5

 

Een coup en een kruistocht

 

 

Het kostte me twee jaar voordat Marina Salje met me wilde praten. En vervolgens kostte het me een moeizame autorit van zo’n twaalf uur, inclusief een stuk van een halfuur dat bijna niet te doen was – de instructies luidden: ‘Rij zover als je kunt en loop de rest van het stuk’ – om bij het huis van Salje te komen. Aan het einde van de weg moest ik uitkijken naar de Russische driekleur die boven op een houten huis stond te wapperen. Je kon het niet missen. Russen hebben niet de gewoonte een vlag op hun huis te zetten.

Salje woonde nu in een dorp, als je die zesentwintig huizen en maar zes mensen als zodanig kunt betitelen. Zoals zoveel Russische dorpen had dit godverlaten oord, op honderden kilometers afstand van de dichtstbijzijnde grote stad en ruim dertig kilometer van de dichtstbijzijnde levensmiddelenzaak, geen toekomst. Salje, inmiddels vijfenzeventig jaar, woonde hier met de vrouw die ze haar zus noemde, omdat niemand hen hier kon vinden.

De andere vrouw, die een paar jaar jonger leek en een betere gezondheid leek te genieten, haalde de dozen met papieren tevoorschijn die Salje had meegenomen toen ze uit het zicht verdween. Dit hier was het resultaat van maanden onafgebroken graafwerk dat ze had ondernomen – nadat ze het verhaal van het ‘verdwenen vlees’ boven water had gehaald.

 

In 1990 ging de wereld haar ondergang tegemoet. Of in ieder geval de Sovjet-Unie. Op 13 januari 1990 braken er pogroms uit in de straten van Bakoe, de hoofdstad van Azerbeidzjan, van oudsher een stad die anders was dan alle andere steden in het Russische rijk.1 Achtenveertig etnische Armeniërs kwamen om en bijna dertigduizend – de gehele Armeense bevolking van de stad – sloegen op de vlucht. Wereldkampioen schaken Garri Kasparov, een Armeniër uit Bakoe, charterde een vliegtuig om zijn familie, vrienden en hun vrienden te evacueren. Op 19 januari bestormden Sovjettroepen met veel vertoon van macht Bakoe om de orde te herstellen, waarbij meer dan honderd burgers – voornamelijk Azeri’s – omkwamen.

Het Sovjetrijk scheurde langs de naden. Het centrum kon de zaak niet meer bij elkaar houden, het leger gebruikte veel geweld maar bereikte weinig.

Ook de Sovjeteconomie stond op instorten. Het tekort aan voedsel en basisartikelen had rampzalige vormen aangenomen. Waar Moskou nog steeds, hoewel met moeite, in staat was de bronnen van het hele, reusachtige land te mobiliseren om wat basisgoederen op de planken van in ieder geval een paar winkels te krijgen, weerspiegelde de situatie in Leningrad, de tweede stad van het land, de volle omvang van de ramp. In juni 1989 hadden de autoriteiten in Leningrad thee en zeep gerantsoeneerd. In oktober 1990 voegden zich daar suiker, wodka en sigaretten bij. In november voelde de democratische gemeenteraad zich gedwongen de verschrikkelijk impopulaire stap te zetten rantsoenbonnen in te voeren – die onvermijdelijk herinneringen opriepen aan de bonnen tijdens het beleg van de stad gedurende de Tweede Wereldoorlog.2 Iedere inwoner van Leningrad had het recht op drie pond vlees per maand, twee pond vleeswaren, tien eieren, een pond boter, een kwart liter plantaardige olie, een pond bloem en een kilo granen of gedroogde pasta. Door de invoering van rantsoenbonnen hoopten de stadsbestuurders niet alleen maar de hongersnood af te wenden – het woord, in al zijn obsceniteit, was niet langer iets wat hoorde bij het verleden of bij derdewereldlanden – ook om onrust onder de bevolking te voorkomen.

Twee keer dat jaar kwam het in de stad bijna tot een massale geweldsexplosie tijdens de tabaksrellen in augustus 1990 en bij de suikerrellen een paar weken later.3 Sigaretten waren al langer schaars, maar de grote winkels in het centrum van Leningrad hadden meestal nog wel minstens één merk in de verkoop. Maar op een dag eind augustus 1990 hadden de winkels aan de Nevski Prospekt geen rookwaren meer. Er verzamelde zich ’s ochtends een menigte voor een van de winkels, in afwachting van een bevoorrading die nooit plaatsvond. De winkel ging tussen de middag dicht, en toen hij een uur later de deuren weer opende, waren de planken nog steeds leeg. Tegen drie uur ’s middags had een menigte van een paar duizend woedende rokers het verkeer op de Nevski stilgelegd en maakte zich op om de winkelruiten aan diggelen te slaan. De politieleiding belde in paniek de gemeenteraad: als er gewelddadigheden uitbraken, zouden zij gewonden noch schade aan persoonlijke eigendommen kunnen voorkomen. Een aantal afgevaardigden, onder aanvoering van Sobtsjak, haastte zich naar de Nevski om de menigte te kalmeren.

De politici kwamen net op tijd. De demonstranten hadden al een enorme plantenbak op het trottoir uit de grond gerukt en een lang stuk schutting van een nabijgelegen tuin gesloopt en waren barricades over de belangrijkste verkeersader van de stad aan het opwerpen. Het verkeer kwam tot stilstand. Speciale eenheden van de politie die pas een paar jaar daarvoor waren opgericht en berucht waren vanwege hun meedogenloze optreden bij het uiteenslaan van betogingen – hun wapenstokken werden de ‘democratiseurs’ genoemd – waren ter plekke gearriveerd en maakten zich op om de protesterende rokers en hun barricades te bestormen. In tegenstelling tot de gewone politie leken deze ordetroepen behoorlijk vastberaden. Ze waren er zeker van dat er bloed zou vloeien. Sobtsjak en diverse andere bekende afgevaardigden probeerden de verschillende groepen in de menigte te overreden, waarbij ze mensen uitkozen die hen leken te herkennen en met hen het gesprek aangingen. Voormalig dissident en politiek gevangene Joeli Rybakov, die inmiddels ook gemeenteraadslid was, liep op de speciale eenheden af om hun commandant ervan te verzekeren dat er ieder moment een vrachtwagen met sigaretten kon arriveren en dat het protest geweldloos zou eindigen.4

Een andere afvaardiging van de gemeenteraad, onder aanvoering van Salje, kamde de stad uit op zoek naar een partij sigaretten. Ze vonden er een paar en overhandigden die toen het al donker was geworden aan de demonstranten op de Nevski. De rokers staken er een op, gingen uit elkaar en lieten het aan de gemeenteraadsleden over om hun barricades op te ruimen en na te denken over de komende relletjes die niet zo makkelijk meer op te lossen zouden zijn, omdat het erop leek dat er uiteindelijk niets meer verkrijgbaar zou zijn in de stad.

Een paar weken later, op het hoogtepunt van het zomerse inmaakseizoen, was er geen suiker meer te krijgen.5 Uit vrees voor een herhaling van de tabaksrellen ging een groep gemeenteraadsleden op onderzoek uit. Ze ontdekten iets wat volgens hen een samenzwering van de Communistische Partij was om het nieuwe democratische stadsbestuur in diskrediet te brengen. De functionarissen van de Communistische Partij hadden, gebruikmakend van het feit dat niemand eigenlijk meer precies wist wie in de stad welke beslissingsbevoegdheid had, wat roestige hendels overgehaald om te voorkomen dat goederentreinen met suiker bestemd voor Leningrad werden uitgeladen. Marina Salje riep in allerijl een paar gemeenteraadsleden bijeen en stuurde die eropuit om persoonlijk de aankomst, het uitladen en de distributie aan de winkels te volgen. Op die manier werd een opstand voorkomen.

Inmiddels was Marina Salje, de geologe, gekozen tot voorzitter van het gemeenteraadscomité voor voedselvoorziening. Op een of andere manier had men het idee dat een vrouw die nooit iets met voedsel of groothandel te maken had gehad, die nooit een geweldige organisator was geweest of baas van iemand, maar die volkomen onkreukbaar en onomkoopbaar leek, op haar plek zou zijn bij het voorkomen van honger in Leningrad. De politicus die het meeste vertrouwen genoot, kreeg logischerwijs de belangrijkste en moeilijkste taak.

 

In mei 1991 reisde Salje in haar hoedanigheid van voorzitter van het Leningradse gemeenteraadscomité voor voedselvoorziening naar Berlijn om contracten te tekenen voor de levering van diverse treinladingen vlees en aardappels aan Leningrad. De onderhandelingen waren min of meer afgerond. Salje en een naaste medewerker van het stadsbestuur moesten er alleen nog maar hun handtekening onder zetten.

‘We komen daar aan,’ vertelde Salje me jaren later, nog steeds woedend, ‘en deze Frau Rudolf met wie we een afspraak hadden, laat ons weten dat ze ons niet kan ontvangen omdat ze bezig is met urgente onderhandelingen met de gemeente Leningrad over vleesimporten. We wisten niet wat we hoorden. Want wij zijn de gemeente Leningrad, en wij zijn daar om over vleesimporten te praten!’

Salje en haar collega’s belden als de donder het comité voor voedselleveranties van het Leningradse stadsbestuur, een tegenhanger van haar eigen comité. De enige verklaring die zij zich konden voorstellen, was dat het uitvoerend orgaan zich er op onverklaarbare wijze tussen had gewerkt. Maar de voorzitter van het comité wist niets van de onderhandelingen. ‘Dus belde ik Sobtsjak,’ vertelt Salje. ‘Ik zeg: “Anatoli Aleksandrovitsj, ik ben er net achter gekomen” – en inmiddels had ik cijfers gekregen – “dat Leningrad zestig ton vlees koopt.” Sobtsjak belt de Externe Economische Bank terwijl ik aan de lijn blijf – ik hoor hem praten – en hij noemt het bedrijf en de bank bevestigt dat er, jawel, een kredietlimiet van negentig miljoen D-mark voor dit bedrijf is vastgesteld. Meer kan hij me niet vertellen. Hij zegt: “Ik heb geen idee wat er aan de hand is.”’6

Salje keerde met lege handen naar huis terug, met slechts de vage hoop dat de zestig ton vlees die vermoedelijk door de stad was gekocht, ook echt zou komen. Dat was niet het geval, wat betekende dat ze bijna geen tijd had om het mysterieuze vleesverhaal, dat aan haar bleef knagen, na te trekken. Drie maanden later werd het echter overtroffen door een andere gebeurtenis, die veel beangstigender en niet minder raadselachtig was – en naar Saljes overtuiging onlosmakelijk verbonden met haar mislukte reis naar Duitsland.

 

Van de belangrijkste gebeurtenis in de moderne Russische geschiedenis, het meest rampzalige moment van het land, bestaat vreemd genoeg geen samenhangend verhaal. Er bestaat geen nationale consensus over de aard van de gebeurtenissen waardoor het land zo was geworden, en dat gebrek aan consensus is zonder twijfel het grootste manco van Rusland als natie.

In augustus 1991 probeerde een groep federale Sovjetministers, onder aanvoering van Gorbatsjovs vicepresident, Gorbatsjov af te zetten met als ogenschijnlijk oogmerk de Sovjet-Unie voor de ondergang te behoeden. De coup mislukte, de Sovjet-Unie viel uiteen en Gorbatsjov raakte de macht toch kwijt. Twintig jaar na dato bestaat er geen versie van de gebeurtenissen die iedereen, of zelfs maar een groot deel van de mensen, geloofwaardig vindt. Wat dreef de ministers? Waarom faalde hun poging zo snel en zo jammerlijk? En ten slotte: wie won er nu eigenlijk?

Al sinds het begin van het jaar hing een reactie van de hardliners in de lucht. Sommigen beweerden de datum van de geplande coup al te weten.7 Ik ken ten minste één ondernemer, een van de allereerste Russische rijken, die het land verliet omdat hij getipt werd over de coup. Je hoefde ook geen insider van de KGB te zijn of een bovenmatige fantasie te hebben om je een coup te kunnen voorstellen. De angst en een fataal soort instabiliteit waren bijna tastbaar. In het hele land laaiden gewapende etnische conflicten op. De Baltische republieken – Letland, Litouwen en Estland – besloten hun banden met Rusland te verbreken, en Boris Jeltsin, voorzitter van de Russische Opperste Sovjet, steunde ze daarin. Gorbatsjov stuurde tanks naar de Litouwse hoofdstad Vilnius om de opstand de kop in te drukken. Dat was in januari. In maart verschenen er tanks in de straten van Moskou toen Gorbatsjov, aan de rand van de wanhoop omdat hij de greep op het land aan het verliezen was, of toegevend aan hardliners binnen zijn eigen regering, of beide, probeerde alle demonstraties in Moskou te verbieden. Toen zag ik Galina Starovojtova voor de eerste keer honderdduizenden Moskovieten aanvoeren die het decreet en de tanks trotseerden. In maart organiseerde Gorbatsjov ook een referendum over de vraag of de Sovjet-Unie als eenheid moest blijven bestaan. De bevolking van negen van de vijftien deelrepublieken stemde voor, maar zes republieken boycotten de volksraadpleging. Aan het einde van de maand hield Georgië zijn eigen referendum en besloot zich af te scheiden van de Sovjet-Unie.

De republieken hielden op met het voldoen aan hun financiële verplichtingen aan het federale machtscentrum, waardoor de toch al diepe economische crisis nog werd verdiept. Het tekort aan voedsel en basisgoederen werd nog groter, terwijl men dacht dat de bodem al was bereikt. In april probeerde de regering voorzichtig de prijscontrole te laten vieren. De prijzen gingen omhoog, maar de beschikbaarheid van goederen werd niet groter. In juni verklaarde Oekraïne zich onafhankelijk van de Sovjet-Unie, net als Tsjetsjenië, dat een deel vormde van de Russische Sovjetrepubliek. Rusland hield in juni presidentsverkiezingen en koos Jeltsin. Moskou en Leningrad riepen beide het ambt van burgemeester in het leven, dat in de Sovjettijd niet bestond, en Sobtsjak werd gekozen als burgemeester van Leningrad. Het was een functie die beter bij hem paste dan voorzitter van de gemeenteraad. Uiteindelijk had hij altijd de baas gespeeld. Poetin werd loco-burgemeester en werd verantwoordelijk voor buitenlandse betrekkingen.

 

Gedurende twee jaren van voortdurende politieke veranderingen en een geanimeerd burgerdebat waren de Sovjetburgers steeds afhankelijker geworden van hun televisie. Op 19 augustus 1991 merkten de mensen die vroeg waren opgestaan, dat er niets werd uitgezonden. Of, preciezer: steeds weer werd de balletvoorstelling Het zwanenmeer herhaald. Vanaf zes uur ’s ochtends begon de staatsradio met het uitzenden van politieke decreten en mededelingen. Een uur later begon men dezelfde teksten ook op televisie voor te lezen.

‘Landgenoten! Burgers van de Sovjet-Unie!’ begon de tekst die nog het welsprekendst was en die voortdurend werd herhaald.

 

‘We spreken u toe op een kritiek moment voor ons vaderland en voor u allen! Ons grootse vaderland verkeert in groot gevaar! De hervormingspolitiek die door M.S. Gorbatsjov is gelanceerd en bedoeld was om de ontwikkeling van ons land en de democratisering van onze maatschappij te garanderen, heeft ons op een dood spoor gebracht. Wat begon met enthousiasme en hoop, is geëindigd in een verlies van vertrouwen, apathie en wanhoop. De regering heeft op alle niveaus het vertrouwen van haar burgers verloren. Politiek opportunisme heeft het openbare leven in zijn greep, en vormt waarlijk een gevaar voor het lot van het vaderland en de burger. Staatsinstellingen zijn bespot. Het land is, in wezen, onbestuurbaar geworden.’

 

De kliek, waar ook het hoofd van de KGB, de premier, de minister van Binnenlandse Zaken, de vicevoorzitter van de Nationale Veiligheidsraad, de minister van Defensie, de vicepresident, de voorzitter van de Opperste Sovjet en de vak- en boerenbonden deel van uitmaakten, ging door met het doen van beloften aan het volk:

 

‘De trots en het eergevoel van de Sovjetburger zullen geheel hersteld worden.’8

‘De groei van het land moet niet gebaseerd zijn op een steeds lagere levensstandaard van de bevolking. In een gezonde maatschappij is een voortdurende groei van de welvaart de norm.’

‘Onze allereerste taak zal zijn oplossingen te vinden voor de problemen op het gebied van woning- en voedseltekorten. Alle krachten zullen worden aangesproken om daaraan tegemoet te komen, de belangrijkste van de menselijke levensbehoeften.’

 

Daartoe, stelde weer een ander document, ‘gezien de levensbehoeften van de bevolking, die heeft gevraagd om adequate maatregelen te nemen, zodat de maatschappij niet naar een nationale ramp afglijdt, zal voor een periode van zes maanden op diverse plaatsen in de USSR de noodtoestand worden afgekondigd, die op 19 augustus 1991 om vier uur ’s ochtends Moskouse tijd zal ingaan.’9 De junta noemde zichzelf heel toepasselijk Gosoedarstvenny Komitet po Tsjrezvytsjajnomoe Polozjenioe v SSR (Staatscomité voor de Noodtoestand in de USSR). Steeds weer kregen de mensen te horen dat Gorbatsjov ziek was en niet in staat zijn ambt uit te oefenen. Hij zat echter onder huisarrest in een vakantiehuisje bij Foros aan de Zwarte Zee.

In de tweede helft van augustus zijn de steden in Rusland uitgestorven. De gemeenteraden waren met reces en veel politici, activisten en andere burgers waren de stad uit. Toen de mensen die wel thuis waren het nieuws hoorden, kwamen ze bij elkaar op hun werkplek in de hoop wat aanwijzingen of informatie te krijgen, of simpelweg om samen uiting te geven aan hun verdriet en hun angst.

De eerste drie leden van de Leningradse gemeenteraad kwamen kort na zeven uur in de ochtend bij het Mariinski-paleis aan. Ze besloten een raadsvergadering bijeen te roepen en begonnen te bellen. Rond tien uur hadden ze nog steeds het quorum niet gehaald. Maar op dat moment zagen de aanwezigen generaal Viktor Samsonov, hoofd van het Leningradse Militaire District, op de televisie verschijnen, zichzelf presenteren als de regionale afgevaardigde van het Staatscomité en de noodtoestand in de stad afkondigen. Bij ontstentenis van een quorum besloot Igor Artemjev, plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad, in ieder geval een werkbespreking te beleggen.10 Artemjev, een dertigjarige doctor in de biologie met een baard en zeer zachte stem, was volstrekt niet voorbereid op wat er toen volgde. Hij gaf het woord aan de eerste de beste die daarom vroeg. Toevallig was het een aangesteld vertegenwoordiger van het Staatscomité, schout-bij-nacht Viktor Chramtsov. Hij was nog maar net aan het woord toen Vitali Skojbeda, een dertigjarig raadslid dat als een vechtersbaas bekendstond, de zaal binnenstormde en riep dat Chramtsov gearresteerd moest worden – en hem een dreun verkocht.

Op dat kritieke moment kwam de voorzitter van de gemeenteraad, Aleksandr Beljajev, die de stad uit was geweest, binnen. Nadat hij de orde had hersteld, ging hij snel naar de schout-bij-nacht toe, die nog altijd plat op zijn buik op de prachtige parketvloer van de zaal lag, en vroeg hem of er een document was op basis waarvan de noodtoestand in de stad werd uitgeroepen. Dat was er niet. In dat geval, besloot Beljajev, was er geen noodtoestand.11 Marina Salje noemde het Staatscomité een ‘militaire coup’ – een toen nog niet eerder gebezigde definitie die de aanwezigen zeer toepasselijk leek.12 De raadsleden begonnen met het opstellen van een tegenplan, het formeren van een coördinerend comité en het opstellen van een anti-coupverklaring. Vervolgens was het de vraag hoe de boodschap de bevolking van Leningrad moest bereiken.

Ook burgemeester Sobtsjak was de stad uit en niemand kon hem bereiken. Aan het einde van de ochtend, begin van de middag belde hij de gemeenteraad, juist toen de raadsleden hun discussie hadden afgerond. ‘We vertelden hem dat we van plan waren naar het televisiestation te gaan om de stad er zo snel mogelijk van op de hoogte te stellen dat het een militaire coup betrof,’ vertelde Salje me jaren later.13 ‘Hij zei: “Doe het niet, dat zal alleen maar paniek veroorzaken. Wacht tot ik er ook ben.”’ Diverse gemeenteraadsleden, onder wie Salje, probeerden toch het televisiestation te bereiken, maar werden niet toegelaten. Het wachten was op Sobtsjak.

Sobtsjak was ’s ochtends in de datsja van Boris Jeltsin even buiten Moskou geweest. De Russische president had vervolgens alle belangrijke democraten naar Moskou laten komen. Het was een groep bange en verwarde mannen. Het zou voor de hand hebben gelegen dat Jeltsin was gearresteerd. Niemand begreep waarom dit niet was gebeurd. In werkelijkheid was er die nacht een arrestatiebevel voor hem getekend, en zou hij die ochtend, als hij naar Moskou zou vliegen, opgepakt moeten worden. Maar om een of andere reden die later niemand begreep, was dat niet gebeurd.14 Vervolgens werden er KGB-agenten naar de datsja van Jeltsin gedirigeerd en werd die omsingeld. Ze zagen hem het huis in gaan en later weer verlaten, maar ze kregen uiteindelijk nooit het bevel om hem te arresteren. Zoals later bleek, hadden twee plaatsvervangende commandanten van de eenheid die de operatie uitvoerde, bezwaren gehad en uiteindelijk de arrestatie verhinderd. De gewapende KGB-agenten zaten met hun armen over elkaar toe te kijken hoe Jeltsin zich naar de zetel van de Russische regering in hartje Moskou spoedde.

Andere aanwezigen, zoals Sobtsjak, begaven zich naar het vliegveld en vlogen naar hun respectieve steden om daar het plaatselijke verzet te coördineren. Maar voordat Sobtsjak Moskou verliet, belde hij met Leningrad en liet speciale politie-eenheden alle in- en uitgangen van het televisiestation van Leningrad blokkeren.15 Of hij dit deed voor- of nadat hij het telefoontje met de gemeenteraad had gepleegd, is onduidelijk. Wel duidelijk is dat dit de reden was dat Salje en de anderen niet naar binnen mochten.

Ze wachtten. Sobtsjak had allang geland moeten zijn. Dat was ook zo, maar voordat hij naar de gemeenteraad kwam – wat iedereen verwachtte dat hij zou doen, want er was zich een menigte aan het verzamelen voor het Mariinski-paleis die met het uur aanzwol – ging Sobtsjak naar het militaire districtshoofdkwartier van Leningrad om met generaal Samsonov te praten. ‘Waarom ik dat deed?’ schreef hij later in een persoonlijke herinnering. ‘Ik kan mijn gedrag nog steeds niet verklaren. Het moet intuïtie zijn geweest, want toen ik aankwam bij het districtshoofdkwartier op het Paleisplein, was er net een werkoverleg van het Staatscomité begonnen in het kantoor van Samsonov [...]. Ons gesprek eindigde ermee dat Samsonov me zijn woord gaf dat, mits er niets extreems of buitengewoons plaatsvond, er geen troepen in de stad zouden komen, en ik beloofde dat de veiligheid in de stad gewaarborgd zou zijn.’16

Wat Sobtsjak deed, was kiezen voor een lijn die volkomen afweek van die van zijn collega’s in Moskou en vele andere steden. Opnieuw besloot hij op meerdere paarden te wedden door een situatie te creëren waarin hij goed zat als de hardliners wonnen, maar hij zijn democratische geloofwaardigheid zou behouden als zij zouden verliezen.

 

De gemeenteraad van Moskou kwam ook om tien uur ’s ochtends bijeen en besloot ook om tegen de coup in opstand te komen.17 In tegenstelling tot hun collega’s in Leningrad hadden de Moskouse gemeenteraadsleden de onvoorwaardelijke steun van de burgemeester van de stad, Gavriil Popov, die onder meer opdracht gaf alle gebouwen van waaruit aanhangers van het Staatscomité opereerden, af te sluiten van water, elektriciteit en telefoon, en de banken in de stad opdroeg te stoppen met geld verstrekken aan het Staatscomité en daaraan gelieerde organisaties.18 De gemeenteraad en de burgemeester en zijn medewerkers vormden een taskforce om het verzet te coördineren. Terwijl in de loop van 19 augustus vanuit allerlei richtingen troepen de stad binnentrokken, verzamelden er zich ook vrijwilligers bij het Moskouse Witte Huis, het hoge gebouw waar de Russische regering zetelde. Toen afgevaardigden van het Staatscomité de loco-burgemeester van Moskou, Joeri Loezjkov, belden om te onderhandelen, schold Loezjkov, die altijd meer een ouderwetse bestuurder was geweest dan een democraat, hun de huid vol en hing op.19

Ondertussen rondde Sobtsjak zijn onderhandelingen met generaal Samsonov af en ging eindelijk naar zijn kantoor in het Mariinski-paleis, waar Poetin een zware bewaking had geposteerd waar hij persoonlijk toezicht op hield. Rond het middaguur hadden zich tienduizenden mensen verzameld tegenover het Mariinski-paleis, in de hoop op nieuws – of de mogelijkheid iets te doen.20 Uiteindelijk verscheen Sobtsjak in het raam van zijn kantoor en las een verklaring voor – niet zijn eigen, maar die van de Russische president Boris Jeltsin en andere leden van zijn regering. ‘We doen een beroep op alle Russen om gepast te reageren op de putschisten en te eisen dat het land weer terug kan keren naar de normale loop van de grondwettelijke ontwikkeling.’21 Toen het negen uur ’s avonds was geweest, reisde hij, in gezelschap van zijn loco-burgemeester, de schout-bij-nacht, naar het televisiestation van Leningrad, waar hij zijn eigen voordracht las – geanimeerd en welbespraakt als altijd. De speech was bijzonder belangrijk omdat de televisiezender van Leningrad uitzond naar een heleboel steden in het land, en hoewel het Staatscomité naar verluidde de uitzending probeerde te saboteren toen Sobtsjak begon te spreken, hield Leningrad stand. Sobtsjak riep de bewoners van de stad op de volgende dag naar een demonstratie te komen. Hij klonk provocatief, maar dat was hij niet. Hij had het plan daarvoor besproken met generaal Samsonov, met de belofte dat de demonstranten zich niet buiten een duidelijk aangegeven gebied zouden begeven. Toen hij klaar was met spreken, dook Sobtsjak, met Poetin, onder. De twee volgende dagen bracht hij door in een bunker onder de grootste fabriek van Leningrad, waar hij slechts één keer uit tevoorschijn kwam om op een persconferentie te verschijnen. Hij was doodsbang.22

Op de tweede dag van de coup gebeurde er iets heel vreemds. Marina Salje was bezig met het bemannen van de telefoons op het geïmproviseerde hoofdkwartier van het verzet op het gemeentehuis, toen Jeltsins vicepresident, generaal Aleksandr Roetskoj, belde en in de hoorn begon te schreeuwen: ‘Wat heeft hij verdomme gedaan? Heeft hij een decreet voorgelezen?23 Wat heeft hij verdomme voorgelezen?’ Het kostte een paar minuten voordat Salje begreep waar Roetskoj het over had, en het kostte nog meer tijd om haar te laten inzien wat dat betekende. Roetskoj had een decreet uitgevaardigd om generaal Samsonov uit zijn functie als hoofd van het Leningradse Militaire District te zetten en hem te vervangen door schout-bij-nacht Sjtsjerbakov, Sobtsjaks loco-burgemeester. Een hardliner die trouw was aan het Staatscomité vervangen door iemand die trouw was aan de democratische burgemeester leek een logische stap, en een die Sobtsjak zou moeten hebben verwelkomd. Behalve dan dat dit Sobtsjaks zorgvuldig uitgedachte win-winopzet verstoorde en hem in wezen gedwongen zou hebben Jeltsins kant te kiezen, niet alleen in woorden, zoals hij in zijn speeches had gedaan, maar ook in daden. Dus Sobtsjak, de advocaat, veranderde de bewoordingen in Roetskojs decreet dat hij voorlas op de persconferentie, waardoor het document ongeldig werd.

Van weerszijden van de barricades volgde een spervuur van decreten, verklaringen, oproepen en bevelen. Het was eerder een zenuwoorlog dan een juridische strijd, want iedere organisatie en elk individu luisterde alleen maar naar de decreten die werden uitgevaardigd door de autoriteit die hij erkende. Dit was de reden waarom Jeltsin Samsonov niet eventjes kon bellen en tegen hem kon zeggen zijn bureau te ontruimen. Samsonov legde verantwoording af aan het Staatscomité, niet aan Jeltsin. Dus de democratische regering in Moskou had gehoopt dat Sobtsjak, door met al zijn welbespraaktheid en al zijn gezag de verklaring voor te lezen, zoveel kracht achter het document zou zetten dat de in Leningrad gestationeerde troepen zouden geloven dat schout-bij-nacht Sjtsjerbakov de nieuwe leider zou zijn. Maar toen Sobtsjak het decreet voorlas, verving hij de functie die Sjtsjerbakov had gekregen door iets als ‘hoogste militaire leider’, een term die niemand kende, een verzonnen ambt uit een of andere parallelwereld die geen twijfel liet bestaan over het gezag van generaal Samsonov. Dit was Sobtsjaks manier om zijn eigen positie vaag en stabiel te houden.

 

En toen implodeerde de coup. Na een patstelling van twee dagen in het centrum van Moskou waren de meeste troepen er niet in geslaagd naar het Witte Huis op te trekken, en de paar pantserwagens die dat wel lukte, werden tegengehouden door een handjevol ongewapende vrijwilligers en de barricades die ze hadden opgeworpen met trottoirstenen en omgegooide trolleybussen. Er vielen drie doden.

Gorbatsjov keerde terug naar Moskou. De ongelooflijk snelle desintegratie van de Sovjet-Unie begon. Op hetzelfde moment maakten de Russische regering en de Sovjetregering een begin met het ontmantelen van het machtigste instituut van de Sovjet-Unie, de KGB, hoewel dat heel wat ingewikkelder en minder efficiënt zou verlopen.

Op 22 augustus aanvaardde de Russische Opperste Sovjet een resolutie die bepaalde dat de nieuwe vlag van Rusland wit-blauw-rood zou zijn, ter vervanging van de rode vlag met hamer en sikkel uit de Sovjettijd. Een groep gemeenteraadsleden onder aanvoering van Vitali Skojbeda – degene die de hardliner drie dagen daarvoor een dreun had verkocht – ging op weg om de vlag in Leningrad te vervangen. Jelena Zelinskaja, de samizdat-uitgeefster, vertelde jaren later in een interview:

 

De vlag hing op een hoek van de Nevski Prospekt, boven de partijcentrale. Het was de meest opzichtige plek van de stad. Ze begonnen hem te strijken, een groep mensen onder wie journalisten en gemeenteraadsleden. Op een of andere manier kwam er een orkest opdagen. Het was de fanfare van de militaire academie. En een televisieploeg was opnamen aan het maken. Langzaam lieten ze de rode vlag neer. Terwijl de fanfare speelde, hesen ze de driekleur. De man die de vlag had gestreken stond pal tussen ons in op de Nevski. En daar stonden we dan, een groepje mensen op straat met een fanfare die speelde, en die man met een rode vlag in zijn handen, en opeens wisten we totaal niet meer wat we moesten doen. Dit was een vlag die tachtig jaar lang symbool had gestaan voor de staat. We hadden hem allemaal gehaat, maar hij had ons ook allemaal vrees ingeboezemd. En toen zei een van de stafleden: ‘Ik weet wat we gaan doen. We gaan hem aan hen teruggeven.’ Het districtsgebouw van de Communistische Partij was aan de overkant. En hij greep de vlag en holde de weg over, zonder links of rechts te kijken. Auto’s stoppen. De fanfare speelt een mars, en hij holt de brede Nevski over. En precies op het moment dat de fanfare de laatste noot speelt, gooit hij zo hard als hij kan de vlag tegen de deur van het partijkantoor. Even gebeurt er niets. Dan gaat de deur langzaam op een kier open, een hand komt tevoorschijn en graait de vlag snel naar binnen. De deur gaat dicht. Dit was het hoogtepunt van mijn hele leven. Ik zag de Russische vlag boven de Nevski gehesen worden.24

 

Vijf dagen na het begin van de coup vond in Moskou de begrafenis plaats van drie jongemannen die hadden geprobeerd de troepen tegen te houden. Drie politici uit Leningrad, onder wie Salje, kwamen ervoor overgevlogen. Ze voegden zich aan het hoofd van de stoet bij Nikolaj Gontjsar, voorzitter van de Moskouse gemeenteraad en een vooraanstaande democraat. ‘De processie ging schoksgewijs vooruit,’ zei Salje later tegen me. ‘En telkens als we stopten, draaide Gontsjar zich naar me om en zei: “Marina Jevgenijevna, wat was het?” Hij zei het wel een keer of tien.’ Aan het einde van de dag had Gontsjar Salje ervan overtuigd dat de coup niet was geweest wat hij leek.25

Wat was het dan wel? Inderdaad, waarom kwam hij nooit van de grond? Waarom konden de democratische politici, met uitzondering van Gorbatsjov, zich nog vrij bewegen door het hele land en telefonisch contact onderhouden? Waarom werd niemand van hen gearresteerd? Waarom waren de hardliners in de drie dagen dat ze opzichtig de macht hadden, er niet in geslaagd de belangrijkste communicatiekanalen of transportoverslagplaatsen in handen te krijgen? En waarom gaven ze zich zonder verzet over? Was de coup simpelweg een zwakke poging van een stel ongeorganiseerde sukkels? Of lag alles veel ingewikkelder en was het nog veel cynischer? Bestond er, zoals Salje uiteindelijk ging geloven, een zorgvuldig opgezet plan dat Jeltsin in staat stelde Gorbatsjov opzij te schuiven en het vreedzame verscheiden van de Sovjet-Unie te regelen, maar dat hem ook voor altijd in het krijt stelde bij de KGB?

Ik denk dat het geen van beide was – en beide. Nog tijdens de gebeurtenissen zelf vertelden verschillende mensen in beide kampen verschillende versies van de coup. Toen die voorbij was, slaagden de winnaars per saldo – degenen die vochten voor democratie in Rusland – er niet in één versie te scheppen of de overhand te laten krijgen die de door iedereen gedeelde waarheid van het nieuwe Rusland zou worden. Iedereen had daardoor zijn of haar eigen verhaal. Uiteindelijk bleven die drie dagen in augustus voor sommige mensen een verhaal van heldendom en de overwinning van de democratie. Voor anderen bleef het – of werd het – het verhaal van een cynische samenzwering. Welk verhaal het ware is, hangt af van de versie van de mensen die in Rusland aan de macht zijn. Dus de vraag wordt: wat is het verhaal dat Vladimir Poetin zichzelf vertelt over de coup?

 

Gedurende die drie dagen in augustus was Poetin nog minder zichtbaar dan anders. De hele tijd bleef hij aan de kant van Sobtsjak staan. Het was Sobtsjaks tweede plaatsvervanger, Sjtsjerbakov, die op de voorgrond trad en die fungeerde als zegsman en vaandeldrager. Hij bleef dag en nacht op kantoor, terwijl Sobtsjak zich, samen met Poetin, schuilhield in de bunker. We weten dat Sobtsjak beide partijen bespeelde, sterker nog, de scheidslijn heeft misschien wel zijn naaste medewerkers verdeeld. Aan het begin van de crisis ontdekte Sjtsjerbakov dat iemand een minuscuul zendertje aan zijn revers had vastgemaakt. Op de ochtend van 21 augustus, vertelde Sjtsjerbakov, ‘had ik vijf stoelen naar mijn kantoor gesleept en was erop gaan liggen slapen. Ik werd wakker omdat ik merkte dat er iemand naar me keek. Anatoli Aleksandrovitsj [Sobtsjak] was teruggekomen. “Ga maar weer slapen, Vjatsjeslav Nikolajevitsj,” zei hij. “Alles is helemaal in orde. Gefeliciteerd.” Ik greep onmiddellijk naar mijn revers om aan het zendertje te voelen – en het zat er niet meer. Dus iemand in mijn naaste omgeving had het aangebracht en vervolgens weer weggehaald opdat het niet gevonden zou worden. Iemand die voor de tegenpartij werkte.’26

Negen jaar later beantwoordde Poetin de vragen van zijn biografen over de coup. ‘In die dagen was het gevaarlijk om de burelen van het stadsbestuur te verlaten,’ vertelde hij. ‘Maar we deden heel veel, we waren actief. We gingen naar het fabriekscomplex Kirov, spraken daar met de arbeiders en gingen naar andere fabrieken, hoewel we ons bij dat alles niet heel veilig voelden.’ Dat is grotendeels gelogen. Een heleboel neutrale ooggetuigen vertellen hoe Sobtsjak, en Poetin met hem, zich schuilhield in de bunker op het fabriekscomplex Kirov, waar Sobtsjak al of niet een rede heeft gehouden alvorens letterlijk ondergronds te gaan. Er bestaat geen aanwijzing dat ze naar andere fabrieken zijn gegaan of tijdens de laatste twee dagen iets deden behalve tevoorschijn komen voor die ene persconferentie.

‘En als de hardliners hadden gewonnen?’ vroegen de biografen. ‘U was een KGB-agent. U en Sobtsjak zouden zeker een proces hebben gekregen.’

‘Maar ik was geen KGB-agent meer,’ antwoordde Poetin. ‘Toen de coup begon, besloot ik meteen aan welke kant ik stond. Ik wist heel zeker dat ik nooit iets zou doen op aanwijzing van de mannen die de coup hadden georganiseerd en nooit aan hun kant zou staan. En ik wist ook heel zeker dat dit op z’n minst als een overtreding zou worden beschouwd. Op 20 augustus schreef ik mijn tweede ontslagbrief aan de KGB.’

Dat is onlogisch. Als Poetin wist dat zijn eerste ontslagbrief, waarschijnlijk een jaar eerder geschreven, kwijt was geraakt, waarom verstuurde hij dan niet meteen een andere – vooral als hij, zoals hij beweert, aanvankelijk ontslag had genomen omdat hij was gechanteerd? Bovendien, hoe kon hij weten dat de brief kwijt was geraakt? Waarschijnlijk is er maar één mogelijkheid: hij bleef een salaris ontvangen van de KGB, wat inhoudt dat hij wel degelijk een KGB-agent was toen de coup begon.

Maar nu, beweerde hij, deed hij al het mogelijke om met de organisatie te breken. ‘Ik zei tegen Sobtsjak: “Anatoli Aleksandrovitsj, ik heb een keer een ontslagbrief geschreven maar die is ergens onderweg blijven ‘hangen’.”27 Dus Sobtsjak belde onmiddellijk [hoofd van de KGB en een van de leiders van de coup, Vladimir] Krjoetsjkov en toen hoofd van mijn district. En de volgende dag kreeg ik te horen dat mijn ontslagbrief was getekend.’

Dit gedeelte van het verhaal lijkt totaal verzonnen. ‘Ik denk niet dat het telefoongesprek dat hij beschrijft kan hebben plaatsgevonden op 20 augustus,’ zei Arseni Roginski, een Moskouse mensenrechtenactivist en historicus die zich ongeveer een jaar verdiepte in de coup door de archieven van de KGB door te spitten en de organisatie te bestuderen. ‘Krjoetsjkov zou simpelweg nooit een persoonlijke kwestie hebben behandeld, vooral niet een van een agent met een indertijd niet zo lange staat van dienst.’28 Noch is het goed voor te stellen dat Sobtsjak, die druk bezig was dubbelspel te spelen, voornamelijk doende was zijn eigen banden met de KGB te beëindigen. Bovendien is het niet duidelijk hoe Poetin erin slaagde die dag daadwerkelijk een brief af te leveren – die blijkbaar de volgende dag werd getekend – op het KGB-hoofdkwartier, vooral als hij niet van Sobtsjaks zijde week. Ten slotte, ook al was er iets waar van wat Poetin zegt, dan zou dit betekenen dat zijn ontslag op de laatste dag van de coup zou zijn aanvaard, toen het wel zo’n beetje duidelijk was dat de hardliners het onderspit hadden gedolven.

Zeer waarschijnlijk bracht Poetin, net als zijn baas, de dagen van de coup door zonder dat hij partij kon kiezen, en als hij überhaupt al ontslag heeft genomen bij de KGB, dan heeft hij dat gedaan toen de coup al voorbij was. In tegenstelling tot Sobtsjak en veel anderen had hij een paar maanden daarvoor niet eens het voorbeeld van Jeltsin gevolgd en zijn lidmaatschap van de Communistische Partij opgezegd. Aan Poetins lidmaatschap kwam twee weken na de mislukte coup een einde, toen Jeltsin per decreet de partij ophief. De vraag blijft dus: welk verhaal vertelde Poetin zichzelf gedurende de coup? Is het mogelijk dat hij een van de personen of de persoon was in de directe omgeving van Sobtsjak die actief de hardliners steunde? Het antwoord is ja.

 

 

De negentien miljoen D-mark aan vlees waar Salje in mei lucht van had gekregen, waren nooit aangekomen in Leningrad, maar tijdens de dramatische gebeurtenissen die volgden, vergat ze die niet. Geschoffeerd en vol vragen over wat er in Duitsland was gebeurd, probeerde Salje de onderste steen boven te krijgen. Na de mislukte coup, toen het korte tijd makkelijker was toegang te krijgen tot allerlei informatie, kon ze uiteindelijk de hand leggen op een aantal documenten, en in maart 1992 had ze de hele toedracht gereconstrueerd.

In mei 1991 stelde Sovjetpremier Valentin Pavlov een bedrijf uit Leningrad, Kontinent geheten, in de gelegenheid namens de Sovjetregering handelsbetrekkingen te onderhouden. Een paar weken later had Kontinent het vleescontract getekend met de Duitse firma. Het vlees werd geleverd – maar aan Moskou in plaats van Leningrad.29 De reden was duidelijk: het toekomstige Staatscomité, waarvan Pavlov een van de leiders was, probeerde de levensmiddelenwinkels van Moskou te bevoorraden, zodat de schappen overvol zouden zijn wanneer zij aan de macht kwamen.

De naam van de man die namens Kontinent met de Russen had onderhandeld? Vladimir Poetin.

Toen Salje eenmaal dacht te weten hoe de vork in de steel zat, probeerde ze actie te ondernemen. In maart 1992 reisde ze naar Moskou voor een ontmoeting met een oude kennis uit de Leningradse prodemocratiebeweging. Joeri Boldirev, een knappe econoom met snor, was naast Sobtsjak in de Opperste Sovjet gekozen, en inmiddels werkte hij als de belangrijkste rekenmeester in Jeltsins regering. Salje leverde eigenhandig een brief af waarin de eerste resultaten van haar naspeuringen stonden: het curieuze verhaal van het vlees dat blijkbaar van Duitsland naar Moskou was gegaan. Binnen een paar dagen schreef Boldirev een brief naar een andere econoom in Leningrad, die nu minister van Buitenlandse Handel was, en vroeg hem Poetins macht in te perken.30 De brief werd terzijde geschoven. Poetin had waarschijnlijk een basis van kapitaal en invloed gecreëerd waaruit hij niet makkelijk meer weg te krijgen was.

Wat was precies de rol van Poetin in het bestuur van de op één na grootste stad van Rusland? Een vrouw die in die periode voor de burgemeester werkte, herinnert zich dat Poetins kantoor leeg was, met uitzondering van een bureau waarop alleen maar een glazen asbak stond, en allemaal dezelfde gekleurde glazen ogen die van achter het bureau toekeken.31 Tijdens de eerste maanden dat hij in het stadsbestuur zat, was Poetin een aantal collega’s opgevallen als gretig, leergierig en intellectueel geëngageerd.32 Hij cultiveerde nu een strak, onbewogen uiterlijk. De vrouw die als zijn secretaresse werkte, herinnerde zich dat ze haar baas een droevig bericht moest doorgeven: ‘De Poetins hadden een hond, een kaukasische herder die Malisj [Baby] heette. Hij verbleef op hun datsja en groef altijd gaten onder de omheining om te ontsnappen. De keer dat het hem lukte, werd hij overreden door een auto. Ljoedmila Aleksandrovna bracht de hond naar een dierenarts. Vandaar belde ze Poetins kantoor en vroeg me haar man te laten weten dat de dierenarts niets meer voor de hond had kunnen doen. Ik ging het kantoor van Vladimir Vladimirovitsj binnen en zei: “Moet u horen, er is iets gebeurd. Malisj is dood.” Ik keek naar hem – en er viel geen spatje emotie op zijn gezicht te lezen, niets. Ik was zo verbaasd door het uitblijven van een reactie, dat ik wel moest vragen: “Had u het al van iemand gehoord?” En hij zei rustig: “Nee, ik hoor het nu van jou.” Toen wist ik dat ik iets verkeerds had gezegd.’33

‘Iets verkeerds’ verwijst in het verhaal waarschijnlijk naar de vraag of Poetin al op de hoogte was gebracht van de dood van zijn hond. Maar de scène als geheel is tekenend voor de sfeer van onzekerheid en zelfs angst die eruit naar voren komt.

Toen de biografen vroegen waaruit zijn werkzaamheden in Sint-Petersburg bestonden, antwoordde Poetin met het gebrek aan subtiliteit dat zijn antwoorden op gevoelige vragen is gaan kenmerken. Hij had geprobeerd de casino’s over te nemen, vertelde hij. ‘Ik vond in die tijd dat casino’s een staatsmonopolie moesten zijn. Mijn stellingname stond haaks op de wet op monopolies, die al was aangenomen, maar ik probeerde er nog steeds voor te zorgen dat de staat, in de vorm van de gemeente, controle had over het gehele casinogebeuren.’ Daartoe, zei hij, vormde de stad een holding die eenenvijftig procent van de aandelen van alle casino’s in de stad kocht, in de hoop dividend te vergaren. ‘Maar het was een verkeerde inschatting. De casino’s sluisden het geld in contanten naar buiten en meldden steeds weer dat ze verlies hadden geleden,’ klaagde Poetin. ‘Later probeerden onze politieke tegenstanders ons van corruptie te beschuldigen, omdat we aandelen in casino’s bezaten. Dat was eenvoudigweg belachelijk [...]. Goed, uit economisch oogpunt was het misschien niet het beste idee. Gezien het gegeven dat de opzet niet efficiënt bleek te zijn en we onze doelstellingen niet haalden, moet ik toegeven dat het niet voldoende doordacht was. Maar als ik in Sint-Petersburg was gebleven, had ik die casino’s de duimschroeven aangedraaid. Ik zou ze hebben gedwongen hun winsten te delen. Dat geld zou ik aan ouderen en leraren hebben gegeven, en aan artsen.’34 Met andere woorden, zei de aanstaande president van Rusland, als de wet zijn visie op hoe de dingen zouden moeten zijn in de weg zat, dan was dat jammer voor de wet. Verder had hij niet veel te vertellen over zijn jaren als Sobtsjaks tweede man.

Begin 1992 had Marina Salje precies in kaart gebracht wat de kleine man met het lege kantoor nu eigenlijk deed. De gemeenteraad liet een uitgebreid onderzoek uitvoeren, waarvan Salje de resultaten – twintig dicht betypte pagina’s plus tientallen bijlagen – in minder dan twee maanden na haar bezoek aan Boldirev aan haar collega’s voorlegde. Ze kwam erachter dat Poetin zich namens de stad met tientallen contracten had bemoeid, waarvan vele zo niet alle in juridisch opzicht twijfelachtig waren.

Poetins afdeling in het stadsbestuur heette nu het Comité voor Buitenlandse Betrekkingen. De meeste activiteiten ervan bestonden uit het zeer opzichtig regelen van partijen levensmiddelen die vanuit het buitenland naar de stad moesten worden getransporteerd. De stad had geen liquide middelen om de levensmiddelen te kopen. De roebel was geen convertibele munt. Het Russische monetaire systeem, dat van de Sovjet-Unie was geërfd, was uit balans geraakt, en pogingen het weer in balans te krijgen leidden onmiddellijk tot hyperinflatie. Maar Rusland had natuurlijke hulpbronnen in overvloed die het direct of indirect kon verhandelen tegen levensmiddelen. Daartoe stelde de regering in Moskou onderdanen van de federatie in de gelegenheid grondstoffen te exporteren.

Salje kwam erachter dat Poetins afdeling betrokken was geweest bij een twaalftal exportcontracten, in totaal voor 92 miljoen dollar. De stad verplichtte zich olie, hout, metaal, katoen en andere grondstoffen te leveren die de Russische staat haar ter beschikking stelde. De bedrijven die in het contract vermeld stonden, exporteerden de grondstoffen en importeerden de levensmiddelen. Maar Saljes onderzoek toonde aan dat werkelijk alle contracten iets bevatten waardoor ze juridisch niet geldig waren. Er ontbraken altijd zegels of handtekeningen, of ze vertoonden enorme onderlinge verschillen. ‘Poetin is geschoold als advocaat,’ schreef ze later. ‘Hij had moeten weten dat die contracten niet rechtsgeldig waren.’ Bovendien had Poetin de regels van deze import-exportruilhandel, die door de Russische regering waren opgesteld, overtreden door de exportbedrijven zelf uit te kiezen in plaats van er een open aanbesteding van te maken.

Het voedsel dat volgens het contract voor Leningrad was bestemd, kwam daar nooit aan. Maar de grondstoffen die in die tientallen contracten werden vermeld, waren blijkbaar wel naar het buitenland getransporteerd. Nog een andere onregelmatigheid waar het onderzoek van Salje op wees, waren de buitensporige commissies die in het contract stonden: tussen de vijfentwintig en vijftig procent van de som van de contracten, met een totaal van 34 miljoen dollar aan commissies. Al het bewijs leek een eenvoudige smeergeldconstructie aan te tonen.35 Speciaal uitgekozen bedrijven kregen lucratieve contracten – en ze hoefden niet eens iets te doen.

Toen zijn biografen hem naar het onderzoek vroegen, gaf Poetin toe dat veel van de bedrijven die contracten hadden getekend er niet in waren geslaagd voedsel aan de stad te leveren. ‘Ik denk dat de stad niet al het mogelijke deed, natuurlijk,’ zei hij. ‘We hadden nauwer moeten samenwerken met de politie, we zouden ze met alle middelen hebben moeten dwingen.36 Maar het had geen zin naar de rechter te stappen. De bedrijven zouden onmiddellijk verdwijnen, niet meer actief zijn, hun goederen weghalen. In wezen hadden we geen harde aanklacht tegen ze. Bedenk dat er in die tijd overal schimmige handel was, financiële piramides, dat soort zaken.’ Dit was dezelfde man die slechts twee dagen daarvoor ten overstaan van zijn biografen had benadrukt hoe hard hij kon zijn als iemand hem ook maar een strobreed in de weg legde, dezelfde man die meteen kwaad werd en moeite had om af te koelen, dezelfde man van wie zijn vrienden zich herinnerden dat hij zijn tegenstanders bijna de ogen uitkrabde als hij kwaad was. Waarom zou deze man met zijn armen over elkaar zijn blijven zitten toen het ene bedrijf na het andere de clausules in het contract dat hij met ze ondertekende overtrad, en zijn stad de voedselleveranties onthield die ze zo hard nodig had?

Omdat het vanaf het begin de bedoeling was dat het zo zou gaan, denkt Salje. Ze schreef later: ‘Het draaide bij de hele operatie om het opstellen van een juridisch gebrekkig contract met iemand die te vertrouwen was, die persoon een exportvergunning verlenen, de douane op basis van die vergunning de grenzen te laten openstellen, de goederen in het buitenland op transport te zetten, ze verkopen en het geld in eigen zak steken. En zo is het gebeurd.’37

Maar volgens Salje was dat niet het enige wat er gebeurde. Moskou had Sint-Petersburg toestemming gegeven voor een miljard dollar aan grondstoffen te exporteren. De twaalf gemanipuleerde contracten die zij vond, vormden maar een tiende van de geldstroom die door Poetins kantoor moest zijn gegaan. Hoe ging het verhaal verder? Uiteindelijk vond ze bewijs dat alle of bijna alle grondstoffen, met inbegrip van aluminium, olie en katoen, waren geëxporteerd, of zoals zij het uitdrukte, ‘waren verdwenen’. Er was gewoon geen documentatie van. Maar haar rapport aan het stadsbestuur betrof alleen maar de twaalf contracten waar wél documentatie over was: bijna honderd miljoen dollar aan grondstoffen die open en bloot waren geruild tegen levensmiddelen die nooit aankwamen.

Het stadsbestuur bestudeerde het rapport van Salje en besloot het door te spelen aan burgemeester Sobtsjak met de aanbeveling dat het rapport zou worden overgedragen aan de openbare aanklager en dat Sobtsjak Poetin en Poetins eigen plaatsvervanger, wiens handtekening op veel van de contracten stond, zou ontslaan. Sobtsjak sloeg de aanbevelingen en het rapport in de wind. De openbare aanklager zou geen onderzoek instellen zonder Sobtsjaks toestemming. Salje had persoonlijk al een drie kantjes tellende brief aan Jeltsin overhandigd waarin een paar van de zwaarste overtredingen werden beschreven en waarin om een onderzoek werd gevraagd.38 Een reactie bleef uit. Alleen Boldirev, de Russische rekenmeester, had met begrip gereageerd en meteen een brief gestuurd aan de minister van Buitenlandse Handel en een vervolg aan de zaak gegeven.

Boldirev bekeek de documenten die Salje hem had bezorgd. Zijn bevindingen waren in essentie dezelfde als die van Salje. Iemand had de bevolking van Sint-Petersburg bestolen. Hij ontbood Sobtsjak naar Moskou voor een reactie. ‘Sobtsjak kwam en nam al zijn plaatsvervangers mee,’ vertelde Boldirev later in een vraaggesprek. Poetin kwam. ‘Ze zetten ieder hun eigen versie van de gebeurtenissen op papier [...]. Daarna rapporteerde ik de bevindingen aan Jeltsin.’

En vervolgens gebeurde er niets. Namens de Russische president werden een paar van de documenten naar de presidentiële vertegenwoordiger in Sint-Petersburg doorgestuurd – en de zaak bloedde dood.

 

‘Het was een heel gewoon onderzoek,’ legde Boldirev jaren later uit. ‘Er kwamen behoorlijke onregelmatigheden uit naar voren, maar die waren niet echt heel veel erger dan wat er in de rest van Rusland gebeurde. Het waren de gebruikelijke onregelmatigheden die verband hielden met het verkrijgen van exportvergunningen voor belangrijke grondstoffen in ruil voor levensmiddelen die er nooit kwamen. In die tijd was dat niets bijzonders.’

De nieuwe Russische elite was druk bezig de rijkdom te herverdelen. Dat wil niet zeggen dat ze zich allemaal als Poetin gedroegen – de schaal waarop en de schaamteloosheid waarmee de door Salje ontdekte fraude werd gepleegd, zijn zelfs voor de maatstaven van het Rusland van de jaren negentig schokkend, vooral wanneer we in beschouwing nemen hoe snel hij te werk ging – maar alle nieuwe bestuurders van het land gingen met Rusland om alsof het hun persoonlijke eigendom was. Minder dan een jaar daarvoor was het allemaal van anderen geweest: van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie en haar leiders. Nu bestond de Sovjet-Unie niet meer en de Russische Communistische Partij bestond uit een handvol obstinate gepensioneerden. Alles wat hun had toebehoord, was nu van niemand. Terwijl economen probeerden uit te dokteren hoe staatseigendom kon worden omgezet in geprivatiseerd eigendom – een proces dat twintig jaar later nog steeds niet is afgerond – braken de nieuwe bestuurders eenvoudigweg het oude staatsbestel af.

Sobtsjak deelde appartementen uit in het centrum van Sint-Petersburg.39 Ze gingen naar vrienden, kennissen en gewaardeerde collega’s. In een land waar bezitsrechten nooit echt hadden bestaan en waar de heersende communistische elite lang een status van onaantastbaarheid had genoten, zag Sobtsjak, die zich koesterde in zijn aanvankelijke populariteit, niets verkeerds in wat hij deed.

‘En hier zijn de papieren plannen voor een heel stadscomplex dat Sobtsjak aan een of andere ontwikkelingsmaatschappij wilde gunnen,’ zei Salje jaren later tegen me, terwijl ze nog een heleboel velletjes papier uit haar stapel viste. ‘Dit was een van de weinige gevallen waarin we de zaken een draai konden geven, maar wat kostte het een strijd.’40

‘Maar gedroeg hij zich niet gewoon als een of andere regionale partijleider?’ vroeg ik. ‘Ze waren voortdurend bezig appartementen te vergeven.’

‘Dit was anders,’ zei Salje. ‘Het was anders omdat hij zich voordeed alsof hij deugde. Hij wist dat hij zich anders moest presenteren, en daarin slaagde hij. Hij speelde de democraat, maar in werkelijkheid was hij een demagoog.’41

Misschien omdat Sobtsjak er zo goed in was zich het imago aan te meten van een nieuw soort politicus, geloofden Salje en haar collega’s dat hij iets zou ondernemen toen hij werd geconfronteerd met Poetins malversaties. Maar waarom zou hij dat hebben gedaan? Waarom zou hij een streep hebben getrokken tussen zijn eigen gewoonte om gemeentelijke eigendommen uit te delen, en Poetins trucje om de winst op te strijken van de verkoop van publiek bezit? Waarom zou hij überhaupt hebben geluisterd naar de democraten in de gemeenteraad? Hij kon ze niet uitstaan – en wat hem het meest stoorde, was nou juist hun militante idealisme, hun koppige volharding in hun geloof dat zaken correct moesten worden gedaan in plaats van zoals ze altijd waren gedaan. Die toewijding aan een denkbeeldige ethische code zorgde ervoor dat er helemaal niets meer gebeurde.

Dus Sobtsjak ontdeed zich niet van Poetin. Hij ontdeed zich van de gemeenteraad.

 

In de herfst van 1993 had Boris Jeltsin het gehad met de wetgevende macht in Rusland. Het was een vreemd ingericht lichaam dat bestond uit meer dan duizend vertegenwoordigers die in een quasidemocratische ingewikkelde procedure waren gekozen in het Congres van Volksafgevaardigden, van wie er 252 behoorden tot de Opperste Sovjet, een uit twee kamers bestaand orgaan dat probeerde dienst te doen als een representatief bestuursorgaan bij gebrek aan adequate wetgeving. De Russische Federatie had nog geen nieuwe, postcommunistische grondwet, en het zou nog jaren duren tot het privaatrecht en het strafrecht zouden worden aangepast. De wet stelde onder meer nog steeds het bezit van harde valuta strafbaar, net als een heleboel handelingen die te maken hadden met het bezit en de verkoop van eigendom. In deze situatie bood het Congres van Volksafgevaardigden Jeltsin de gelegenheid decreten voor economische hervormingen uit te vaardigen die al op stapel stonden – maar de Opperste Sovjet was belast met de taak die decreten te beoordelen en had vetorecht. Bovendien had de Opperste Sovjet een presidium dat bestond uit meer dan dertig mensen die, in het Sovjetregeringssysteem, hadden gefunctioneerd als een collectief staatshoofd.42 In het post-Sovjet-Uniesysteem was bij de instelling van de functie van president de rol van het presidium onduidelijk. Maar eigenlijk had de Opperste Sovjet de macht iedere daad van de president te traineren of tegen te houden. Terwijl de economische hervormingen van Jeltsin de prijzen steeds verder opdreven – hoewel de voedseltekorten als bij toverslag verdwenen waren – verloor zijn regering steeds meer aan populariteit en begon de Opperste Sovjet zich tegen bijna al zijn initiatieven te keren.

Op 21 september 1993 vaardigde Jeltsin een decreet uit om de Opperste Sovjet te ontbinden en verkiezingen in te voeren voor een echte rechterlijke macht. De Opperste Sovjet weigerde zichzelf op te heffen en barricadeerde zichzelf in het Witte Huis – hetzelfde gebouw waar twee jaar daarvoor de mensen van Jeltsin hun kamp hadden opgeslagen. Deze keer openden de troepen het vuur wel en bestookten het Witte Huis met granaten, waardoor de leden van de Opperste Sovjet op 4 oktober wel naar buiten moesten komen.

Prominente democratische politici, met inbegrip van voormalige dissidenten, stonden achter wat bekend werd als ‘de executie van de Opperste Sovjet’, zo kwaad waren ze over de obstructie van de president. De idealistische gemeenteraad van Sint-Petersburg stond min of meer alleen in zijn publiekelijke stellingname tegen Jeltsins daden. Een paar weken na de ‘executie’ en slechts een paar dagen voordat er een nieuwe Russische grondwet openbaar werd gemaakt, die een tijdvak van relatieve juridische stabiliteit inluidde, ging Sobtsjak naar Moskou en wist Jeltsin zover te krijgen een decreet te ondertekenen om de gemeenteraad van Sint-Petersburg te ontbinden.43 Er zouden pas weer in december verkiezingen worden gehouden, zodat de tweede stad van Rusland een heel jaar lang in handen was van één man.

Marina Salje besloot de gemeentepolitiek vaarwel te zeggen. Ze startte haar eigen politieke pr-bureau en vestigde zich later voor haar werk in Moskou.

 

Zes jaar later, in de periode voorafgaand aan de verkiezing van Poetin tot president van Rusland, was de enige kritische stem die klonk wellicht die van Marina Salje. Ze publiceerde een artikel, getiteld ‘Poetin is de president van een corrupte oligarchie’, waarin ze de bevindingen van haar Sint-Petersburgse onderzoek in detail uiteenzette en aanvulde. Vergeefs probeerde ze haar liberale collega’s ervan te weerhouden Poetin te steunen bij de verkiezingen. Ze merkte dat ze steeds verder gemarginaliseerd raakte. Ze herinnerde zich dat zij en Jeltsins eerste premier, Jegor Gaidar, tijdens een bijeenkomst van de rechts-liberale politieke coalitie de enige twee – van meer dan honderd – waren die tegen steun aan Poetin stemden.44

Een paar maanden na de verkiezingen zocht Salje een van de weinige politici op van wie ze dacht dat hij een bondgenoot was. Ze bespraken de oprichting van een nieuwe organisatie. Sergej Joesjenkov was een beroepsmilitair die tijdens de perestrojka een overtuigd aanhanger van het liberalisme was geworden en de gehele jaren negentig aan zijn overtuigingen vasthield. Het bezoek aan Joesjenkov boezemde Salje zoveel angst in dat ze tien jaar later nog steeds weigerde de details naar buiten te brengen.

‘Ik kwam binnen en er zat een zeker iemand in zijn kantoor,’ vertelde ze me.

‘Wat voor iemand?’

‘Een zeker iemand. We voerden een gesprek dat ik niet constructief zou willen noemen. Ik ging naar huis en zei tegen Natasja dat ik de stad uit ging.’

‘Bedreigde hij je?’

‘Niemand bedreigde me direct.’

‘Waarom besloot je dan weg te gaan?’

‘Omdat ik die persoon kende.’

‘En wat betekende het dat je hem zag?’

‘Het betekende dat ik zo ver mogelijk weg moest gaan.’

‘Sorry, ik begrijp het niet,’ hield ik aan, terwijl ik het gevoel had dat ik ieder moment uit Saljes schuilplaats zou kunnen worden gegooid.

‘Ik wist waartoe deze persoon in staat was. Is dat duidelijker?’

‘Ja, dank je. Maar wat deed hij op het kantoor van Joesjenkov? Hadden ze op een of andere manier een band?’

‘Nee. Ik wist niet wat hij daar deed, en ik wist vooral niet waarom Joesjenkov hem niet liet vertrekken toen ik kwam. Het betekent dat hij zich niet van hem kon ontdoen, ook al was het gesprek dat Joesjenkov en ik zouden gaan voeren niet voor andermans oren bedoeld.’

‘Aha.’

‘Dat is alles wat ik wil zeggen.’

Salje pakte haar spullen en vertrok naar dat huis, een zware rit van twaalf uur van Moskou vandaan, waar ik haar tien jaar later trof. Jarenlang deden er geruchten de ronde dat ze in het buitenland woonde, misschien in Frankrijk (ik neem aan dat het haar Franse bijnaam was die voedsel gaf aan die geruchten), en dat ze een bedreigende nieuwjaarskaart van Poetin had ontvangen. Ik hoorde diverse mensen precies dezelfde woorden citeren die op die fictieve kaart zouden hebben gestaan: ‘Ik wens je een gelukkig nieuwjaar en de gezondheid om ervan te genieten.’ Salje vertelde me dat er geen sprake was geweest van een kaart. Zoals ik al had vermoed, zei het hardnekkige gerucht meer over het imago dat Poetin voor zichzelf had gecreëerd dan over het lot van Salje. Maar kaart of geen kaart, Salje was doodsbang.

Sergej Joesjenkov vervolgde zijn politieke carrière. In 2002 verliet hij de liberale factie in het parlement uit protest tegen de permanente steun van zijn collega’s voor Poetins politiek en wat hij omschreef als ‘een bestuurlijke politiestaat’.45 Op 17 april 2003 werd Joesjenkov, terwijl hij van zijn auto naar zijn appartement in Noord-Moskou liep, vier keer in de borst geschoten.46 In het in memoriam voor de website met politiek commentaar die ik toen maakte, schreef ik: ‘Soms als wij journalisten bang zijn om iets onder onze eigen naam te zeggen, bellen we mensen als Joesjenkov, die, zonder over hun schouder te kijken, onverbloemd en uitgesproken hun mening geven, die des te meer van belang is vanwege de vooruitziende blik. Er zijn niet veel van dat soort mensen meer.’47