik heb al een andere baan aangeboden gekregen.” Zo, dat zou haar leren.

“Oh, werkelijk? Dat is jammer, want ik heb namelijk nog een leuke functie in de aanbieding waarvoor u wel heel erg geschikt zou zijn. Maar goed, als u al iets heeft, dan houdt het op. Tot ziens, mevrouw!”

Karin de Boer hing op. Suzanne keilde haar telefoon door de kamer. Waarom moest ze nou zo nodig weer overdrijven?

Ze kon natuurlijk terugbellen en zeggen dat ze zich had bedacht wat betreft die andere baan, maar dat zou een afgang van jewelste zijn. Ze stak nog liever haar hoofd in een bak met vogelspinnen dan dat ze met hangende pootjes zou teruggaan.

Opnieuw pakte ze de folder. Ja, het was meer dan verschrikkelijk en ja, ze zou zeker binnen een uur overspannen zijn, maar haar lijstje met andere opties werd rap kleiner. Uiteindelijk was het ook maar voor een paar weken en, het enige lichtpuntje, het was samen met Puck. Dan was er in elk geval één collega die ze mocht. Puck wist ook hoe ze in elkaar zat en begreep natuurlijk wel dat ze niet midden in de nacht kots zou gaan opruimen.

Net op dat moment ging de deur open. Puck kwam binnen met een grote tas vol boodschappen. “Ik ben thuis!” joelde ze ten overvloede. “En het is vakantie!”

Ze kwam de kamer in, liet de boodschappen uit haar handen vallen en trok Suzanne overeind voor een dansje door de kamer. “Het is vakantie, vakantie, vakantie!” zong ze vals.

Suzanne moest lachen. “Ik dacht dat jij zo gek was op die kinderen van je.”

“Ja, maar ik heb er geen enkel probleem mee ze die zes weken per jaar niet te zien. Jij houdt van shoppen, maar dat is toch ook niet altijd leuk?”

Suzanne keek niet-begrijpend.

“Oké, oké.” Puck stak haar handen in de lucht. “Blijkbaar wel. In elk geval vind ik het niet erg om mijn schoolkinderen in te ruilen voor de kinderen van het kamp. Als er dan eens eentje tussen zit die zich niet weet te gedragen, zit je er in elk geval niet een heel schooljaar aan vast.”

“Over dat kamp gesproken.” Suzanne frummelde aan de folder. “Ik denk dat ik het toch maar moet doen.”

Puck was een moment lang uit het veld geslagen. “Je gaat mee?” vroeg ze toen ongelovig.

“Ja. Het is een mooie manier om de komende weken te overbruggen en in de tussentijd kan ik op zoek naar iets anders.”

Puck rommelde in haar tas en haalde haar telefoon tevoorschijn. “Ik ga meteen bellen om te zeggen dat jij ook meekomt. Ze zullen wel blij zijn, want er is elk jaar eigenlijk te weinig leiding.” Ze legde haar vinger tegen haar lippen toen de verbinding tot stand kwam, wat eigenlijk raar was, want zij was degene die aan één stuk door ratelde. Suzanne hield al die tijd haar mond. Puck was een stuk blijer dan zij dat ze naar het kamp ging.

Vijf minuten later was het geregeld. Suzanne zou precies even lang als Puck op het kamp verblijven, wat betekende dat ze zich kon gaan verheugen op vier weken geschreeuw, gezeur en geruzie. Ze zuchtte. “Waar kan ik me ziek melden?”

“Kom op, niet zo zeuren,” zei Puck opgeruimd. “Ik weet dat je denkt dat het de hel is, maar je gaat het vast leuk vinden. De kinderen zijn niet zo erg als je denkt. Althans, de meeste.”

“En de leiding?”

“Ook niet zo erg als je denkt. Je bent toch vier weken op elkaar aangewezen, dus kun je er maar beter het beste van maken. Natuurlijk zijn er mensen die je niet mag, maar die laat je gewoon lekker links liggen.”

“Heb je namen voor me?”

“Bianca,” zei Puck zonder te hoeven nadenken. “De plaag van het kamp. Ze voelt zich mijlenver boven ons verheven en hoewel er binnen de leiding niet één iemand is die officieel de baas is, doet zij al jaren of ze het voor het zeggen heeft.”

Suzanne trok haar neus op. “Als ze maar niet denkt dat ik naar haar ga luisteren.”

“Jawel, dat denkt ze wel. Maar dat doet niemand. En toch lukt het haar elk jaar weer om de meest populaire man binnen het team aan de haak te slaan.”

Suzanne ging rechtop zitten. “Mannen? Zijn die er ook?”

“Ja, natuurlijk. Oh nee!” voegde Puck er snel aan toe toen ze de blik in Suzannes ogen zag. “Je komt daar om de kinderen een geweldig kamp te bezorgen. Niet om te paraderen met je slanke taille.”

“Wie heeft het over paraderen?” vroeg Suzanne onschuldig. “Ik mag het voor mezelf toch allemaal wel iets aangenamer maken? En bovendien, ik ben niet egoistisch. Ik zal alle mogelijke moeite doen om jou aan een leuke man te koppelen.”

“Nee, dank je,” verzuchtte Puck. “Na vorig jaar heb ik mijn buik vol van de mannen op het kamp.”

“Vorig jaar?” Suzanne keek haar vorsend aan. “Waarom weet ik niet waar je het over hebt?”

“Ik heb het je niet verteld, omdat ik me schaamde,” bekende Puck, “maar ik was vorig jaar nogal verliefd op Kars, een van de mannen in het team.”

“Kars.” Suzanne proefde de naam op haar tong en besloot toen dat die ermee door kon. “Beschrijf hem eens.”

“Hij is niet heel erg knap naar jouw maatstaven, maar wel ontzettend leuk. Grappig, lief, attent – dat soort dingen.”

“En waarom hebben wij Kars nooit ontmoet?”

Puck zuchtte diep. “Ja, dat vraag ik me ook nog wel eens af. Het leek wel iets te worden tussen ons, althans, dat dacht ik, maar blijkbaar was ik blind. Terwijl hij zei dat hij mij leuk vond, wist iedereen dat er iets gaande was tussen Kars en Bianca. Iedereen, behalve ik.”

“Weer die Bianca,” zei Suzanne grimmig.

“Ik had Bianca verteld dat ik Kars leuk begon te vinden.” Puck sloeg haar handen voor haar gezicht. “Achteraf kon ik me natuurlijk wel voor mijn kop slaan dat ik dat had gedaan. Zij had nauwelijks interesse voor hem, tot ze wist dat ik hem wilde. Ze is als een hondje achter hem aan gaan lopen, lachte om al zijn grapjes en deed zo overdreven dat ik last kreeg van plaatsvervangende schaamte. En hij ook, dacht ik.”

“Niet dus,” concludeerde Suzanne.

“Nee, hij vond Bianca’s avances maar al te leuk. Gelukkig is hij er dit jaar niet bij. Ik zou me doodschamen als ik hem weer onder ogen moest komen.”

“Maar Bianca is er wel?”

“Bianca is er altijd.” Puck schudde haar hoofd. “Elk jaar hopen we weer dat ze eindelijk een man heeft gevonden die het wel met haar uithoudt. Ze vertelt aan iedereen die het maar horen wil dat ze haar leven in dienst stelt van haar man, als ze eenmaal getrouwd is.”

“Ook sneu.”

Puck knikte. “Vind ik ook, maar blijkbaar is het dé versiertruc bij uitstek. Er is geen jaar voorbijgegaan waarin ze aan het kamp geen vriendje overhield. Die relaties duurden achteraf hooguit drie weken, maar toch, blijkbaar heeft ze een enorme aantrekkingskracht die wij niet zien.”

“Dit jaar gaat alles anders,” voorspelde Suzanne. “Dan kent Bianca Suzanne van Willigem van Kleiloo nog niet.”

Als Suzanne haar volledige achternaam in de strijd gooide was ze óf op zoek naar bewondering óf op oorlogspad, wist Puck. Aangezien het laatste het geval was, kon Bianca maar beter zorgen dat ze goed beslagen ten ijs kwam.

 

“Ik dacht dat ik in een tent woonde,” grinnikte Rianne, wijzend op haar zwangerschapsjurk.

“Haha,” zei Suzanne plichtmatig. “Heel lollig, ja. Zoals je weet, doe ik dit niet uit vrije wil ofzo. En het is ook maar voor vier weken.”

Rianne streek over haar bolle buik. “Als jullie terugkomen, is deze rakker al geboren.” Ze zei het luchtig, maar zowel Puck als Suzanne hoorde de spijt in haar stem. Niet dat Rianne niet naar de geboorte van haar eerste kind uitkeek, maar ze vond het verschrikkelijk jammer dat haar twee beste vriendinnen tijdens de laatste weken van de zwangerschap niet in de buurt waren. En als de baby geboren was, konden ze ook niet binnen een kwartier op de stoep staan, zoals Rianne het voor zich had gezien.

“We komen echt zo snel mogelijk als de kleine geboren is,” beloofde Puck.

“Ja,” bevestigde Suzanne. “Bel gewoon even als je denkt dat hij er bijna is, dan gaan we vast op weg.”

“Maar je kunt toch niet zomaar weg als je op zoveel kinderen moet letten?”

Suzanne trok een ‘Hoezo niet?’-gezicht, terwijl Puck diplomatiek haar hoofd schudde. “Eigenlijk kan dat ook niet, maar voor zo’n speciale gelegenheid moeten we dan maar een uitzondering maken. We kunnen toch niet weken wachten voor we de baby te zien krijgen?”

“Nee, precies.” Suzanne knikte geestdriftig. “Bovendien, als we dan toch in Amsterdam zijn, kunnen we misschien even tussendoor gaan shoppen.” Toen ze Pucks gezicht zag, haastte ze zich om eraan toe te voegen: “Er zijn altijd van die dingen die je vergeten hebt, zoals eh, muggenzalf. Of regenlaarzen.”

“We zien wel.” Puck richtte zich weer tot Rianne. “En je kunt altijd bellen als je je heel erg verveelt.”

“Precies,” knikte Suzanne. “Dat moet je zeker doen. Al is het maar om te voorkomen dat ik stapelgek word in dat bos.”

Puck zond haar een waarschuwende blik, die Suzanne negeerde. Het zou fijn zijn om contact te houden met de buitenwereld, gewoon om te weten of die nog bestond.

“Dan mag je wel genoeg muntjes voor de telefoon meenemen,” merkte Puck op.

“Hoezo? Ik heb net een nieuwe mobiel. Triband, dat werkt overal ter wereld.”

“Als er een mast in de buurt is, ja.”

Suzanne schrok. “Bedoel je dat je in dat bos geen bereik hebt?”

“Niet overal. We zitten ergens in de Ardennen. Wat verwacht je dan?”

Suzanne keek haar vriendin paniekerig aan. “Maar in het kamp zelf kun je toch wel bellen? Ik bedoel, hoe moet het dan als er een kind ziek wordt ofzo? Lekker veilig als je de dokter niet kan bereiken.”

“Daar hebben we dus die muntentelefoon voor.”

Weinig gerustgesteld keek Suzanne naar Rianne. “Al moet ik er drie kilometer voor lopen, ik bel je echt, hoor.”

“Het komt allemaal wel goed,” zei Rianne, die een crisis zag aankomen en die graag in de kiem wilde smoren. Als Suzanne a) niet kon bellen of b) geen mooie kleren mee mocht nemen, lag een paniekaanval op de loer. Aangezien beide punten aan de orde waren – hoewel punt b nog niet door Puck was aangestipt – was het zaak haar zo veel mogelijk gerust te stellen.

“We moeten maar eens gaan,” zei Puck. “Voor Rianne is het natuurlijk veel te druk allemaal.”

“Oh natuurlijk.” Suzanne sprong overeind en begon ijverig de kussens van de bank op te schudden. “Kunnen we nog iets voor je doen, voor we weggaan? Iets te drinken misschien? Moeten we je voeten masseren?”

Rianne schoot in de lach. “Nee, dank je. Ik red me wel. Geef me maar een flinke knuffel, want we zien elkaar voorlopig niet meer.”

Suzanne trok een gezicht. “Als ik het niet trek, ben ik binnen een dag terug,” zei ze, zo zacht dat Puck het niet hoorde.

“Als je het maar laat.” Rianne keek haar vriendin streng aan. “Je moet even doorbijten, Suus. Dan vind je het vast leuk.”

Suzanne was wijs genoeg om geen antwoord te geven. In plaats daarvan omhelsde ze Rianne zo stevig als de dikke buik het toeliet. Daarna volgde Puck haar voorbeeld.

Ze wensten Rianne veel sterkte met de bevalling, beloofden opnieuw om heel snel daarna langs te komen en nadat Suzanne nog een keer of vijf had verzekerd dat ze hoe dan ook elke dag zou bellen, stapten ze in Suzannes sportwagen. Door de mooiste straten van Amsterdam Oud-Zuid, waar Rianne met haar man een relatief bescheiden benedenhuis bewoonde, reden ze naar Pucks appartementje in De Pijp.

“Oké, we gaan inpakken.” Puck liep naar de slaapkamer om haar oude, enigszins bekraste en gedeukte koffer te gaan inpakken met dingen als praktische kleding, stevige schoenen, muggensprays en tekentangen. Suzanne zat op het bed en bekeek Pucks verrichtingen met stijgende verbazing. “Vind je het gek dat je met die kleding geen man aan de haak slaat? Alles wat je inpakt is of kaki of legergroen. En die schoenen zijn ook niet bepaald het toppunt van elegantie. Ik wist niet eens dat je die had.”

Puck haalde haar schouders op. “Wacht jij maar. Iedereen loopt er zo bij en ook jij komt er niet onderuit. Wat was je van plan? Manolohakjes en roze ballonjurkjes?”

Suzanne probeerde in te schatten of ze het serieus meende. Dat was inderdaad haar plan. Ze mocht dan wel vier weken in het bos bivakkeren, dat betekende niet dat ze al haar gevoel voor stijl thuis hoefde te laten. Bovendien, ze had niet eens een afritsbroek.

“Is daar iets mis mee dan?”

Puck wierp een vermoeide blik over haar schouder. “Behalve dat je tot je knieën wegzakt in de modder? Nee, hoor.”

“Ik red me wel,” antwoordde Suzanne nuffig. “Je zult erover verbaasd staan hoeveel een Manolo Blahnik kan hebben.”

“Jouw keus.” Puck hield twee vrijwel identieke groene korte broeken omhoog. “Welke zal ik meenemen?”

“Allebei niet?”

“Wat ben je toch behulpzaam. Ik neem deze.” Op gronden die Suzanne totaal onduidelijk waren gaf Puck de voorkeur aan een van de broeken, terwijl de ander weer in de kast verdween. “Of wou jij hem lenen?”

“Ben je gek? Ik heb vorige week nog een te gekke short gekocht bij een van die zaakjes in de Negen Straatjes. Volgens mij wordt die ontwerper een heel grote. Dan kan ik zeggen dat ik hem heb ontdekt.” Sterker nog, ze zou zijn muze kunnen worden. Als ze de short, gemaakt van het allerzachtste zijde, zou dragen tijdens een survival-tocht en daarmee zou aantonen dat de kleding tegen alle omstandigheden kon, zou heel Nederland natuurlijk plat gaan voor de ontwerper. En hij wist dan dat zij eigenhandig zijn succes naar grote hoogtes had getild, waarna hij haar in dienst zou nemen als pr-manager en ze zich niet meer druk hoefde te maken over een baan.

“Joehoe, de aarde roept!” Puck wuifde met haar hand heen en weer voor Suzannes neus. “Luister je wel naar me?”

“Hè? Wat zei je?”

“Ik vroeg of je hulp nodig hebt bij het inpakken van je koffer. Ik ben al klaar.”

“Nu al?” Suzanne keek naar de half gevulde koffer. “Je hebt nog ruimte over.”

“Ja, maar ik heb niet meer spullen nodig. Nou vort, we gaan jouw koffer inpakken. Als ik het zo zie, kun je wel wat advies gebruiken.”

Suzanne liep met tegenzin naar de logeerkamer, waar haar twee roze Samsonites pontificaal in het midden van de kamer stonden. “Ze gaan allebei mee,” meldde ze vast, om aan enige vorm van onduidelijkheid een einde te maken. Puck was slim genoeg om haar mond te houden.

“Oké.” Suzanne trok de kledingkast open, die tot voor kort als Pucks rommelopslag dienst had gedaan. De weinige rommel die erin lag, was naar zolder verhuisd en had plaatsgemaakt voor stapels shirtjes, een rij met schoenen en genoeg jurkjes, rokken en bloesjes om het royale hanggedeelte te vullen.

Puck sloeg steil achterover van de inhoud van de kast. “Hoe kom je aan al die kleren? Hebben ze je oude kleding teruggevonden?”

“Nee, hoor.” Suzanne streek liefdevol over een leren jasje van Dolce & Gabbana, dat zo zacht en soepel aanvoelde dat het als een tweede huid om je lichaam zat. Het had een gat geslagen in het spaargeld dat ze op haar achttiende verjaardag van haar vader had gekregen, maar het alternatief – het jasje laten hangen – was zo verschrikkelijk, dat ze tranen in haar ogen had gekregen. Bovendien, ze had nu weer een baan die twee financiële voordelen opleverde: 1, ze kreeg een soort van betaald en 2, de dichtstbijzijnde winkel was twintig kilometer verderop.

“Thuislaten,” oordeelde Puck over het jasje.

Suzanne pakte het vast alsof het haar kind was en hield het beschermend tegen zich aan. “Maar het is zo mooi! En bovendien geschikt voor alle weersomstandigheden. Eigenlijk is dit jasje in het bos onmisbaar. Weet je dat ik het er speciaal voor heb gekocht?” Ze keek tevreden. Vier dagen na dato had ze de aankoop eindelijk gerechtvaardigd.

Puck keek wantrouwig, maar knikte toen. “Oké, neem maar mee dan. Maar je hebt meer aan een regenjas.”

Suzanne speurde haar kast af en vond uiteindelijk een paraplu. “Ik neem deze wel mee. Een regenjas heb ik niet.”

Puck noteerde iets op het schrijfblok dat ze als een verslaggever in haar hand hield. “Regenjas. Oké, wat moeten we nog meer kopen?”

Suzanne stak haar hand op. “Wacht even. Ik ben niet van plan een vormeloze en bovendien slecht gemaakte regenjas te gaan dragen.”

Puck slaakte een zucht. Ze kreeg visioenen van tien jaar geleden toen zij en Suzanne vaak samen naar school fietsten. Als het regende, wilde Nora Suzanne in een regenjas naar school sturen, maar ook toen al was dat onbegonnen werk geweest. Het kwam erop neer dat Pucks fiets altijd in de garage werd gezet en dat Suzanne en zij door Nora naar school werden gebracht, ‘s-Middags stond de grote auto dan weer klaar om hen op te halen. Puck herinnerde zich het gevoel van schaamte en opwinding dat ze altijd kreeg als ze instapte. Schaamte naar haar andere vriendinnen toe, die net als zij in gewone rijtjeshuizen woonden en die Suzanne eigenlijk maar een rijk, verwend nest vonden. En opwinding, omdat ze zich altijd voorstelde dat – als haar vader nog geleefd had – haar eigen ouders zo rijk waren en dat ze zelf een kamer had ter grootte van een balzaal, gevuld met bijna alle poppenhuizen en Barbie-attributen waar meisjes van hun leeftijd van droomden. De pony in de tuin, die een fortuin gekost had maar waar Suzanne nauwelijks naar omkeek, wilde ze ook wel hebben.

Ze schrok op uit haar gedachten, omdat Suzanne klopjes op haar arm gaf. “Want vind je van deze?”

De kwestie ‘regenjas’ was blijkbaar van de baan. Suzanne hield nu een champagnekleurige ballonrok voor haar neus. De rok was aan de bovenkant afgezet met pailletten en vertoonde opvallend veel overeenkomsten met een exemplaar dat Puck een paar dagen geleden in Beau Monde had zien staan. Niet dat ze zelf dat soort bladen las, maar haar oog was erop gevallen toen Suzanne het blad in de kamer had laten rondslingeren.

“Mooi,” zei Puck bewonderend, want het rokje was werkelijk prachtig. En het zou Suzanne, met haar wespentaille, ook voortreffelijk staan. Maar het was bedoeld voor chique feestjes in het Amstel Hotel, niet voor een kinderkamp waarbij vuil worden onderdeel van de pret was.

“Voor een onverwacht feestje,” besliste Suzanne, die de kans daarop duidelijk groter achtte dan die in werkelijkheid was.

Het rokje verdween in de koffer en Suzanne snuffelde verder in haar kast. Als een van de weinigen wist Puck dat dit een van Suzannes hobby’s was. Gewoon in haar eigen kast rondneuzen en af en toe er iets uithalen om dat extra te bewonderen – Suzanne had er al heel wat druilerige zaterdagmiddagen mee gevuld.

Achtereenvolgens verdwenen de zijden short, een roze zomerjurkje, een vlammend rood topje met een opdruk van Che Guevara en een loeistrakke driekwart spijkerbroek in de koffer. Daar kwamen drie paar schoenen met duizelingwekkend hoge hakken, een paar met glimmertjes afgezette teenslippers en Suzannes favoriete cowboylaarzen bij. Puck probeerde te voorkomen dat een blauwe, mouwloze jurk en een zwart kokerrokje ook meegingen, maar ze zeilden al richting de koffer voor ze was uitgesproken. Hetzelfde verging het twee met niches afgezette bloesjes en een jasje van Gucci. Uiteindelijk hield Suzanne drie grote zonnebrillen omhoog, met de bedoeling er een keuze uit te maken. Toen dat niet lukte, verdwenen alle drie de brillen in de koffer. Met een geroutineerd gebaar ging Suzanne vervolgens op de koffer zitten om die dicht te krijgen.

“Oké,” zei ze vrolijk. Ze kwam nu pas op dreef. “Tijd voor koffer nummer twee.”

Puck wist wel beter dan er een opmerking over te maken en liet Suzanne haar gang gaan. Ze vroeg zich ernstig af wat er nog over was om de tweede, grote koffer mee te vullen, maar kwam daar snel genoeg achter toen Suzanne naar de badkamer verdween en even later terugkwam met de complete inhoud ervan. Alle flessen, tubes en sprays die de afgelopen weken Pucks badkamervloer onzichtbaar hadden gemaakt – de bescheiden badkamerkast was al binnen een paar minuten nadat Suzanne bij haar was ingetrokken, propvol geweest – kwamen nu voorbij. Toen ze een aanzienlijk deel van de koffer hadden gevuld, maakte Suzanne het af met grote hoeveelheden lingerie en drie pyjama’s van verschillende diktes, plus één sexy nachthemd. “Je weet maar nooit,” verklaarde Suzanne opgewekt. “Zo.” Ze ging licht hijgend naast Puck op het bed zitten. “Dat is ook weer gedaan. Zie je wel dat ik heel goed kan inpakken?”

“Ben je op alles voorbereid?” informeerde Puck voorzichtig. “We maken elke week een trektocht van een dag. Heb je de juiste schoenen bij je?”

Suzanne zwaaide een van de koffers weer open en diepte na enig rommelen een paar hagelwitte sneakers op. “Deze jongens brengen me desnoods naar Marseille.”

“Heb je iets bij je voor als het koud is?”

Suzanne wees op het leren jasje, dat nu achteloos over de leuning van een stoel hing. “Dat leer past zich aan alle omstandigheden aan. Daarom is het ook zo duur.”

Puck knikte weinig overtuigd. “En als het heel erg zonnig is?”

Met een kreet sprong Suzanne overeind. “Mijn bikini’s! Ik ben mijn bikini’s vergeten! Hoe kan ik dat nou doen?”

Ze trok een la open en haalde drie felgekleurde bikini’s tevoorschijn. Puck, die vorige week de bonnetjes ervan in de keukenla had gevonden, vond ze duurbetaald voor de weinige hoeveelheid stof die ze bevatten, maar volgens Suzanne was dat juist de mode. Ze propte de bikini’s in een van de koffers erbij en sloot daarna beide exemplaren.

“Wat mij betreft, kunnen ze alvast in de auto.”

Ze hadden besloten met Suzannes auto naar het kampterrein te gaan, aangezien zij geen parkeervergunning had voor de buurt waar Puck woonde. Puck hoopte dat ze als eerste zouden aankomen, zodat niemand het op z’n zachtst gezegd opzichtige cabriomodel zou zien waarin Suzanne reed. Het oude gevoel van schaamte kwam terug. Ze kende haar vakantiecollega’s goed genoeg om te weten dat ze niet onder de indruk zouden zijn van Suzannes dure spullen. En ze wilde niet dat Suzanne van meet af aan buiten de groep viel, want dan zouden het vier lange weken worden, waarin Puck voortdurend tussen haar vriendin en haar collega’s zou moeten bemiddelen. Als ze ergens geen zin in had, was het dat wel.

Suzanne sleepte de eerste koffer de trap af en Puck volgde met haar eigen bagage, die bijna niets woog. Daarna liep ze weer naar boven om Suzannes tweede koffer te halen. Ze brak bijna haar nek toen ze wankelend onder het gewicht de trap af liep en een misstap maakte. Gelukkig kon ze zich nog net aan de leuning vastgrijpen. Het zou grappig zijn, bedacht ze, als zij niet mee kon en Suzanne in haar eentje naar de Ardennen zou moeten. Ze zou het vermoedelijk nog geen uur uithouden.

“Oké,” knikte Suzanne tevreden toen de koffers in de auto stonden en ze weer naar binnen liepen. Puck wachtte tot Suzanne even niet keek en stopte toen snel twee slaapzakken in de achterbak. Suzanne ging er uiteraard van uit dat er een lekker zacht bed op haar stond te wachten. Puck had nog niet genoeg moed verzameld om haar te vertellen dat ze dat wel kon vergeten.