HOOFDSTUK III

Nu het lenteweer haar daartoe volop gelegenheid bood, ging Lucy elke dag rijden, soms met Van en soms alleen. Ze reed niet graag met Van - in de eerste plaats omdat hij verliefd op haar was en in de tweede omdat ze hem toch nooit kon kloppen wanneer hij de King bereed. Ze trainden Bostil's paarden voor de met gespannen verwachting tegemoet geziene races.

Tenslotte kwam er bericht van de Utes en Navajo's dat ze de Bostil's uitnodiging aanvaardden en met hun beste paarden zouden verschijnen.

Die zelfde avond nog belegde Bostil een vergadering te zijnen huize, waarbij, behalve hij zelf, Brackton, Williams, Muncie en Creech aanwezig waren. Deze mannen hadden zich in de loop der jaren tot een min of meer officieus gemeentebestuur van Bostil's Ford gevormd, een soort raad der oudsten. Hoewel Bostil niet meer met Creech bevriend was, was hij oprecht genoeg om zich niet door zijn animositeit te laten beïnvloeden. Holley, Bostil's oude voorman, was het zesde lid van de club.

Brackton arriveerde het laatste en aan de strakke trek op zijn anders zo opgeruimde gezicht was te zien, dat hij iets op het hart had.

'John, aan wie denk je dat ik daarnet whisky verkocht heb?' begon hij.

'Ik heb er geen flauw idee van,' antwoordde Bostil. Maar zijn gelaatsuitdrukking logenstrafte zijn woorden

'Aan Cordts... Gordts en vier van zijn handlangers. Twee van hen kende ik niet. Tuig van de vlakte naar hun tronies te oordelen. De anderen waren Hutchinson en... Dick Sears.'

'Dick Sears!' riep Bostil uit.

Muncie en Williams echoden Bostil s verrassing. Holley keek geïnteresseerd. Alleen Creech toonde geen enkele reactie.

'Maar Sears is dood,' voegde Bostil eraan toe.

'Dat dachten we tenminste,' antwoordde Brackton grimmig. 'Maar hij is springlevend. Hij vertelde me dat hij twee jaar op de goudvelden in Idaho had gezeten. Maar hij moest er te hard werken. Zei dat hij hier gemakkelijker aan de kost kon komen. En dat zei hij met zo'n vals grijnslachje, het kleine serpent! Dacht zeker aan die wagentrein van me, die hij toen leeggeplunderd heeft.'

Bostil keek zijn voorman aan.

'Wel, dan hebben we Sears uiteindelijk toch niet te pakken gekregen,' zei Holley schouderophalend. 'Ik ben er eerlijk gezegd nooit zeker van geweest.'

'Grote hemel! Cordts en Sears in het kamp!' riep Bostil uit. Hij sprong op en begon door het vertrek te ijsberen.

'Nee, ze zijn alweer vertrokken,' zei Brackton.

'Maak je niet zo druk, baas. Ga zitten,' teemde Holley. 'De King en de andere paarden worden zo goed bewaakt dat zelfs Cordts er niet aan zal kunnen.'

Dit stelde Bostil enigszins gerust en hij ging weer zitten.

'Had Cordts nog iets te zeggen ook?' informeerde hij.

'Ja, hij had zelfs een speciale boodschap voor jou en, man, ik kan je verzekeren dat ik opkeek toen ik het hoorde.'

'Wat had hij dan?'

'Wel, hij schijnt er zo verkikkerd op te zijn de races bij te wonen, dat ik je het voorstel moest overbrengen dat hij bereid was al zijn activiteiten tot na de races te staken onder voorwaarde, dat hij van jou toestemming krijgt er naar te komen kijken. Nou jij en dan ik weer!'

Een vreemd licht straalde uit Bostil's ogen. 'Ik begrijp het wel,' zei hij. 'Cordts is even gek op paarden als ik.'

'Maar even goed is het een raar zaakje,' vervolgde Brackton. 'Iedereen weet dat je een dure eed gezworen hebt Cordts naar de andere wereld te helpen zodra je de kans zou krijgen.'

'Dat zal ook gebeuren.' Het licht verdween uit Bostil's ogen. Zijn stem kreeg een andere klank. Bostil had al vaker een mens gedood. Ongetwijfeld speelde de herinnering hem nu parten.

'Ik zal hem laten komen,' zei hij, diep adem halend. 'Niet om een paar weken rust te hebben. Ik doe het om slechts een enkele reden... Omdat ik weet dat hij weg is van de King... dat hij de King ook voor het hele veld wil zien uit lopen die dag! Daarom en daarom alleen!'

De woorden hadden uitdagend geklonken en de ogen van de anderen keerden zich met een ruk naar Creech. Hij was een fors gebouwd man, niet jong meer, met een doorgroefd gezicht, diep liggende zorgelijke ogen en een slordig wit baardje.

'Bostil, als Cordts zo gek is op de King, dan zal hij een hele teleurstelling te slikken krijgen,' zei Creech smalend.

Vuur vlamde op in Bostil's ogen en terwijl de anderen lachten, bracht Brackton snel in het midden : 'Geen gesteggel vandaag, mannen. We hebben nog wel wat anders te doen. Dus je gaat ermee akkoord dat Cordts komt, Bostil?'

'Laat maar komen,' antwoordde Bostil.

'Goed. En zullen we nu dan maar aan het werk beginnen waarvoor we bij elkaar gekomen zijn?' De plannen voor de races werden uitvoerig besproken. De datum werd vastgesteld op de eerste drie dagen van juni en de diverse races werden over de drie dagen verdeeld. Het prijzengeld - voornamelijk beschikbaar gesteld door Bostil en Muncie, de twee rijke mannen van de kleine gemeenschap - werd vastgelegd. Tevens zouden er aparte races gehouden worden voor de Indianen met zadels, dekens en wapens als prijzen. De besprekingen verliepen vlot, maar toen de grote race waaraan de beste paarden deel zouden nemen ter sprake kwam, begon Bostil koppig te worden. Hij was het vooral oneens met de afstand die men wilde vaststellen voor de grote race ; twee mijl was zijns inziens veel te kort.

'Twee mijl maar... twee mijl!' bleef hij als maar jammeren. 'Die afstand is geknipt voor Blue Roan. Dat is de King geen eerlijke kans geven!' Met uitzondering van Creech die zich in een hooghartig stilzwijgen hulde, redeneerden de anderen lang en breed met Bostil en tenslotte legde hij zich bij de meerderheid neer, maar van harte ging het niet.

Bij het afscheid nemen riep Bostil Creech in de zitkamer terug.

'Wat vraag je voor die ruin?' vroeg hij kortaf, alsof hij die vraag nog nooit eerder gesteld had.

'Bostil, hebben we het daar al niet tot vervelens toe over gehad... zodat we er zelfs kwaaie vrienden om geworden zijn,' zei Creech met een berustend handgebaar.

'Wel, we kunnen weer goeie vrienden worden ook, als jij dat paard wilt ruilen of verkopen.'

'Het spijt me, maar dat kan ik niet.'

'Je kunt het geld anders goed gebruiken, niet waar?' zei Bostil die bereid was over lijken te gaan als het om paarden ging.

'Helaas wel.'

'Wel, dan heb je nu de kans. Ik zal je vijfhonderd in goud geven en Sarchedon erbij.'

Creech keek alsof hij de ander niet goed verstaan had en Bostil herhaalde zijn bod.

'Nee,' antwoordde Creech.

'Goed, dan zal ik er duizend van maken met Sarch en, Plume erbij,' snauwde Bostil.

Creech verbleekte en slikte moeizaam. 'Nee.'

'Tweeduizend en Dusty Ben er ook nog bij.'

Dit was een ongehoorde prijs voor welk paard dan ook. De verleiding was bijna ondraaglijk voor Creech. Hij kon er zich alleen maar aan onttrekken door al zijn gedachten op zijn prachtige edele paard te concentreren.

Maar Bostil bleef hem martelen. 'Vijfentwintig honderd en Two Face erbij met de rest!' siste hij.

'Grote God, Bostil... hou op! Ik kan niet scheiden van Blue Roan. Jij bent rijk en je hebt geen hart. Je hebt me gehaat vanaf het moment dat ik die twee paarden in bezit kreeg. Heb ik je een poosje geleden niet gesmeekt me een paar honderd dollars te lenen? Om mijn schulden te kunnen betalen? Maar je hebt geweigerd en dat heeft me mijn schapen gekost. Nu ben ik arm en ik word met de dag armer. Maar al zal ik geen rooie cent meer rijk zijn, Blue Roan zal ik je nooit verkopen!'

Creech scheen moed te scheppen uit zijn eigen woorden. Met fonkelende ogen staarde hij zijn rivaal aan. Hij hief een gebalde vuist op. 'En bij God... ik zal die race winnen!'

 

Onrustbarende geruchten deden de ronde over Joel Creech, geruchten die Lucy zorgelijk stemden en haar van diepe wroeging vervulden.

Iemand had Joels kleren op de weg gevonden en hij had ook het spoor van het door Lucy bereden paard herkend, en aan de hand van die gegevens viel het de mensen niet moeilijk de ware gang van zaken te gissen. Met als resultaat dat Joel gehoond en bespot werd waar hij zich ook vertoonde en als er iemand gevoelig was voor spot, dan was het Joel Creech wel. De ruiters maakten hem het leven ondraaglijk. Joel begon zich steeds zonderlinger te gedragen ; het was al tot een vechtpartij gekomen tussen hem en de ruiter Van in Bracktons winkel en Van had Joel een revolver uit de hand moeten schoppen.

Lucy verweet zich dat zij de schuld was van

Joels vreemde gedrag en elke dag wanneer ze ging rijden, keek ze naar hem uit, in de hoop tot een soort vergelijk met hem te kunnen komen. Maar waar ze vroeger bijna dagelijks letterlijk over hem gestruikeld was, was hij nu in geen velden of wegen te bekennen.

Op een middag was ze met Sarchedon afgedaald langs het pad dat naar de rivierovergang leidde. Vaak kwam ze daar niet, want ze was een beetje bang van die diepe, donkere kloof en van de onheilspellend murmelende vreemd rode rivier. Maar ze was nu gegaan in de hoop Joel te ontmoeten. ,Ze had het vage voornemen hem haar spijt te betuigen over wat ze gedaan had en hem te vragen het incident te vergeten en zich niets aan te trekken van de spot van de anderen.

Terwijl ze vanuit het zadel van haar paard een groepje Indianen gadesloeg dat bezig was een kudde schapen over te zetten in een groot primitief platboomd vaartuig - altijd een hachelijke onderneming in deze nukkige rivier met haar verraderlijke stroomversnellingen - zag ze Joel eensklaps naar zich toe komen. Blijkbaar had hij haar van de overkant opgemerkt en was hij over komen roeien, want achter hem zag ze een klein roeibootje liggen, half op een zandige oeverstrook getrokken. Hij was blootshoofds en blootvoets, maar dat was het niet wat Lucy zo vreemd aandeed in hem.

'Moet je mij hebben?' schreeuwde hij al van verre.

Lucy wenkte hem naar zich toe.

Hij was een lange, slanke jongeman met een ietwat gebogen rug en kromme benen van het veel paardrijden, met een vaal sproetig gezicht, een zwakke mond en kin en kleine ogen die vooral opvielen door hun afwijkende kleur. Want het ene was grijs en het andere bruin. Er was geen litteken op zijn gezicht, maar toch een zekere onregelmatigheid van trekken die erop wees dat hij eens een trap van een paard had gekregen.

Creech kwam haastig tegen de steile oever opgeklauterd met een vreemde gretigheid die Lucy eensklaps medelijden inboezemde. Ze liet zich uit het zadel glijden en trok Joel mee naar een aangespoelde boomstam, half begraven in het zand. Daarop nam ze plaats, maar Joel bleef staan.

'Wat wil je van me?' vroeg Joel stuurs.

'Ik heb de laatste tijd heel wat gehoord, Joel,' antwoordde Lucy zoekend naar de juiste woorden.

'Dat zal wel, ja,' zei Joel neerslachtig en toen nam hij ook op de boomstam plaats en begon in het zand te woelen met zijn blote voeten.

Het kwam Lucy voor alsof hij op de een of andere subtiele manier veranderd was en behoedzaam begon ze enkele geruchten die ze gehoord had op te gommen.

'Alles wat je gehoord hebt, is nog niets tegen Wat er echt gebeurd is,' antwoordde hij verbitterd. 'Ik zou ze wel kunnen vermoorden... zo treiteren ze me, die lafbekken.'

'Maar, Joel, je moet niet zo... zo lichtgeraakt zijn,' zei Lucy met zacht vermaan. 'Hoe meer je het je aantrekt, hoe meer plezier ze erin hebben natuurlijk.'

'Maar ze weten dat jij mijn kleren gestolen hebt,' protesteerde hij.

'En wat zou dat dan nog? Juist omdat je je zo kwaad maakt, laten ze je niet met rust.'

'Misschien zou ik daar nog wel tegen gekund hebben. Maar ze pesten me er ook mee dat ik... gek op je ben.'

Joels stem klonk schor. Ongetwijfeld voelde hij zich diep gekwetst. Lucy zag tranen opwellen in zijn ogen en haar eerste opwelling was haar hand op de zijne te leggen en hem te zeggen dat het haar ontzettend speet. Maar om de een of andere reden voelde ze zich niet gerust bij deze nieuwe Joel.

'Waarover hebben Van en jij gevochten?' vroeg ze.

Joel sloeg de ogen neer. 'Dat zeg ik je niet.'

'Omdat je je ervoor schaamt?' Joels stilzwijgen was antwoord genoeg. 'Heb je iets over me gezegd?' Lucy kon haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en ze voelde iets van ergernis ook. 'Het moet wel iets... slechts geweest zijn, anders zou Van je nooit geslagen hebben.'

'Ik zal Van nog wel krijgen,' siste Joel verhit.

'Kapot zal ik hem maken als ik hem eens goed in handen krijg!'

'Praat geen onzin, Joel,' zei Lucy streng. 'Misschien heb je dat pak slaag wel dubbel en dwars verdiend. Wat heb je gezegd?'

'Alleen maar dat ik jou je streken wel zou afleren,' barstte Joel uit. 'Hoe?'

'Door op de loer te gaan liggen... en jouw kleren ook te stelen... zo dat jij ook naakt naar huis zou moeten lopen.'

Wat er ook aan Joel schortte, oprechtheid miste hij in elk geval niet. De wond zat diep bij hem en zijn stem beefde van verontwaardiging.

'Maar, Joel, die kans zul je niet gemakkelijk krijgen, want ik ga zo maar niet in vijvers zwemmen,' zei Lucy half geamuseerd, half geprikkeld.

'Het spijt me dat het zo gelopen is, Joel. Dat was een gemene streek van me met die kleren, maar ik zal mijn best doen het goed te maken. Ik zal de jongens vertellen dat het mijn schuld was. Ik zal ze vragen je met rust te laten. Ik zal...'

'Je hoeft mijn boontjes niet te doppen!' explodeerde Joel.

Het verraste Lucy die trots in hem te zien. 'Joel, ik zal het heus niet de schijn geven...'

'Je hebt je er maar buiten te houden!' onderbrak hij haar verhit. Hij keek haar nu aan en ze schrok van de vreemde gloed in die verschillend gekleurde ogen. 'Lucy Bostil, er zijn dingen gezegd en gedaan die ik nooit zal kunnen vergeten. Ik ben tot een uitgestotene gemaakt in Bostil's Ford en allemaal door jouw schuld. Allemaal door jouw schuld!'

'Oh, Joel, wat kan ik dan doen?' riep Lucy uit.

'Er is maar een manier waarop je het goed kunt maken,' antwoordde hij, eensklaps verblekend. Maar de blik in zijn ogen bleef staalhard. Hij leek bepaald niet iemand die niet bij zijn volle verstand was.

'Hoe dan?' vroeg Lucy scherp.

'Door met me te trouwen. Dan zal ze het lachen wel vergaan. Dan zal het mijn beurt zijn om te lachen. Dat is de enige manier, Lucy Bostil.'

Lucy wist niet of ze moest lachen of huilen. 'Maar, Joel, ik kan niet met je trouwen... zelfs niet al zou het allemaal mijn schuld zijn,' zei ze zachtjes.

'Waarom niet?'

'Omdat ik niet van je hou.'

'Dat doet er niet toe zolang je maar niet van een ander houdt.'

Hij begon te beven en er kwam een wilde gloed in zijn ogen. Lucy stond langzaam op.

'Hou je van iemand anders?' vroeg hij heftig.

'Dat zijn jouw zaken niet!' snauwde Lucy. Maar dan week haar woede voor angst bij het zien van zijn vreemd verwrongen gezicht, het gezicht van een vreemde, van een gevaarlijke vreemde.

'Is het Van?' zei hij schor.

'Joel, je bent gek!'

'Dat zeggen ze allemaal, ja. Zelfs mijn vader begint het al te geloven. Misschien heb je wel gelijk. .. maar ik maak Van kapot!'

'Nee, nee, Joel, je weet niet wat je zegt! Ik hou niet van Van, evenmin als van iemand anders of... van jou.'

'Dat lieg je, Lucy Bostil!'

'Hoe waag je het zo iets tegen me te zeggen?' zei Lucy eensklaps verhit. 'Ik doe mijn best mijn fout goed te maken en het enige wat jij kunt doen is... me beledigen.'

'Je fout goed maken, zeg je toch, hè? Mooie woorden... Wil je met me trouwen of niet?'

'Ik denk er nog niet aan!' Lucy's bloed kookte ; ze vergat haar angst en haar woorden troffen Joel als een zweepslag op een open wond. Ze keerde hem de rug toe, maar hij sprong haar achterna en greep haar ruw bij de schouders.

'Joel, ben je gek geworden?' schreeuwde ze, trachtend zich los te rukken. Maar Joel liet haar niet gaan en een wilde worsteling volgde. Hij scheen door het dolle heen en scheurde haar blouse aan flarden. Tenslotte slaagde ze erin aan zijn greep te ontkomen en ze haalde uit met haar zware leren rijzweep en sloeg hem midden in het gezicht. Hij wankelde en viel bijna.

Lucy sprong naar Sarchedon. In een flits zat ze in het zadel. Maar Joel kwam weer op haar af. Met bloed op zijn gezicht! Bloed op zijn handen! Hij leek in niets op de Joel Creech die ze zolang gekend had.

'Geen stap verder!' schreeuwde Lucy verder. 'Of ik rijd je onderste boven!'

De grote zwarte steigerde hoog op en Creech sprong snel opzij. Rond de rode bloedvegen zag zijn gezicht doodsbleek. Het schuim stond hem op de lippen.

'Daar zal ik je voor krijgen...' hijgde hij schor. 'Ik zal al je kleren van je lijf trekken en je op een paard binden... en dan zal ik je spiernaakt door Bostil's Ford jagen!'

Lucy begreep de totale zinloosheid van haar goede bedoelingen. Er was iets geknapt in Joel Creech's brein. En in het hare laaide een woede zoals ze die nog nooit in zich had gevoeld. Wild gaf ze Sarchedon de sporen en stormde langs Creech heen.