5
Mitchell ratelt. Hij praat zo snel, hij zou Matthijs van Nieuwkerk met gemak bijhouden en binnendoor kunnen inhalen. Deze man heeft ernstig last van stiltevrees, hij spreekt alsof zijn leven ervan afhangt en er geen enkel rustmoment je in de conversatie mag vallen. Ik sta er versteld van. Hij lijkt wel nerveus. Ik vond zijn hand al klam aanvoelen toen ik die schudde, maar hij verklaarde dat door onmiddellijk over zijn fobie te beginnen.
“Sorry voor mijn natte handen. Ik moest de roltrap nemen en daar ben ik als de dood voor. De lift is gesloten wegens onderhoud, heb je dat gezien? Je moet weten dat ik als kind bijna ben gewurgd door een roltrap. Vijf jaar was ik. Mijn moeder en ik waren samen aan het winkelen, we gingen naar de damesafdeling. Ik vond roltrappen indertijd nog leuk, al wilde ik wel altijd mijn moeders hand vasthouden. Op een of andere manier raakte de veter van mijn capuchon verstrikt in de armleuning. Ik wilde hem lostrekken, maar dat lukte niet. Ik panikeerde, struikelde, terwijl die leuning doorrolde. De veter trok helemaal strak, ik werd half meegesleurd. Ik moest mijn moeder wel loslaten, ik kon niet anders. Zij krijste de hele Bijenkorf bij elkaar: “Red mijn kind! Zet die trap stil!” Ik krijg nog de rillingen als ik eraan denk.”
Hij schuift de mouw van zijn smetteloos witte overhemd iets omhoog om een gebruinde linkerarm te tonen, die inderdaad vol kippenvel zit.
“Het had heel slecht kunnen aflopen als die Surinamer niet had ingegrepen. Hij kwam vanachter uit het niets, tilde me op en liep in een paar grote stappen naar boven zodat de veter weer slap werd. De man rook naar Old Spice, ik vergeet het nooit meer. Dat luchtje vind ik nog altijd lekker. Die YouTube-filmpjes met die grote neger, de ‘Old Spice Man’, ken je die? Zo zag mijn redder er ook uit, maar dan met kleren aan. Zo veilig als ik me in zijn armen voelde, heb ik me nooit meer gevoeld. Pas toen hij me bovenaan de roltrap neerzette en over mijn bol streek, begon ik te huilen. Alsof ik toen al besefte dat hij me voorgoed vaarwel zei.”
Mitchell kijkt me met grote ogen aan, even ben ik bang dat hij opnieuw in tranen zal uitbarsten.
“Ik hoopte dat ik over mijn angst heen was, maar niet dus. Op die roltrap begon ik meteen hevig te transpireren. Zal ik eerst mijn handen wassen dacht ik nog, maar ik vermoedde dat je al zat te wachten. Ik had net zo goed de trap kunnen nemen, echt, ik zweet als een otter en heb me een partij dorst, dat wil je niet weten. Zullen we wat bestellen? Wat dacht je van een kop verse muntthee?”
Voor het eerst durf ik naar hem te glimlachen. Zijn verhaal klonk zo heftig. Dankzij zijn geratel kreeg ik wel de kans om hem op mijn gemak te observeren. Kim heeft gelijk, hij is geen homo homo, hij oogt fit en mannelijk. Op zijn geklep na dan. Ik ken geen enkele hetero die zo kan kleppen. Misschien zijn het de zenuwen, voor hem moet het ook gek zijn om kennis te maken met een vrouw die je nieuwe maatje zal worden. Alsof je als visueel gehandicapte wordt voorgesteld aan je nieuwe blindengeleidehond. Je hoopt maar dat het beest bij je past, dat hij je verdedigt in plaats van aanvalt, de brailleboeken terugbrengt naar de bibliotheek zonder ze onderweg aan flarden te scheuren en je bijtijds wegtrekt als je per ongeluk op een spoorwegovergang in gepeins verzinkt terwijl de intercity naar Amersfoort met grote snelheid nadert.
“Ik hou erg van muntthee. Volgens Mona, ik bedoel Moon, maakt me dat een muts.” Het laatste flap ik er zonder nadenken uit.
“Wie is Mona?”
Mitchell lijkt haarfijn aan te voelen dat hij op een pijnpunt is gestuit. Hij negeert haar nieuwe naam. Doet me goed. “Dat is mijn beste vriendin. Nou ja, dat denk ik. Dacht ik.”
“En ze noemt jou een muts? Dan is het dus geen vriendin. Kind, al sla je drie liter muntthee per dag achterover. Lekker belangrijk. Zullen we?”
Hij pakt me bij mijn arm en leidt me naar een tafel. Zijn greep is stevig, doortastend. Wat is hij lang. Filmsterren schijnen in het echt allemaal ondermaatse minimannetjes te zijn. Mitchell oogt als een filmster, maar heeft de lengte van een basketbalspeler. Hij is duidelijk over de eerste zenuwen heen, bij mij barsten ze ineens los. “Sorry dat we bij de Bijenkorf hebben afgesproken,” stotter ik. “Als ik had geweten van dat roltrapverhaal…”
“Hoe had je dat kunnen weten? Ik kom hier nog steeds graag. Mijn moeder ook, de schat. Zal ik je nog iets raars vertellen? Als ik met haar ben, durf ik de roltrap wel op. Houd ik stevig haar hand vast, niet alleen voor mezelf, ook voor haar. Ze is een broos vrouwtje geworden. Nog altijd prachtig hoor, tot in de puntjes verzorgd. Als we samen naar de damesafdeling gaan, hoop ik altijd dat ik mijn redder weer tegenkom. Hoewel die intussen ook een oude man zal zijn, misschien zou ik hem niet eens herkennen.”
“Hij jou zeker niet.”
“Dat is waar,” antwoordt Mitchell verrast. “In mijn hoofd ben ik altijd weer dat jongetje van vijf als ik op een roltrap sta. Zonder roltrap voel ik me trouwens niet ouder dan zestien. Dat moet je wel van me weten, dat je in feite vriendinnen wordt met een puber in een mannenlichaam.” Er verschijnen lachrimpeltjes naast zijn speculaasbruine ogen, die gevuld lijken met gouden spikkels.
Ik slik. Hij lijkt het doodnormaal te vinden dat we vriendinnen worden. Hij stelt geen vragen, onderwerpt me niet aan een keuring of een GBF-test. Hij accepteert me zoals ik ben. Misschien komt dat doordat hij homo is, die vinden anders-zijn gewoon. Maakt hem het uit dat ik een muts ben. Sterker, misschien snakt hij ernaar. Een knappe homo als hij komt natuurlijk om in de valse nichten, maar zit vast krap in de mutsen. Misschien heeft hij nog nooit een Mien Doorsnee ontmoet die zich voor hem interesseerde. Het zou kunnen zijn dat ik, Yvonne de Graaf, iets exotisch vertegenwoordig. Een muts in de vorm van een peer die openstaat voor vriendschap. Ik moet mezelf niet zo neerhalen, dat zegt Mona ook altijd.
Mitchell parkeert me bij een tafeltje en vraagt wat ik wil eten. Ik snak naar een broodje kroket met patat en een stuk appeltaart met slagroom, maar ik denk aan Kim. “Doe maar iets gezonds,” zeg ik. “Een salade of zo.”
Hij trekt zijn wenkbrauwen op.
“Dat klinkt lauwtjes.”
“Mijn kinderen vinden dat ik moet afvallen.”
“En wat vind je zelf?”
Ik staar naar het aluminium peper- en zoutstel op het tafelblad. “Ik weeg 82,4 kilo.” En dat is een feit. Het ontbijt en mijn nachthemd maakten niks uit, na die fatale ochtend heb ik mezelf nog drie keer gewogen. De eerste keer was het 83,1 kilo, maar dat kwam omdat ik op mijn verjaardagdiner een half stokbrood met kruidenboter, twee lady steaks van ruim tweehonderd gram met knoflooksaus en verse friet met huisgemaakte mayonaise tot me had genomen. Ik had veel troost nodig: Mona had afgezegd en ik was veertig, dus toen ik niet kon kiezen uit de toetjes, nam ik de twee die me het lekkerst leken: crème brulée en Sachertaart. De kok had het een ‘excellente keuze’ gevonden. Thuis had ik de restanten van de O en de M opgegeten, die ik onder ons bed had verstopt.
“Dat is geen antwoord op mijn vraag. Hoe lang ben je?”
“Een meter 69.” Op mijn paspoort heb ik mijn lengte afgerond naar een meter zeventig, maar tegen Mitchell wil ik eerlijk zijn. Het lijkt me niet goed om deze prille fase van onze vriendschap met leugens te beginnen. Als hij mijn paspoort ooit ziet, kan ik het uitleggen.
“Je lijkt langer.”
“Komt vast door mijn laarsjes,” zeg ik. Dom. Complimenten moet je dankbaar in ontvangst nemen, niet ondermijnen.
“Je bent voluptueus,” vindt Mitchell. “Er schijnen heteromannen te zijn die daarop kicken. Je hebt nog geen antwoord gegeven op mijn vraag. Je kinderen vinden dat je moet afvallen. Wat vind jij? Stoort het je dat je meer dan tachtig kilo weegt? Denk er even over na, dan haal ik wat te eten voor ons.”
Hij loopt weg zonder te vragen wat ik wil hebben. Voor een homo is hij behoorlijk doortastend. Ik had hem onderdaniger voorgesteld. Slaafser. Ik kijk om me heen en zie dat ik niet de enige muts in de Bijenkorf ben. Er zitten er meer, in groepjes van twee. Ze staren Mitchell na. Vervolgens richten ze hun blik op mij. Wat heeft zij dat wij niet hebben, zie ik ze denken. Moet ik ze geruststellen? Moet ik ze met een paar subtiele klapjes van mijn rechterhand op de bovenkant van mijn linker laten weten dat we te maken hebben met een heerschap dat geen seksuele interesse heeft in vrouwen? Ik wil niet dat ze zich rot voelen. Ik weet maar al te goed hoe het is om ten prooi te vallen aan de somber stemmende overtuiging dat iedereen het beter lijkt te hebben getroffen dan jij. Kim stoort me in mijn overpeinzing. Ze meldt zich per sms.
ENNN…HOE VIND JE HEM, MIEMSEL?
Als Kim me miemsel noemt, is ze in een bijzonder goede bui.
HIJ LIJKT ME HEEL AARDIG. KNAPPE MAN
schrijf ik terug.
WAT ZEI IK JE? STRAKS WORDT PAP NOG JALOERS. LOL.
Mitchell keert terug met een dienblad. Ik zie twee glazen muntthee, twee cola light en twee geitenkaassalades. Geen brood.
“Ik dacht: een muts die geen geitenkaas lust, dat bestaat niet,” zegt hij droog. Dan serveert hij de maaltijd uit, doet het dienblad weg, reikt me een servet aan en vouwt die van hem uit op zijn schoot.
“Smakelijk.”
“Eensgelijk.” Terwijl ik meteen aanval op mijn salade, neemt mijn nieuwe GBF een slokje van zijn thee.
“Is de seks minder sinds je overgewicht hebt?”
Hij stelt de vraag terloops terwijl hij zijn glas terugzet. Waarom heeft hij de gloeiende muntthee niet meteen over mijn hoofd uitgegoten? Dat was waarschijnlijk minder pijnlijk geweest.
Mitchell ziet mijn gekwetste blik en houdt zijn handpalmen verontschuldigend in de lucht. “Sorry, ik ben gewoon nieuwsgierig. En ik praat graag over seks, dat is een van de vooroordelen over homo’s die je mij niet hoort bestrijden. Maar serieus: als ik dikke vrouwen zie, vraag ik me dat altijd af. Ooit ben je dun geweest, was de seks toen beter?”
Van voluptueus ben ik gedegradeerd naar dik. Ik zal Kim per ommegaande SMS-en dat ze Jesper mag feliciteren. Hij heeft dankzij Grindr de meest valse nicht uit de omgeving opgespoord.
“Heb je überhaupt nog wel seks?”
“Natuurlijk heb ik seks,” zeg ik verdedigend, al zou ik niet weten waartegen ik me moet verdedigen. “Met mijn man.”
“In het donker?”
Ik leg mijn vork neer. Ik heb geen trek meer in geitenkaassalade, ik heb nergens meer trek in.
“Ken jij het tv-programma Ik vertrek? Dat ga ik doen als jij zo doorgaat. Ik dacht dat je op zoek was naar een maatje.”
Mitchell verblikt of verbloost niet. “Waarom voel je je zo aangevallen? Geef gewoon antwoord. We zijn vriendinnen, we kunnen eerlijk zijn.”
Ondanks alles glimlach ik. “Vriendinnen zijn nooit eerlijk, Mitchell. Dat is een code. We liegen elkaar het leven door: Wat zie je er goed uit! Wat was het gezellig! Wat zit je haar mooi! De top drie van leugens waarmee we dagelijks strooien.”
“Vriendinnen nemen elkaar dus eigenlijk alleen maar in de maling?”
Ik schud mijn hoofd. “Het is een spel. Als ik er beroerd uitzie, ben ik me daarvan heus wel bewust. En ik weet dat ik het onderwerp van gesprek zal zijn zodra ik een gezelschap met vriendinnen verlaat. Wat zag zij er slecht uit! Gaat het wel goed met haar? Daarom heb je meerdere vriendinnen nodig. Als je je stoort aan het gedrag van de een, zeg je dat tegen de ander. Op een gegeven moment komt je klacht vanzelf bij de vriendin in kwestie terecht. Die doet dan een tijdje boos en beledigd, maar beseft ook: dit is een signaal.”
“Klinkt ingewikkeld.”
Ik haal mijn schouders op. “Zo werkt het nu eenmaal.”
“Ik hou niet van dat soort omwegen, wen daar maar aan,” zegt Mitchell. “En je hebt nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vragen: Vind je jezelf te dik? Is de seks minder? Doe je het in het donker?”
“Ja, ja en meestal wel, ja.” Ik flap het er in een keer uit. Wat heb ik te verliezen? Gespannen kijk ik naar de reactie van dokter Direct. Die neemt op zijn gemak een hap van zijn salade en spoelt die weg met een slok cola.
“Was dat nou echt zo moeilijk?”
Ik knipper een paar keer met mijn ogen. Eigenlijk viel het wel mee. Ik heb nog steeds geen trek in geitensalade, wel in muntthee. Ik pak het cupje honing van het schoteltje om het open te scheuren, maar Mitchell houdt me tegen door zijn hand op de mijne te leggen.
“Die calorieën heb je niet nodig, die thee is zoet genoeg van zichzelf.”
Even wil ik protesteren, maar dan besef ik: dit zou Mona nooit doen. Mona zou zeggen: Wil je mijn cupje ook? En mijn koekje? Hoezo doe je aan de lijn, wat een onzin, je bent toch niet dik? Diezelfde dag nog zou ze tegen Denise fluisteren: Wat is Yvon aangekomen, hè? Misschien heeft Mitchell een punt, en kan ik vriendinnen missen als kiespijn. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Ik begrijp steeds beter waarom een GBF/valse nicht voor vrouwen vanaf veertig onontbeerlijk is. Hij kan bijsturen en corrigeren waar nodig. Het cupje blijft dicht.
“Dat de seks minder is, komt niet alleen door mijn gewicht,” vertel ik. “Mijn man wil vaak genoeg, vaker dan ik. Het is alleen zo…zo…”
“Voorspelbaar?”
“Precies. Ik weet precies hoe het zal gaan. In tien minuten is het gebeurd, soms een kwartiertje.”
“En het vindt plaats in bed?” Mitchell prikt zijn vork weer in zijn salade. Van een afstand lijkt het vast alsof we over koetjes en kalfjes aan het praten zijn.
“Waar anders?”
“Hij zou je ruw tegen het aanrecht kunnen nemen.”
Ik begin te giechelen. “Dat heeft hij een keer gedaan, bij zijn ouders thuis. Ze waren op vakantie en we moesten de katten eten geven.” De herinnering doet me blozen.
“Wanneer was dat?”
“Poeh, de kinderen waren nog klein. Volgens mij zaten ze nog in hun buggy.”
“Lang geleden dus. Je kinderen zijn nu pubers, toch? Ik heb je dochter gesproken, pittige tante. Mis je het?”
“Wat?”
“Geile, onverwachte, spannende seks. Mis je dat? Je lijkt me niet het type vrouw voor een minnaar, maar misschien vergis ik me.”
Weer zo’n confronterende vraag. Met daaroverheen iets wat lijkt op een belediging die Kim had kunnen maken. Ik wil even nadenken en ga toch maar verder met mijn salade. Een mens moet eten. Mitchell heeft zijn bestek net op zijn bord gelegd. Blijkbaar heeft hij al genoeg, ook al is er nog minstens een kwart over. Zijn geitenkaas heeft hij nauwelijks aangeroerd. Zou mijn GBF aan de lijn doen?
“Eerlijk gezegd denk ik daar nooit zo over na,” zeg ik na een paar happen. “Ik ben best tevreden met mijn seksleven. Ik zou het een zeven geven.”
“Een voldoende.”
“Ja. Dat is toch mooi?” Die homo’s altijd met hun seks. Ze zijn er veel te gefixeerd op.
“Heb je weleens uitschieters naar de tien? Dat je man, hoe heet hij…”
“Maarten.”
“Dat Maarten je zo ongenadig hard pakt dat je de volgende dag alleen wijdbeens kan lopen, als je begrijpt wat ik bedoel.”
Mijn vork klettert op het tafelblad. Een paar belendende mutsen kijken verbaasd onze kant op. “Foei!” fluister ik. Het is een woord dat ik al lang niet heb gebruikt, maar het is het enige dat ik op deze situatie van toepassing acht. Als Maarten dit zou horen, hij zou het vreselijk vinden. En terecht. Je gaat de intieme details van je seksleven niet met een homo bespreken, ook al is hij je beoogde GBF.
“Luister,” zeg ik, “jij mag zo frank en vrij zijn als je wilt, ik ben dat niet. Laat mijn echtgenoot hierbuiten, alsjeblieft.”
“Als je echt genoot, zou ik dat zeker doen,” zegt Mitchell met een glimlach.
Hij durft wel, ik moet het hem nageven.
“Schat, ik ben de bron van je frustratie aan het zoeken. En aan je overgewicht te zien, heb je een hoop frustratie weg-gegeten de afgelopen jaren.”
“Maarten is niet de bron,” zeg ik hooghartig.
Mitchell pakt zijn mobiel, tikt er paar keer op en toont me het schermpje.
Ik zie een pafferige man, zijn pens bolt dusdanig op dat zijn overhemd strak staat, alsof hij vijf maanden zwanger is. Hij heeft een rond, vol gezicht en lijkt wat op Mitchell, maar dan met een snor. Naast hem staat een spichtige jongen die aan een vreemd gevormd, paarskleurig ijsje likt.
“Is die dikke man een broer van je?”
Hij schudt zijn hoofd. “Ik ben het zelf. Anderhalf jaar geleden.”
Vol verbazing staar ik van de foto naar hem en weer terug. “Dat meen je niet. Ik zou je amper herkennen.”
“Twaalf kilo overgewicht. Toen mijn ex me verliet, heb ik er uit pure ellende nog drie bij gegeten. Zo diep hoop ik nooit meer te zinken.”
“En die jongen met dat ijsje, is dat een neefje van je?”
“Dat is mijn ex.”
Ahem. Mitchell valt op jong, op heel erg jong. Ik durf niet te vragen of zijn ex op zijn minst meerderjarig was bij de kick-off van hun relatie.
“Zie je aan wie hij staat te lebberen? Daniel Craig als James Bond. Geinig hè? Het is een collector’s item. Eigenlijk hadden we hem in de vriezer moeten houden, maar op een gegeven moment hield mijn ex het niet meer en wilde hij hem toch oplikken. Typisch Dwayne. Die heeft dus nooit last van overgewicht. Het is zo’n neuroot, volgens mij schijt hij alles wat hij eet er meteen weer uit.”
Ik laat mijn vork liggen waar die ligt, mijn trek is weg. “Je ziet er nu stukken beter uit dan op die foto.” Als hij direct mag zijn, mag ik het ook. “Wat is er met je gebeurd?”
“Wil je het echt weten?” vraagt Mitchell. “Er zit een hele geschiedenis aan vast, een nogal heftig verhaal. Niet geschikt voor minderjarige kijkers, als je begrijpt wat ik bedoel.”
Ik bijt aarzelend op mijn lip. Wat zou Kim nu doen? Ze zou hem aanmoedigen alles, maar dan ook alles, te vertellen, inclusief de ongetwijfeld smerige details. Als zij het aankan, waarom ik dan niet? Ik ben veertig. Veertig met de v van vooruitstrevend. “Kom maar op,” zeg ik dapper.
Een kwartier later weet ik meer over homo’s in het algemeen en Mitchell in het bijzonder dan ik ooit had willen weten. In de weken na zijn breuk met Dwayne wentelde hij zich in zelfmedelijden, chocolademousse, chocolade-ijs, chocoladecake en dozen bonbons tot hij op een zeldzaam moment van helderheid besloot dat het zo niet langer kon. Tijdens hun relatie was Mitchell volkomen monogaam geweest, op het brave af. Hij had een afkeer van homo’s die hun seksualiteit openlijk uitleefden. Van de ene dag op de andere gooide hij het roer om. Hij stortte zich in de uitgaanswereld en ging helemaal los, zoals dat heet. Hij schuwde niets en probeerde alles. Dit resulteerde in deelnames aan diverse orgieën, eentje daarvan in een enorme tobbe met olijfolie op een verlaten industrieterrein in België. “Al die lijven die over elkaar heen glibberden. Die druipende, stijve pikken, ik heb er soms nog flashbacks over. En ik maar denken: waar laten ze die olie straks na afloop? Die kan toch niet meer worden gebruikt voor de frituur, met al die lichaamssappen erin?”
Mitchell visiteerde uitgaansgelegenheden met zogeheten glory holes: gaten in de wand van het toilet waarin je je geslacht kunt steken in de hoop dat de man op de wc naast je eraan gaat zuigen of trekken. Na zijn lid vier keer vergeefs door zo’n gat te hebben geduwd, had hij beet. Iemand aan de andere kant van de muur begon er uit alle macht aan te zuigen. “Eerst was het heel lekker, echt heel geil. Maar hij zoog steeds harder, het was niet subtiel, hij trok hem bijna vacuüm. Op een gegeven moment begon hij te bijten en dat deed hij behoorlijk hard. Ik schreeuwde het uit, wilde hem terugtrekken, maar durfde niet, want ik was bang dat die mafkees mijn leuter tot bloedens toe zou beschadigen. Ik heb op de muur gebonsd en geroepen dat hij moest loslaten. Uiteindelijk deed hij dat. Ik heb zeker twintig minuten als verdoofd op die wc gezeten, ik durfde er niet vanaf. Nog steeds vraag ik me af wie het is geweest: een brutale jonge jongen of een gefrustreerde oude vent? Dat eerste zou ik nog wel kunnen verdragen, zelfs wel opwindend vinden, maar dat laatste doet me huiveren.”
Aan het slot van zijn queeste naar ongeremd genot belandde Mitchell tijdens de housewarmingsparty van een vriend in een kwartet. Het kwartet vond plaats in bed en bestond uit twee lange gespierde goden, een tengere bloedgeile Indo, en hijzelf. Een van de goden was een Kroatisch fotomodel, de andere een make-up artist uit Amsterdam. Mitchell had de Kroaat vaker op feesten gezien en zich thuis stiekem op hem afgetrokken. Hij beschouwde het kwartet als een buitenkans; het moest het seksuele hoogtepunt van zijn bestaan worden. De deelnemers aan het kwartet hadden allemaal een snoepje genomen om de feestvreugde te verhogen. “Snoepje is een onschuldig woord voor ecstasy, lieverd.”
In Mitchells fantasie was de Kroaat een waanzinnige, hemeltergend lekkere, brute minnaar. De realiteit bleek hard en koud, het deed hem denken aan een burgeroorlog. Mitchell vocht voor zijn plek in de twijfelaar; hij moest zijn piemel met enig geweld tussen de lichaamsdelen wringen voor een minimale portie lijfelijk contact. De twee goden negeerden hem straal, ze waren zo druk met zichzelf en de kleine Indo bezig dat hij zich het vijfde wiel aan de wagen voelde. Tot overmaat van ramp drukte het fotomodel op zeker moment per ongeluk zijn ijskoude voet in het reeds verslapte kruis van Mitchell, waardoor hij uit bed rolde. De doffe plof bleef onopgemerkt door de achterblijvers. Het kwartet veranderde in een trio.
“Het was stikdonker in die slaapkamer. En dan moet je weten dat ik nachtblind ben. Ik zag geen flikker.”
Mijn schaterlach doet een paar mutsen verstoord opkijken van hun appeltaart.
De verstotene lag op de grond naast de twijfelaar en vroeg zich af of hij een lampje zou durven aanknippen. Hij wilde geen spelbreker zijn. De andere mannen hadden hem geduld, meer niet. Als hij zijn kleine generaal in een glory hole stak, was er tenminste nog een mogelijkheid dat er iets mee zou gebeuren. Binnen dit kwartet zou hem niets overkomen. Ook geen besmetting met hiv, een gedachte die hem enigszins troostte. Ze beseften het niet, maar de kleine Indo en zijn twee knappe makkers gaven Mitchell een les in nederigheid. Hij was dik, onverzorgd en daardoor onaantrekkelijk, zelfs als hij zijn lichaam gratis aanbood. Zonder ingrijpen zou zijn marktwaarde nul blijven en waarschijnlijk daaronder schieten.
♦
“Op de grond naast dat bed drong de harde realiteit tot me door, Yvonne. Nu was ik nog neutraal, bij welk gewicht zou ik afstotelijk worden? Wanneer verandert een mens van base naar zuur?” Hij kijkt me indringend aan, alsof hij de vraag ook aan mij stelt.
“Ik weet niet hoe het met jou zit,” zeg ik zo luchtig mogelijk, “maar ik heb wel behoefte aan iets sterkers.” Ik gebaar naar de lege colaglazen.
“Je hebt gelijk,” zegt Mitchell en hij staat zo abrupt op dat het servet van zijn schoot glijdt.
We bukken tegelijkertijd om het op te rapen, onze voorhoofden botsen onzacht tegen elkaar. Een kopstoot voor mijn veertigste verjaardag, dat kan er ook nog wel bij.
“O hemel, sorry, ik ben zo’n kluns,” roept mijn GBF uit. Nu heeft hij wel een hoge stem.
“Geeft niks,” zeg ik, terwijl ik over mijn voorhoofd strijk. “Eigenlijk moeten we er boter op doen, dat zei mijn moeder altijd. Dan krijg je geen bult.”
“Heerlijk dat soort huismiddeltjes,” zegt Mitchell, “geloof ik heilig in.” Hij beent weg en is binnen no time terug met twee cupjes roomboter. “Normaal had ik light genomen, maar dit eten we niet op, toch?”
We trekken allebei een cupje open en smeren de boter boven onze wenkbrauwen.
“Alsof we bloedbroeders worden,” zegt mijn homovriend met een giechel. “Dringt dat vet nou niet via de huid naar binnen, als een soort nicotinepleister?”
Ik schud nee, hoewel ik geen flauw idee heb wat de huid wel of niet absorbeert. Iedereen kijkt naar ons, maar het doet me weinig. Na de openbaringen van Mitchell besef ik dat ik weinig heb om me voor te schamen. In feite heb ik lang niet genoeg. Op mijn leeftijd zou ik moeten kunnen terugkijken op een reeks kleurrijke blunders, op een keur aan gênante momenten die het goed doen op feesten en partijen. Wat heb ik de wereld te melden? Niets. Ik ben een lege dop, een hol vat. Veertig en hoog tijd voor de v van verandering.
“Durf je met je bloedbroeder de roltrap af?” vraag ik stoutmoedig.
“Als je mijn hand vasthoudt wel.”
En zo gebeurt het dat we innig gearmd naar de parterre glijden zonder noemenswaardige zweetuitbraken aan de kant van mijn nieuwe beste vriend.