4

Terwijl ik achter dokter Davidoff aan de gang in liep probeerde ik de gedachte aan het wezen in mijn kamer van me af te zetten. Ik was een necromancer, geesten oproepen was mijn enige specialiteit. Dus het moest wel een geest zijn, hoezeer al mijn instincten me ook toeschreeuwden dat dat niet zo was. Het enige wat ik zeker wist was dat ik geen haast had om weer naar binnen te gaan.

‘Goed, Chloe…’ Dokter Davidoff bleef staan toen hij zag dat ik nog steeds over mijn armen wreef en kippenvel had. ‘Heb je het koud? Ik zal vragen of ze de verwarming in je kamer wat hoger willen zetten.
Jouw comfort is belangrijk voor ons.’

We liepen door.

‘Maar comfort is niet alleen een lichamelijke kwestie, hè?’ ging hij verder. ‘Geestelijk comfort is net zo belangrijk, misschien zelfs wel belangrijker. Een gevoel van veiligheid. Ik weet dat je van streek en in de war bent, en wij hebben het er niet beter op gemaakt toen we weigerden je vragen te beantwoorden. Dat kwam gewoon doordat we stonden te popelen om de locaties na te trekken van de lijst die je ons hebt gegeven.’

Zo lang was hij niet weggebleven, dus hij kon onmogelijk locaties hebben bezocht die hier kilometers vandaan lagen. Ik wist wat hij in werkelijkheid had natrokken: of Rae mijn verhaal zou bevestigen.
Vast wel. Ze wist niet wat het echte trefpunt was, alleen dat ik had gezegd dat de jongens naar ons toe zouden komen.

Dokter Davidoff maakte een deur aan het eind van de gang open. 
Het was een bewakingsruimte met een muur vol flatscreens. De jongeman die er zat draaide zich met een ruk om in zijn stoel, alsof hij was betrapt terwijl hij pornosites bekeek.

‘Ga maar een kopje koffie halen, Rob,’ zei dokter Davidoff. ‘Wij nemen het even van je over.’

Hij draaide zich naar me om toen de bewaker vertrok. ‘Een andere keer zal ik je meer van het gebouw laten zien. Maar voorlopig’
- hij gebaarde naar de tv-schermen - ‘moet je dit maar als een virtuele rondleiding beschouwen.’

Dacht hij soms dat ik dom was? Ik wist donders goed waar hij echt mee bezig was: hij wilde me laten zien hoe goed dit gebouw beveiligd was, voor het geval ik weer op een ontsnappingspoging broedde. Maar hij gaf me op die manier ook een kans om te bekijken waar ik mee te maken zou krijgen.

‘Zoals je ziet hangt er in jouw kamer geen camera,’ zei hij, ‘en in de andere slaapkamers ook niet. Alleen in de gang.’

Twee camera’s in de gang, een aan elk uiteinde. Ik liet mijn blik over de andere schermen gaan. Sommige schakelden tussen verschillende camera’s heen en weer en toonden gangen en toegangshallen vanuit verschillende gezichtspunten. Op twee schermen waren laboratoria te zien, allebei leeg en donker, waarschijnlijk omdat het zondag was.

Op het bureau stond een oudere monitor waar aan alle kanten kabels uitstaken, alsof hij inderhaast was aangesloten. Het piepkleine schermpje was zwart-wit en toonde iets wat eruitzag als een opslagruimte, waarin alle dozen tegen de muur waren geschoven. Ik zag de rug van een meisje dat op een zitzak hing.

Ze zat voorovergebogen met haar benen languit voor zich uit en haar sportschoenen aan weerszijden van een spelcomputer; de bediening hield ze in haar donkere handen. Het leek Rae wel. Of misschien was het een bedrieger die daar was neergezet om mij ervan te overtuigen dat er niets met haar aan de hand was, dat ze rustig een spelletje zat te spelen en niet ergens opgesloten zat, gillend om…

Het meisje op de zitzak reikte naar haar 7-Up light, en ik kon haar gezicht zien. Rae.

‘Tja, Rae wist ons meteen te vertellen dat de GameCube hopeloos ouderwets was. Maar we hebben beloofd hem snel te vervangen door het nieuwste model, dus stelt ze zich er voorlopig mee tevreden.’

Al pratend hield hij zijn blik strak op het schermpje gericht. De uitdrukking op zijn gezicht was er een van… genegenheid. Vreemd, maar het woord dat hij eerder in verband met Derek had gebruikt was in dit geval helemaal op z’n plaats.

Toen hij zich naar mij omdraaide veranderde zijn gezichtsuitdrukking, alsof hij wilde zeggen: ik mag je heus wel, Chloe, maar je bent geen Rachelle. En ik voelde me… verward. Misschien zelfs een beetje gekwetst, alsof ik diep vanbinnen nog steeds iedereen tevreden wilde houden.

Hij gebaarde naar het schermpje. ‘Zoals je ziet zijn we hier niet erg op tieners ingesteld, maar we doen ons best. Het zal hier nooit zo knus worden als in Lyle House, maar jullie vijven zullen het hier zeker niet slecht hebben, misschien zelfs beter nu die onfortuinlijke, onjuiste voorstelling van zaken is rechtgezet.’

Wij vijven? Dat betekende waarschijnlijk dat hij Derek niet ‘als een hondsdolle hond’ wilde laten ‘afschieten’, zoals tante Lauren had geëist. Ik slaakte een zachte zucht van verlichting.

‘Ik ben niet van plan je mijn verontschuldigingen aan te bieden, Chloe,’ ging dokter Davidoff verder. ‘Misschien zou ik dat wel moeten doen, maar we geloofden oprecht dat de oprichting van Lyle House de beste manier was om de situatie het hoofd te bieden.’

Hij gebaarde dat ik moest gaan zitten. Er stonden twee stoelen, die waar de bewaker net nog had gezeten en nog een, tegen de muur.
Toen ik op de tweede afstapte, rolde hij vanuit de schaduw naar me toe en kwam vlak voor me tot stilstand.

‘Nee, het is geen geest,’ zei dokter Davidoff. ‘In onze wereld kunnen geesten geen voorwerpen verplaatsen - tenzij het een zeer specifiek soort betreft, namelijk de geest van een agito.’

‘Een wat?’

‘Een agito. Dat is Latijn, en vrij vertaald betekent het “in beweging brengen”. Halfdemonen zijn er in alle soorten en maten, zoals je zult ontdekken. De kracht van een agito - de naam zegt het al - is telekinese.’

‘Het verplaatsen van voorwerpen door middel van geesteskracht.’

‘Heel goed. Die stoel werd voor je verplaatst door een agito, alleen is deze nog springlevend.’

‘U?’

Hij glimlachte, en even verscheen er een barst in het masker van de seniele oude dwaas en ving ik een glimp op van de man die erachter schuilging. Wat ik zag was trots en arrogantie; hij leek wel een leerling die met zijn tien voor een proefwerk pronkt, alsof hij tegen zijn klasgenoten wil zeggen: doe me dat maar eens na.

‘Ja, ik ben een bovennatuurlijke, zoals bijna iedereen die hier werkt. Ik weet wat je tot nu toe moet hebben gedacht: dat wij gewone mensen waren, die jullie krachten hadden ontdekt en ze wilden vernietigen omdat we ze niet begrepen, net als in die stripverhalen.’

‘De X-Men!

Ik weet niet waar ik meer van schrok: van het feit dat dokter Davidoff en zijn collega’s bovennatuurlijken waren of van het beeld van deze kromgebogen, slungelige man die X-Men zat te lezen. Had hij de strips als jongetje verslonden en gefantaseerd dat hij op Xaviers school voor begaafde jongeren zat?

Betekende dat dat tante Lauren een necromancer was? Dat zij ook geesten zag?

Hij praatte verder voordat ik iets kon vragen. ‘De Edison-groep is tachtig jaar geleden door bovennatuurlijken opgericht. En hoezeer hij sinds die tijd ook is gegroeid, het is nog steeds een instituut dat wordt geleid door en voor bovennatuurlijken, en dat is gewijd aan de verbetering van het leven van mensen zoals wij.’

‘De Edison-groep?’

‘Genoemd naar Thomas Edison.’

‘De uitvinder van de gloeilamp?’

‘Daar is hij het meest bekend om. Hij heeft ook de filmprojector uitgevonden, iets waar jij hem vast dankbaar voor bent. Maar jij, Chloe, hebt iets bereikt waarin hij nooit is geslaagd, waarvan hij alleen maar kon dromen.’ Een theatrale stilte. ‘Contact opnemen met de doden.’

‘Dus Thomas Edison wilde met de doden praten?’

‘Hij geloofde in een leven na de dood en wilde met de overledenen communiceren, niet met behulp van seances en spiritualisme, maar door middel van de wetenschap. Men vermoedt dat hij ten tijde van zijn dood werkte aan een telefoon die hem zou verbinden met het hiernamaals. Maar er is nooit een ontwerp van gevonden.’
Dokter Davidoff glimlachte samenzweerderig. ‘Tenminste, officieel niet. Wij hebben voor deze naam gekozen omdat we, net als Edison, hebben gekozen voor een wetenschappelijke benadering van het bovennatuurlijke.’

Het leven verbeteren van bovennatuurlijken door middel van de wetenschap. Waar had ik dat eerder gehoord? Het duurde even voor ik het weer wist, maar zodra ik het me herinnerde liepen de rillingen me over de rug.

De geesten die ik in Lyle House had opgeroepen waren proefpersonen geweest in het onderzoek van een tovenaar, Samuel Lyle genaamd. Aanvankelijk hadden ze vrijwillig aan de experimenten meegedaan, zeiden ze, omdat hun een beter leven was beloofd. In werkelijkheid waren ze laboratoriumratten geworden, overgeleverd aan de dromen van een gek, zoals een van de geesten het had verwoord. En het wezen in mijn kamer had Brady - en mij volgens mij ook - de ‘creaties’ van Samuel Lyle genoemd.

‘Chloe?’

‘S-sorry. Ik ben gewoon…’

‘Moe, neem ik aan, na een slapeloze nacht. Wil je even uitrusten?’

‘Nee, h-het gaat wel. Alleen… wat hebben wij ermee te maken? En Lyle House? Het maakt allemaal deel uit van een experiment, toch?’

Hij tilde zijn kin op - een minieme beweging, maar het was genoeg om mij duidelijk te maken dat ik hem had verrast en dat dat hem niet aanstond. Een vriendelijke glimlach wiste die gezichtsuitdrukking uit, en hij leunde ontspannen achterover in zijn stoel.

‘Het is inderdaad een experiment, Chloe. Ik weet hoe dat klinkt, maar ik verzeker je dat het een volkomen veilig onderzoek is, waarbij alleen heilzame psychologische therapieën worden gebruikt.’

Heilzaam? Er was niets heilzaams aan wat Liz en Brady was overkomen.

‘Oké, dus we maken deel uit van een experiment…’ zei ik.

‘Het is zowel een vloek als een zegen om een bovennatuurlijke te zijn. De puberteit is voor ons de moeilijkste periode, want dan manifesteren onze krachten zich. Een van de theorieën van de Edisongroep is dat het misschien gemakkelijker zou zijn voor onze kinderen als ze niet zouden weten wat hun in de toekomst te wachten staat.’

‘Als ze niet zouden weten dat ze bovennatuurlijk zijn?’

‘Ja, en in plaats daarvan zouden kunnen opgroeien als gewone mensen, zouden kunnen opgaan in de menselijke samenleving, zonder zich zorgen te hoeven maken over de ophanden zijnde overgang.
Jij en de anderen maken deel uit van dat onderzoek. In de meeste gevallen heeft het gewerkt. Maar in andere gevallen, zoals bij jou, kwamen de krachten te snel opzetten. We moesten je langzaam aan de waarheid laten wennen en ervoor zorgen dat je in de tussentijd jezelf en anderen geen schade berokkende.’

Dus hadden ze ons maar in een opvanghuis gestopt en ons verteld dat we gek waren? Ons volgestopt met medicijnen? Dat sloeg nergens op. En Simon en Derek dan? Die wisten al wat ze waren, dus dan konden zij toch geen deel uitmaken van het onderzoek? Hoewel, Derek duidelijk wel, als tenminste klopte wat Brady had gezegd.

En dat wezen dan, dat ons de creaties van dokter Lyle had genoemd? En Brady en Liz, die permanent uit het ‘onderzoek’ waren geschrapt? Die waren vermoord? Je vermoordt je proefpersonen toch niet als ze niet reageren op je ‘heilzame psychologische therapieën’?

Al die tijd hadden ze me voorgelogen, dus moest ik nu echt geloven dat ze me nu alles wilden opbiechten? Als ik de waarheid te weten wilde komen, moest ik doorgaan met waar ik mee bezig was: zelf op zoek gaan naar antwoorden.

Dus liet ik dokter Davidoff maar kletsen; hij vertelde me over hun onderzoek, over de andere tieners, over hoe we binnen de kortste keren zouden worden ‘opgelapt’ en naar huis zouden kunnen. En ik glimlachte en knikte, en smeedde mijn eigen plannetjes.