3

 

De autobiografie van een schurk

 

 

De groep die Berezovski bijeen had gebracht om Poetins biografie te schrijven, had maar drie weken de tijd om een boek samen te stellen. Het aantal bronnen dat door de auteurs was geraadpleegd, stelde niet veel voor. Poetin zelf – zes lange interviewsessies – zijn vrouw, zijn beste vriend, een voormalige leraar en een voormalige secretaris bij de gemeente Sint-Petersburg. Hun rol was niet om kritisch te zijn; hun opdracht was het schrijven van een hagiografie. Het bleek de hagiografie van een schurk uit het naoorlogse Leningrad te worden.

Sint-Petersburg is een Russische stad met een rijke historie en luisterrijke gebouwen. Maar de Sovjetstad Leningrad waar Vladimir Poetin in 1952 werd geboren, was voor haar bewoners een oord van honger, armoede, afbraak, geweld en dood. Er waren maar acht jaren voorbijgegaan sinds het einde van het beleg van Leningrad.1

Het beleg was begonnen toen de nazi’s de stad helemaal hadden omsingeld, nadat ze op 8 september 1941 alle toegangswegen naar de stad hadden afgesloten, en eindigde 872 dagen later. Meer dan een miljoen burgers waren om het leven gekomen als gevolg van honger of artillerievuur, dat ononderbroken gaande was tijdens de blokkade. Bijna de helft van deze mensen sneuvelde toen ze de stad wilden ontvluchten over de enige route die niet in handen was van de Duitsers. Hij werd de Weg van het Leven genoemd, en honderdduizenden burgers stierven langs die weg, door bommen of honger. In de moderne tijd heeft geen stad ter wereld zoveel hongersnood en doden gekend – en nog denken velen die het overleefden dat de autoriteiten doelbewust het aantal slachtoffers te laag hebben geschat.

Niemand kan zeggen hoe lang een stad nodig heeft om zulk intens geweld en zulk diepgaand leed te boven te komen. ‘Stel je een soldaat voor die een normaal dagelijks leven leidt maar omringd is door dezelfde wanden en dezelfde voorwerpen waardoor hij in de loopgraven werd omringd,’ schreven een paar jaar na de oorlog de auteurs van een boek over het beleg van Leningrad, waarin ze probeerden na te gaan in hoeverre het beleg het leven in de stad nog bepaalde.2 ‘De antieke plafondlijsten dragen nog de sporen van granaatvuur. Het glimmende oppervlak van de piano vertoont nog de krassen door gebroken glas. Het glanzende parket vertoont een schroeiplek waar de houtkachel stond.’

De bewoners van Leningrad gebruikten tijdens het beleg boerzjoeiki, verplaatsbare gietijzeren noodkachels om hun woningen met van alles en nog wat te verwarmen.3 Het meubilair en de boeken in de stad waren erin verdwenen. De zwarte bolbuikige kachels waren een symbool van wanhoop en overgave. De autoriteiten, die hadden verzekerd dat de Sovjetburgers goed beschermd waren tegen alle vijanden – en dat Duitsland een bevriende natie was, geen vijand – hadden het laten gebeuren dat de burgers van de tweede stad van het land van honger en kou omkwamen. En vervolgens – toen het beleg voorbij was – hadden ze geld gestoken in de restauratie van de prachtige gebouwen in de buitenwijken, die door de Duitsers waren geplunderd, maar niet in de woningen in de stad zelf. Vladimir Poetin groeide op in een appartement waar in ieder vertrek nog een houtkachel stond.4

Zijn ouders, Maria en Vladimir Poetin, waren in de stad gebleven en hadden het beleg overleefd.5 Vladimir senior was aan het begin van de oorlog tussen de Sovjet-Unie en Duitsland in het leger gegaan en was zwaargewond geraakt tijdens een slag niet ver van Leningrad. Hij werd naar een ziekenhuis gebracht dat binnen de cirkel van het beleg lag, en daar vond Maria hem uiteindelijk. Nadat hij een aantal maanden in het ziekenhuis had gelegen, bleef hij zwaar gehandicapt. Zijn beide benen waren misvormd en bezorgden hem de rest van zijn leven veel pijn. Poetin senior werd uit het leger ontslagen en kwam weer thuis bij zijn vrouw Maria. Hun enige zoon, die in die tijd tussen de acht en tien jaar oud moet zijn geweest, verbleef in een van de vele kindertehuizen die in de stad waren opgezet, in de hoop dat die instellingen betere zorg konden bieden dan wanhopige, honger lijdende ouders. De jongen stierf er. Maria overleefde ternauwernood. Tegen de tijd dat het beleg werd opgeheven, kon ze niet meer op haar eigen benen staan.

Dat waren de ouders van de toekomstige president: een gehandicapte man en een vrouw die bijna van de honger was gestorven, en die hun kinderen hadden verloren (een tweede zoon stierf een paar jaar voor de oorlog toen hij nog een peuter was). Maar gezien de toestand in de Sovjet-Unie van na de oorlog hadden de Poetins het goed. Ze hadden elkaar nog. Als gevolg van de oorlog waren er bijna twee keer zoveel jonge vrouwen als mannen.6 De oorlog had in praktisch iedere familie grote wonden geslagen. Mannen waren van hun vrouwen gescheiden, huizen waren vernietigd en er waren miljoenen vluchtelingen. Dat iemand niet alleen maar de oorlog had overleefd maar ook nog het beleg, en dan ook nog zijn levenspartner – en zijn huis – had, was in wezen een wonder.

De geboorte van de kleine Vladimir Poetin was nog een wonder, zo onwaarschijnlijk dat het voeding gaf aan het hardnekkige gerucht dat de Poetins hem hadden geadopteerd. Aan de vooravond van Poetins eerste verkiezing als president meldde zich een vrouw uit Georgië, in de Kaukasus, die beweerde dat ze hem op zijn negende had afgestaan voor adoptie.7 Er volgden artikelen en een boek die dit verhaal onderschreven, en zelfs Natalja Gevorkjan was geneigd het te geloven.8 Ze vond dat zijn ouders opvallend dol op hem waren, en het feit dat het team biografen niemand kon achterhalen die zich de jongen herinnerde voordat hij voor het eerst naar school ging, versterkte haar vermoedens. Het is echter niet alleen onmogelijk de adoptietheorie te bewijzen of te ontkrachten, het is ook niet nodig. Het is een onbetwistbaar feit dat Vladimir Poetin, of hij nu een biologisch kind of geadopteerd was, in zijn tijd een wonderkind was.

 

Omdat Vladimir Poetin vanuit het niets naar het zenit van zijn macht werd gekatapulteerd, en omdat hij zijn hele leven als volwassene doorbracht binnen een geheime en geheimzinnige organisatie, is hij in staat meer controle uit te oefenen over wat er over hem bekend is dan de meeste andere hedendaagse politici – en zeker meer dan de meeste hedendaagse westerse politici. Hij heeft zijn eigen mythologie ontwikkeld. Dat is iets positiefs, want Vladimir Poetin heeft, in veel sterkere mate dan voor de meeste mensen mogelijk is, de wereld onverkort laten weten wat hij wil dat er bekend over hem wordt en hoe hij gezien wil worden. Wat naar voren is gekomen, lijkt heel sterk op de mythe van een kind uit het Leningrad van na het beleg, een nare plek waar honger en armoede heersten en die nare, hongerige, wrede kinderen voortbracht. Zij hadden het in ieder geval overleefd.

Je betrad de flat waar Poetin opgroeide via een binnenplaats. De bewoners van Leningrad noemen deze binnenplaatsen ‘putten’. Ze worden aan alle kanten door hoge gebouwen omgeven, waardoor je het gevoel hebt in een reusachtige stenen put te staan. Zoals al die binnenplaatsen lag deze vol met afval, wemelde de bestrating van de gaten en was er geen verlichting. En datzelfde gold voor de gebouwen zelf: de negentiende-eeuwse trappen stonden op instorten en in de trappenhuizen hing zelden een peertje dat werkte. Stukken van de trapleuning ontbraken en de rest van de constructie was behoorlijk gammel. De Poetins woonden op de bovenste verdieping van een gebouw van vijf hoog, en al die donkere trappen oplopen was niet zonder risico.

Evenals de meeste flatwoningen in het centrum van Leningrad maakte ook deze deel uit van een flat die ooit was gebouwd voor huurders die geld hadden, waarna de woningen in twee of drie appartementen werden opgesplitst, die vervolgens weer werden verdeeld onder verschillende gezinnen. De woning van de Poetins had geen echte keuken. In het kleine halletje, waar je vanuit het trappenhuis binnenkwam, stonden een gasfornuis en een wasbak.9 Drie gezinnen maakten gebruik van het vierpitsfornuis om te koken. Een deel van het trappenhuis was geannexeerd om een provisorisch toilet te creëren. De kleine ruimte had geen verwarming. De bewoners verwarmden water op het fornuis om zich te wassen, wat ze deden terwijl ze gebogen over het toilet stonden in de onverwarmde kleine ruimte.

Vladimir Poetin junior was het enige kind in het appartement. Er woonde een ouder echtpaar in een kamer zonder ramen die later onbewoonbaar werd verklaard. Een oud, waakzaam Joods stel en hun volwassen dochter bewoonden een kamer die vanuit de Poetins gezien aan de andere kant van het halletje annex keuken lag. Regelmatig laaiden de irritaties op, maar de volwassenen zorgden er gezamenlijk voor dat het jongetje daar niet al te veel van meekreeg. Poetin speelde vaak in de kamer van het Joodse gezin – en toen hij met zijn biografen sprak, zei hij iets opvallends, namelijk dat er voor hem geen verschil bestond of hij bij zijn ouders was of bij de oude Joodse mensen.10

De Poetins hadden de grootste kamer in het appartement, ongeveer twintig vierkante meter, ofwel 4,5 bij 4,5 meter. Voor die tijd was dat een bijna vorstelijk onderkomen voor een gezin van drie. En het was haast ongelooflijk dat de Poetins ook een televisie, een telefoon en een datsja, een huisje buiten de stad, bezaten. Vladimir Poetin senior werkte als geschoold arbeider in een fabriek waar treinwagons werden geproduceerd. Maria deed zwaar, ongeschoold werk dat haar in de gelegenheid stelde tijd aan haar zoontje te besteden. Ze werkte als nachtwaker, als schoonmaakster, als laadster. Maar wanneer je de armoede in de naoorlogse Sovjet-Unie nader beschouwt, blijken de Poetins bijna rijk te zijn geweest.11 Gevoegd bij de permanente toewijding aan hun zoon leverde dit af en toe opvallende feiten op: Vladimir droeg bijvoorbeeld op de lagere school een polshorloge, in die tijd en op die plek een zeldzaam, duur en prestigieus object voor iedereen en van welke leeftijd ook.

De school was maar een paar passen van de woning van de Poetins vandaan. Het niveau was er, voor zover ik heb kunnen nagaan, normaal. De leraar voor de laagste vier klassen was een heel jonge vrouw die haar universitaire graad haalde door avondstudie. Maar opleiding was geen prioriteit in 1960, toen Vladimir als bijna achtjarige in de eerste klas kwam. Zijn vader vond, in alle opzichten, vooral discipline belangrijk, en niet de kwaliteit van de schoolopleiding die zijn zoon genoot. Noch maakte opleiding deel uit van wat voor de jonge Poetin succes betekende. Voor hem was het belangrijker dat hij zichzelf profileerde als schurk, en daarbij had hij volledige medewerking van zijn jeugdvrienden. Verreweg de meeste biografische gegevens die over hem beschikbaar zijn – dat wil zeggen, de meeste informatie die zijn biografen ter beschikking stond – betroffen de vele vechtpartijen in zijn kindertijd en jeugd.

 

De binnenplaats is een vast ingrediënt van het naoorlogse leven in de Sovjet-Unie, en Poetins persoonlijke mythe is daar sterk in geworteld. Met ouders die zes dagen in de week werkten en bij afwezigheid van kinderopvang, groeiden kinderen in de Sovjet-Unie op in de gemeenschappelijke ruimtes buiten hun overbevolkte flats. In Poetins geval betekende dit op de bodem van de ‘put’ opgroeien, waar overal vuilnis lag en die bevolkt werd door rauwe klanten. ‘Het was me de binnenplaats wel,’ zei zijn voormalige klasgenoot en oude vriend Viktor Borisenko tegen een van de biografen.12 ‘Allemaal schurken. Ongewassen, ongeschoren kerels met sigaretten en flessen goedkope wijn. Ze dronken aan één stuk door, vloekten en gingen met elkaar op de vuist. En te midden van dat alles Poetin... Toen we ouder werden, zagen we hoe de schurken van zijn binnenplaats zichzelf te pletter zopen, zich te gronde richtten. Velen van hen zaten in de bak. Met andere woorden, ze slaagden er niet in een fatsoenlijk leven voor zichzelf op te bouwen.’

Poetin, die jonger dan de schurken en tenger gebouwd was, probeerde zich te midden van hen staande te houden. ‘Als iemand hem op een of andere manier beledigde,’ herinnerde zijn vriend zich, ‘sprong Volodja meteen boven op hem en krabde hem, beet hem en trok hem plukken haar uit – alles om ervoor te zorgen dat niemand hem nog een keer zou vernederen.’13

Poetin bleef zijn hele lagere schooltijd een vechtersbaas. Zijn voormalige schoolmaatjes herinneren zich nog de nodige knokpartijen, maar het volgende relaas geeft een goede indruk van het temperament van de toekomstige president: ‘De handwerkleraar trok Poetin aan zijn kraag voort, van zijn klaslokaal naar het onze. We hadden afvalblikken bij hem gemaakt en Vladimir had iets verkeerds gedaan [...]. Het duurde heel lang voordat hij gekalmeerd was. Het was boeiend om te zien hoe dat in zijn werk ging. Het leek er soms op dat hij rustiger werd, alsof het over was. Maar dan laaide zijn woede weer op. Dat gebeurde een paar keer achter elkaar.’14

De school strafte Poetin door hem uit de organisatie van de Jonge Pioniers te zetten – een weinig voorkomende, bijna bizarre straf, doorgaans alleen toegepast bij kinderen die herhaaldelijk bleven zitten en als hopeloos werden beschouwd. Poetin was gestigmatiseerd. Drie jaar lang was hij de enige jongen op school die geen rode zakdoek om zijn nek droeg, het teken van het lidmaatschap van de communistische organisatie voor tien- tot veertienjarigen. Poetins status als buitenbeentje was des te opmerkelijker omdat hij zoveel beter af was dan de andere kinderen op zijn school, van wie er statistisch gezien maar weinig de kans hadden nog twee ouders te hebben.

Maar voor Poetin betekenden zijn geloofsbrieven als schurk pas ware status, wat trots doorklinkt in het antwoord dat hij zijn biografen in 2000 gaf:

 

‘Waarom was u tot de zesde klas geen lid van de Jonge Pioniers? Was het allemaal echt zo erg?’

‘Natuurlijk. Ik was geen Pionier, ik was tuig.’15

‘Probeert u de schijn op te houden?’

‘Wilt u me beledigen? Ik was echt een schurk.’

 

Poetins sociale en politieke status op school veranderde toen hij dertien werd. Als zesdeklasser begon hij zijn best te doen op school en werd niet alleen beloond met het lidmaatschap van de Jonge Pioniers, maar meteen daarna ook met de uitverkiezing tot klassenvertegenwoordiger.16 Het vechten ging echter onverminderd verder. Poetins vrienden vertelden zijn biografen een paar verhalen over knokpartijen, en jaar na jaar was het hetzelfde liedje.

‘We speelden een keer tikkertje op straat,’ herinnerde een klasgenoot van de lagere school zich.17 ‘Volodja liep voorbij en zag dat een jongen die veel ouder en groter was achter me aan zat en ik rende zo hard ik kon. Hij bemoeide zich ermee en probeerde me in bescherming te nemen. Er ontstond een vechtpartij. Toen hebben we het natuurlijk even opgelost.’

‘We zaten in de tweede klas van de middelbare school toen we een keer bij een tramhalte stonden te wachten,’ vertelde een andere vriend.18 ‘Er stopte een tram, maar hij ging niet de goede kant op. Twee enorme dronken kerels stapten uit en zochten ruzie. Ze vloekten en duwden mensen omver. Vovka gaf me rustig zijn tas en het volgende moment had hij een van die kerels plat op zijn buik in een hoop sneeuw gesmeten. De tweede draaide zich om en begon tegen Volodja te schreeuwen: “Wat moet dat betekenen?” Een paar seconden later wist hij precies het antwoord, want hij lag pal naast zijn maat. Op dat moment stopte onze tram. En als ik nog iets mag zeggen over Vovka, dan is het dat hij tuig en gajes die mensen beledigden en lastigvielen, altijd een lesje leerde.’

Als jonge KGB-agent ging Poetin net als daarvoor knokpartijen niet uit de weg. ‘Hij nodigde me een keer uit om een paasprocessie bij te wonen,’ vertelt weer een andere vriend. ‘Hij was in functie en moest helpen bij de afzetting voor de processie. En hij vroeg me of ik het altaar in de kerk wilde bekijken. Ik zei natuurlijk ja. Het was echt een schelmenstreek – niemand mocht daar komen, maar wij konden zo naar binnen. Na afloop van de processie waren we op weg naar huis. We stonden bij een bushalte. Er kwamen een paar mensen naar ons toe. Ze zagen er niet als tuig uit, meer als studenten die wat gedronken hadden. Ze zeiden: “Heb je iets te roken?” Vovka zegt: “Nee.” En zij zeggen: “Wat denk je wel, dat je zo antwoordt?” En hij zegt: “Niks.” En wat er daarna gebeurde, ging te snel voor me. Een van hen moet hem hebben geslagen of geduwd. Ik zag alleen maar iemand op blote voeten langs me heen vliegen en een eindje verderop neerkomen. En Volod’ka zegt volkomen rustig tegen me: “Laten we gaan.” En we gingen. Ik vond het echt te gek hoe hij die kerel die het op hem gemunt had, van zich afwierp. Een fractie van een seconde en, hup, daar vloog hij door de lucht.’

Dezelfde vriend herinnert zich dat toen Poetin een paar jaar later in Moskou een opleiding op de spionnenschool volgde, hij een aantal dagen naar huis ging in Leningrad, waar hij in de metro meteen weer bij een vechtpartij betrokken raakte. ‘Iemand viel hem lastig en hij rekende af met de schoft,’ vertelde de vriend aan Poetins biografen. ‘Volodja was erg overstuur. “Dit zullen ze in Moskou niet pikken,” zei hij. “Er zullen maatregelen volgen.”19 En ik denk inderdaad ook dat hij er problemen mee kreeg, hoewel hij me nooit details heeft verteld. Uiteindelijk kwam alles goed.’

Poetin, zo leek het, reageerde op de minste of geringste provocatie en raakte dan altijd weer betrokken bij een opstootje – waarbij hij zijn KGB-carrière op het spel zette, die nooit van de grond zou zijn gekomen als hij vanwege vechten was gearresteerd of zelfs maar door de politie in de gaten was gehouden. Of de verhalen nu helemaal kloppen of niet, het is opmerkelijk dat Poetin zichzelf heeft neergezet – en erin heeft toegestemd dat anderen hem zo afschilderden – als een opgewonden standje, een fysiek gewelddadige man met een nauwelijks te beteugelen temperament. Het imago dat hij heeft verkozen, is des te opmerkelijker omdat het zo moeilijk te rijmen valt met de discipline die Poetin in zijn tienerjaren opbracht.

Toen hij een jaar of tien was, ging Poetin op zoek naar een plek waar hij vaardigheden kon leren die hem konden helpen bij zijn vechtlust. Boksen bleek te pijnlijk. Tijdens een van de eerste trainingen liep hij een gebroken neus op. Toen maakte hij kennis met Sambo. Sambo, een acroniem voor SAMooborona Bez Oroezjia (‘Zelfverdediging zonder wapens’), is een martiale kunst, een combinatie van judo, karate en vrij worstelen. Zijn ouders waren het niet eens met de nieuwe hobby van de jongen. Maria noemde het ‘malligheid’ en vreesde voor de veiligheid van haar zoon, en Vladimir senior verbood hem de lessen te volgen. De coach moest diverse keren naar de kamer van de Poetins gaan voordat de jongen ook echt de dagtraining mocht gaan volgen.

Sambo, waarvoor zoveel discipline vereist is, werd onderdeel van Poetins transformatie van een lagereschoolboefje tot een zeer doelgerichte en hardwerkende adolescent. Het had ook te maken met wat een allesoverheersende ambitie was geworden: Poetin had gehoord dat de KGB van nieuwe rekruten verwachtte dat ze man-tegen-manvechttechnieken beheersten.20

 

‘Stel je een jongen voor die ervan droomt KGB-agent te worden terwijl alle anderen ervan dromen kosmonaut te worden,’ zei Gevorkjan tegen me in een poging me duidelijk te maken hoe vreemd Poetins passie haar leek. Ik vond het niet zo vergezocht. In de jaren zestig deden de autoriteiten in de Sovjet-Unie al het mogelijke om een romantisch, zelfs aanlokkelijk imago van de geheime dienst te creëren. Toen Vladimir Poetin twaalf was, werd de roman Sjtsjit i metsj (Schild en zwaard) een bestseller. De hoofdpersoon was een geheim agent uit de Sovjet-Unie die in Duitsland actief was. Toen Poetin vijftien was, werd van het boek een enorm populaire miniserie gemaakt. Drieënveertig jaar later had Poetin, als premier, een ontmoeting met elf Russische spionnen die de Verenigde Staten waren uitgezet – en gezamenlijk zongen ze, in een opwelling van camaraderie en nostalgie, de muziek van de serie.21

‘Toen ik in de derde klas van de middelbare school zat, werd ik beïnvloed door films en boeken, en ik ontwikkelde een vurige wens om voor de KGB te gaan werken,’ zei Poetin tegen zijn biograaf. ‘Daar is niets raars aan.’22 Die verklaring werpt de vraag op: was er wellicht ook iets anders, naast boeken en films, wat ten grondslag lag aan Poetins allesoverheersende passie? Het lijkt van wel, en Poetin heeft het vol in het zicht verstopt, zoals de beste spionnen doen.

We willen allemaal dat onze kinderen opgroeien tot een betere, succesvollere versie van onszelf. Vladimir Poetin, de wonderbaarlijke laatste zoon van twee mensen die getekend en kreupel uit de Tweede Wereldoorlog kwamen, was in de wieg gelegd voor Sovjetspion; of liever nog, hij was in de wieg gelegd om Sovjetspion in Duitsland te worden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Vladimir Poetin senior ingedeeld bij de zogenaamde subversieve troepen, kleine detachementen die achter de vijandelijke linies moesten opereren.23 Die troepen brachten verslag uit aan het Narodni komisariat vnoetrenich djel (Volkscommissariaat voor Interne Zaken, ofwel NKVD), zoals de geheime dienst van de Sovjet-Unie toen heette, en ze werden goeddeels gerekruteerd uit de rangen van de NKVD. Deze troepen voerden voornamelijk zelfmoordmissies uit. Niet meer dan vijftien procent van hen overleefde de eerste zes maanden van de oorlog. Het detachement van Vladimir Poetin moet tamelijk doorsnee zijn geweest. Achtentwintig soldaten werden vanuit de lucht gedropt in een bos achter de vijandelijke linies, op zo’n honderdzestig kilometer van Leningrad. Ze hadden net tijd genoeg gehad om te doen wat ze moesten doen en een trein op te blazen, toen hun proviand al op was. Ze vroegen de plaatselijke bevolking iets te eten. De dorpelingen boden hun wat aan en droegen hen toen over aan de Duitsers. Enkelen van hen wisten te ontsnappen. De Duitsers openden de jacht op hen, en Vladimir Poetin verstopte zich in een moeras, helemaal onder water gedoken en ademend door een rietstengel, tot de zoekactie werd stopgezet. Hij was een van de slechts vier overlevenden van die missie.24

Oorlog brengt bizarre verhalen voort, en het verhaal dat Vladimir Poetin junior van jongs af aan hoorde, is even waarschijnlijk als ieder ander verhaal over overleven en heldendaden. Het kan ook heel goed verklaren waarom hij in de derde klas van de middelbare school deel mocht nemen aan een cursus Duits, toen hij nog maar een zeer middelmatige leerling was. Het verklaart in ieder geval waarom Poetin als schooljongen een foto van de oprichter van de Sovjetspionagedienst op zijn bureau in de datsja had staan. Zijn beste jeugdvriend herinnert zich dat ‘het in ieder geval een of andere officier van de geheime dienst was, want dat zei Volod’ka’, en Poetin voorzag zijn biografen ook van de naam van zijn idool.25 Jan Berzin, Held van de Revolutie, stichter van de militaire inlichtingendienst van de Sovjet-Unie en oprichter van buitenposten voor spionage in alle Europese landen, werd, zoals menig bolsjewiek van het eerste uur, eind jaren dertig gearresteerd en doodgeschoten vanwege een vermeend complot tegen Stalin. In 1956 kreeg hij postuum eerherstel, maar sinds die tijd is hij in de vergetelheid geraakt. Alleen een echte KGB-fanaticus zou zijn naam kennen, laat staan zijn foto bewaren.

Het is niet duidelijk of Vladimir Poetin senior voor de oorlog voor de geheime dienst heeft gewerkt of erna is blijven werken voor de NKVD. Het lijkt tamelijk waarschijnlijk dat hij deel bleef uitmaken van de zogenaamde actieve reserve, een grote groep agenten van de geheime dienst die gewone baantjes hadden terwijl ze ook informatie verzamelden voor – en salaris ontvingen van – de KGB. Dit is misschien de verklaring voor het feit dat de Poetins het relatief goed hadden: de datsja, de televisie en de telefoon – vooral die telefoon.

Toen hij zestien was, een jaar voordat hij van de middelbare school kwam, ging Vladimir Poetin naar het hoofdkwartier van de KGB om te proberen zich aan te melden. ‘Er kwam een man naar buiten,’ zo herinnerde hij zich voor een van de biografen.26 ‘Hij wist niet wie ik was. En ik heb hem daarna nooit meer gezien. Ik vertelde hem dat ik op school zat en later voor de geheime dienst van het land wilde werken. Ik vroeg of dat mogelijk was en wat ik daarvoor zou moeten doen. De man zei dat ze meestal geen vrijwilligers aannamen, maar de beste manier voor mij zou zijn om te gaan studeren of in het leger te gaan. Ik vroeg hem welke opleiding. Hij zei dat een rechtenstudie het beste zou zijn.’

‘Hij verraste iedereen met de mededeling dat hij zich aan de universiteit ging inschrijven,’ zei zijn klassenleraar tegen zijn biografen. ‘Ik vroeg: “Op welke manier?” Hij zei: “Daar vind ik wel iets op.”’27 De Universiteit van Leningrad was een van twee of drie meest prestigieuze instituten voor hoger onderwijs in de Sovjet-Unie, en zeker veruit het beste in de stad. Hoe een middelmatige leerling uit een gezin waarvan je met geen mogelijkheid kon zeggen dat het goede connecties had – zelfs al zou het kloppen dat Poetin senior voor de geheime dienst werkte – dacht zich te kunnen inschrijven, was een raadsel. Zijn ouders hadden bezwaren, net als zijn trainer. Allen zagen ze meer in een opleiding waar Poetin een betere kans zou hebben om te worden toegelaten. Bovendien zou hij daardoor vrijstelling als dienstplichtige hebben en dicht bij huis blijven.

Poetin kwam van de middelbare school met ‘uitstekend’ voor geschiedenis, Duits en lichamelijke oefening, ‘goed’ voor aardrijkskunde en ‘voldoende’ voor natuurkunde, scheikunde, algebra en meetkunde.28 Hoe een middelmatige leerling het voor elkaar kreeg om toegelaten te worden tot de Universiteit van Leningrad, waar naar verluidt veertig kandidaten om één plekje vochten, is niet helemaal duidelijk. Mogelijk dat hij door zijn vastberadenheid in staat was de uitermate zware examens af te leggen, ondanks zijn prestaties op de middelbare school – waarbij hij gebruikmaakte van het feit dat de universiteit bij de toelating louter en alleen keek naar de resultaten van een aantal schriftelijke en mondelinge examens, niet naar rapportcijfers. Het is ook mogelijk dat de KGB zijn toelating heeft geregeld.

 

Op de universiteit schijnt Poetin vooral erg op zichzelf te zijn geweest – zoals dat ook het geval was tijdens de laatste jaren op de middelbare school – en hield hij zich afzijdig van het studentenleven en de Komsomol-activiteiten. Hij haalde goede cijfers en besteedde zijn vrije tijd aan judo (zijn trainer en ploeggenoten hadden Sambo verruild voor een olympische vechtsport) en rondrijden in zijn auto. Poetin was, hoogstwaarschijnlijk, de enige student op de Universiteit van Leningrad die een auto bezat. Begin jaren zeventig was een auto in de Sovjet-Unie een zeldzaamheid. De massaproductie van auto’s stond er nog in de kinderschoenen – zelfs twintig jaar later bedroeg het aantal auto’s op duizend inwoners amper zestig (vergeleken met 781 in de Verenigde Staten).29 De prijs van een auto was ruwweg wat een datsja kostte. De Poetins wonnen de auto, een nieuw tweedeursmodel met tweetaktmotor, in een loterij, en in plaats van de waarde in geld te ontvangen – wat hun in de gelegenheid zou stellen van het gedeelde appartement te verhuizen naar een eigen nieuwbouwflat aan de rand van de stad – schonken ze de auto aan hun zoon. Dat zij Poetin junior dit royale cadeau schonken en dat hij het aannam, zijn weer voorbeelden van de uitzonderlijk liefhebbende relatie tussen de Poetins en hun zoon, of hun opmerkelijke welstand – of beide.30

Wat de reden ook was, Poetins manier om met geld om te gaan – extravagant en opvallend egoïstisch in deze sociale context – lijkt tijdens zijn jaren op de universiteit te zijn ontstaan. Net als andere studenten werkte hij in de zomer op afgelegen bouwplaatsen, waar ze erg goed betaalden. De staat compenseerde arbeiders royaal voor het gevaar en het zware bestaan dat hoorde bij het werken in het Hoge Noorden. Poetin verdiende in een bepaalde zomer duizend roebel, en het jaar daarop vijfhonderd – genoeg om, bijvoorbeeld, de datsja van een nieuw dak te voorzien.31 Van iedere andere man in zijn positie – enig kind, samenwonend met en financieel volledig afhankelijk van zijn ouders, die beiden de pensioengerechtigde leeftijd allang bereikt hadden – zou je verwachten dat hij dat geld grotendeels aan hen zou geven. De eerste zomer reisde Poetin echter linea recta van het noorden naar Gagry, een stad in het zuiden van de Sovjet-Unie, aan de Zwarte Zee in Georgië, om zich bij twee jaargenoten te voegen. Daar wist hij er al zijn geld in een paar dagen doorheen te jagen. Het jaar daarop keerde hij vanaf het werk in de bouw terug naar Leningrad en gaf het geld dat hij had verdiend uit aan een jas voor zichzelf – en een diepvriestaart voor zijn moeder.32

 

‘Gedurende de hele periode op de universiteit bleef ik wachten totdat de man die ik op het KGB-hoofdkwartier had gesproken aan mij zou denken,’ zei Poetin tegen zijn biografen. ‘Maar ze waren me volslagen vergeten, want ik was indertijd een schooljongen geweest [...]. Maar ik wist nog dat ze geen vrijwilligers aannamen, dus ik ondernam zelf niets. Er verstreken vier jaar. Het bleef stil. Ik sloot het onderwerp voor mezelf af en begon te zoeken naar mogelijkheden om ander werk te vinden [...]. Maar in mijn vierde jaar nam een man contact met me op en zei dat hij me wilde spreken. Hij noemde zijn naam niet, maar op een of andere manier wist ik meteen wie hij was. Want hij zei: “We moeten het hebben over jouw aanstelling, daar wil ik met je over praten. Ik kan nu niet in detail treden.” Toen wist ik het. Als hij niet wil zeggen waar hij werkt, dan houdt dat in dat hij daar werkt.’33

De KGB-agent ontmoette Poetin vier of vijf keer en concludeerde ten slotte dat hij ‘niet bijzonder extrovert [was], maar energiek, flexibel en dapper. En het belangrijkste, hij maakte snel contact met mensen – een basisvaardigheid voor een KGB-agent, vooral als hij spion wil worden.’34

Op de dag dat Poetin wist dat hij voor de KGB ging werken, ontmoette hij Viktor Borisenko, die sinds de lagere school zijn beste vriend was gebleven. ‘Hij zegt: “Laten we gaan.” Ik zeg: “Waar gaan we heen, hoezo?” Hij geeft geen antwoord. We stappen in zijn auto en rijden weg,’ zei Borisenko tegen een interviewer. ‘We stoppen bij een Kaukasische eetgelegenheid. Ik ben nieuwsgierig. Ik probeer te begrijpen wat er gaande is. Maar dat lukte me niet. Het was alleen maar duidelijk dat er iets heel belangrijks was gebeurd.35 Maar Poetin zegt me niet wat. Hij geeft zelfs geen hints. Maar hij was bijzonder vrolijk. Er was iets heel belangrijks gebeurd in zijn leven. Pas later begreep ik dat dit de manier was waarop mijn vriend, samen met mij, zijn aanstelling bij de KGB vierde.’

Later maakte Poetin geen geheim meer van zijn werk voor de KGB. Tegen de cellist Sergej Roldoegin, die zijn beste vriend zou worden, zei hij het meteen al bij hun eerste ontmoeting. Roldoegin, die met zijn orkest in het buitenland was geweest en KGB-opleidingsofficieren aan het werk had gezien, zegt dat hij snel van begrip en tegelijkertijd leergierig was. ‘Eén keer probeerde ik hem iets te laten vertellen over een mislukte operatie, maar dat lukte me niet,’ zei hij tegen de biografen van Poetin. ‘Een andere keer zei ik tegen hem: “Ik ben een cellist, en dat houdt in dat ik cello speel. Ik zal nooit chirurg worden. Wat voor werk doe jij? Ik bedoel, ik weet dat je bij de geheime dienst zit. Maar wat houdt dat in? Wie ben je? Wat kun je?” En hij zei: “Ik ben expert in menselijke relaties.”36 Einde gesprek. Hij dacht echt dat hij iets van mensen wist [...]. En ik was onder de indruk. Ik was trots en koesterde het feit dat hij een expert in menselijke relaties was.’ (De sceptische ondertoon in ‘Hij dacht echt dat hij iets van...’ is even duidelijk en onmiskenbaar in het Russische origineel als in de vertaling, maar het lijkt erop dat zowel Roldoegin als Poetin, die het citaat zeker heeft gewogen, dat niet onderkende.)

Poetins eigen beschrijvingen van zijn relaties tonen hem als iemand die opvallend moeizaam communiceert. Voordat hij zijn toekomstige vrouw leerde kennen, had hij maar één serieuze relatie met een vrouw gehad. Die verliet hij vóór het altaar. ‘Zo is het gegaan,’ zei hij tegen zijn biografen, zonder nadere uitleg te geven. ‘Het was echt heel moeilijk.’37 Hij sprak zich verder niet uit over de vrouw met wie hij toen getrouwd was – noch, zo lijkt het, lukte het hem haar tijdens hun verkering zijn gevoelens duidelijk te maken. Ze hadden meer dan drie jaar verkering – uitzonderlijk lang naar Sovjet- of Russische maatstaven, en bovendien ook nog op latere leeftijd. Poetin was bijna eenendertig toen ze trouwden, waardoor hij tot een kleine minderheid behoorde – minder dan tien procent – van de Russen die tot na hun dertigste ongetrouwd bleven.38 De toekomstige mevrouw Poetin was een stewardess op binnenlandse vluchten, afkomstig uit Kaliningrad, een stad aan de Baltische Zee. Ze hadden elkaar via een kennis leren kennen. Ze vertelde in het openbaar dat het zeker geen liefde op het eerste gezicht was, want op het eerste gezicht was Poetin sjofel gekleed en heel gewoontjes. Hij heeft publiekelijk nooit iets over zijn liefde voor haar losgelaten. Tijdens hun verkering toonde zij, zo schijnt het, zowel de meeste gevoelens als het meeste initiatief. Haar beschrijving van de dag dat hij haar eindelijk ten huwelijk vroeg, schetst een beeld van een zo sterk onvermogen tot communiceren dat het verbazing wekt dat deze twee mensen überhaupt konden trouwen en twee kinderen krijgen.

‘Op een avond waren we bij hem thuis in zijn appartement, toen hij zei: “Vriendinnetje van me, inmiddels ken je me wel. In wezen ben ik een niet erg toegankelijk mens.”39 Waarop hij een karakterschets van zichzelf gaf: geen prater, nogal ruw, in staat anderen te kwetsen enzovoort. Geen geschikt persoon om je leven mee te delen. En hij gaat verder. “In de loop van de drieënhalf jaar heb je waarschijnlijk je beslissing wel genomen.” Ik besefte dat er een goede kans was dat we uit elkaar zouden gaan. Dus zei ik: “Nou, ja, ik heb een beslissing genomen.” En hij zei, met twijfel in zijn stem: “Echt?” Toen wist ik dat we echt uit elkaar zouden gaan. “In dat geval,” zei hij, “ik hou van je en stel voor dat we die en die dag gaan trouwen.” En dat volkomen onverwacht.’

Drie maanden later traden ze in het huwelijk. Ljoedmila nam ontslag en verhuisde naar Leningrad om met Poetin in de kleinste van de twee kamers te gaan wonen van het appartement dat hij met zijn ouders had betrokken. Het appartement, in een nieuw, monsterlijk lelijk betonnen gebouw op zo’n veertig minuten per metro van het centrum van de stad, was sinds 1977 van de Poetins. Vladimir Poetin junior had op zijn vijfentwintigste voor de eerste keer in zijn leven een eigen kamer. Die was ongeveer twaalf vierkante meter en had slechts één raam dat zo hoog was geplaatst dat je moest gaan staan om erdoorheen te kunnen kijken. De leefomstandigheden van de pasgehuwden waren, met andere woorden, min of meer eender aan die van miljoenen andere stellen in de Sovjet-Unie.

Ljoedmila schreef zich in aan de Universiteit van Leningrad, waar ze filologie studeerde. Ongeveer een jaar na haar huwelijk raakte ze zwanger van haar eerste kind. Tijdens haar zwangerschap, en een paar maanden na de geboorte van Maria, verbleef haar man in Moskou, waar hij een cursus van een jaar volgde die hem klaarstoomde voor zijn taak bij de inlichtingendienst afdeling buitenland. Al lang voordat ze gingen trouwen, was ze ervan op de hoogte dat hij voor de KGB werkte, hoewel hij haar aanvankelijk liet geloven dat hij een politierechercheur was. Dat was zijn dekmantel.40

 

Dat Poetin niet al te zorgvuldig lijkt te zijn geweest met het gebruiken van zijn dekmantel, duidt er waarschijnlijk op dat hij niet precies wist wat hij nu eigenlijk verhulde. Zijn ambitie – of preciezer: zijn droom – was geweest om iets als geheime krachten te hebben. ‘Het meeste verbaasde het me hoe een bescheiden kracht, één persoon, echt waar, iets kan bewerkstelligen wat een heel leger nog niet kan,’ zei hij tegen zijn biografen. ‘Eén enkele geheim agent kon het lot van duizenden mensen bepalen. Of in ieder geval, zo zag ik het.’41

Poetin wilde de wereld regeren, of een deel ervan, vanuit de coulissen. Dat is ook heel erg de rol die hij uiteindelijk kreeg, maar toen hij bij de KGB kwam, leek het verre van een uitgemaakte zaak dat hij ooit iets belangrijks of wat ook maar een beetje interessant was, zou gaan doen.

In de tweede helft van de jaren zeventig, toen Poetin bij de KGB kwam werken, beleefde de geheime dienst, zoals alle Sovjetinstituties, een sterke groei. Het toenemende aantal directoraten en afdelingen bracht bergen informatie voort die geen duidelijke doelstelling, toepassing of betekenis hadden. Een heel leger mannen en een paar vrouwen deden hun hele leven niets anders dan het verzamelen van krantenknipsels, transcripties van afgeluisterde telefoongesprekken, rapportages over mensen die in de gaten werden gehouden en opgevangen onbeduidende berichten, en dat alles bereikte de top van de KGB-piramide, en vervolgens de leiding van de Communistische Partij, waarna het voor het leeuwendeel onverwerkt bleef en praktisch niet geanalyseerd werd. ‘Alleen het Centraal Comité van de Communistische Partij had het recht in ruime politieke termen te denken,’ schreef de laatste baas van de KGB, wiens taak het was het instituut te ontmantelen. ‘De taak van de KGB was gereduceerd tot het vergaren van informatie uit de eerste hand en het uitvoeren van beslissingen die elders waren genomen. De interne structuur sloot de mogelijkheid uit tot het ontwikkelen van een traditie van strategisch politiek denken binnen de KGB zelf. Maar de organisatie was ongeëvenaard in het verschaffen van informatie in de vorm en de hoeveelheden die werden verlangd.’42 Met andere woorden, de KGB voerde het concept van bevel is bevel tot het logische uiterste uit. De agenten zagen wat ze moesten zien, hoorden wat hun verteld was dat ze moesten horen, en rapporteerden exact wat er van hen werd verlangd.

De interne ideologie van de KGB was, net als bij iedere andere politieorganisatie, gebaseerd op een duidelijk beeld van de vijand. De organisatie gedijde bij een aloude mentaliteit die de drijvende kracht achter de massale vervolgingen en zuiveringen ten tijde van Stalin was geweest. Maar Poetin kwam niet alleen in het post-stalinistische tijdperk bij de dienst, maar ook nog eens tijdens een van de zeer korte, zeer zeldzame periodes van vrede in de Sovjetgeschiedenis. Na Vietnam en vóór Afghanistan was het land voortdurend betrokken bij gewapende conflicten, in het geheim en officieel. De enige actieve vijanden waren de dissidenten, een handjevol brave borsten die een buitenproportioneel deel van de KGB-energie opeisten. Volgens een nieuwe wet, artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht, was het een misdaad ‘om geruchten te verspreiden die schadelijk zijn voor de Sovjetmaatschappij en het Sovjetregime’, wat de KGB praktisch ongelimiteerde macht gaf bij het vervolgen en bestrijden van wie er afwijkende denkbeelden op na durfde te houden.43 Dissidenten, vermeende dissidenten en mensen die activiteiten ontplooiden die neigden naar wat als dissident zou kunnen worden beschouwd, werden voortdurend in de gaten gehouden en lastiggevallen.44 Poetin beweert niet betrokken te zijn geweest bij activiteiten tegen dissidenten, maar heeft in interviews laten blijken dat hij zeer goed op de hoogte was van hoe dat eraan toeging, waarschijnlijk omdat hij loog over zijn betrokkenheid.45 Een één en al lovende biografische schets over Poetin, geschreven door een voormalige collega die eind jaren tachtig naar het Westen uitweek, meldt en passant dat Poetin in Leningrad voor het Vijfde Directoraat werkte, dat was opgericht ter bestrijding van dissidenten.46

Na de universiteit deed Poetin een halfjaar lang papierwerk op de KGB-burelen in Leningrad. Vervolgens zat hij zes maanden op de officiersopleiding van de KGB. ‘Het was een heel gewone school in Leningrad,’ vertelde hij zijn biografen – een van de tientallen door het hele land waar afgestudeerden hun opleiding voor de geheime dienst kregen.47 Na zijn afstuderen werd Poetin aangesteld bij de contraspionage-eenheid in Leningrad. Het was een uitzichtloos baantje onder de uitzichtloze baantjes. Contraspionageagenten in Moskou hielden zich bezig met het in de gaten houden van verdachte of als zodanig bekende buitenlandse geheime agenten, van wie de meesten bij buitenlandse ambassades in de stad werkzaam waren.48 Er waren in Leningrad geen ambassades en ook niet echt mensen om in de gaten te houden.

Na zes maanden bij de contraspionagedienst werd Poetin naar Moskou gezonden voor een training van een jaar – en vervolgens keerde hij terug naar Leningrad, waar hij dit keer werd aangesteld bij de inlichtingendienst.49 Het betrof opnieuw een baantje zonder vooruitzichten, en Poetin zat er vast, zoals honderden, mogelijk zelfs duizenden onopvallende jongemannen die er ooit van hadden gedroomd om spion te worden en nu wachtten tot iemand hen opmerkte. Maar ze waren door de snel groeiende KGB zonder bepaalde reden en zonder bepaald doel binnengehaald, dus ze konden lang en soms zelfs eindeloos wachten. Poetin wachtte vierenhalf jaar.

Zijn doorbraak kwam in 1984, toen hij eindelijk voor een jaar naar de spionnenopleiding in Moskou werd gestuurd. Daar schijnt de tweeëndertigjarige KGB-majoor al het mogelijke te hebben gedaan om te laten zien hoezeer hij de baan nodig had. Zo droeg hij, bij een moordende hitte, een driedelig kostuum als blijk van respect en discipline. Het was een verstandige strategie. De spionnenopleiding was in wezen een zeer lange, moeilijke en zware selectieprocedure – de studenten werden zorgvuldig gevolgd door de faculteit, die aanbevelingen voor hun toekomst deed.

Een van Poetins instructeurs had kritiek op Poetin vanwege zijn ‘verminderde gevoel voor gevaar’ – een ernstig minpunt voor een spion in spe. Zijn instructeur Inlichtingenbeheersing – in wezen zijn communicatiecoach – zei dat Poetin een gesloten, weinig opvallend iemand was. Over het geheel genomen was hij echter een goede student, die volledig toegewijd was aan zijn opleiding. Hij werd zelfs tot jaarvertegenwoordiger gekozen – zijn eerste leidende positie sinds hij in de zesde klas was verkozen tot klassenvertegenwoordiger – en vervulde zijn taak naar het schijnt goed.50

Poetin wist dat hij, behoudens een onverwachte ramp, in Duitsland aan het werk zou gaan. Een groot deel van zijn tijd op de spionnenopleiding was gewijd aan het vergroten van zijn taalvaardigheid. (Hij zou uiteindelijk vloeiend Duits leren spreken, zonder echter ooit zijn vette Russische accent te verliezen.) De grote vraag bij zijn afstuderen was of hij naar Oost- of West-Duitsland zou worden uitgezonden. De Duitse Democratische Republiek (DDR) was, hoewel ongetwijfeld aantrekkelijk omdat het een buitenlandse aanstelling was, niet helemaal waar Poetin al bijna twintig jaar van had gedroomd; het zou geen spionagewerk zijn. Daarvoor zou hij naar West-Duitsland moeten worden uitgezonden.

 

Wat er uiteindelijk gebeurde, draaide bijna uit op een fiasco. Na een jaar op de spionnenopleiding zou Poetin naar Duitsland gaan, maar niet naar West-Duitsland en zelfs niet naar Berlijn, maar naar de Oost-Duitse industriestad Dresden. Op drieëndertigjarige leeftijd ging Poetin, met Ljoedmila – die weer in verwachting was – en Maria, die één jaar was, opnieuw op weg naar een functie zonder perspectief. Dit was dan de baan waar hij twintig jaar moeite voor had gedaan en waarop hij gewacht had, en hij zou niet eens undercover zijn. De Poetins kregen een woning in een groot appartementencomplex toegewezen in een kleine Stasi-wereld.51 Er woonden leidinggevenden van de geheime dienst, met inbegrip van vijf andere Russische gezinnen. Ze werkten in een gebouw dat op vijf minuten lopen lag, en stuurden hun kinderen naar een opvang in hetzelfde gebouw. Ze gingen naar huis voor het middageten en ’s avonds waren ze thuis of gingen ze op visite bij collega’s in hetzelfde gebouw. Hun werk bestond eruit informatie over ‘de vijand’ te verzamelen, het Westen, wat betekende West-Duitsland en vooral Amerikaanse militaire bases in West-Duitsland, die nauwelijks beter toegankelijk waren vanuit Dresden dan ze vanuit Leningrad zouden zijn geweest. Poetin en zijn collega’s waren in hun werk grotendeels beperkt tot het verzamelen van krantenknipsels, waarmee ze bijdroegen aan de groeiende berg onbruikbare informatie die de KGB voortbracht.

Ljoedmila Poetina hield van Duitsland en de Duitsers. Vergeleken met de Sovjet-Unie was Oost-Duitsland een land van overvloed. Het was ook een land van netheid en orde. Ze hield ervan hoe haar Duitse buren iedere ochtend op dezelfde tijd hun identiek uitziende was op parallel gespannen lijnen hingen. De buren, zo leek het haar, hadden een beter leven dan de Poetins gewend waren. Dus de Poetins gingen sparen en kochten niets voor hun tijdelijke appartement, in de hoop dat ze met genoeg geld voor een auto terug zouden keren naar huis.

De Poetins hadden nog een dochtertje gekregen, dat ze Jekaterina noemden. Poetin begon bier te drinken en werd dikker.52 Hij trainde niet meer, deed niks aan sport en kwam tien kilo aan – desastreus, gezien zijn korte en nogal smalle bouw. Alles lijkt erop te wijzen dat hij depressief was. Zijn vrouw, die hun eerste jaren samen heeft beschreven als harmonieus en gelukkig, heeft altijd pertinent geweigerd ook maar iets te vertellen van hun leven na de spionnenopleiding. Ze zei alleen maar dat haar man nooit met haar over zijn werk sprak.

Veel te vertellen was er ook niet. De leiding van de KGB-post in Dresden was verdeeld over meerdere KGB-directoraten. Poetin was ondergebracht bij Directoraat S, de illegale-informatievergaringseenheid. Dit was de terminologie van de KGB zelf, waarbij gedoeld werd op agenten die een andere identiteit en valse documenten gebruikten – in tegenstelling tot ‘legale informatievergaring’, uitgevoerd door lieden die hun band met de Sovjet-Unie niet verhulden.53 Dit was dan zijn droombaan – behalve dat het Dresden was. De betrekking die Poetin ooit zo fel begeerd had, toekomstige undercoveragenten rekruteren, bleek niet alleen saai maar ook zinloos. Poetin en zijn twee collega’s van de illegale-informatievergaringseenheid hielden, bijgestaan door een gepensioneerde politieman uit Dresden die ook werd betaald door de eenheid, buitenlandse studenten aan de universiteit van Dresden in de gaten.54 Er was een aantal studenten uit Zuid-Amerika dat, zo hoopte de KGB, uiteindelijk undercover zou kunnen gaan in de Verenigde Staten. Ze werkten er maanden aan om hun vertrouwen te winnen, om er uiteindelijk achter te komen dat ze niet genoeg geld hadden om de jonge mensen te verleiden voor hen te komen werken.

Geld was een bron van voortdurende zorg, pijn en jaloezie. Sovjetburgers beschouwden een langdurige uitzending naar het buitenland als een unieke kans om veel geld te verdienen, vaak voldoende om er na thuiskomst een leven lang warmpjes bij te zitten. Oost-Duitsland werd echter niet echt als buitenland gezien, niet door de gewone man noch door de Sovjetautoriteiten. Salarissen en toelages waren niet te vergelijken met die in een ‘echt’ buitenland, dat wil zeggen een kapitalistisch land. Kort voordat Poetin in Dresden aankwam, stond de regering eindelijk bescheiden, maandelijkse betalingen toe in harde valuta (het equivalent van ongeveer honderd dollar) als onderdeel van het salaris van Sovjetonderdanen die in een Oostblokland werkten.55 Maar de KGB-stafleden in Dresden moesten op de kleintjes letten om ervoor te zorgen dat ze aan het einde van hun uitzendingsperiode nog wat overhadden. In de loop van de jaren waren er bepaalde gewoontes of besparingsmethoden in zwang gekomen – het gebruik van kranten in plaats van gordijnen om de ramen af te sluiten, bijvoorbeeld. Maar waar de Sovjetagenten in dit soort armoedige omstandigheden leefden, hadden Stasi-agenten die appartementen in dezelfde flat bewoonden, een veel hogere levensstandaard. Die verdienden een stuk meer.56

Maar in het Westen – zo dichtbij maar zo onbereikbaar voor iemand als Poetin (sommige andere Sovjetburgers in Duitsland mochten naar West-Berlijn reizen) – hadden de mensen dingen die Poetin ook graag wilde hebben.57 Hij liet dat weten aan de zeldzame westerlingen met wie hij in contact kwam – leden van de radicale Rote Armee Fraktion (RAF), die bepaalde opdrachten van de KGB kregen en af en toe naar Dresden kwamen voor een training. ‘Hij wilde altijd wel wat hebben,’ vertelde een voormalig RAF-lid me over hem.58 ‘Hij noemde tegenover meerdere mensen zaken uit het Westen die hij graag wilde.’ De man in kwestie beweert dat hij Poetin persoonlijk een Grundig Satellit heeft bezorgd, toen een uiterst moderne kortegolfradio, en een Blaupunkt-autoradio. De eerste had hij gekocht en de tweede gejat uit een van de vele auto’s die de RAF voor haar acties had gestolen. De West-Duitse radicalen kwamen altijd met cadeaus aanzetten als ze naar het Oostblok gingen, vertelde de voormalige radicaal me, maar er was een verschil tussen de manier waarop Stasi-agenten de spullen aannamen en de manier waarop Poetin de zaak benaderde. ‘De Oost-Duitsers verwachtten niet dat wij ervoor zouden betalen, dus ze vroegen in ieder geval iets als: “Wat zijn we jullie schuldig?” En dan zeiden wij: “Niets.” Vova vroeg niet eens: “Wat zijn we jullie schuldig?”’

Taken toebedelen aan RAF-radicalen, die tussen 1970 en 1998 verantwoordelijk waren voor meer dan twintig aanslagen en terroristische aanvallen, was precies het soort werk waar Poetin ooit van gedroomd had, maar er is geen bewijs dat hij er ooit bij betrokken is geweest. In plaats daarvan bracht hij het grootste deel van zijn tijd achter zijn bureau door, in een kamer die hij deelde met een andere agent (alle andere agenten in het gebouw in Dresden hadden hun eigen kamer).59 Zijn dag begon met een ochtendvergadering van de staf, dan volgde een bijeenkomst met zijn lokale agent, de gepensioneerde politieman, en eindigde met schrijfwerk. Iedere agent moest een volledige verantwoording geven van zijn activiteiten, met inbegrip van een Russische vertaling van alle informatie die hij had verzameld. Voormalige agenten schatten dat ze driekwart van hun tijd bezig waren met het schrijven van rapporten.60 Poetins grootste succes in die tijd in Dresden moet de rekrutering zijn geweest van een Colombiaanse student die op zijn beurt Sovjetagenten in contact bracht met een Colombiaanse student aan een opleiding in West-Berlijn, die hen op zijn beurt weer in contact bracht met een in Colombia geboren sergeant van het Amerikaanse leger, die hun voor achthonderd D-mark illegaal een niet-geheime militaire handleiding verkocht.61 Poetin en zijn collega’s hadden hun hoop gevestigd op de sergeant, maar tegen de tijd dat ze de handleiding kregen, liep Poetins tijd in Duitsland ten einde.

 

Vlak nadat de Poetins uit de Sovjet-Unie vertrokken waren, vonden er in het land ingrijpende en onomkeerbare veranderingen plaats. In maart 1985 kwam Michail Gorbatsjov aan de macht. Twee jaar later had hij alle Sovjetdissidenten vrijgelaten uit de gevangenis en begon hij de teugels in de Oostbloklanden te laten vieren. De leiding van de KGB en alle medewerkers ervoeren Gorbatsjovs daden als rampzalig.62 De jaren daarop zou er een kloof ontstaan tussen de Partij en de KGB, die culmineerde in de mislukte coup van augustus 1991.

Vanaf een afstand toekijkend, en levend te midden van andere agenten van de geheime dienst – en verder niemand – moet Poetin een wanhopige, hopeloze woede hebben gevoeld. In zijn thuisland betoonde de KGB-leiding loyaliteit aan de secretaris-generaal en diens voorgenomen hervormingen. In juni 1989 vaardigde het hoofd van de KGB in Leningrad een publieke verklaring uit waarin hij de misdaden van de geheime dienst onder Stalin veroordeelde.63 In Oost-Duitsland waren, net als in de Sovjet-Unie, de mensen de straat op gegaan om te protesteren, en het ondenkbare was al snel waarschijnlijk gaan lijken. De twee Duitslanden zouden misschien weer samengevoegd worden – het land waar Vladimir Poetin heen was gestuurd om er te waken, zou gewoon aan de vijand overgeleverd worden. Alles waar Poetin zich voor had ingezet, was nu onzeker. Alles waar hij in had geloofd, werd niet meer serieus genomen. Dit was het soort belediging dat de kleine, beweeglijke jongen en de jongeman die Poetin was geweest, ertoe had gebracht zich op degene die hem had beledigd te storten en op hem in te slaan tot zijn woede was gekalmeerd. Inmiddels halverwege de dertig en fysiek niet in optima forma moest Poetin stilletjes en werkeloos toezien hoe zijn hoop voor de toekomst in rook opging.

Eind voorjaar, begin zomer 1989 kreeg Dresden te maken met de eerste toegestane protestbijeenkomsten: groepjes mensen die zich op pleinen in de stad verzamelden. Aanvankelijk protesteerden ze tegen de manipulatie van de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen in mei, en vervolgens eisten ze, net als in de rest van Duitsland, het recht om naar het Westen te emigreren. In augustus reisden tienduizenden Oost-Duitsers dan ook zuid- en oostwaarts – gebruikmakend van de opheffing van reisbeperkingen in het Oostblok – en trokken op naar de West-Duitse ambassades in Praag, Boedapest en Warschau. Er begon een reeks van maandagavondprotesten in talrijke steden in Oost-Duitsland, die iedere week massaler werden. Oost-Duitsland sloot zijn grenzen, maar het was te laat om de golf van emigranten en demonstranten tegen te houden. Op het laatste moment werd er een akkoord bereikt om de Duitsers van het oosten naar het westen te vervoeren. Ze zouden met treinen reizen, en de treinen zouden ook Dresden aandoen, de Oost-Duitse stad die het dichtst bij Praag ligt. De lege treinen zouden zelfs eerst in Dresden stoppen om de bijna achtduizend Oost-Duitsers op te halen die de West-Duitse ambassade in Praag bezet hielden. Begin oktober verzamelden zich duizenden mensen bij het station van Dresden – sommigen van hen met zware bagage, in de hoop op een of andere manier mee te kunnen gaan naar het Westen, en anderen alleen maar om getuige te zijn van de meest ongelooflijke gebeurtenis in de naoorlogse geschiedenis van de stad.

De mensenmassa kwam oog in oog te staan met alle ordetroepen die het stadsbestuur op de been had kunnen brengen. De gewone politie werd bijgestaan door diverse andere veiligheidstroepen, en die allemaal tezamen bedreigden, sloegen en arresteerden zoveel mensen als ze maar konden. De onrust hield een paar dagen aan. Op 7 oktober, de zevenendertigste verjaardag van Vladimir Poetin, vierde Oost-Duitsland zijn officiële veertigjarig bestaan en braken in Berlijn relletjes uit. Meer dan duizend mensen werden gearresteerd. Twee dagen later kwamen honderdduizenden mensen uit het hele land bijeen voor opnieuw een maandagavonddemonstratie, en hun aantal was twee weken later meer dan verdubbeld. Op 9 november viel de Berlijnse Muur, maar de demonstraties in Oost-Duitsland hielden aan tot de eerste vrije verkiezingen in maart.64

Op 15 januari 1990 vormde zich buiten bij het hoofdkwartier van de Stasi in Berlijn een menigte om te protesteren tegen de aangekondigde vernietiging van documenten door de geheime dienst. De demonstranten slaagden erin langs de veiligheidstroepen te komen en het gebouw binnen te dringen. Elders in Oost-Duitsland waren al eerder demonstranten begonnen met de bestorming van het ministerie van Staatsveiligheid.

Poetin vertelde zijn biografen dat hij in de menigte aanwezig was en toekeek hoe de mensen het Stasi-gebouw in Dresden bestormden. ‘Een van de vrouwen schreeuwde: “Zoek de ingang tot de tunnel onder de Elbe! Ze hebben daar gevangenen vastzitten, die tot hun knieën in het water staan.” Over welke gevangenen had ze het? Waarom dacht ze dat die onder de Elbe zaten? Er waren wat detentiecellen, maar natuurlijk niet onder de Elbe.’ Poetin vond de woede van de demonstranten excessief en verbijsterend. Zijn vrienden en buren moesten het ontgelden, de mensen met wie hij had samengeleefd en met wie hij de afgelopen vier jaar was omgegaan – en alleen maar met hen – en hij kon zich niet voorstellen dat ook maar een van hen zo slecht was als de menigte beweerde. Ze deden alleen maar papierwerk, net als Poetin zelf.

Toen de demonstranten het gebouw waar hij werkte belegerden, werd hij woedend. ‘Ik accepteer het als de Duitsers hun eigen ministerie van Staatsveiligheid vernielen,’ zei hij ruim tien jaar later tegen zijn biografen. ‘Dat zijn hun interne aangelegenheden. Maar wij waren niet hun interne aangelegenheid. Het was een serieuze bedreiging. Er lagen allerlei documenten in ons gebouw. En niemand leek zich om onze veiligheid te bekommeren.’ De bewakers bij het KGB-gebouw moeten waarschuwingsschoten hebben gelost – Poetin zei dat ze alleen maar wilden laten zien dat ze alles zouden doen om het gebouw te beschermen – en dat kalmeerde de demonstranten tijdelijk. Toen ze zich weer begonnen te roeren, ging Poetin naar eigen zeggen naar buiten.

 

Ik vroeg hun wat ze wilden. Ik legde uit dat dit een Sovjetinstelling was. Iemand in de menigte zegt: ‘Waarom hebben jullie auto’s met Duitse nummerborden? En wat moeten jullie hier eigenlijk?’ Alsof ze precies wisten wat we daar deden. Ik zei dat we volgens ons contract Duitse nummerplaten mochten gebruiken. ‘En wie bent u? Uw Duits is veel te goed,’ begonnen ze te schreeuwen. Ik legde hun uit dat ik een tolk was. Die lui waren erg agressief. Ik belde onze militaire vertegenwoordiging en vertelde hun wat er gaande was. En zij zeiden: ‘We kunnen niets doen zolang we geen orders uit Moskou hebben. En Moskou houdt zich stil.’ Een paar uur later kwamen onze militairen wel, waarop de menigte zich verspreidde. Maar dat bleef me bij: ‘Moskou houdt zich stil.’ Ik besefte dat de Sovjet-Unie ziek was. Het was een dodelijke ziekte die verlamming heet. Een verlamming van de macht.

 

Zijn land, dat hij zo goed mogelijk gediend had terwijl hij geduldig afwachtte welke rol het hem zou gaan toebedelen, had Poetin in de steek gelaten. Hij was bang geweest en niet in staat zichzelf te beschermen, en Moskou had zich stilgehouden. De uren tot de komst van de militairen bracht hij door in het belegerde gebouw, waar hij papieren in de houtkachel propte tot die in tweeën spleet door de extreme hitte.65 Hij vernietigde alles wat hij en zijn collega’s hadden verzameld: alle contacten, persoonsdossiers, surveillancerapporten en, waarschijnlijk, eindeloos veel krantenknipsels.

Nog voordat de demonstranten de Stasi uit haar gebouwen hadden verjaagd, begon Oost-Duitsland met het moeizame en pijnlijke proces waarmee hun samenleving van de Stasi gezuiverd moest worden. Alle buren van Poetin verloren niet alleen hun baan, maar mochten ook niet meer bij de politie, de regering of het onderwijs werken. ‘Mijn buurvrouw met wie ik bevriend was geraakt, moest een week lang huilen,’ vertelde Ljoedmila Poetina tegen de biografen van haar man. ‘Ze huilde vanwege haar verloren gegane dromen, om de ineenstorting van alles waar ze ooit in had geloofd. Alles was weggevaagd: hun levens, hun carrières... Katja [Jekatarina, de jongste dochter van de Poetins] had een leerkracht op haar kleuterschool, een geweldige leerkracht – en die mocht nu niet meer met kinderen werken. En dat alleen omdat ze voor het ministerie van Staatsveiligheid had gewerkt.’ Twaalf jaar later vond de aanstaande first lady van het uit de Sovjet-Unie voortgekomen Rusland de logica van lustratie onbegrijpelijk en onmenselijk.

De Poetins keerden terug naar Leningrad. Ze namen een twintig jaar oude wasmachine mee die hun geschonken was door hun voormalige buren – die, ook al waren ze hun baan kwijt, een hogere levensstandaard genoten dan de Poetins konden hopen te bereiken als ze weer in Rusland waren – en een som geld in Amerikaanse dollars, voldoende om de duurste Russische auto te kopen die er verkrijgbaar was. Dit was alles wat ze bezaten na vierenhalf jaar in het buitenland – en na Vladimirs nooit verwezenlijkte loopbaan als spion. Met z’n vieren zouden ze terugkeren naar de kleinste van de twee kamers in het appartement van Poetin senior. Ljoedmila zou het grootste deel van haar tijd moeten gaan doorbrengen met het afspeuren van lege winkelschappen en in de rij staan om basisbenodigdheden te kopen. Zo brachten de meeste Sovjetvrouwen hun tijd door, maar na het relatief comfortabele leven dat ze vierenhalf jaar hadden geleid, was het niet alleen vernederend maar ook beangstigend. ‘Ik was bang om winkels binnen te gaan,’ vertelde ze later tegen interviewers. ‘Ik probeerde er zo kort mogelijk binnen te blijven, net lang genoeg om het benodigde te pakken – en dan holde ik naar huis. Het was vreselijk.’66

Kon er een ergere manier zijn om terug te keren naar de Sovjet-Unie? Sergej Roldoegin, de cellist met wie Poetin bevriend was, herinnert zich dat Poetin tegen hem zei: ‘Dit kunnen ze niet doen.67 Hoe konden ze? Ik weet dat ik fouten kan maken, maar hoe kunnen deze mensen, van wie we denken dat ze de beste professionals zijn, fouten maken?’ Hij zei dat hij weg zou gaan bij de KGB. ‘Eens een spion, altijd een spion,’ antwoordde zijn vriend. Dat was een Sovjetgezegde. Vladimir Poetin voelde zich verraden door zijn land en de organisatie die zijn werkgever was – de enige belangrijke band die hij ooit had gehad, buiten zijn judoclub – maar de organisatie bestond uit mensen die zich in toenemende mate verraden, misleid en in de steek gelaten voelden. Het lijkt niet overdreven te stellen dat dit in 1990 de algehele sfeer was bij de KGB.