10

Ze maakten hun huiswerk op Sannes kamer. Monique leerde haar Franse literatuurles. Sanne staarde al een hele tijd naar dezelfde bladzijde uit haar geschiedenisboek. Met Monique zo dicht in de buurt was ze snel afgeleid. Als ze zich wilde concentreren, moest ze zo gaan zitten dat ze Monique niet zag. En als Monique weg was, herinnerde ze zich vaak niet wat ze geleerd had. Dan moest ze ‘s avonds nog een keer haar huiswerk leren. Maar ze wilde Monique niet wegsturen. Het was veel te fijn haar zo dichtbij te hebben. Ze moesten hard werken om hun slechte cijfers op te halen. Vaak moest iemand van de klas hun uitleggen wat ze niet begrepen. Dan werkten ze na schooltijd nog een poos in de kantine. Ook hun klasgenoten waren harder en serieuzer gaan werken, nu het overgangsrapport voor de deur stond. De meesten waren aardiger dan Sanne had gedacht. Lag dat aan hen of aan haar? Vast aan haar. Zij was veranderd. Sanne voelde zich niet langer buitengesloten. Soms verbaasde ze zich over de vanzelfsprekendheid waarmee ze nu geaccepteerd werd. Was het omdat ze weer met Monique omging? Nee, dat was het niet, ze stelde zichzelf nu open voor anderen, ze sloot zich niet meer op in zichzelf. Het was niet zo moeilijk meer om met de anderen mee te doen. De tekst uit het geschiedenisboek schemerde voor Sannes ogen. Vanuit haar ooghoeken zag ze de blauwe trui van Monique. Eigenlijk wilde Sanne graag met Monique praten over haar gevoelens. Ze wilde dat Monique het wist, ze wilde er niet meer zo alleen mee rondlopen. Daar had je toch vriendinnen voor?! Sanne wilde dat Monique die vriendin was. Zou Monique haar begrijpen? Ze maakten nu wel weer huiswerk samen, maar hun vriendschap was er niet vertrouwelijker op geworden.

Hoe zou Monique hun vriendschap ervaren? Ze had tijdens de werkweek gezegd dat ze het leuk vond om weer vriendinnen te zijn, maar zou ze tevreden zijn met hoe het nu was? Ach, misschien wel. Ze had Hugo en ook andere vriendinnen. Monique was nooit alleen.

Ze waren natuurlijk allebei verantwoordelijk voor hun vriendschap. Sanne kon niet alleen Monique de schuld geven van die oppervlakkigheid. Als zij meer wilde, moest zij haar mond opendoen. Ze had zich al die tijd niet alleen van anderen, maar ook van Monique afgesloten. Ze kon natuurlijk niet alles vertellen. Dat ze op Monique zélf verliefd was, kon ze beter voor zich houden. Dat ging trouwens niemand wat aan. Er waren meer dingen die niemand wat aangingen. Wat ze ‘s avonds in bed deed, was ook iets van haarzelf. Ze had opnieuw toegegeven aan het verlangen zichzelf te bevredigen. Ze had het toen niet meer mogen doen van zichzelf, omdat ze zo graag ‘gewoon’ wilde zijn, maar ‘gewone’ meisjes masturbeerden natuurlijk ook en uiteraard kon niemand aan haar zien dat ze het deed, zoals ze eerst in haar onnozelheid dacht. Ze konden ook niet aan haar gezicht zien dat ze op een meisje viel! Dat dacht ze eerst ook. Het was gewoon lekker en je voelde je zo zalig ontspannen. En, als de werkelijkheid je niet gaf wat je wou, kon je dat altijd nog fantaseren!

Het raam stond open en het zonlicht viel naar binnen. Moniques blonde haar lichtte op. Sanne keek ernaar. Als de werkelijkheid je niet gaf wat je wou, kon je dat altijd fantaseren.

Monique draaide zich om naar Sanne. Een ogenblik keken ze elkaar aan.

‘Waar denk je aan?’ vroeg Monique. Sanne sloeg haar ogen neer. Nee, dat zou ze niet zeggen. ‘De allereerste mooie dag, in de paasvakantie, toen was ik ook aan het werk. Daar dacht ik aan. Dat heb ik je toch verteld? Van mijn fietstocht?’ Monique knikte. Maar Sanne had niet het hele verhaal verteld. Dat van die jongens op de brommer had ze weggelaten. Ze vertelde dat nu aan Monique en die reageerde meelevend: ‘Jee, San, wat zal jij geschrokken zijn! Stomme knullen die zo nodig stoer en macho moeten doen!’ Ze schudde misprijzend haar hoofd. Daarna veranderde haar gezichtsuitdrukking. ‘Nu we het toch over jongens hebben, hoe zit het met die Steven? Daar ga je toch regelmatig mee om?’ Sanne bloosde. Nu kon ze het zeggen! Monique bood haar de gelegenheid op een presenteerblaadje. ‘Aha! In de roos! Ik dacht, ik zal het maar eens vragen, want uit jezelf vertellen doe je het toch nooit!’ Moniques stem klonk triomfantelijk.

‘Nee, Monique, je begrijpt het verkeerd…’ ‘Wat is het probleem? Jij bent verliefd en hij niet? Vindt-ie je te jong? Heeft-ie al een meisje? Je hebt wel een goeie smaak, moet ik zeggen!’

‘Nee, Monique, luister nou eens…’

‘Arme Sanne, niet erg gelukkig in de liefde, hè? Nou, wat is het probleem?’

‘Ik ben verliefd… maar niet op een jongen.’ Het kwam er zacht en ongelukkig uit.

Monique trok een wenkbrauw op. ‘Wat zei je?’ ‘Dat ik verliefd ben… op een meisje…’ ‘Jij?!’ Monique schoof met een ruk haar stoel achteruit. Ze keek Sanne aan alsof ze een besmettelijke ziekte had genoemd. ‘Maar zo ben je toch helemaal niet! Dat past toch niet bij jou?’ Haar stem klonk scherp, veroordelend.

Sanne kromp ineen en wierp Monique een hulpeloze blik toe.

‘Ja, ik vind het zelf…’

‘Je zult je wel vergissen,’ viel Monique haar in de rede. ‘Het zal wel weer overgaan. Zoiets hoor je wel meer. Andere meisjes hebben dat ook wel eens. Dan blijkt later dat ze toch niet zo zijn. Dan komen ze een leuke jongen tegen…’ Sanne moest een paar keer slikken.

‘Monique, luister.’ Wanhopig probeerde ze Monique te bereiken. ‘Ik wil je iets uitleggen. Ik weet het al heel lang, ik ben er al heel lang mee bezig. Vorige zomer, toen jij weg was, ging ik altijd naar De Pauw, je weet wel, dat boetiekje…’ Waarom kijk je me zo aan? Monique, alsjeblieft, doe dat niet! ‘.. .daar werkte toen een meisje. Eerst vond ik haar alleen maar aardig, later ontdekte ik… Monique!’ Smekend keek Sanne haar aan. Monique keek ijskoud terug. ‘Dat kan niet, Sanne,’ zei Monique vlak, ‘dat verbeeld je je maar. Daar ken ik je te goed voor. Zo ben je niet. Je maakt je druk om iets wat niet bestaat. Of zeg je het omdat je geen vriend hebt? Is dat het? Troost je, niet iedereen heeft een vriend. Joh, je bent nog jong, je komt vanzelf een leuke jongen…’

Op dat moment werd het Sanne te veel. Ze stond onbeheerst op en siste: ‘Barst jij met je leuke jongens! Ik wil helemaal geen leuke jongen! Ga jij maar naar ze toe. Laten zij jou maar aflikken. Dat wil je toch zo graag? Ga maar en blijf daar! Ik hoef je niet meer! Ga weg! Ga weg!’ Sanne hapte naar adem. Ze wist niet meer wat ze zei. Ze was alleen maar boos, boos, boos.

Monique was ook opgestaan. ‘Dit pik ik niet!’ Haar ogen schitterden kwaad.

‘Ga dan weg! Ga dan! Weg! Weg!’ krijste Sanne.

‘O, nou, graag zelfs! Ik blijf geen minuut langer!’ Monique griste haar spullen bij elkaar en vertrok op hoge poten.

Sanne stond midden in de kamer met knikkende knieën. Ze hijgde. Ze liet zich op haar bed vallen en sloeg met haar vuisten op het kussen. Verdomme! Verdomme! Verdomme! Ze was boos, kwaad, laaiend, ziedend! Monique had het niet begrepen. Waarom had Monique zo gereageerd?! Waarom had Monique zo gedaan?!

Die stomme griet! Dat akelige, smerige teringtakkewijf! Alle scheldwoorden die ze kende, slingerde ze Monique naar het hoofd.

Tenslotte bedaarde ze. Monique had het niet begrepen. Monique had het niet geaccepteerd. O, waarom, waarom had ze zó gereageerd?

Sanne voelde zich leeg en alleen en verdrietig. Ze voelde zich verraden. Monique had het niet geaccepteerd. Monique had het niet begrepen. Ze was Monique kwijt.



Een paar dagen later ging op een avond de bel. Sanne was alleen thuis. Ze tekende. Pogingen om te werken had ze opgegeven: dat lukte toch niet.

Ze liep de trap af en deed de deur open. Daar stond Monique. Ze hield een grote bos bloemen in haar hand. ‘Voor jou.’ Monique duwde de bloemen onder Sannes neus. ‘Ik kom mijn excuses aanbieden. Mag ik binnenkomen?’ Sanne staarde Monique ongelovig aan. Haar hart klopte wild. ‘Ja, ja, natuurlijk!’ Ze deed een stap achteruit. ‘Kom binnen. Hier kun je je jas ophangen.’

Alsof Monique voor het eerst bij haar kwam! Maar ook Monique deed verlegen en onhandig. Ze bleef in de gang staan, keek Sanne afwachtend aan.

‘Ik zet even de bloemen in het water. Wat een mooie! Wil je thee of koffie? Dan ga ik het even zetten.’

‘Koffie.’

Monique liep met Sanne mee naar de keuken. Sanne zette het koffiezetapparaat aan en pakte een vaas. Ze glimlachte onzeker naar Monique. ‘Dat is, geloof ik, voor het eerst dat ik bloemen krijg.’

Met de koffiepot en twee kopjes liepen ze even later naar boven. Monique bekeek Sannes tekeningen terwijl Sanne koffie inschonk. Er viel een pijnlijke stilte.

‘Sorry dat ik zo reageerde,’ begon Monique uiteindelijk. ‘Ik weet niet waarom ik dat allemaal zei… Goh, het is… Zoiets verbeeld je je niet. Ik weet ook wel dat dat helemaal niet “erg” is of zo. Ik bedoel, dat dat ook… nou ja, dat dat ook gewoon is. Maar ik reageerde verkeerd.’

Monique zweeg. Ze vermeed het Sanne aan te kijken. ‘Ik accepteer het heus wel,’ vervolgde ze, ‘van jou dus ook. Alleen deed ik dat maandag niet. Ik weet niet waarom. Ik schrok ervan. Ik had het niet verwacht of zo. Ik had normaal moeten doen, maar ik hoorde mezelf heel andere dingen zeggen. Het spijt me.’ Ze keek Sanne nu wel aan. Ze voelde zich duidelijk niet op haar gemak.

‘Ik wist ook niet meer wat ik zei,’ zei Sanne op haar beurt. ‘Het was niet nodig, die scheldpartij. Maar ja, ik werd boos.’ ‘Dat snap ik best,’ antwoordde Monique. ‘Dat zou ik ook geweest zijn. Ik bedacht pas veel later dat ik jou gekwetst moet hebben met mijn opmerkingen. Het zal niet gemakkelijk zijn geweest voor je en dan kom ik met m’n domme opmerkingen. Ik schaam me dood, San.’ Er viel weer een stilte. Sanne blies in haar koffie. ‘Tja, dat komt…’ ging Monique aarzelend verder. ‘Ik ben erg veranderd dit jaar, vorig jaar, bedoel ik. En ik merkte dat jij die dingen niet zo leuk vond. Ik bedoel… Vorige zomer, in Frankrijk, wat hebben we daar… hoe noem je dat… het was zoveel leuker en spannender dan het duffe leventje hier. Ik vond het ineens leuk om met jongens om te gaan. En jij deed niet mee. In de derde nog wel. Weet je nog, die excursie? Dat we handje-aan-handje liepen? Jij met Martijn en ik met Guido. Dat vonden we toen heel wat! Maar dat was niks vergeleken met nu. Ik vond het zo jammer dat jij niet ook…’ Monique bukte zich en haalde een pakje sigaretten te voorschijn. ‘Mag het?’ Sanne schoof haar een schoteltje toe dat ze als asbak kon gebruiken.

Monique stak de sigaret aan en besloot: ‘Ik weet niet of je me kan volgen, maar we groeiden uit elkaar. Klopt het een beetje wat ik zeg?’

Sanne knikte. ‘Ja, ik vond die knullen maar niks. Zoals jij met ze omging, daar moest ik niets van hebben. Het duurde heel lang voordat ik wist hoe dat kwam. Ik heb het wel geprobeerd. Maar het ging niet.’ ‘Was dat toen met Boudewijn?’

‘Ja, ik kon het gewoon niet. Het stond me tegen. Bovendien…’ ‘Bovendien?’

Bovendien was ik verliefd op jou. Maar dat kan ik niet zeggen. y ‘Bovendien was ik verliefd op Roos.’ Dat is niet waar. Dat was toen al over. Maar ik kan toch niet zeggen dat ik verliefd werd op jou, Monique! Denk maar dat ik verliefd was op Roos. Wel zo veilig. ‘Wie is Roos?’

‘Een meisje bij ons op school, maar ik zag haar vorige zomer in De Pauw, die boetiek. Ze werkte daar van de zomer. Het duurde wel even hoor, voor ik me realiseerde dat ik verliefd op haar was.’

Sanne voelde zich heel licht, nu ze zomaar over deze dingen kon praten.

‘En jij maar vissen, weet je nog, op wie ik verliefd was! Je wilde het zo graag weten!’ ‘Ja, dat weet ik nog.’

‘Maar ik wou het niet zeggen. Ik kón het niet zeggen. Ik wist het zelf nog niet!’

‘Heb je ook iets met haar?’ ‘Nee, ze heeft een vriend. Het is een onbeantwoorde liefde dus.’

Dat is wel de waarheid. Wat voor Roos geldt, geldt ook voor jou.

‘Goh, ik wilde zo graag met je over dat soort dingen praten. Dat leek me zo leuk, lekker bomen over verliefdheid en zo. Dat had dus best gekund. Je bent ook gewoon verliefd. Het maakt wat dat betreft natuurlijk niet uit of je verliefd bent op een jongen of op een meisje.’ Moniques stem klonk alsof ze een geweldige ontdekking had gedaan. Sanne glimlachte. ‘Ja, dat is zo. Ik wilde er ook over praten, maar ja…’

‘Je was zo gesloten, zo saai. Ik bedoel dit nu niet als verwijt, hoor. Maar je zei niks, wilde niks, deed niks. En ik kon je toch niet zeggen dat ik je daarom niet meer leuk vond? Ik wilde je ook niet zomaar laten vallen, ik wilde je overhalen leuk te vinden wat ik leuk vond. Dan zouden we vriendinnen kunnen blijven, dacht ik. Weet je nog die disco op school? Ik wilde dat je lol maakte en jij stond daar maar aan de kant met een chagrijnig hoofd. Je deed er niet eens moeite voor om er iets van te maken. Ik was razend op je en ik begreep het ook niet.’ ‘En ik begreep jou niet. Dat je het leuk vond, die jongens. Dat hoefde voor mij allemaal niet. Maar ja, ik ging ook niet met anderen om. Het was óf jij óf niemand. Ik heb me heel erg alleen gevoeld.’ Sanne nam de laatste slok van haar koffie. ‘Wil je nog koffie?’

‘Ja, graag. Weet je, ik voelde me ook zo vaak alleen. Tenminste, de tijd voor ik Hugo had.’

‘Jij ? Alleen ? En je bent nooit alleen! Je hebt altijd hordes mensen om je heen.’ Sanne wist niet wat ze hoorde. ‘Ja, het klinkt misschien raar, maar het is wel zo. Ik was populair. Daar genoot ik van. Maar het ging de jongens allemaal om hetzelfde en de meiden waren eigenlijk jaloers. Ach, ik deed er zelf aan mee, ik voelde me wel gevleid. Iedereen vond me aardig, maar echte vrienden had ik niet. Niet zoals jij vroeger. Ook Pim niet. Hij kon met me vrijen en daarover opscheppen bij zijn vrienden. Daar was ik goed voor. Hugo is eigenlijk mijn eerste echte vriend.’

‘Je leek zo anders,’ zei Sanne nog steeds verbaasd, ‘zo gelukkig, zo zeker van jezelf, zo akelig zeker van jezelf. En altijd het middelpunt van elke groep.’

Monique lachte spottend. ‘Dat weet ik, zo dééd ik ook. Allemaal buitenkant. Maar ik voelde me alleen en onzeker. Niet altijd, hoor, maar soms wel. Thuis ook. Thuis ben ik altijd alleen. Nooit een moeder of een vader die op je wacht als je uit school komt. Soms een briefje: het eten staat in de koelkast. Vaak gemakkelijk, natuurlijk, als je ouders veel weg zijn, maar ik heb wel als een klein kind staan janken omdat mijn moeder er niet was.’

‘Waarom heb je dat nooit gezegd?! En ik was nog wel jaloers op jouw vrijheid. Wat heb ik vaak willen ruilen met je. Jouw afwezige moeder tegen mijn altijd aanwezige moeder!’ ‘Dat kon ik toch niet zeggen? Ik was die flinke, onafhankelijke Monique, de Monique tegen wie iedereen opzag!’ Ze leek nu in niets op die flinke Monique. Ze zat kleintjes in de oude leunstoel. Sanne had medelijden met haar. Zo kende ze Monique niet. Maar deze Monique was haar wel zo lief. Sanne stond op en ging op de stoelleuning zitten. Ze sloeg troostend haar armen om Monique heen. Monique leunde tegen Sanne aan. Sanne snoof de geur van haar krullen op. ‘Fraaie vriendinnen zijn wij,’ mompelde Monique. ‘We hebben lekker veel steun aan elkaar gehad.’ Sanne bleef doodstil zitten. Maar ineens maakte Monique zich los. Ze schudde Sannes armen van zich af, schoof naar het puntje van de stoel en keek Sanne aan met een blik van: ik-vind-alles-best-als-je-maar-niet-aan-me-komt. Een pijnlijk moment. Dat kwam hard aan bij Sanne. Ik bedoelde bet goed. Gewoon als vriendin, zoals we altijd deden als de een verdriet had. Kan dat niet meer? Ik ben ik, maar ook je vriendin, Monique!

Ze duwde Monique terug in de stoel en zei: ‘Doe niet zo gek. Blijf zitten. Het is niet besmettelijk hoor! Jij kunt een jongen toch ook troosten, zonder dat je er verder iets mee bedoelt?’ Monique keek schuldig. ‘Je hebt gelijk, sorry. Ik ben nogal hardleers, geloof ik. Heb je nog wat koffie voor me?’ Sanne stond op en schonk Monique het laatste restje koffie in. Ze reikte Monique het kopje aan. Hun vingers raakten elkaar. Sanne ging bij het raam staan en keek naar buiten. ‘Ik heb me vaak afgevraagd,’ Sanne keerde zich om naar Monique, ‘of jij altijd wist wat je moest doen als je verliefd was. Ik bedoel, was jij nooit onzeker hoe dat moest: verkering krijgen, zeg maar. Snap je? Of is dat een domme vraag?’ ‘Nee, natuurlijk niet. Ik ben hartstikke onzeker geweest. Wie is dat niet? Het onbekende maakt iedereen onzeker, volgens mij,’ filosofeerde Monique. ‘Bovendien ben je altijd bang dat je wat verkeerd doet. Het is ook nogal wat: een jongen moet jou aardig vinden! Het is een ramp als je dan de verkeerde dingen zegt of doet. Maar je bent natuurlijk niet alleen. Als je geluk hebt, neemt zo’n knul ook initiatieven. Toen in Zuid- Frankrijk was ik bloednerveus. Ik sta niet gauw met mijn mond vol tanden, maar toen Michel voor het eerst naar me toe kwam…’ Ze glimlachte. ‘Ik zal je vertellen…’ De bloemen van Monique roken lekker. Sanne voelde zich dankbaar. Ze had Monique terug als vriendin, nu pas echt.