4
“Dus je taak zal zijn om de telefoon op te nemen en door te verbinden naar de betreffende medewerker,” legde de vrouw uit.
“En het ontvangen van bezoekers zeker?” raadde Suzanne hoopvol.
De vrouw trok haar wenkbrauwen op en keek alsof ze niet zeker wist of Suzanne deze impertinente opmerking serieus bedoelde.
“De mogelijkheid om door te groeien naar die functie bestaat, mits we tevreden zijn over je functioneren.”
“Dus ik word telefoniste?” De teleurstelling droop van Suzannes gezicht. Ze zat hier toch al niet te solliciteren op haar droombaan, maar dit maakte het helemaal dramatisch.
“Heb je daar een probleem mee?” De vrouw keek nijdig.
“Nee. Nee, helemaal niet.” Het was niet zo dat ze zo heel veel andere opties had. Vier van haar sollicitaties waren beantwoord met een ‘het spijt ons ontzettend, maar’ – briefje. Dit was haar enige gesprek en als ze het verknalde, moest ze weer helemaal opnieuw beginnen.
“Het lijkt me juist ontzettend leuk,” probeerde Suzanne goed te maken wat ze net had gezegd. “De functie van telefoniste is precies de uitdaging die ik zoek. Het is natuurlijk een grote promotie ten opzichte van mijn vorige functie.”
“Vind je?” De vrouw, die zich had voorgesteld als de personeelsmanager, bestudeerde haar cv. “Je schrijft hier dat je vijftien mensen aanstuurde. Dan moet het toch iets anders zijn om hier de telefoon te gaan aannemen.”
“Eh, ja.” Dat had ze inderdaad gezegd, hoewel ze op haar vaders kantoor uitsluitend zeggenschap over zichzelf had gehad. En zelfs dat niet, omdat iemand anders de tijden van haar lunchpauze bepaalde.
“Eigenlijk is leidinggeven niet echt wat voor mij,” verzon ze snel. “Ik heb liever contact met de klanten.” Ze prees zichzelf om de redding. De personeelsmanager trok een zuur mondje, maar hield erover op.
“Goed,” zei ze met iets dat op een glimlach moest lijken. “Je hoort van ons.” Volkomen onverwacht stond ze op en hengelde met haar hand over het bureau. Suzanne had nog een heel verhaal in petto over haar uitmuntende kwaliteiten, maar de vrouw wekte niet de indruk dat ze erop zat te wachten.
“Dit wordt niets,” was het eerste wat Suzanne tegen Puck zei, toen die met een nieuwsgierig “en?” haar telefoon opnam.
“Jammer. Waarom niet?”
“Het zou kunnen dat ze doorhad dat ik de functie niet zo leuk vond.” Ze schoot in de verdediging voor Puck iets kon zeggen. “Het was ook geen leuke functie. De hele dag de telefoon opnemen! Daar komen mensen hun bed toch niet voor uit?”
“Als ze echt een baan nodig hebben wel, hoor,” zei Puck droog. “Ik moet nu ophangen, want de kinderen komen terug van de pauze. Ik zie je vanavond.”
Suzanne hing op. Meteen begon haar telefoon weer te rinkelen. Het was Rianne. “Ik word gek,” meldde die.
“Hoezo?”
“Iedereen heeft een leven, behalve ik. Ik zit hier als een kamerolifant te wachten tot de baby eindelijk eens komt. Ik hoop dat hij vier weken te vroeg komt.”
“Welnee.”
“Nee, dat hoop ik inderdaad niet. Maar ik ben het zo zat, Suus. Ik ben saai en dik.”
Suzanne glimlachte. Riannes zwangerschapshormonen draaiden weer overuren. “Je bent niet saai en helemaal niet dik. Nou ja, niet zo heel erg.”
“Ik word nooit meer dun,” jammerde Rianne. “Ik hou voor altijd zo’n flubberbuik. Zo’n rol die je in je grote, totaal niet sexy, corrigerende onderbroek moet proppen. Waarom heb ik niet gewoon een kind geadopteerd?”
“Is het niet een beetje te laat voor die vraag?”
“Ja, wrijf het er nog maar eens in! Je lijkt Rob wel. Hij zegt alleen maar dat het allemaal wel goed komt. Maar dat is niet zo, want als, en ik zeg als, ik de bevalling overleef, hoe weet ik dan hoe ik een baby moet verzorgen? En opvoeden? Waarom krijg je daar geen les in?”
Suzanne glimlachte. Rianne was normaal gesproken de rust zelve, maar sinds ze zwanger was had ze voortdurend dit soort buien. Eerst wisten zij en Puck niet wat ze ermee aan moesten, maar inmiddels hadden ze de kapotte-grammofoon-tactiek omarmd. “Ik weet zeker dat je een fantastische moeder wordt. En die bevalling overleef je ook wel. Er schijnt nog nooit een baby te zijn blijven zitten, dus uiteindelijk zal hij wel geboren worden. En dan weet je natuurlijk gelijk hoe je hem moet opvoeden.”
Ook al had ze haar peptalk in ongewijzigde versie al vele malen gebruikt, hij miste zijn uitwerking nooit.
“Denk je?” vroeg Rianne.
“Ik weet het zeker. Je hebt gewoon te veel tijd om na te denken.”
“Dat verdomde zwangerschapsverlof ook. Als ik gewoon werk, heb ik nergens last van.”
“Waarom kom je vanavond niet bij Puck en mij eten?” stelde Suzanne voor. “Ik heb tijd genoeg om te koken.”
“Kun jij koken dan?”
Suzanne haalde haar schouders op. Vaak had ze het niet gedaan, maar ze zocht toch nog een nieuwe hobby. Ze kon kookboeken gaan kopen en een geweldig vijfgangendiner op tafel zetten. “Ik ga het leren,” zei ze enthousiast. “Kom maar gewoon om een uur of vijf, dan zorg ik voor het eten.”
“Het is weer helemaal goed tussen jou en Puck, hè?” vroeg Rianne.
“We hebben het uitgepraat, ja. Onze conclusie is dat het hoog tijd wordt voor een nieuwe man voor Puck. Dat is dus mijn nieuwste projectje.”
“En een man voor jezelf?”
“Nee, dank je. Ik geniet voorlopig van mijn vrijheid. Na Diederik heb ik dat wel verdiend, dacht ik zo.”
“Hm,” was Riannes antwoord.
“Het is waar, echt. Ik hoef geen nieuwe vriend.”
“Ik geloof je wel, hoor,” beweerde Rianne, maar haar stem verried het tegendeel. “Oké, laten we vanavond verder praten. Anders heb jij geen tijd meer om al die boodschappen te doen.”
“Vijf uur, bij Puck. Tot straks!” Suzanne hing op en was nog geen vijf minuten later op weg naar de supermarkt. Onderweg bedacht ze zich en glipte een boekhandel in. Zonder kookboek kon niemand een maaltijd maken.
“Het ruikt, ehm, heel bijzonder.” Rianne had moeite haar lachen in te houden. “Wat moet het worden?”
“Spinazieschotel, zelfgemaakte pasta en gepocheerde witvis,” somde Suzanne op. “Komt allemaal uit dit kookboek.” Ze wees met de pollepel naar een boek, dat onder de sausvlekken zat.
“Gaat het goed?” informeerde Puck.
“Ja. Gaan jullie nou maar naar de kamer. Ik regel het eten.”
Suzanne veegde een lok van haar voorhoofd, waarbij ze een groene veeg spinazie achterliet.
“Weet je het zeker?” Rianne tilde een deksel op en trok geschrokken haar hoofd terug. Ze keek Puck bezorgd aan.
Suzanne was zich niet bewust van de reacties die haar creaties opriepen. “Hup, weg jullie!” Ze zwaaide met de garde en maakte sausspetters op de muur.
“Die zal ik moeten sauzen,” zei Puck droog, wat een lachbui bij Rianne opleverde. Ze liepen met z’n tweeën naar de kamer, Suzanne in grote stress achterlatend.
“Ik snak naar zo eentje.” Rianne wees op Pucks rosé. “Maar ik zal me nog netjes vier weken inhouden. Eén ding is zeker: zodra de baby geboren is, drink ik een hele fles leeg. Nog in het ziekenhuis.”
“Dan kun je beter champagne bestellen.”
“Ook. En cocktails. Ik wist helemaal niet dat ik zo’n drankorgel was, tot ik zwanger raakte.” Ze nipte van haar sinaasappelsap. “Wat denk jij, krijgt Suus die baan?”
Puck haalde haar schouders op. “Volgens mij heeft ze niet zo’n goede beurt gemaakt door de inhoud van de functie af te kraken. Als ik personeelsfunctionaris was, zou ik iemand aannemen die op z’n minst de baan leuk vindt.”
Rianne knikte. “Het probleem is dat Suus niets leuk vindt. Ja, winkelen. En makkelijk de hoogste functie krijgen. Maar dat zal nu niet gebeuren.”
“Ze verkeerde in de veronderstelling dat haar ouders haar wel zouden onderhouden tot ze iets had gevonden wat ze echt leuk vond. Over een jaar of twintig.”
Rianne lachte. “Suus is een lieverd, maar voor werken is ze niet echt in de wieg gelegd.”
“Ze zal nu wel moeten en dat is goed voor haar.” Puck was zelf afkomstig uit een eenvoudig gezin, waarin het niet vanzelfsprekend was dat er altijd nieuwe kleren waren en waarin voor schoolreisjes moest worden gespaard.
Rianne knikte. “Daar heb je gelijk in. Ik hoop alleen wel dat ze snel een baan vindt, want altijd maar afgewezen worden is niet leuk.”
Op dat moment klonk een schreeuw uit de keuken, gevolgd door een hartgrondige vloek. Puck en Rianne sprongen op, de één wat sneller dan de ander. “Gaat het?”
“Nee.” Suzanne stond ongelukkig in het midden van de keuken met een groene brij, de spinazieschotel, aan haar voeten.
“Zal ik Cheng bellen?” stelde Puck voor, na een blik op de vis (in stukjes uiteengevallen) en de pasta (de ene helft meer dan gaar, de andere hard). “Dan staat hier binnen een halfuur een rijsttafel. In de tussentijd kunnen we de keuken opruimen.”
“We waarderen het echt, hoor, dat je voor ons wilde koken,” zei Rianne troostend, toen ze Suzannes teleurgestelde gezicht zag. “Ik denk dat je gewoon nog wat moet oefenen.”
“Ja, gewoon een jaar of honderd.” Er brak alweer een lach door op Suzannes gezicht. “Kom, ik zal de vloer dweilen. Rianne, bel jij Cheng even?” Cheng was de Chinees bij Puck op de hoek. Ze hadden met z’n drieën al heel wat van zijn rijsttafels soldaat gemaakt, maar de heerlijke gerechten verveelden nog steeds niet.
Rianne pakte de telefoon, terwijl Puck het gootsteenkastje opentrok en diverse schoonmaakmiddelen tevoorschijn haalde. “Even kijken, wat is dit?” Puck stond niet bepaald bekend als een huishoudelijk wonder. Rianne had haar laatst betrapt terwijl ze de tegels in de wc voor het gemak ook maar even met toiletreiniger schoonmaakte. Nu probeerde ze te kiezen tussen allesreiniger of een spray voor aangekoekt vuil om het aanrecht mee schoon te maken. Uiteindelijk ging ze voor de allesreiniger.
Een kwartier later was de keuken weer spie en span en was er een rijsttafel onderweg. Met z’n drieën gingen ze in Pucks huiskamer zitten.
Suzanne kroop achter de computer om haar e-mail te bekijken. Iets wat ze tegenwoordig minimaal tien keer per uur deed, om te zien of er nog reacties op haar sollicitaties waren gekomen.
“Hoe lang nog tot de zomervakantie?” wilde Rianne van Puck weten.
“Anderhalve week,” antwoordde die zonder ook maar één seconde te hoeven nadenken. “Ik verheug me er verschrikkelijk op.”
“Vind je je werk niet meer leuk?”
“Jawel, maar de kinderen weten ook dat het bijna vakantie is en ze zijn niet meer te houden. Vandaag braken ze de tent bijna af. Kom dan nog maar eens met het taalboek aan. Ze lachten me gewoon uit. Uiteindelijk hebben we de hele middag spelletjes gedaan.”
“Shit!” riep Suzanne uit. “Die trut heeft me afgewezen.”
“Welke trut?”
“Die van het sollicitatiegesprek van vanmiddag. Ze schrijft dat de keuze uiteindelijk op een andere, meer ervaren kandidaat is gevallen. Pff.” Ze draaide zich om naar haar vriendinnen. “Volgens mij mocht ze me gewoon niet.”
“En nu?” informeerde Rianne praktisch. “Hoeveel sollicitaties heb je nog lopen?”
“Niet één. Dit was de enige waarvoor ik nog niet was afgewezen. Ik zal opnieuw moeten beginnen.”
“Weet je eigenlijk wel wat je wilt?” vroeg Puck. “Stel dat je niet bij een van de grote modehuizen terecht kunt.”
Suzanne haalde haar schouders op. “Iets op een kantoor lijkt me wel leuk. Met mensen werken.”
“Je hebt jezelf zojuist de mogelijkheid gegeven om op tachtig procent van het totaalaanbod van vacatures te reageren,” zei Rianne. “Kun je iets specifieker zijn?”
Suzanne werd gered door de bel. Puck sprong overeind om open te doen en kwam een paar minuten later terug met drie plastic zakken, waar een heerlijke geur uit opsteeg. Met één beweging veegde ze de eettafel leeg, waarna ze de tassen begon uit te pakken. Cheng had weer goed zijn best gedaan. Hongerig vielen ze op het eten aan en een tijdlang was de stem van Daphne Bunskoek, die RTL Boulevard presenteerde, het enige geluid in de kamer. Pas toen haar bord helemaal leeg was, zei Puck: “Als je niet weet wat je wilt, Suus, hoe kun je dan solliciteren?”
“Ik moet toch iets doen,” antwoordde Suzanne. “Al is het maar iets tijdelijks. Dan kan ik daarna altijd weer verder zoeken naar mijn droombaan. Er zijn vast wel banen te krijgen bij de grote ontwerpers. Als je maar goed genoeg bent.” Suzanne slaakte een zucht. “Ik moet alleen nog een manier verzinnen om ervaring op te doen. Voorlopig gaat het niet erg goed.”
Puck keek nadenkend. “Ik weet misschien wel een tijdelijke baan voor je.”
Met een ruk draaide Suzanne haar hoofd om. Een lepel met nasi en babi pangang bleef in de lucht steken. “En dat zeg je nu pas?”
“Nou ja, het is niet direct de functie van je dromen.”
“Wat is het dan? Als het maar niet iets met die schoolkinderen van je is.”
Pucks blik zei voldoende.
“Nee.” Suzanne schudde vastbesloten haar hoofd. “Oh nee, Puck. Dat kun je echt vergeten. Ik klop nog liever bij de gemeente aan voor een bijstandsuitkering.”
“Daar kom je niet voor in aanmerking,” lichtte Rianne haar behulpzaam in.
“Dat kan me niet schelen.” Suzanne keek alsof ze liever zonder verdoving een nier zou afstaan dan dat ze een baantje zou aannemen dat haar met kinderen in contact bracht.
“Het is maar voor een paar weken,” probeerde Puck. “In de tussentijd kun je verder zoeken naar een nieuwe baan.”
Suzanne schudde haar hoofd opnieuw, maar ergens begon het besef door te dringen dat ze eigenlijk niet in de positie was om zo makkelijk nee te zeggen. Andere opties had ze momenteel niet en hoewel haar ouders rijk waren, waren ze niet gul.
Haar spaarrekening was geen bodemloze put en zeker na haar laatste shoppingavontuur – een paar sandaaltjes van Prada, dat ze echt niet in de etalage had kunnen laten staan – moest ze toch beslist een baan gaan zoeken.
“Wat houdt het precies in?” informeerde ze, met een blik die zei ‘in geen tienduizend jaar, maar vertel het me toch maar’.
“Je weet toch dat ik elk jaar als leidster bij een zomerkamp werk,” begon Puck. “Ik draai vier kampen van elk een week. Er komen allerlei verschillende kinderen: kinderen die anders niet op vakantie kunnen, kinderen van wie de ouders nog moeten werken, kinderen uit achterstandsgezinnen. Het is altijd hartstikke gezellig, zowel met de kinderen als met het team van de leiding.”
Suzanne kreeg visioenen van een groepje doorgewinterde survivalers die probeerden twintig gillende en vechtende kinderen uit elkaar te houden. Ze huiverde. “Helaas kan ik niet. Ik heb hooikoorts.”
“Daar heb je tegenwoordig heel goede sprays voor,” weerstreefde Puck. “Bovendien heb je me dat nooit verteld.”
“Het is pas sinds kort.”
“Suus, ik begrijp dat je nachtmerries krijgt van kinderen en ook van het bos, maar ik probeer je alleen maar te helpen. Denk er gewoon nog eens over na. Het betaalt niet veel, maar je krijgt een onkostenvergoeding, gratis eten en een dak boven je hoofd.”
Suzanne draaide zich om naar de tafel en nam een stuk gebakken banaan. Daarna keek ze Puck weer aan. “Reken er maar niet op.” Maar in haar hoofd klonk een stemmetje dat zei dat ze geen keus had.
“Een zomerkamp?” Han van Willigem van Kleiloo junior stikte bijna in zijn doperwtjes, zo hard moest hij lachen. Nahikkend en hoestend kwam hij weer bij zijn positieven.
Suzanne keek hem onbewogen aan. “Als je zou luisteren, had je gehoord dat het alleen maar een voorstel van Puck was. Natuurlijk ga ik het niet doen. Het is iets met tenten en ik haat kamperen.”
“Hoe weet je dat nou?” vroeg haar vader. “Je hebt het nog nooit gedaan.”
“Wel, ik heb een keer een nachtje met school gekampeerd. Het was koud en nat en ik begreep toen al niet waarom mensen de luxe van een echt huis inruilen voor een tent waarin je niet eens rechtop kunt staan, ergens in een drassig bos.”
“Ik ben het niet vaak met je eens,” knikte Han jr., “maar in dit geval moet ik je gelijk geven. Kamperen is verschrikkelijk.”
“Puck vindt het toch leuk,” zei Nora verzoenend. “Misschien moet je het een kans geven. Uiteindelijk is dat schoolkamp ook al dertien jaar geleden. Dingen kunnen veranderen.”
“Hebben tenten tegenwoordig verwarming dan? En stenen muren? En een fatsoenlijke badkamer?” Suzanne schudde haar hoofd. “Volgens mij niet. Kamperen is nog even verschrikkelijk als toen, ik weet het zeker.”
“Weet je zeker dat je in een tent moet slapen?” vroeg Nora. “Je ziet tegenwoordig ook veel van die kampeerboerderijen met slaapzalen.”
“Wat zijn je andere opties?” bemoeide haar vader zich nu met het gesprek. “Je hebt toch wel meer sollicitaties lopen?”
“Natuurlijk,” beweerde Suzanne zelfverzekerd. “Ik heb ook al wat gesprekken gevoerd.”
“Oh ja?” Nora keek haar dochter onderzoekend aan. “Je hebt alleen maar verteld over dat gesprek dat je van de week had, voor die functie van receptioniste.”
“Telefoniste,” verbeterde Han jr. zijn moeder fijntjes. Suzanne zond hem een vernietigende blik. In een vlaag van verstandsverbijstering had ze hem de internetsite doorgestuurd waar de vacature op stond. Er werd weliswaar om een receptioniste gevraagd, maar uit de beschrijving van de functie werd meteen duidelijk dat het een telefoniste betrof.
“Hoe dan ook, die baan heb ik niet gekregen.” Suzanne nam een flinke slok witte wijn. “En dat is maar goed ook, want ik wilde hem niet eens. Ik hoop dat het nog iets wordt met de andere gesprekken.”
“Dat zou fijn zijn, lieverd. Dan hoef je niet eens met Puck mee naar het zomerkamp.”
De blik die Han jr. haar zond, beantwoordde Suzanne met haar speciale ‘ik ga je kielhalen’ – blik die ze alleen gebruikte voor onnozel winkelpersoneel of vroeger voor vriendjes met wie ze ruzie had. Han was niet onder de indruk. “Ik zal eens kijken of ik mijn oude padvindersblouse nog heb. Die mag je wel lenen.”
Na de lunch reed Suzanne terug naar Amsterdam. Ze had tijd nodig om na te denken en om op ongeveer alle vacatures van Monsterboard te solliciteren – alles beter dan hossen in de bossen – maar Puck had andere plannen. Ze zat op de bank in haar sportoutfit en las een gezondheidstijdschrift. Eens in de zoveel tijd had Puck van die aanvallen, die gemiddeld drie dagen duurden, waarin ze besloot dat ze gezonder moest gaan leven. Vandaag was blijkbaar een nieuwe aanval gestart en Suzanne was verkozen tot bondgenoot.
“Ga je mee hardlopen in het Vondelpark?” vroeg Puck, haar ogen nauwelijks van het blad afwendend. “Hier staat dat je met hardlopen binnen een uur al achthonderd calorieën verbrandt. Achthonderd! Dat is toch zeker een stuk appeltaart.” Ze keek schuldbewust naar het lege bordje op de tafel.
“Ik had een zwak moment,” verdedigde ze zich toen ze Suzannes gezicht zag. “Nou, ga je mee of niet?”
“Oké. Ik ga me even omkleden.”
“Hoe was de lunch met je ouders?” vroeg Puck tien minuten later, terwijl ze op weg waren naar het park.
Suzanne haalde haar schouders op. “Niet anders dan anders. Han en ik hebben elkaar het bloed onder de nagels vandaan gehaald, mijn ouders wilden weten hoe het met mijn carrière is, ik maak de werkelijkheid iets mooier dan die is en iedereen is tevreden.”
Ze waren in het Vondelpark aangekomen en gingen over in rustige looppas. “Heb je nog over het kamp nagedacht?” informeerde Puck. Suzanne deed of ze al haar adem voor het hardlopen nodig had, zodat ze geen antwoord hoefde te geven. Ja, ze had over het kamp nagedacht. Nee, ze wilde er niet heen. En nee, ze had geen andere mogelijkheid. Ze hijgde overdreven. “Ik heb…bijna geen…conditie.”
Puck leek het te geloven.