1



Sanne bond haar tas op de bagagedrager van haar fiets. Die tas was leeg - nog wel. Straks zou hij vol zijn. En zwaar. En dat iedere dag weer, een jaar lang!

Ze sprong op haar fiets en reed opgewekt de stoep af. Zonder te kijken zwaaide ze naar haar moeder; dat zij voor het raam stond, wist ze zo ook wel. Ze fietste de straat uit. Keurige rijtjeshuizen in een keurige nieuwbouwwijk. Ze woonde hier nog maar net. Het nieuwe huis had zijn voordelen, maar ze woonde nu wel verder van school. Ze was benieuwd hoe lang ze erover deed.

Een lange zomer was voorbij. Sanne had zin om naar school te gaan, dan zou ze Monique weer zien. Met Monique zou er weer leven in de brouwerij komen. Ze had haar gemist. Ze dacht terug aan al die vakantiedagen die voorbij gekropen waren. De verhuizing was spannend geweest, maar verder? Door de stad slenteren, tekenen, een beetje lezen. Niet erg opwindend. Hoewel… Roos was opwindend. Sanne fietste het schoolplein op. Vijftien minuten, dat viel mee. Ze zag het vertrouwde plein vol leerlingen. Daarachter de school, vier verdiepingen hoog. De gele deuren stonden uitnodigend open. Ze zette haar fiets in het rek waar Monique en zij hun fiets altijd zetten. Moniques fiets stond er nog niet.

Zoekend naar bekende gezichten stak Sanne het schoolplein over. Daar stonden ze: Lianne, Anneke, Ida, Rob en Oscar uit haar klas, druk in gesprek. Ze liep naar hen toe.

‘Hoi, allemaal!’

‘Ha, die Sanne!’

‘Hallo, Sanne, alles goed?’

Sanne keek het kringetje rond. Zeven weken geleden had ze hen voor het laatst gezien. Zouden ze weer bij elkaar in de klas komen?

Ze luisterde naar de sterke verhalen over de vakantie. Ondertussen keek ze uit naar Monique. Waar bleef ze? Gisteravond was ze laat thuisgekomen. Ze zou zich de eerste morgen toch niet verslapen hebben?

Monique was Sannes beste vriendin. Al vanaf de kleuterschool kenden ze elkaar. Ze waren bijna altijd samen. Ook de zomervakanties, want als een van beiden op vakantie ging, mocht de ander meestal mee. Behalve deze zomer. Monique was met haar ouders naar de Franse Rivièra geweest. Vijf weken zon en zee! De geluksvogel! En zij moest thuisblijven. Natuurlijk had Monique onmiddellijk gevraagd of Sanne meeging. Moniques ouders vonden het prima, maar Sannes vader stak een stokje voor alle leuke plannen. Hij had erop gestaan dat ze zelf haar kamer zou behangen en verven. Ook moest ze meehelpen met in- en uitpakken. En dus was Moniques nichtje Vera meegegaan naar Zuid-Frankrijk. Waarom hadden ze net deze zomer moeten verhuizen?! ‘Hé, Sanne!’ Een elleboog porde in haar zij. ‘Wat heb jij gedaan? Nog weg geweest?’

Op dat moment wenkte de conciërge dat ze naar binnen moesten voor de jaaropening. Sanne was blij dat ze geen antwoord hoefde te geven. Ze voelde zich een beetje buitengesloten bij al die enthousiaste reizigers. En nog steeds geen Monique.

Ze liep mee naar binnen, zocht een plaatsje en bleef zoekend rondkijken. Net iets voor Monique om meteen al de eerste dag te laat te komen.

Het werd stil toen de rector het podium op liep. Duidelijk hoorbaar ging de deur van de aula open en weer dicht. Daar stond Monique, met heel blonde krullen en een heel bruin gezicht. Ze keek om zich heen en Sanne zwaaide naar haar. Ze zag er goed uit, zeg!

Niet alleen zij had naar Monique gekeken, merkte Sanne. Er werd gefluisterd totdat Monique zat, helemaal achterin. Ze lachte vrolijk naar Sanne en haar lippen vormden een groet. En Sanne was ook niet de enige die tijdens de openingstoespraak van de rector vaker dan eens achterom keek. Wat was er met Monique? Als een magneet trok ze ieders aandacht. Sanne moest af en toe even naar haar kijken. De woorden van de rector hoorde ze nauwelijks. De gebruikelijke frasen: nieuw schooljaar… goed je best doen… verantwoordelijkheid voor jezelf… voor elkaar… Ze wou dat die man zijn mond hield. Ze brandde van verlangen om Monique te begroeten.

Na de woorden van de rector volgde een praatje van Vreewijk, de conrector van de Havo. Stel je voor: 4-Havo waren ze nu! Sanne voelde zich heel wat nu ze vierdeklasser was. Dat gevoel had ze ieder jaar na de zomervakantie: ze was weer een jaar verder. En die brugsmurfen leken ieder jaar kleiner! Ze was benieuwd hoe het Maartje, haar zusje, zou vergaan die ochtend. Die was zo parmantig de deur uitgestapt met haar grote boekentas. Zo zeker van zichzelf, op weg naar haar eerste schooldag als brugklasser.

Eindelijk werd de indeling van de klassen bekendgemaakt. Sanne ging rechtop zitten. Ze had haar aandacht er weer bij. Leerlingen gingen met hun mentor naar een lokaal. Daar kregen ze hun rooster en zouden ze voor de eerste keer dit jaar aangespoord worden om ijverig te werken. De groep die nog zat, dunde uit. Monique zat er ook nog. Ze wierp veelbetekenende blikken in Sannes richting. Toen hoorde ze de zware stem van Vreewijk haar naam opnoemen. ‘Sanne van Dijk…

Anneke Franssen… Wouter van de Giessen… Simone van Hemert… Erwin Hornsveld… Monique Kievit…’ De rest hoorde ze niet meer. Gelukkig, net als andere jaren, bij elkaar in de klas. Ze draaide zich om naar Monique en die gaf een knipoog.

‘Groep H4D gaat met meneer Van de Sluis naar lokaal 15. Dan ga ik nu verder met H4E…’

Sanne stond op. Van de Sluis als mentor! Nou ja, het kon erger. Monique wachtte Sanne bij de deur op, vloog haar om de hals, gaf een zoen op elke wang en zei: ‘Ha, die Sanne! Wat heerlijk om je weer te zien!’

Sannes ‘Hoi, Monique’ werd onmiddellijk overstroomd door een stortvloed van woorden: ‘Je hebt wat gemist, Sanne, het was fantastisch! Frankrijk is zo’n prachtig land en het was zo goed voor mijn Frans! Ik heb hele gesprekken gevoerd in het Frans en ik ga dit jaar hele hoge cijfers halen, moet je maar opletten; ca va trés bien, le francais. C’est la langue la plus belle! Het was zo mooi: overal rotsen met kleine baaien met zandstranden en kiezelstranden…’ Sanne duwde Monique de gang in, de anderen achterna. ‘De hele dag luieren! Lekker niets doen! Zon, zee, strand, wat wil je nog meer? Dat is pas leven! En wordt het te warm, dan neem je een duik. De zee is nog blauw, echt blauw op sommige plaatsen. En helemaal niet koud. Moet je kijken hoe bruin ik ben geworden en Vera ook en het was zo jammer dat je er niet bij was en we zijn ‘s avonds steeds naar de disco geweest. Dat is gaaf joh, en o, ik heb je zoveel te vertellen!’ Ze waren bij lokaal 15 aangekomen. Monique kon druk zijn, dat wist Sanne, maar zo druk was ze anders nooit. Klasgenoten kwamen om hen heen staan en Monique ratelde door. ‘Goed, gaan jullie zitten? We moeten zaken doen, mensen, praten doe je straks maar weer.’ Van de Sluis ging voor de klas staan. Sanne schoof naast Monique in de bank en keek nieuwsgierig om zich heen. Er waren maar een paar oude klasgenoten in deze groep terechtgekomen. Toch kende ze de meesten wel uit de parallelklassen van vorig jaar. Er waren een paar onbekende gezichten bij, die kwamen natuurlijk van de Mavo.

‘Jongens, ik heb jullie roosters hier. Die krijg je zo van me. Jullie zitten nu in 4-Havo. Het is het voorlaatste schooljaar. Volgend jaar doen jullie examen en al lijkt dat nu nog ver weg…’

Sanne kon haar gedachten er weer niet bij houden. Ze keek naar Van de Sluis, maar wat hij zei drong niet tot haar door. Ze dacht aan Roos. Waarom was Roos gisteren niet in de winkel? Ze was er steeds geweest, waarom dan nu ineens niet meer? Vanmiddag zou ze het weer proberen. Ze moest Roos terugzien! Ze kon toch niet zomaar verdwijnen? Sanne keek naar Monique. Wat zag die er goed uit en ze was zo bruin! Alsof ze zo uit een reclamefilmpje was gestapt. Ze straalde iets uit… iets… Sanne kon het niet onder woorden brengen.

Monique boog zich naar Sanne en fluisterde: ‘Ga je straks met me mee naar huis? Lekker bijkletsen. En ik heb nieuwe kleren gekocht in Frankrijk, die moet je zien!’ Sanne schudde haar hoofd. ‘Je moet met mij meegaan. Mijn nieuwe kamer zien.’

‘O jeetje, stom zeg! Dat vergat ik helemaal: je bent verhuisd! Heb je een mooie kamer?’

‘Ja, ik heb een te gekke kamer! Hartstikke groot en zo. Mijn vader…’

‘Beginnen jullie nu al, dames?’ onderbrak Van de Sluis hen. Monique haalde haar schouders op en ging weer recht zitten. ‘Waar was ik gebleven?’ ging Van de Sluis verder. Sanne mocht Van de Sluis niet zo. Hij was vaak sarcastisch. Kon leerlingen vreselijk voor schut zetten voor de klas. Ze was eigenlijk een beetje bang voor hem, al zou ze dat niet gauw toegeven. Hij kon ontzettend ongeduldig worden als je iets niet snapte en maken dat je je dom voelde. Dat vond Sanne vervelend, want het was zijn taak als leraar die ingewikkelde Engelse grammatica uit te leggen. Had-ie maar een ander vak moeten kiezen!

Sanne kreeg haar rooster in handen geduwd. Mmm, niet gek. Vrijdagmiddag was ze vrij en op woensdagmorgen kon ze uitslapen, dan had ze de eerste twee uur vrij. Mevrouw Verbeek voor wiskunde en Van de Berg voor tekenen. Mooi! Beter kon niet.

Monique was ook redelijk tevreden over haar rooster. Ze had alle talen gekozen. Brr, Sanne moest er niet aan denken. Als Engels niet verplicht was, had ze dat het liefst ook laten vallen. Sanne deed liever geschiedenis en aardrijkskunde. En tekenen natuurlijk. Tekenen als eindexamenvak! Wat was ze daar blij mee! Het had genoeg ruzie opgeleverd voor haar ouders daarvoor toestemming hadden gegeven. Ze praatten nog wat na in de klas, vergeleken roosters en mopperden over de leraren. Maar algauw was de vakantie weer onderwerp van gesprek.

‘Ga je mee? Boeken halen en dan naar huis?’ vroeg Sanne. Maar Monique was nog niet uitgepraat. Sanne ging op een tafel zitten, apart van het groepje jongens met wie Monique praatte, en keek naar haar. Ze had de pest in dat Monique niet mee wilde. Waren die jongens belangrijker dan zij? Wat was er met Monique? Vond ze die knullen echt zo interessant? Het leek er wel op. Monique had nooit te klagen gehad over aandacht van de jongens. Vorig jaar liepen ze ook vaak achter haar aan. Maar dat had Monique altijd als ‘wel grappig’ afgedaan. Ze ging nooit serieus in op toenaderingspogingen en reageerde ook nooit zoals nu, zo… idioot, zo… aanstellerig.

Sanne had er genoeg van. Ze sprong van de tafel, trok Monique aan haar mouw en zei: ‘Kom op, we moeten onze boeken ophalen.’ ‘Mooi, hè? En ik heb alles zelf gedaan: behangen, verven, alles! Mijn vader heeft me wel geholpen, natuurlijk. Best leuk werk,’ zei Sanne trots.

Monique bekeek Sannes kamer. ‘Wel lekker, hè, een eigen kamer?’

Sanne knikte. Hun vorige huis was erg klein, en ze had met Maartje een kamer moeten delen. Ze hadden heel wat keren ruzie gemaakt. Nu kon ze tenminste doen en laten wat ze wilde.

Monique bleef voor het bed staan en bekeek de tekening die erboven hing. Een portret van een meisje. ‘Veel getekend?’ vroeg ze toen. ‘Ja, vrij veel. Dit is de mooiste. Hoe vind je hem?’ Sanne wachtte gespannen op een antwoord van Monique. Die knikte alleen maar, gaf een schop tegen haar boekentas en liet zich met een diepe zucht neervallen in de oude leunstoel. ‘Die ellendige school! Bah, ik heb helemaal geen zin! Jij wel? Ik wou dat ik nog in Frankrijk zat. Ik mis Michel zo! Ik wou dat ik nog op het strand lag. Met Michel. Ik hoop dat hij gauw schrijft. Volgend jaar gaan we vast weer. Dan zou Michel ook weer komen. Als de foto’s klaar zijn, moet je ze direct zien. Hij is zo’n stuk!’

Sanne zuchtte. Op de fiets naar huis had Monique over Michel verteld. Ze had hem in de disco ontmoet en was smoorverliefd op hem. Monique was nog helemaal vol van Michel en Zuid-Frankrijk. Ze praatte er aan één stuk over en had geen aandacht voor iets anders. Er kon verdorie niet eens een opmerking over haar kamer af! Sanne keek naar de tekening boven het bed. Ze was er trots op. Ze wilde Monique graag vertellen waarom ze die tekening gemaakt had. Ze wilde over Roos praten.

‘Hé, je luistert helemaal niet! Waar zit je met je gedachten?’ Monique keek Sanne verwijtend aan. ‘Dat was te gek, een echt romantisch kampvuur. Het was een zwoele nacht, zo heet dat toch? Een zwoele nacht, op de achtergrond het ruisen van de branding…’

Sanne viel Monique in de rede. ‘Je hebt nog helemaal niet gezegd wat je van mijn kamer vindt.’ ‘Wat krijgen we nou? Ik was iets aan het vertellen!’ ‘Ja, dat hoor ik.’

‘Nou dan. Val me dan niet in de rede. Ik was nog niet uitgepraat.’

‘Nee, je praat de hele tijd aan één stuk door. Mag ik misschien ook even? Er bestaat meer op de wereld dan jouw Michel alleen.’

‘Aha! Mevrouw is gepikeerd! Zeg op, wat is er?’ ‘Ik ben helemaal niet gepikeerd,’ zei Sanne chagrijnig. ‘Ik wil alleen weten wat je van mijn kamer vindt. Of is dat soms een rare vraag? Je komt binnen, kijkt rond, gaat zitten en gaat gewoon verder waar je gebleven was. Kun je nog over iets anders praten dan over Michel?’

‘Ja, natuurlijk wel, hoezo? Ik praat heus niet steeds over Michel.’

‘Wel waar.’

‘Niet waar! Waarom vertel jij dan niet iets? Jij zit daar gezellig te zwijgen. Jij hebt toch ook wel wat meegemaakt?’ Sanne haalde haar schouders op. Roos, dat had ze meegemaakt. Plotseling had ze geen zin meer om dat te vertellen. ‘Ik wil best wat vertellen. Maar je zit zo vol van je Michel dat je gewoon niet luistert.’

‘Hoe kan ik nou luisteren als jij niets vertelt?’ Moniques stem kreeg nu ook iets kribbigs. ‘Nou, vertel dan!’ Aarzelend vertelde Sanne over de verhuizing. Midden in haar verhaal stopte ze. Monique staarde naar een punt boven haar hoofd.

‘Zie je wel dat je niet luistert?’ ‘Ik luister wel!’ ‘Je luistert niet!’

‘Wel waar! En jij wilt niet naar mij luisteren. Je mag best wel wat meer belangstelling voor Michel tonen. Leuke vriendin ben jij, zeg, lekker begrijpend en zo, als ik liefdesverdriet heb. Maar ach, dat snap je toch niet. Ik kan straks beter Vera opbellen.’ Monique stond op. ‘Ik ga naar huis. Ik moet nog helpen opruimen en ik moet mijn boeken kaften.’ Ze deed de deur open. Sanne liep mee de trap af. ‘Nou, tot morgen.’ Monique sloeg de deur achter zich dicht. ‘Trut!’ riep Sanne tegen die dichte deur. Achter zich hoorde ze de huiskamerdeur opengaan. ‘Was dat Monique? Is ze alweer weg?’ Dat was Sannes moeder. ‘Waarom kwamen jullie niet even binnen?’

Sanne draaide zich om, mompelde iets en liep de trap op. ‘Wat zei je, Sanne? Heb je een goed rooster? Laat eens zien!’ ‘Nee, nu niet, ik kom straks wel.’ Het klonk vinniger dan ze bedoelde, maar ze had daar nu geen zin in. Haar moeder moest altijd direct alles weten. Snel ging ze naar boven, voor haar moeder nog meer vragen kon stellen. Ze liep haar kamer binnen. Monique en zij maakten wel vaker ruzie, maar zelden liep een van tweeën boos weg. Wat mankeerde Monique? Als je zó werd als je verliefd was, dan hoopte zij het nooit te worden. Ze moest wel wennen aan het idee: Monique met een vriendje. Eigenlijk vond ze het niet zo leuk.