Mongolië: Dzjengis Khan als nieuwe held

 

De Chinezen wisten begin dertiende eeuw zeker dat de barbaren uit het noorden hen nooit zouden kunnen overrompelen. Langs het hele kwetsbare deel van de noordgrens hadden ze een duizenden kilometers lange muur gebouwd. Breed, hoog en permanent beschermd. Dzjengis Khan en zijn Mongoolse strijders losten dit probleem heel simpel op: ze liepen er omheen, compleet met tenten, kuddes, vrouwen en kinderen.

 

Het lijkt ook de techniek van zijn nazaten na de afgelopen eeuwen van overheersing door Chinezen en Russen. Op het Russische station Nizjneudinsk in Siberië is de verkoop vanuit de Trans-Mongolië Express kennelijk verboden. Politieagenten die lopend langs de trein de bullepees alvast in de hand warm slaan, maken dit maar al te duidelijk. Maar zodra zij enkele meters verder zijn, verwisselt een spijkerbroek alweer van eigenaar. Of, nog handiger, zeilt vanuit de trein een stapeltje T-shirts hoog boven de hoofden van de agenten door de lucht. Een Mongoolse jongen op het perron vangt het op, duwt het in één vloeiende beweging onder zijn trui en loopt doodgemoedereerd naar een rustig plekje waar de kopers al staan te wachten.

 

Stapels geld en tevreden blikken

Wie geen invloed heeft op de regels voor het leven, kan er altijd nog omheen lopen. De laatste dag voor we de grens tussen Rusland en Mongolië bereiken, geldt dat vooral voor de douaneregels. De meeste handelaren hebben tegen die tijd de trein verlaten. Degenen die over zijn, lopen de uren voor de grensovergang in verhoogd tempo met balen spijkerbroeken, grossiersverpakkingen sigaretten en zelfs stapels plastic toiletbrillen af en aan door de gangen. De wc die we met het hele rijtuig moeten delen, is regelmatig urenlang afgesloten. Dozen met sigaretten gaan die richting uit. De controle aan de grens neemt vervolgens vier uur in beslag en is zo te zien redelijk grondig. Mannen in het groen maken luiken open, kloppen op plafonds en schijnen met lantaarns onder de wagons. De provodnik begeleidt ze, met een vriendelijke lach. De Mongoliërs zitten rustig in hun coupés en kijken het gelaten aan. Tot zo’n tien minuten na de grens. Dan horen we opnieuw treinpanelen rammelen, voorwerpen verschuiven en vooral heel veel heen en weer geloop. Dozen en balen vol handel komen triomfantelijk uit hun schuilplaatsen. Iemand signaleert stapels geld en tevreden blikken in de coupé van de provodnik.

 

Maar overleven onder repressie vereist andere kwaliteiten dan samenleven. We zien er de voorbeelden van. Wanneer op het perron van Perm in Oost-Siberië Russische vrouwen thuisgemaakte maaltijden te koop aanbieden, duwen en trekken de Mongoolse verkopers elkaar hardhandig het perron af om er één te bemachtigen. Of twee. De dozen en balen ‘groter dan het gangpad breed is’ gaan dóór, ook al kom je net met twee bekers kokend water uit de samovar uit de andere richting aanschommelen. Afval? Etensresten? Lege flessen? De Europese reizigers verzamelen het in de afvalbak die daarvoor op het balkon van elk rijtuig staat. Eens per dag opent de provodnik daar een luik in de vloer. En mietert alles naar buiten. Wanneer één van de Mongoolse verkopers het in Nizjneudinsk aan de stok krijgt met de Russische politie, komen zijn collega’s die even daarvoor nog gezellig samen aan het bier zaten hem niet te hulp, maar benutten de gelegenheid om wat snelle deals te maken.

 

 

Luxe villa’s naast vervallen nomadententen

Eenmaal in Mongolië, zien we meer van zulke sporen. Een drukke autoweg in Ulaanbaatar oversteken, is zonder meer een avontuur. Autowrakken en vuilnis liggen als polletjes steppegras aan de randen van de stad. Luxe villa’s van de nieuwe rijken sinds de losmaking van Rusland en het communisme in 1990, staan zonder wroeging tussen vervallen nomadententen in wijken zonder verlichting, zonder wegdek en vol mannen met ogen, troebel van de alcohol. En wanneer een keurige man in pak zijn tafelgenoot vlak naast ons in een restaurant vol in zijn gezicht stompt, reageert niemand. Ook de twee andere tafelgenoten niet en ook niet wanneer het geweld maar doorgaat, minutenlang.

 

Maar we zien ook de sporen van een samenleving met een aanstekelijk enthousiasme voor nieuwe tijden. Overal in Ulaanbaatar wordt gebouwd, en een flinke slag vriendelijker dan wat de Russen hebben achtergelaten. Op straat lopen traditionele, kleurrijke kimonoachtige jassen zusterlijk naast kleurige topjes en gebleekte spijkerbroeken. Door weer en wind getekende gezichten naast modieus gekapt en opgemaakt. Mobieltjes bliepen op elke straathoek. Internetcafés zijn oververhitte zaaltjes vol gamende Mongoliërtjes. Jonge mannen en vrouwen in kostuum en mantelpak zetten, dossiermap onder de arm, hun tanden in de toekomst.

 

Meer dan welkom

De Mongoliërs hebben er duidelijk zin in en bezoek is daarbij meer dan welkom. Overal worden we met een oprecht blije lach begroet. In een bepaald niet voor toeristen opgezet eethuisje, maken de gasten onmiddellijk plaats voor ons aan één van de overvolle tafels. Het tasje ‘met alles erin’ dat we in een overvolle winkel op de toonbank hebben laten staan, staat na een rappe adrenalinespurt rustig op ons te wachten. Met alles erin. En wie ergens heen wil, steekt langs de straat gewoon zijn hand op. Mongoliërs in luxe auto’s brengen je graag tot voor de deur. Een halve euro als bijdrage in de autokosten is voldoende.

 

En overal in Mongolië is Dzjengis Khan. Als memorial in de uitgestrekte, golvende vlakte even buiten Ulaanbaatar, waar mannen op paarden rijden en hekken niet bestaan. Maar ook op posters, portemonnees, tekeningen, reclamezuilen en als naamgever aan bier, wodka, een hotel en ongetwijfeld nog veel meer.

 

Hij leerde de Mongoliërs dat je samen het onmogelijke waar kunt maken. ‘Eén pijl kun je breken, een bundel nooit’, zei hij. Hij is hun nieuwe held.