6

De kerstvakantie was saai. Alle dagen leken op elkaar. Er gebeurde niets. Sannes vader was een paar dagen voor kerst thuisgekomen. Voorlopig was een operatie niet nodig. Daar was Sanne erg blij om. Die vervelende ziekenhuisbezoekjes waren gelukkig voorbij! Ze wist nooit waar ze over moest praten met haar vader in dat witte bed met al die vreemde mannen om hen heen. Maartje had daar geen last van. Die babbelde zoals altijd honderd uit.

Ze zouden het eerst met medicijnen en met rust proberen. Dat betekende geen uitstapjes en geen bezoek met de kerstdagen. Dat betekende ook dat Sannes moeder voortdurend tegen Maartje zei dat ze stil moest zijn en Sanne huishoudelijke klussen opdroeg. En als ze klaagden, kregen ze altijd hetzelfde antwoord: ‘Wees blij dat je vader beter wordt.’ Sanne kon het thuis beter uithouden nu haar moeder haar vader te verzorgen had. Bovendien had ze met haar moeder gepraat. Nog dezelfde avond dat ze met Paul had gesproken, had ze de stoute schoenen aangetrokken. Het gesprek was moeizaam op gang gekomen. Maar ze had kunnen zeggen wat ze op haar hart had. En daarna had Sannes moeder verteld over haar moeder en zo was ze ongemerkt over haar jeugd begonnen. Ze vertelde van haar vriendjes en hoe ze Sannes vader had leren kennen. Sanne luisterde gretig, ze kende deze verhalen niet. Weer praatten ze als volwassenen met elkaar en deze keer had dat een duurzamer effect: ze werd niet meer als een klein kind behandeld. Sanne kon nu veel meer van haar moeder hebben en waarschijnlijk gold dat andersom ook.

Sanne tekende veel in de vakantie. Ze maakte onder andere een serie portretten van haar vader. Ze vond het prettig als ze bij hem kon zitten zonder voortdurend te moeten praten. Ook schilderde ze - uit haar hoofd - Monique nog een keer. Op oudejaarsdag nam ze het besluit: ik ga het nieuwe jaar in met goede voornemens. Ik ga ‘grote schoonmaak’ houden. Ik ga mezelf aanpakken.

Ze begon met een letterlijke grote schoonmaak. Ze keerde haar kamer binnenstebuiten. Alles wat haar kinderachtig voorkwam, deed ze in een vuilniszak - dat kon weg. Haar speelgoedbeer die jarenlang op haar kleerkast had gezeten, de Witte Ravenpockets, het houten clowntje dat haar vader ooit voor haar gemaakt had, alles waar ze nu te oud voor was: weg ermee! Ze ruimde haar kasten op en stofte alles af. Daarna richtte ze haar kamer anders in. Alles moest anders! Ze verschoof haar meubels net zo lang tot ze tevreden was. Tot slot haalde ze de tekeningen van Roos van de muur. Ook dat moest anders. Ze wilde niet meer aan Roos denken. Van nu af aan was ze gewoon een meisje dat erg haar best zou doen om vrienden te maken. Roos stond haar daarbij in de weg. Sanne ging op het bed zitten met de tekeningen van Roos in haar handen. Roos… mooie, onbereikbare Roos… Gelukkig konden de mensen om haar heen geen gedachten lezen. Straks kon ze weer naar school gaan zonder de angst dat iemand haar geheim zou raden. Wat zij allemaal dacht over Roos…

Sinds die eerste keer, na de discoavond, deed ze het vaker: zichzelf bevredigen. Steeds als ze in bed lag, verlangde ze naar dat prettige gevoel. Eigenlijk wilde ze het niet doen, want ze voelde zich schuldig. Zoiets deed je toch niet? En ze was bang voor de fantasieën over vrijen met Roos. Daar schaamde ze zich voor. Maar ze deed het toch, het verlangen was te sterk. Sanne kreeg een hekel aan zichzelf omdat ze iets deed, terwijl ze het eigenlijk niet wilde, maar het was zo heerlijk! Overdag stopte ze dat alles diep weg. Op school wachtte ze Roos niet meer op. Ze was bang dat anderen aan haar gezicht zouden kunnen zien wat zij dacht, wat zij deed. Soms kwam ze Roos toevallig tegen. Ze wendde dan snel haar hoofd af. De echte Roos bestond niet meer voor haar. De fantasie-Roos moest ook ophouden te bestaan. Ze zou in het vervolg direct gaan slapen, want als ze het weer deed, zouden de gedachten aan Roos vanzelf komen en dat mocht nu niet meer. Ze wilde een gewoon meisje zijn.

Resoluut borg Sanne de tekeningen weg. Nieuwe tekeningen kwamen ervoor in de plaats. Ze had net zo’n soort tekening als die van de onbekende Steven gemaakt. Die hing ze boven haar bed.

Sanne keek haar kamer rond. Ze was tevreden over het resultaat en over zichzelf. Zo kon ze het nieuwe jaar ingaan.



De school was weer begonnen. Vanaf de eerste dag deed Sanne braaf haar schoolwerk - onderdeel van de goede voornemens: haar rapport ophalen. Hard werken dus. Zenuwachtig liep Sanne naar de eerste tekenles. Nu kwam het erop aan. De goede voornemens moesten uitgevoerd worden. Toen ze het lokaal binnenkwam, keek ze onmiddellijk naar Paul. Hij knipoogde. Hij wist het nog! Vol goede moed ging ze zitten.

Terwijl Paul vertelde welke technieken ze de komende weken gingen oefenen, bekeek Sanne de rest van de groep. Bij hen moest ze zich aansluiten. Maar hoe? Hoe deed je dat? Ze voelde zich weer onzeker worden. Paul had gemakkelijk praten. ‘Je moet je openstellen voor anderen, dan gaat het vanzelf.’ Hoe stel je je voor anderen open? Zouden ze haar nu zomaar accepteren?

Sanne hoorde Paul praten over een opdracht. Ze moesten groepjes van vier vormen en één onderwerp kiezen. Alle vier moesten ze ander materiaal nemen, te kiezen uit de technieken die ze voor de kerstvakantie hadden gehad. Een soort herhalingsopdracht dus, maar het moest wel een eenheid worden.

Dat was gemeen! Hij deed het erom! Nu moest ze wel. Niet afwachten tot ze overbleef, maar zelf initiatief nemen.

Sanne liep aarzelend op een van de meisjes af.

‘Doe je mee, Barbara?’ vroeg ze onzeker.

Ook Jurjen was op Barbara afgekomen.

‘Prima,’ zei Barbara. ‘Jurjen, jij ook erbij? Wie wordt onze vierde?’

Barbara keek om zich heen en zag dat Francien bij een groepje van vijf stond.

‘Francien, joehoe… hier!’ brulde ze, ‘wij hebben er één te kort!’

Ze zochten met zijn vieren een plek in het lokaal, overlegden wat ze zouden gaan doen en maakten een begin met hun werk. Het uur vloog om. Sanne ontspande zich. Ze werd geaccepteerd.

Een week later riep Paul Sanne en Barbara na de les bij zich. ‘Moet je luisteren, ik wou jullie wat vragen. Je weet, in april hebben we onze jaarlijkse toneelvoorstelling. Ze zijn al volop aan het repeteren. Dit jaar hebben ze een stuk uitgekozen waar verschillende decors voor nodig zijn. Omdat dit de tiende schoolvoorstelling wordt, is er extra geld beschikbaar. Meneer Beijer heeft mij gevraagd de decors te maken. Nu wilde ik jullie vragen of je daarmee wilt helpen. Ik heb ook nog een paar andere mensen gevraagd. In totaal zullen we er met vijf of zes man aan werken. Doen jullie mee?’ ‘Ja, dat lijkt me leuk,’ zei Sanne. ‘Hoeveel tijd gaat er in zitten?’

‘Voorlopig twee middagen per week. Ik stel voor de woensdag- en de vrijdagmiddag, van halfvier tot vijf. Misschien moeten we er in een later stadium meer tijd aan besteden, dat hangt ervan af hoe snel alles gaat en wat we ervan maken. Maar we moeten er iets moois van maken: op zijn minst een kunstwerk!’

‘Wat moeten we schilderen? Waarover gaat het toneelstuk?’ vroeg Barbara.

‘Dat vertel ik jullie als we allemaal bij elkaar komen. Kunnen jullie aanstaande woensdag? Jullie doen toch mee?’ ‘Ja, natuurlijk,’ zeiden ze allebei.

‘Mooi. Dan moet ik alleen Steven nog vragen, dan is de zaak rond. Tot woensdag dan, om halfvier, in dit lokaal.’ Sanne keek op. Steven! Zou dat de Steven van die tekening zijn? Die wilde ze wel eens zien. Of was het een ander? Nee, het moest hem wel zijn: Paul had immers gezegd dat hij een van zijn beste leerlingen was. En hij zou niet iemand vragen die niet kon tekenen.

Die woensdag liep Sanne nerveus naar het tekenlokaal. Ze zou Steven zien. En ze zou alweer samen met anderen iets moeten doen. Dit keer met onbekenden. Nou ja, Barbara kende ze, maar de rest niet. Als ze nou maar geen domme dingen ging zeggen. En zou ze goed genoeg zijn? Het had niet veel gescheeld of ze had niet mee mogen doen van haar ouders. Ze vonden dat Sanne alle middagen aan haar huiswerk moest besteden. Alweer ruzie, dus. Dankzij haar vader mocht ze meedoen aan dit project. Hij was enthousiast geweest over de portretten die ze in de kerstvakantie had gemaakt. Terwijl haar vader het meeste bezwaar had gehad tegen tekenen als examenvak! Ze had een fan! Te gek vond ze dat. Na de belofte dat haar schoolwerk er niet onder zou lijden, kwam de toestemming.

Barbara was er al. Ze stond bij het raam met twee jongens te praten. Nonchalant leunde ze tegen de vensterbank, handen in de zakken van haar spijkerbroek. Sanne ging bij hen staan, niet erg op haar gemak.

Paul kwam binnen met een paar flesjes frisdrank. ‘Zo, zijn jullie er al, dan is het wachten nog op Steven. Hij wou graag meedoen, al zal hij er ook wel eens niet zijn. In de eindexamenklas hoor je het eigenlijk te druk te hebben voor dit soort dingen. Maar ik ben de laatste die er iets van zal zeggen,’ besloot Paul. ‘O, daar heb je hem net. Kom erbij, Steven. Ken je de anderen? Dit zijn Barbara, Sanne, Ivo en Wim.’ Ze gingen zitten en Paul vertelde in het kort de inhoud van het toneelstuk. Daarna legde hij zijn ideeën over de decors uit. Onderwijl nam Sanne Steven op: lang en blond, een sportief type. Ze had zich een heel andere voorstelling van hem gemaakt. Ze keek naar de handen, die de tekening hadden gemaakt, waar ze zo van onder de indruk was. Steven keek Sanne aan en hij glimlachte naar haar. Ze voelde zich betrapt, ze had hem ongegeneerd aangestaard. Verlegen wendde Sanne haar ogen af en concentreerde zich weer op Pauls verhaal.

‘Maar natuurlijk sta ik open voor jullie ideeën. Vaak ontstaan die vanzelf als je eenmaal bezig bent. We kunnen nog alle kanten op.’

Steven kwam met een ander idee. Al gauw ontstond een discussie over de verschillende ontwerpen. Sanne merkte tot haar eigen verbazing dat er geluisterd werd als zij iets opperde en één idee werd zelfs enthousiast ontvangen. Ze spraken af dat zij thuis de eerste schetsen zouden maken en dat ze vrijdag weer bij elkaar zouden komen. Sanne liep met Barbara naar het fietsenhok. ‘Knappe jongen, die Steven,’ zei Barbara, ‘vind je niet?’ ‘Dat wel,’ beaamde Sanne. ‘Maar ik weet niet of ik hem aardig vind. Hij lijkt me nogal een verwaande kwast.’ ‘O ja? Valt wel mee. Ze zijn allemaal wel aardig, vind ik. Ik heb er hartstikke veel zin in!’

‘Ja, ik ook. Zeg, Barbara, ga je mee wat drinken bij mij thuis?’

hoorde Sanne zichzelf vragen.

Barbara keek op haar horloge. ‘Het is nu al te laat. Ik moet om halfzes thuis zijn. Is morgen na school ook goed?’ Sanne knikte. Ze namen afscheid van elkaar en Sanne fietste naar huis. Zo gemakkelijk gaat dat nou. Paul kan tevreden zijn. Nee, fout, ik kan tevreden zijn.



Ze bleken het uitstekend te kunnen vinden met zijn zessen, Paul meegerekend. Iedere woensdag- en vrijdagmiddag werkten ze eensgezind in hun ‘atelier’, zoals ze het tekenlokaal al snel waren gaan noemen. Ieder schilderde zijn of haar eigen decorstukken. Ze praatten uitvoerig over ontwerp en uitvoering en hielpen elkaar als de nodige inspiratie ontbrak. Sanne voelde zich op haar gemak in dit groepje. Ze voelde zich vooral tot Steven aangetrokken. Haar eerste indruk dat hij arrogant was, bleek helemaal verkeerd te zijn. Ze keek graag naar hem als hij aan het werk was. Vooral naar zijn handen. Ze organiseerde het altijd zo dat ze bij hem in de buurt aan het werk was. Ze voelde zich fijn in zijn nabijheid. Ze bewonderde zijn werk. Als hij dan ineens naar haar keek, voelde ze zich warm worden.

Sanne leefde naar de woensdag- en vrijdagmiddag toe. Als Steven eens een keer niet kwam, was ze teleurgesteld. Barbara plaagde haar daarmee: ‘Hé, Sanne, je lijkt wel verliefd! Je krijgt zo’n mooie dromerige blik in je ogen als de naam Steven valt!’ Maar dat vond Sanne niet erg. Anders dan Monique vroeg Barbara niet verder.

Barbara en zij kwamen zo nu en dan bij elkaar thuis. Sanne was blij met deze nieuwe vriendin, ook al waren ze niet zo vertrouwelijk met elkaar als zij met Monique vroeger. Monique had ze niet meer nodig. En door Barbara ging ze ook steeds meer om met andere jongens en meisjes. Eerst onzeker, bang om stomme dingen te zeggen of om uitgelachen te worden, maar langzaamaan werd ze zekerder van zichzelf. Ze hoefde niet langer alleen te zitten in de pauzes. Was dit verliefd zijn? Had Monique dit bedoeld? Het was anders dan ze had gedacht. Ze werd er gelukkig van, maar het was niet zo’n hevig en allesoverheersend gevoel als ze bij Monique gezien had. Ze dacht vaak aan Steven. Dat was prettig. Ze droomde ervan hoe het zou zijn als ze verkering met hem had, maar ze nam geen enkel initiatief. Ze wist niet goed hoe ze dat moest aanpakken. Zou Monique het wel geweten hebben, toen met Michel en met Pim? Bovendien, Steven had een vriendin. Dat wist ze van Barbara. Ze mocht dus alleen naar hem kijken.

Maar dat was genoeg, want waar het om draaide, was: ze was verliefd op een jongen. Ik ben dus een gewoon meisje. Ik ben zoals de anderen!

Steven leek haar ook aardig te vinden. Hij vroeg vaak haar mening over zijn schilderwerk en dan praatten ze nog wat na als de rest al weg was. Sanne genoot. Ze voelde zich gevleid dat een knul uit 6-VWO met haar praatte. Als ze Steven op school in de gang tegenkwam en hij haar groette, of als ze in de kantine een praatje maakten, hoopte ze altijd dat Monique haar zou zien.



Half februari begon het te vriezen. De kou deed Sanne diep en tevreden ademhalen. Overal werd al geschaatst. Omdat het woensdag was, moest ze vanmiddag naar het atelier, maar zaterdag zou ze beslist het ijs opgaan. Ze kwam als laatste in het tekenlokaal. De anderen waren niet zoals gewoonlijk al aan het werk. Ze wachtten op Sanne. ‘Vind je ook niet dat het vandaag oneerlijk verdeeld is in de wereld, Sanne? Iedereen schaatst en wij zitten binnen te ploeteren op een paar houten panelen. Wij gaan spijbelen! Op deze stralende dag leggen wij onze penselen neer en binden ook wij onze schaatsen onder,’ zei Ivo plechtig. Ze spraken af dat ze hun schaatsen zouden halen en dat ze elkaar weer zouden zien bij de oude molen, aan het begin van het kanaal.

Drie kwartier later waren ze er allemaal. Alleen Paul was niet meegegaan.

Wat onwennig deed Sanne haar eerste slagen. Al snel ging het beter en had ze de slag weer te pakken. Schaatsen kon ze als de beste. Het was heerlijk! Ze trokken met zijn allen een paar baantjes, maar Sanne wilde verder, de polders in. ‘Wedstrijdje?’ Steven schaatste naast haar. Dat liet ze zich geen twee keer zeggen. Richting polders, zo hard ze kon. Steven schaatste harder, maar ze kon hem toch aardig bijhouden.

‘Even bijkomen, hoor!’ hijgde Sanne na een poosje. Ze hield in. Barbara, Ivo en Wim waren in geen velden of wegen meer te bekennen.

‘Weet je dat je er leuk uitziet met die ijsmuts en die rode wangen?’ zei Steven plotseling. Verbaasd keek Sanne hem aan. Zoiets had nog nooit iemand tegen haar gezegd. Steven ging achter haar rijden en pakte haar middel vast. Hij duwde haar ontspannen schaatsend voort. Sanne nam zijn slag over en zo schaatsten ze door de polder.

Sanne voelde zijn handen in haar zij. Wat spannend! Nu ben ik toch echt verliefd!

De wereld zag er nu heel anders uit dan twee maanden geleden!

Steven liet los en kwam naast haar schaatsen. ‘We moeten terug. Het wordt donker. We zijn een heel eind de polder in gereden.’

Ze schaatsten in een rustig tempo terug. Veel te vlug naar Sannes zin waren ze weer bij de molen. Wim, Ivo en Barbara waren al naar huis, hun fietsen stonden er niet meer. ‘Je schaatst goed, Sanne!’ zei Steven, terwijl ze hun schaatsen afbonden. ‘Dit moeten we nog eens doen.’ Nou, Sanne wilde niets liever!

Vol ongeduld wachtte ze de vrijdagmiddag af. Zou Steven haar vragen voor nog een schaatstocht? Of zou zij hem durven vragen?

Maar Steven was er niet. Ivo en Wim waren er wel. Ze klaagden quasiverontwaardigd dat Sanne zich niet had gehouden aan het ‘samen uit, samen thuis-principe’. Barbara vroeg zachtjes of ze fijn geschaatst had. Sanne beet op haar lip om haar teleurstelling niet te laten merken. Ze moest met een nieuw decorstuk beginnen en driftig smeerde ze de grondverf op het triplex.

Tot ze bekende voetstappen op de gang hoorde: daar was hij! Steven liep regelrecht op Paul af en zei dat hij jammer genoeg direct weer weg moest, want Roos, zijn vriendin, was ziek geworden en hij wilde naar haar toe. Pats!

De verfpot was op de grond gevallen. Grote klodders verf op het stuk triplex, op de vloer, op haar broekspijpen, op haar schoenen. Wezenloos keek Sanne ernaar. Toen richtte ze haar blik op Steven. Hij keek haar verwonderd aan. Het was even doodstil in het lokaal. Barbara verbrak de stilte: ‘Sanne, wat doe je nou?’

Pas toen realiseerde Sanne zich dat de pot verf was gevallen. ‘O, shit! Mijn broek!’

Maar ze bleef onbeweeglijk staan. Barbara schoot haar te hulp en schepte zo goed en zo kwaad als het ging de klodders verf van Sannes broek en van de vloer. Sanne stond er hulpeloos bij. Toen de ergste rommel was opgeruimd, liet ze zich op een stoel zakken. Steven was verdwenen. ‘Jee, wat moet ik nou?’ riep ze wanhopig. Ze bekeek de vlekken op haar broek en schoenen. ‘Zal mijn moeder leuk vinden. Ik ga maar naar huis, geloof ik.’ ‘Zal ik meegaan?’ bood Barbara aan. ‘Nee, dat hoeft niet.’

Sanne trok haar schildersjas uit. Ze wilde even niemand om zich heen, ze wilde alleen zijn.

Thuis deed Sanne haar broek en de schoenen in een plastic tas en verstopte ze onder in haar kast. Die waren toch niet meer te redden en daar zou haar moeder ze nooit vinden. Ze kleedde zich verder uit en kroop in bed. Ze was moe! Steven is de vriend van Roos. Roos! Het was haar bijna gelukt: ze had lang niet aan Roos gedacht. En plotseling was ze er weer. Dat wilde ze niet! Sanne stopte haar hoofd onder het kussen. Ze wilde Roos vergeten. Ze was verliefd op een jongen. Verliefd op Steven. Verliefd op dezelfde jongen op wie Roos verliefd was. Wat een rare wereld. Wat een rotwereld! Wat een klotewereld! Nu kon ze niet meer gaan schaatsen met Steven, niet meer met hem praten. Roos zou tussen hen in staan. Ze kon Steven verder wel vergeten, want altijd zou Roos op de achtergrond aanwezig zijn. Ze huilde zichzelf in slaap. Droombeelden. Steven en Roos, Steven en zij, Roos en zij. Op de schaats, in de polders. In een Zuid-Franse baai. Op het strand met een ijsmuts op. Steven zei: ‘Wat zie je er leuk uit met die ijsmuts.’ Nee, het was Roos die dat zei. Sanne sloeg de dekens van zich af. Te warm. Nee, toch te koud. Ze kroop er weer onder. Haar moeder maakte haar wakker. ‘Sanne! Waarom lig je in bed? Ben je ziek? Ik heb je geroepen, maar je hoorde me niet!’ Sanne sloeg haar ogen op en zag haar moeder voor haar bed staan. Haar moeder bibberde, zweefde, kwam dichterbij en ging weer achteruit.

‘Heb je koorts? Kind, wat ben je warm. Blijf er maar lekker in. Zal ik je wat eten boven brengen?’ Nee, ze wilde geen eten. Ze wilde niets. Ze wilde wegkruipen onder de dekens.

‘Ik pak even de thermometer. Zeker kou gevat, hè, woensdag. Of heb je zonder muts gelopen? Dat is echt wat voor jou.’ Mens, hou je kop. Zeur niet altijd zo. Sanne kroop diep weg onder de dekens.

Ik ben ziek en boe dat komt, gaat je niets aan. Drie dagen lang had Sanne hoge koorts. Daarna was het een kwestie van uitzieken. Voor het eerst in haar leven was Sanne haar moeder dankbaar voor haar zorgzaamheid. Ze liet zich uitgebreid verwennen.

Barbara kwam op ziekenbezoek en vroeg waarom ze die pot verf had laten vallen. ‘Je wist toch dat Steven een vriendin heeft? Wat was er dan?’

Sanne wilde geen antwoord geven. Barbara zou toch niet begrijpen dat het niet alleen om Steven was. Ze was Steven kwijt, dat was jammer. Maar Roos was terug en dat was erger. Ze had steeds over Roos gedroomd. Ze kon er niets aan doen. Het gebeurde gewoon en ze vond het afschuwelijk. Sanne deed kortaf tegen Barbara. Ze zag dat Barbara niet begreep waarom ze zo deed, maar het kon haar niets schelen. Barbara moest maar denken wat ze wou. Niets kon haar meer schelen.

Barbara bracht de laatste informatie mee over de werkweek. ‘Je bent volgende week wel beter, hè,’ zei ze, ‘het zou jammer zijn als je niet mee kon.’

Volgende week was dat al! Dat was ook zo. Drie dagen lang, met heel 4-Havo. Sanne had er weinig zin in. Als ze nou nog ziek was, hoefde ze niet mee. Ze zou haar best doen om zo lang mogelijk ziek te blijven.