HOOFDSTUK 8
Alles wat ze had willen zeggen, bleef ongezegd. ‘Arme Peter. Arme, lieve Peter! ’ hoorde ze zichzelf zeggen. ‘Je kon niet wachten omdat je geen geld had!’
Met zijn mond in haar haren fluisterde Peter: ‘Ja.’
Ze maakten zich van elkaar los toen de Fiedlers en de Vliegende Dokter terugkwamen.
‘De hemel zij dank,’ klonk Jenny’s stem, ‘dat ik iets vermoedde, ik zou het niet kunnen hebben als Hilly’s kleintje mazelen of wat anders had gehad, niet in deze tijd van het jaar. Ik bedoel, ze verheugden zich er nog meer op dan wij. Trouwens, Chris is zo streng, dat hij waarschijnlijk de races verboden terrein voor ons allemaal zou hebben verklaard.’
‘Dat zou ik zeker hebben gedaan,’ zei Chris beslist. ‘Jullie zouden daar een enorme epidemie hebben veroorzaakt. Maar het is maar een onschuldige aandoening, waarschijnlijk verergerd door Jenny zelf. Je zou haar beter met rust hebben kunnen laten, zuster Nightingale, dan die onschuldige huiduitslag met antiseptische middelen te lijf te gaan. Het is een wonder dat het geen ontsteking is geworden.’
‘Ik ben zo opgelucht over Hilly’s kind dat we allemaal bier nemen.’ Bert haalde de longdrinkglazen weg en zette er bierpullen voor in de plaats. De avond eindigde met gelach. Maar toen Peta eenmaal in bed lag veranderde haar stemming. Was ze blij? Ja en nee. Want er was iets dat haar het gevoel gaf dat alles iets had van... ja, van wat? Tweede hands, dat was het.
De morgen kwam blauw en goudkleurig zoals de meeste morgens in het binnenland wel zouden zijn, dacht Peta.
Toen Peta de veranda op stapte, stond Peter al op haar te wachten. Bert gaf één van de jongens opdracht hen naar de landingsbaan te brengen waar Chris de motor al liet warmdraaien. Ze vertrokken vrijwel direct.
Ze vlogen boven rijstvelden en vanuit de lucht vormde het vreemde gewas een adembenemende aanblik. Enthousiast draaide Peta zich naar Peter. Hij zag eruit alsof hij zich verschrikkelijk verveelde.
‘Er wordt hier vanuit de lucht gezaaid,’ kwam de stem van Chris. Hij cirkelde boven Cuppy Creek en zette de machine neer naast een rijstveld. ‘De grootste moeilijkheid hier,’ zei hij tegen Peta, ‘is de bonte gans. Die is dol op rijst.’
Peta en Chris stapten uit de Cessna om naar de aanplant te kijken maar Peter bleef zitten.
‘Waar komt het water vandaan, Chris?’ vroeg Peta terwijl ze naar de natte rijstbedden keek.
‘In deze omgeving heersen tussen november en maart de tropische moessons. Alle lager gelegen grond staat maandenlang onder water. Ik wilde dat je de oogstmachines eens aan het werk kon zien, Peta. Die kunnen acht ton oogsten in een uur. En die rijst is nodig. Het is tenslotte het basisvoedsel van de helft van alle mensen.’
Op de terugweg naar Narganoo herinnerde Peta zich dat ze haar uitgaansjurk nog moest uithangen - ze had hem nog niet uitgepakt.
Maar toen de jeep kwam om Peta en Peter naar de farm te brengen, zat Jenny met een lang gezicht naast Bert.
‘Je moet naar de Downs. Je blijft niet zo lang als ik hoopte. Je logeert bij de Blainey’s. Ik zie je nog wel op het bal, Peta.’
‘Dat geldt ook voor mij, Peta,’ zei Peter. ‘Ik blijf nog een poosje bij de Fiedlers.’
Een beetje verlegen vroeg Peta: ‘Hoe moet ik er komen?’
‘Ik heb het comité beloofd wat gereedschap te brengen met de vrachtwagen. Je kunt wel met Bill mee.’
Terwijl ze aan het inpakken was, riep Bert dat de vrachtwagen gereed stond en Peta nam afscheid van Jenny die in tranen was.
De vrachtwagen kwam aanrijden. Peta werd erin geholpen. Iedereen, niet alleen de Fiedlers en Peter, maar alle farmbewoners, van de oudste man tot de kleinste hummel, wuifden hen na.
Peta vroeg zich af hoe de chauffeur wist welke kant hij op moest. Het wemelde van de wagensporen maar Bill vertelde haar dat dat windgolven waren. De échte wagensporen kon hij gemakkelijk volgen. Ze hobbelden door gebieden met dicht struikgewas en woestijn-eiken, kilometers lange stukken van alleen maar geelrood stof, langs zanderige rivierbeddingen en oude inheemse drenkplaatsen met poot-afdrukken van dingo’s, konijnen en kangaroes.
Toen het begon te schemeren kwamen ze in de Downs aan. Er waren een piepklein hotel en een winkel waar ze letterlijk van alles verkochten. Bill bracht Peta rechtstreeks naar de Blainey’s waar ze even enthousiast als bij de Fiedlers werd ontvangen.
Nat was vlak na hen aangekomen en zat nu tegenover haar aan tafel.
‘Goeie reis gehad?’ vroeg hij.
‘Prachtig.’
‘Ja, dat dacht ik wel.’
Ze vond het niet nodig hem te vertellen over Peter dus deed ze dat niet. Ze vertelde over het vliegtochtje en de rijstvelden.
‘Het is een fantastisch gebied,’ zei Nat. Hij haalde zijn shag tevoorschijn. ‘Morgen,’ zei hij zonder enige inleiding, ‘kun je aan het werk.’
Een beetje geprikkeld antwoordde ze: ‘Ik was niet van plan me daaraan te onttrekken.’
Ze aten bij kaarslicht. Het zou een herhaling kunnen zijn van de maaltijd in Narganoo - alleen zat er een andere man tegenover Peta. Geen donkerblauwe ogen nu, maar bruine, die haar bleven aankijken...
De likeur en de koffie werden opgediend. Ze gingen met zijn allen naar de veranda om naar de lichtjes te kijken.
‘Het is geweldig,’ zuchtte Roslyn. ‘Waarom kan het niet het hele jaar zo zijn?’
Haar man opperde dat, als je na afloop de rommel bekeek, eenmaal per jaar meer dan genoeg was.
‘Ouwe mopperpot,’ zei Roslyn en Nat voegde eraan toe:
‘Dat ben ik morgen ook als ik nu niet onder de wol ga.’ Hij stond op, bedankte zijn gastheer en zei tegen Peta dat hij haar de volgende morgen vroeg verwachtte om aan het werk te gaan.
De lichtjes gingen uit; de stormlampen werden lager gedraaid en de Blainey’s gingen ook naar bed.
Nat was er om acht uur precies maar Peta had ervoor gezorgd dat zij ook klaar was. Ze stond in haar rijkleding te wachten op de veranda en ze zat al in de jeep voordat hij de motor had kunnen starten.
Hij keek haar met opgetrokken wenkbrauwen en een spottend gezicht aan. Hij zei echter niets toen ze langs de rij geïmproviseerde stallen reden naar een gunstig gelegen box aan het eind van de rij. De twee paarden zagen er prima uit.
‘Wat zijn mijn orders?’
‘Het zijn altijd orders, hè?’ zei hij.
‘Wat anders?’
‘Hm - iets dat je leuk vindt.’
‘Ik zou wel een galopje willen maken,’ zei ze ontwijkend. ‘Op Fancy’
‘Ik doelde meer op mezelf.’
‘Ik zou toch een galopje willen maken, op Fancy.’
‘Dat kun je doen nadat je eerst Big Kim hebt geprobeerd.’
‘Big Kim? Maar...’
‘Hij doet mee, ja. En ik heb voor een jockey gezorgd, ja. Maar ik heb niemand die hem kan trainen of die hem beweging kan geven. Zelf ben ik te zwaar.’
‘Ik heb geen ervaring met renpaarden,’ merkte Peta op.
‘Dan moet je daar maar snel verandering in brengen,’ zei hij bot maar hij voegde er ogenblikkelijk bemoedigend aan toe: ‘Je kunt het wel. Ik heb je zien rijden. Je denkt toch niet dat ik het je zou vragen als ik dacht dat je het niet kon.’ Terwijl hij dat zei, haalde hij Big Kim uit zijn box en zadelde hem op. Zonder Peta tijd te geven nog iets te zeggen gaf hij haar een beentje.
Big Kim was een groot paard en het was een flinke afstand tot de grond toen ze erop zat. Ze begon voorzichtig maar toen merkte ze dat Big Kim wel groot maar ook heel betrouwbaar was. Ze had kunnen weten dat Trentham geen risico’s zou nemen...
Peta zette Big Kim aan tot een galop en ze begonnen te rennen.
Nat hield haar na de eerste ronde tegen. ‘Kalm aan,’ zei hij.
‘Je wilde toch dat ik hem zou testen.’
‘Dat heb je nu gedaan, hij hoeft nu alleen nog beweging te hebben.’
‘Maar...’
‘Luister, de bodem is hier nog niet voorbereid, die is nog steenhard en je zou kunnen vallen. En ik vind het bovendien niet nodig dat iemand hier nu al ziet hoe goed Big Kim is.’
Peta beaamde opgewondeh: ‘Hij is echt goed, hè? Ik neem terug wat ik zei over Omar, dat die beter zou zijn.’
De man beneden haar glimlachte en even waren ze bondgenoten, geen vijanden. ‘Mooi zo, Peta,’ zei hij. ‘Laat hem nog rustig wat rondjes draaien, kom dan terug, wrijf hem droog en daarna...’
‘Fancy?’
‘Fancy,’ stemde hij toe.
Peta galoppeerde weg.
De ochtend verliep snel. Peta had twee rondjes met haar eigen paard gemaakt toen een man naar haar toe kwam om haar te helpen afstijgen.
‘Nee maar, Peter!’ zei ze verbaasd.
Hij zag er opgewonden uit maar iedereen was eigenlijk opgewonden.
‘Peta, is dat Fancy die je me aan boord van het schip hebt laten zien?’
‘En die je niets interesseerde.’ Peta verbaasde zich over haar eigen antwoord.
‘Ik wilde liever naar jou kijken,’ bracht hij haar verwijtend in herinnering.
‘En nu?’ Ze had een dwarse bui, vond ze zelf.
‘Nu en altijd. Maar,’ het bleef even stil, ‘die Fancy van jou heeft snelheid. Als je eens...’
Iemand riep naar Peta of ze met Fancy uit de weg wilde gaan en ze gehoorzaamde dadelijk. Nadat ze Fancy had drooggewreven en vastgezet, de twee paarden voer en water had gegeven, liep ze naar buiten, niet verbaasd dat Peter alweer weg was.
Nat kwam aanlopen en zei dat ze terug moesten naar de Blainey’s.
‘Ik wil vanavond een mooie jonge vrouw zien,’ grinnikte hij, ‘geen stalmeisje.’
‘Ik zal mijn best doen.’
Ze wandelde terug naar de Blainey’s en ze bedacht dat ze met al dat gele stof waarmee ze bedekt was, wel een uur in bad zou moeten zitten, eer ze haar eigen kleur terug zou hebben. Toen de vrouwen eindelijk tevoorschijn kwamen, bleken de uren welbesteed. Roslyn, met haar bruine ogen en haar zwarte haar, zag er vorstelijk uit in donkerrode kant en Peta had haar geliefde bruingouden jurk aangedaan.
De zaal was een verrassing voor Peta. Zoiets had ze niet verwacht. Slingers, ja, lampions, papieren bloemen, ballonnen, wingerdranken, inheemse titakken, bossen varens. Zelfs een kunstmatige waterval met blauwgroene verlichting.
‘Wat mooi!’ prees Peta.
Roslyn die er een heleboel aan had gedaan, keek blij. Het orkest begon te spelen. Roslyn en Mark zweefden weg en Peta keek hen glimlachend na. Ze zwaaide naar Jenny, die in roze zij was gehuld.
Vanuit twee hoeken kwam er een man naar Peta toe. Pas toen ze vlak voor haar bleven staan merkten ze elkaar op.
‘Nat!’ riep Peter uit.
Nat zei niets, keek de andere man alleen maar aan. Ze wendden zich allebei tot Peta en instinktief stond ze op.
Nat had het over deze wals gehad. Peter ook. Maar Nat het eerst. Ze was samen met Nat naar de Downs gekomen. Nat was de baas van de onderneming. Alles wees erop dat ze Peter beleefd moest weigeren. En misschien had ze dat ook wel gedaan - als ze de woede in Nats ogen niet had gezien.
Peta draaide zich om en gleed in Peters armen.
Ze hoorde Nats scherpe uitroep op hetzelfde moment als Peters triomfantelijke lachje.
Toen werden ze ingesloten door de andere paren.
‘Ik zal dit nooit vergeten.’ Peters lippen fluisterden in Peta’s oor. ‘Dit is mijn eerste echte overwinning op de grote Nathaniel. Bedankt, Peta, dat je mij hebt gekozen.’
‘Dat heb ik niet. Ik bedoel...’
‘Dat heb je wel, schatje. Ik had het nooit durven dromen, maar nu is het waarheid geworden.’
‘Ik had eigenlijk met Mr. Trentham moeten dansen,’ zei Peta weinig op haar gemak.
‘Maar je danst met Peter, omdat je van Peter houdt. Dat is toch zo, lieveling? Je hebt net het bewijs geleverd.’
‘Ik hield van je,’ zei Peta onzeker, ‘maar toen de weken en de maanden voorbijgingen...’
‘Dat kan ik uitleggen. Gebrek aan geld. In tegenstelling tot Trentham die volop geld heeft. Maar dat doet er op dit moment niets meer toe.’
‘Peter, het was erg onbeleefd van me. Hij had het eerder over dit bal gehad dan jij.’
‘Je kunt je hart niet dwingen,’ zei Peter. ‘Daarom dans je met mij.’
‘Ik dans met jou omdat ik bang van hem was,’ verbeterde ze. ‘Hij -hij is zo’n onvoorspelbare man en ik wilde geen ruzie.’
‘Ik geloof je niet, Peta. Je hebt mij gekozen omdat je van me houdt.’
Ze had het gevoel dat er lood in haar schoenen zat. Peter had nooit veel over de liefde gepraat, zelfs niet tijdens de maanverlichte nachten aan boord. Ze had blij moeten zijn, maar ze voelde zich dof en zwaar.
‘Ik zal je het hele verhaal vertellen,’ zuchtte Peter bij haar gebrek aan enthousiasme, ‘hoewel ik het liever over iets anders zou hebben. Ik wil je iets vragen.’
‘Nee, niet nu, Peter.’
‘Dat bedoel ik niet, daar weet ik het antwoord al op. Nou ja... het komt wel.’ Hij draaide met haar in het rond.
Peta had zich geen zorgen hoeven te maken over een lange man -langer dan Peter - die spottend voor haar zou buigen om haar ten dans te vragen. Want Nat Trentham kwam niet. Ze zag hem die avond niet meer. Ze zag hem ook de volgende ochtend niet... want er was een boodschap voor haar bij het ontbijt. Miss Milford was niet nodig in de stal. Ze kon de rennen bijwonen als bezoekster, niet als personeel.
Maar dat gebeurde allemaal de volgende dag, op de dag die toch al onaangenaam was door hetgeen Peter haar later op de avond had gevraagd en waarin ze in een onbewaakt ogenblik had toegestemd.
‘De hoofdprijs is vijfhonderd dollar,’ had Peter gezegd. ‘Die zou ik goed kunnen gebruiken.’
‘Maar je artikelen...’ begon Peta.
‘O, ik ben gek geweest om hier naar toe te komen. Er valt niets te verdienen - ik weet hier geen woord over te schrijven.’
‘Maar Peter, het is hier heerlijk.’
‘Niet voor mij.’
‘Waarom ben je dan niet weggegaan?’
Het bleef even stil. Toen: ‘Eerlijk gezegd, ik ben blut. Ik heb geen cent.’
‘O, Peter,’ zuchtte ze.
‘Ja, ellendig, hè? Maar ja,’ hij haalde zijn schouders op, ‘gelukkig ben jij er.’
‘Ik kan je niet helpen,’ zei Peta rustig. ‘Ik heb het je nog niet kunnen vertellen maar oom Claud is dood en ik heb geen geld.’
‘Dan zijn we allebei arm,’ merkte Peter op. Toen zei hij: ‘Ik heb je een heleboel te vertellen, maar nu wil ik je eerst wat vragen.’
‘Wat dan?’
‘Het gaat over Fancy.’
‘Fancy?’ echode ze.
‘Ik heb vandaag naar je staan kijken. Ik zal eerlijk zijn. Ik heb je tijd opgenomen. Dat paard heeft tempo.’
‘Welnee - hij is gewoon Fancy. Hij is niet voor de rennen gefokt en hij is gekocht uit liefde.’
‘Laat hem dan uit liefde voor mij lopen.’
‘Wat bedoel je, Peter?’
‘Het gaat om het derde nummer. Daarin kan iedereen starten. Er doen geen ervaren paarden aan mee. Fancy zou kunnen winnen.’ ‘Maar ik... ik heb me er niet op voorbereid...’
‘Dat hoeft ook niet.’
‘Nat...’ begon ze.
‘Hij is toch niet van Trentham?’
‘Nee, van mij. Maar Mr. Trentham heeft de onkosten betaald.’
‘Hij hoefde toch alleen maar dienst te doen als stalgenoot voor die grote ruin? Nou, dat heeft hij gedaan.’
‘Ik zou nu toch geen berijder meer kunnen vinden,’ zei Peta snel. ‘Hier is het programma,’ zei Peter. ‘Het is een ren voor nietberoepsrijders. Ik kan hem rijden.’
‘Nee!’ stoof ze op.
‘Nee?’
‘Dat kan ik niet goedvinden. Er rijdt nooit een ander op Fancy. Fancy zou het niet begrijpen, hij kent alleen mij.’
‘O, lieveling, praat toch geen onzin! Het klinkt allemaal prachtig, hoor, maar het kan niet anders.’
‘Je bedoelt, om het geld?’
‘Niet voor mezelf. Schulden.’
‘Schulden?’
‘Ik zal het je vertellen. Ik heb geld geleend, Peta. Ik wilde zo graag alles in orde hebben als jij terugkwam uit Engeland dat ik verder ben gegaan dan mogelijk was. Het was verschrikkelijk, Peta. Jij zou naar me toe komen maar ik kon niet blijven. Ik kan nergens blijven.Begrijp je het nu?’
‘Peter ...’ stamelde ze.
‘Ik kan nergens blijven tenzij jij me helpt.’
‘Peter, het kan niet. Ik ken Fancy.’
‘Ik ben een ervaren ruiter, Peta. Dat wist je niet, hè? Maar dat ben ik wel. Waarom zou ik anders hierheen zijn gekomen?’
‘Ik rijd Fancy alleen zelf,’ zei Peta.
‘Maar morgen niet,’ drong hij aan. ‘Vijfhonderd dollar... je kunt me die niet misgunnen, Peta.’
‘Ik kan het niet doen,’ hield Peta vol. ‘Fancy is anders.’
‘Jij bent anders geworden,’ verweet hij haar.
'Ik heb op je gewacht,’ antwoordde ze. ‘In Sydney.’
‘Ik kon niet komen omdat ik al mijn geld had gestopt in de plannen voor mijn Peta. Ik ben niet praktisch. Maar ik hield van je, jij kennelijk niet van mij.’
‘Wel waar,’ protesteerde ze.
‘Maar niet als ik geen geld heb, hè?’
‘Dat is het niet, Peter. Ik zou je helpen als ik kon, ik zou je mijn laatste cent geven, maar ik kan Fancy niet afstaan.’
‘Ik snap het.’ Hij had zich omgedraaid, met hangende schouders.
‘Peter,’ riep ze. ‘Waar ga je heen?’
‘Doet dat er iets toe?’
‘Peter!’
Hij was teruggekomen... had gesmeekt... gepraat... gezegd dat Peta egoïstisch was... dat één keer niet erg was...
‘Goed dan.’ Ze had vermoeid gecapituleerd. En ze was blij geweest toen het bal was afgelopen.
Maar ze had die nacht niet geslapen. Even was ze weggedoezeld en, badend in het koude zweet, wakker geworden. Ze dacht dat ze hardop had gegild maar niemand zei de volgende morgen iets over een nachtmerrie.
Roslyn babbelde vrolijk over jurken en Peta praatte dankbaar met haar mee.
Ze vertrokken omstreeks elf uur, de vrouwen in leuke katoenen jurken — hoewel Peta het liefst een rijbroek en een overhemd had aangetrokken om een eind weg te rijden, ver van alles vandaan.
De eerste ren ging om de Downs Cup. ‘De baan is nu nog in orde,’ zei Mark Blainey, ‘en het publiek houdt zich nog kalm.’
De paarden werden naar de start gebracht en Peta zag Big Kim, die zich heel rustig gedroeg hoewel hij niet aan deze drukte gewend was. Een helper hield hem vast, maar het was niet Nat.
‘Daar gaan ze!’ De paarden en hun berijders met zijden blouses en valhelmen schoten weg.
Vanaf het begin voerde Big Kim de rest aan.
Mark, die op Big Kim had gewed, dronk tevreden zijn thee op. ‘Je brengt geluk,’ grinnikte hij naar Peta. ‘Lopen er nog meer paarden van jullie?’
‘Nee,’ zei Peta. O, nee, ze zou nooit willen dat er op Fancy werd gewed. Met de minuut kreeg ze meer spijt van haar besluit van de vorige avond.
Waar was Nat? Waarom kwam hij niet aanlopen om te vragen: ‘Wat heb ik gehoord?’
‘De baan ziet er niet best meer uit,’ mopperde Mark. ‘Het gras is helemaal platgetrapt. Ik ben blij dat ik nu niet hoef te rijden.’
Peta hield haar adem in. De baan zag er gevaarlijk uit. En ze had gehoord dat er altijd wel een ongeluk gebeurde... dat er een dokter nodig was... een verpleegster.
Nu was het derde nummer aan de beurt en er waren zoveel deelnemers dat, ook al was Nat er geweest, hij Fancy waarschijnlijk niet eens had kunnen ontdekken. Peta wist hem zelf nauwelijks te onderscheiden. Ze zag Peter wel, met een geleende zijden blouse aan. Wat zag hij er goed uit...
‘Daar gaan ze!’
In een mist keek Peta naar de paarden. Ze zag het stof stuiven en een wolk vormen.
Het gebeurde vlak na het begin van de race, in het vlakke gedeelte, waar geen toeschouwers zaten.
Het was gebeurd in een fractie van een seconde... de helft van de paarden tuimelden over elkaar.
Eén paard bleef op de been... niet lang.
Toen Mark Peta rustig vertelde wat er was gebeurd met dat laatste paard - de ruiter was met de schrik vrijgekomen - had ze geweten van oom Claud, van haar jaar op Kinrow, wat er daarna zou gebeuren.
‘Mag ik er naar toe?’ huiverde ze.
‘Nee, Peta, Nat is er al, hij zorgt ervoor.’
Ze brachten haar weg maar ze bleef die scherpe knal horen. Ze wist dat Fancy dood was.