8

Een cadeautje van Bob

Wauauaauwaah.

Ik deed mijn ogen open en zag dat Bob bij me op bed was gesprongen en zijn kop vlak bij mijn gezicht hield. Zijn felgroene ogen leken een extra twinkeling te hebben. Het was natuurlijk onzin, maar het leek alsof hij wist dat het eerste kerstdag was en zo snel mogelijk aan het feest wilde be ginnen.

Ik had de thermostaat zo ingesteld dat de verwarming vroeg aanging, om de kamer vast een beetje voor te verwarmen. Het was een immense opluchting om bij het opstaan wat minder kou te voelen, vooral omdat mijn bloedsomloop zo traag was. Toen ik de gordijnen opentrok en zag dat de lucht nog steeds grijs was en de bomen bedekt waren met een vers laagje sneeuw, was ik nog dankbaarder voor de warmte.

Ik zette water op en gaf Bob te eten. Toen deed ik het radiootje in de keuken aan. De muziek, van Bing Crosby tot Band Aid, paste bij de kerstdagen. Het was niet echt mijn smaak, maar onwillekeurig begon ik mee te neuriën. Ik was in de stemming.

Bob en ik hadden ons eigen schema op de ochtend van eerste kerstdag. Tweede kerstdag, met Belle erbij, was een ander geval, maar deze dag was van ons. Na het ontbijt gingen we eerst naar buiten, zodat Bob zijn behoefte kon doen.

Ik drukte op de knop van de lift, maar er gebeurde niets. Zul je altijd zien, dacht ik. Uitgerekend vandaag gaat de lift kapot.

Ik merkte dat Bob het niet leuk vond om vijf trappen af te lopen. Als je naar beneden gaat, moet je ook weer naar boven, wist hij.

Ik had een kaart geschreven voor Edna, het ‘kattenvrouwtje’ van de overkant. Ze nam continu zieke en zielige katten in huis en we maakten vaak een praatje, tot Bobs grote ongenoegen. Er zaten altijd wel een paar katten op haar tuinmuur of vensterbank en dat maakte hem vaak zo woest dat hij met een bolle rug op mijn schouder stond.

Vandaag was het zo koud dat er geen katten buiten waren. Ik schoof de kaart door de brievenbus, wachtte tot Bob klaar was en ging weer naar binnen.

In het flatgebouw heerste een grafstilte. Er was bijna geen geluid te horen. Op de terugweg naar boven kwam ik iemand tegen die op de derde verdieping woonde. Het was een beetje een rocker, met lang haar en een leren jack, en hij was duidelijk op weg ergens naartoe. We wensten elkaar een vrolijk kerstfeest.

Verder was er geen levende ziel te bekennen. Er moesten wel mensen thuis zijn, want ik rook kalkoen uit de oven in het trappenhuis. Bob rook het ook en liep met zijn neus in de lucht de vierde verdieping op.

‘Wat zullen we nou hebben, Bob? Wil je zeggen dat mijn kookkunst niet goed genoeg voor je is?’ zei ik met een quasiteleurgesteld gezicht.

Terug in de flat rende Bob naar de kerstboom, die duidelijk geïnspecteerd moest worden, want hij zou zich op wonderbaarlijke wijze kunnen hebben verplaatst of een nieuwe, ontoelaatbare versiering kunnen hebben opgedaan tijdens onze afwezigheid. Toen hij zich ervan had verzekerd dat alles was zoals het moest zijn, begon hij de cadeaus te besnuffelen. Deze keer meed hij Belles brok beton welbewust en concentreerde zich op het presentje dat ik in kerstpapier met een kattenthema had verpakt.

‘Goed gezien, Bob,’ zei ik. Ik stak mijn hand uit, pakte het onder de boom vandaan en zette het naast me op de bank.

In een flits zat hij naast me en met ogen op steeltjes keek hij naar het pakje dat ik heen en weer zwaaide, opgewonden met zijn staart zwiepend. Toen ik het bij hem neerzette, begon hij het papier en de strik los te scheuren. Ik maakte het doosje eronder open en daar was de opwindmuis met kattenkruid die ik van een vaste klant in Covent Garden had gekregen nadat we daar hadden opgetreden. Bob wierp een vluchtige blik op de muis, pakte het kartonnen doosje, hield het even in zijn bek, gooide het op de vloer en sprong van de bank om ermee te spelen. Ik wist zeker dat niet alleen katten, maar ook kinderen overal ter wereld hetzelfde deden.

‘Wat moet je met een cadeautje als de verpakking zoveel leuker is?’ zei ik lachend.

Belle had me een cadeautje gegeven dat ik op eerste kerstdag mocht uitpakken. Aan de vorm te zien was het dat tweedehandsvideospelletje waar ik haar hints over had gegeven. Ik wist dat het, in tegenstelling tot nieuwe versies die een fortuin kostten, vrij goedkoop was en dat Belle het kon betalen. Ik maakte het open en bracht een uurtje door met het installeren en spelen van het spel. Bob wilde echter pertinent niet dat ik er te veel in zou opgaan. Al snel liep hij over me heen en dreigde de Xbox uit te schakelen, een kunstje dat hij me al eerder had geflikt.

‘Oké, maat, ik snap het. Tijd om aan het kerstdiner te beginnen.’

Bob was gek op pigs in blankets, worstjes met bacon eromheen gewikkeld. Ik lustte ze zelf ook, dus om te beginnen stopte ik er een paar in de oven. De geur van bacon zweefde al snel door de keuken. Ik schilde een paar aardappelen en legde de kleine kalkoenfilet die ik voor mezelf had gekocht ook in de oven.

Bob lag bij de radiator te dutten, maar de geuren wekten hem uit zijn sluimering.

‘Even geduld, maatje,’ zei ik toen hij zijn neus iets te dicht bij de deur van de oven hield.

Eerst haalde ik de worstjes uit de oven en zette de hete ovenschaal op het werkblad. Bob werd helemaal gek toen hij ze zag en rook. Hij zwiepte zo snel met zijn staart dat ik me afvroeg of hij wilde opstijgen. De bacon vond hij het lekkerst. Ik haalde een plakje van een worstje en hield het boven zijn kop om hem een beetje te plagen tot het was afgekoeld, maar hij was veel te snel en behendig voor me en griste het plakje in een oogwenk uit mijn vingers.

Ik schepte onze borden vol en zette ze op een dienblad. We aten op de bank bij de tv. Bob schrokte zijn eten altijd naar binnen alsof zijn leven ervan afhing, maar vandaag deed er nog iemand mee aan het wedstrijdje snel eten. Binnen twee minuten hadden we allebei ons bord leeg.

Nadat ik had afgeruimd, belde ik mijn familie in het zuiden van Londen. Het was te ingewikkeld en te lastig om mijn moeder in Australië te bereiken. Ik praatte een paar minuten met mijn vader. We waren niet zo goed in telefoneren. We wensten elkaar vrolijk kerstfeest en vroegen elkaar naar onze plannen voor de feestdagen en de cadeautjes die we hadden gekregen. Brits als we waren besteedden we natuurlijk ook de nodige tijd aan het weer. Het bestelbusje van mijn vader was de vorige week in een sneeuwstorm blijven steken, vertelde hij, en hij had zich met zijn blote handen moeten uitgraven.

Het hele gesprek was binnen vijf minuten afgelopen, maar toch voelde ik me beter daarna. De herinnering van de vorige dag, aan die keer dat hij me niet te woord had willen staan met Kerstmis, was pijnlijk geweest. We zouden waarschijnlijk nooit een hechte vader-en-zoonband krijgen. We streken elkaar altijd tegen de haren in, waarschijnlijk omdat we in veel opzichten op elkaar leken. Hij keurde mijn manier van leven af. Ik baalde ervan dat hij altijd zo zeurde dat ik mijn haar moest laten knippen en een ‘fatsoenlijke’ baan moest zoeken, wat dat ook mocht inhouden. Maar we hadden in elk geval weer contact, en dat deed me goed.

De rest van de avond verliep niet veel anders dan de vorige. Bob en ik hingen op de bank, hij zacht ronkend naast me terwijl ik mijn nieuwe videospelletje speelde. Overal op de wereld waren miljoenen mensen waarschijnlijk bezig hun idee van een ideale Kerstmis te verwezenlijken. Ze deden spelletjes, maakten muziek of zaten gewoon etend en drinkend voor de tv. Dat was hun idee. Dit was het onze geworden. Op een tevredenheidsschaal van één tot tien scoorden Bob en ik een elf.

Op tweede kerstdag was het in veel opzichten pas echt Kerstmis voor Bob en mij. Belle kwam vlak voor de lunch aanzetten met vier uitpuilende supermarkttassen vol eten. De lift deed het nog steeds niet, dus toen ze aanbelde, rende ik naar beneden om haar te helpen dragen. Bob keutelde de hele weg de trappen op achter ons aan en deed verwoede pogingen om zijn kop in de tassen te steken.

Terug in de keuken sprong hij op het werkblad om naar het uitpakken te kijken.

‘Kijk eens, maatje,’ zei Belle, en ze gaf hem een plakje heerlijk uitziende Spaanse ham.

Hij nam het in zijn bek, liet het op de vloer vallen en at het in een paar seconden op, waarbij hij enthousiast met zijn staart zwaaide.

Belle vond het heerlijk om te koken, en helemaal als het om een uitgebreide kerstmaaltijd ging en ze ook kon zien hoe iedereen ervan smulde. Mijn keuken was niet al te goed geoutilleerd, maar ze had algauw een kleine kip, aardappelen en groenten in de oven gestopt. Het duurde niet lang of eetlustopwekkende geuren zweefden de kamer in.

Telkens als Belle in de oven ging kijken, schoot Bob overeind, stak zijn neus in de lucht en draafde naar de keuken, de opportunist.

‘Nog niet,’ zei Belle dan, en ze deed het deurtje weer dicht.

Bob bleef dan nog even wachten voor hij de moed opgaf en terug naar de woonkamer slofte, maar uiteindelijk kreeg hij zijn beloning, kleine, gare stukjes kip die naar hem toe werden gegooid.

Er was ook een zalig voorgerecht met gerookte zalm voor Belle en mij, samen met nog een paar hapjes. Ik waande me in een vijfsterrenhotel.

Het duurde nog tot halverwege de middag voordat we eindelijk gingen eten, al waren we toen al een paar uur aan het grazen van de lekkernijen die Belle had meegebracht. Ze had veel restjes meegenomen van het kerstdiner bij haar ouders, dat altijd een grootse, overdadige familieaangelegenheid was. We aten aan het klaptafeltje in de woonkamer. Belle had het prachtig gedekt met servetten en knalbonbons. Ze had uiteraard drie borden neergezet.

Bob, die op de vloer in de woonkamer lag, had een hekel aan het knallen van de bonbons, dus trokken Belle en ik ze op veilige afstand van hem open. We zetten allebei een feestmuts op en Belle maakte met schaar en plakband een muts op maat voor Bob, zodat hij zich niet buitengesloten hoefde te voelen. Het moet een fraai gezicht zijn geweest, wij drieën met onze feestmutsen op en onze servetten om onze nek geknoopt. Het voelde alsof we een gezinnetje waren, niet in traditionele zin, maar toch.

Ik had een flesje cava gekocht voor bij het eten.

‘Proost,’ zei ik, en ik hief mijn glas naar Belle. ‘En bedankt dat je zo’n geweldige vriendin bent voor Bob en mij.’ Bob zat op zijn stoel, niet onder de indruk. Hij had veel meer belangstelling voor het schaaltje met kip dat Belle voor hem had neergezet.

Ik was dol op Belles kookkunst en at door tot ik op springen stond. We hadden het erover gehad na het eten te gaan wandelen, gewoon even een frisse neus halen, maar dat plan werd snel verworpen. Het was trouwens kouder dan ooit, dus binnen waren we veel beter af.

Ik ruimde af en deed de afwas. Om een uur of vier waren we klaar om onze cadeaus open te maken.

Belle gaf me eerst glimlachend een envelop.

Ik maakte hem open en haalde er een zelfgemaakte kaart uit. Op de voorkant stond een goudkleurige pootafdruk op ware grootte. Binnenin stond simpelweg: Voor James, van Belle en Bob.

‘Nou zie je waarom het zo’n troep was vorig weekend,’ zei Belle giechelend. ‘Ik zat die kaart te maken en toen kwam hij erbij en zette er opzettelijk zijn poot op. Het was een kaart van mij alleen, maar blijkbaar wilde hij er ook aan meedoen.’

Ontroerd gaf ik de kaart een ereplaatsje naast de kerstboom.

Belles ouders, die altijd gul waren, hadden haar iets voor mij meegegeven. Het was een speciale uitgave van The Rocky Horror Picture Show, een van mijn lievelingsfilms.

Belles cadeautje zat me nog steeds niet lekker. Het was het enige wolkje aan de lucht, deze kerstdag. Ik probeerde mezelf gerust te stellen. Ze zou er vast blij mee zijn. Ik kende haar daarvoor goed genoeg, hield ik mezelf voor, maar ik bleef denken dat het twee kanten op kon. Of ze zou beledigd zijn, of ze zou het schitterend vinden. Een middenweg was er niet.

Ik pakte het cadeautje onder de kerstboom vandaan en gaf het haar. ‘Pas op, het is zwaar,’ zei ik schaapachtig.

‘Goh, ja, hè?’ zei ze toen ze het aanpakte.

Niet-begrijpend keek ze naar het vreemd gevormde pakje. Het kon geen boek, dvd of flesje parfum zijn, of een van de andere cadeautjes die je in deze tijd van het jaar zou kunnen verwachten. Ze had duidelijk geen idee, wat in zekere zin al een succes was, maar zou ze de verrassing waarderen als ze zag wat het was?

Met ingehouden adem keek ik toe hoe ze de brok beton uit het papier haalde, in haar hand nam en bekeek.

‘Wauw,’ zei ze.

Ik wist niet hoe ik dat moest opvatten. Bedoelde ze ‘wauw, wat gaaf’, of ‘wauw, wat een stom cadeau’?

Ze hield de steen hoog en bekeek hem van alle kanten. Ik was bang dat ze opzettelijk de tijd nam om me te kwellen. Ik kon de spanning niet langer verdragen. ‘Kom op nou, wat vind je ervan?’

‘Ik vind het ongelooflijk, James.’

‘Echt waar? Zeg je dat niet omdat je mij niet voor het hoofd wilt stoten?’

‘Absoluut niet. Het is prachtig, waar vind je zoiets?’

Ze lachte toen ik haar over de bouwplaats vertelde.

Het was een pak van mijn hart, maar ik voelde me ook een beetje oenig. Ja, het was lief van me dat ik die oorhangers voor haar had gekocht, en ze had ze ongetwijfeld mooi gevonden, maar ik was voorbijgegaan aan waar het écht om ging. We hadden elkaar eigenlijk nooit dure cadeaus gegeven. Om te beginnen hadden we er het geld niet voor, maar we vonden het ook belangrijker om elkaar dingen te geven met een verhaal.

Het ging ons niet om het prijskaartje dat eraan hing. Het ging om de liefde en aandacht die erin waren gestoken, en die waren met geen geld te betalen. Het vreemde voorwerp dat ik toevallig had gevonden, was de belichaming van dat idee.

Ik had nog een cadeautje voor haar. Ik gaf haar een envelop met het opschrift BELOFTES.

In de envelop zaten een stuk of vijf toezeggingen die ik de vorige avond op velletjes gekleurd papier had geschreven, van ‘Ik beloof je rug te masseren’ tot ‘Ik beloof het komende jaar minstens één keer met je naar de bioscoop te gaan’. We hadden dat wel vaker gedaan, zeker in krappe tijden zoals nu. We vonden dat zulke beloftes ook meer inhoud hadden een duur, ‘gekocht’ cadeau. Belle was er blij mee, vooral met de bioscoopbelofte. Ze ging graag naar de film en ik had haar al ruim een jaar niet meer op een bioscoopje getrakteerd. Ik had er het geld gewoon niet voor gehad.

We praatten wat en keken naar Bob, die met het papier en de strikken speelde.

‘Hij kan er uren mee doorgaan, hè?’ zei ik met een glimlach.

‘O, dat was ik bijna vergeten,’ zei Belle, en ze pakte een klein cadeautje dat achter de boom had gelegen. Ik had het niet eens gezien. Ze moest het er stilletjes hebben neergelegd toen ze net binnen was.

Er hing een kaartje aan: Voor James, van Bob.

Ik glimlachte naar Belle. ‘Wat is dit?’

‘Maak maar open, dan zie je het vanzelf.’

Het was een klein fotoalbum met een plastic kaft. Op het omslag stond in grote blokletters voor altijd de beste vrienden met daaronder een foto van Bob en mij op de stoep bij station Angel, straatkranten aan het verkopen. Hij moest eerder dat jaar zijn gemaakt. Binnenin had Belle allerlei foto’s van ons samen geplakt. De eerste was uit 2007, toen ik hem beneden had gevonden. Er waren kiekjes van ons in de flat, in de bus en bij Covent Garden. De helft van de foto’s, die Belle zelf met haar mobieltje had gemaakt, herkende ik, maar de andere helft was nieuw voor me. Ze vertelde me dat ze veel foto’s op internet had gevonden. Daar circuleerden er tientallen, gemaakt door mensen uit alle landen van de wereld. De mooiste, eentje waarop ik Bob dicht bij mijn gezicht hield, was gemaakt door een student van de fotoacademie die had gevraagd of hij een reportage van me mocht maken. Hij had me er een bedragje voor gegeven en vervolgens had ik er nooit meer aan gedacht.

Het album ontroerde me. Het was duidelijk dat Belle er erg haar best op had gedaan en er stonden veel foto’s in die me emotioneerden. Ik bleef er maar naar kijken.

Belle had een paar dvd’s meegebracht voor als er niets op tv was. We waren allebei niet weg van de gebruikelijke kerstprogramma’s. Nadat we tevergeefs langs de zenders hadden gezapt, kozen we een dvd uit, Scrooged met Bill Murray. Ik was geen fan van de gewone verfilmingen van de kerstvertelling van Dickens, maar ik was gek op deze maffe versie over Scrooge, waarin Murray een cynische televisiebaas speelt die op kerstavond op zijn dwalingen wordt gewezen.

‘Het is net mijn leven van afgelopen week,’ zei ik terwijl we keken hoe Bills personage werd bezocht door de geesten van zijn verleden, heden en toekomst.

Belle lachte me uit. ‘Ja, hoor, James.’

Het was natuurlijk sentimenteel om mijn afgelopen week te vergelijken met de kerstavond van Scrooge. Ja, ik voelde me altijd ellendig in deze tijd van het jaar, en daar had ik alle reden toe, maar sinds ik Bob kende, was daar verandering in gekomen. Dankzij Belle en hem leerde ik steeds meer van deze periode te genieten.

Toch waren er een paar overeenkomsten. Het viel niet te ontkennen dat ik de afgelopen dagen een paar ontmoetingen had gehad die me aan het denken hadden gezet, niet alleen met de goede zielen die op straat naar Bob en mij toe waren gekomen, maar ook met die andere, eerder sinistere figuren die ons pad hadden gekruist.

Zoals die dealer in Soho. Wat was hij? De geest van voorbije Kerstmis of van het heden? Voor mij, als afgekickte verslaafde, lag de verleiding van drugs altijd op de loer. Het was een deel van mijn heden en het zou een deel van mijn toekomst zijn. En hoe zat het met die jongen in zijn slaapzak in Monmouth Street? Was hij de geest van mijn verleden? Ik keek naar het donker buiten en vroeg me onwillekeurig af waar hij nu was. Ik hoopte dat hij een veilige, warme plek voor de nacht had gevonden.

Ik pakte het fotoalbum weer op dat Belle me had gegeven. Ze zat naast me op de bank, en Bob had zich over ons heen gedrapeerd. Hij keek ook naar het album, alsof hij zichzelf herkende.

Belle had de foto’s in chronologische volgorde ingeplakt. De eerste was in het voorjaar van 2007 genomen en de laatste afgelopen november, toen we op een avond muziek maakten in Neal Street. Bladerend door het album zag ik dat ik in de afgelopen drie jaar een heel ander mens was geworden. In 2007 was ik al aan de beterende hand, maar je kon zien dat ik er nog niet was. Mijn haar en huid zagen er anders uit, minder gezond. Ik maakte een wazige indruk, alsof ik er niet helemaal bij was, wat waarschijnlijk klopte, ook al zat ik toen al ongeveer een jaar in een methadonprogramma. Ik zag eruit als een gekwelde, eenzame ziel, wat ik natuurlijk ook was. Bij elke bladzij die ik omsloeg, zag ik mezelf langzaam, soms pijnlijk langzaam, gezonder worden. Je zag het aan mijn ogen. Ik raakte meer op de buitenwereld gericht, minder in mezelf gekeerd. Maar ik zag nog iets aan mezelf, iets wat nog belangrijker was. Ik zag er nu gelukkiger uit, stabieler. Dat bleek uit een simpel detail: ik glimlachte.

Het drong met een schok tot me door toen ik naar de foto keek waarop ik met Bob op mijn schouder poseerde voor een groepje toeristen in Covent Garden. De toeristen grijnsden breed, maar niet zo breed als ik. Ik straalde gewoon van iets waar ik een combinatie van trots en simpele blijdschap in herkende. Er waren meer van zulke foto’s. Wat een contrast.

Als je een fotoalbum van mijn leven in de tien jaar daarvoor had gemaakt, had je zulke vrolijke foto’s niet kunnen vinden. Misschien waren ze er wel niet eens. Een glimlach was het laatste wat je toen zou hebben gezien. Ik had niet zoveel plezier gehad in die tien verloren jaren.

De opeenvolging van de foto’s in het album bewees wat ik al een tijd intuïtief aanvoelde: de afgelopen drie jaar had mijn leven zich enorm ten goede gekeerd, zowel spiritueel als emotioneel. Ik was een lichtere, blijere ziel geworden. De stappen die ik had gezet om mijn verslaving te overwinnen hadden daar ongetwijfeld aan bijgedragen, maar het stond als een paal boven water dat mijn leven ook een stuk beter was geworden door mijn metgezel op al die foto’s.

Tot Bob in mijn leven kwam was ik verloren geweest, een hopeloos geval. Ik had bespottelijk veel kansen om zeep geholpen. Waarschijnlijk mocht ik van geluk spreken dat ik nog leefde, zo slecht was ik voor mijn lichaam geweest in mijn donkerste periode. Dat ik de waarde van Kerstmis nu inzag en ervan genoot, was maar één van de vele zegeningen die ik aan Bob te danken had. Het was een onderdeel van het nog veel grotere geschenk dat hij me had gegeven, waarschijnlijk het mooiste dat ik ooit had gekregen: een nieuw leven. Bob had me een nieuw leven vol geluk en hoop geschonken. Terwijl Belle, hij en ik die koude avond in december opgekruld op de bank lagen, deed ik mezelf ook een belofte. Ik zou dat geschenk koesteren, niet alleen deze Kerstmis, maar de rest van onze tijd samen.