HOOFDSTUK 5
Peta kon haar plannen de volgende morgen niet zo snel verwezenlijken als ze zich had voorgenomen want de wagen van Lavender House en de groep van de Goa Stoeterij kwamen tegelijkertijd op Garo aan en Nat Trentham had iets te vertellen.
Brilliant Bess was teruggebracht zoals Peta had geëist, maar iedere triomfantelijke opmerking van Peta over ‘de beste breisters die wel eens een steek laten vallen’ werd de grond ingeboord door zijn droge: ‘Ik denk dat die onoplettendheid omstreeks maart voorgevallen is, Miss Milford. Gelukkig voor Bess is de Tasmaanse zomer niet zo heet want dan zal ze haar veulen moeten werpen.’
‘U bent nogal zeker van uw zaak.’
‘Even zeker als van Bess. Het duurt nog een half jaar eer het zomer is, dus ze kan best nog een paar maanden op Garo blijven.’
‘Ze kan best voorgoed op Garo blijven.’
‘Als het alleen om de merrie ging, zou ik het daarbij laten. Zo’n worp kan echter wel eens niet zo eenvoudig verlopen en ik houd toevallig van paarden.’
‘Ik ook.'
‘En bent u dan toch van plan ze vannacht in zo’n box te zetten?’ Hij maakte een gebaar in de richting van de stallen waar de timmerlui klaar waren, maar die verder nog ingericht moesten worden.
‘Nee. Dat wil zeggen... ik bedoel...’
‘Als ik u was, ging ik maar hard aan het werk.’ Hij bond haar drie paarden vast, sprong op zijn eigen rijdier - hij had haar drietal aan de geleideteugel meegebracht - en reed weg.
Peta deed wat hij gezegd had en ging dadelijk aan het werk. Ze had dat zo vaak gedaan dat het allemaal automatisch ging. Nu had ze nog stro nodig en het verbaasde Peta niet dat er al pakken klaar stonden. Hij had daar natuurlijk voor gezorgd! En ook voor allerlei andere handigheidjes, zoals haken om de tuigen en hoofdstellen aan op te hangen.
Toen alles klaar was, keek Peta tevreden rond. Het stro gaf een vrolijke aanblik aan de stallen en beloofde een warm bed te zijn.
Ze liep naar buiten naar de paarden en praatte tegen ze zoals ze ook op Kinrow had gedaan en onderweg naar hier.
‘Jullie moeten allemaal gaan liggen en wat uitrusten.’
Omar keek een beetje hooghartig naar haar, dacht ze, Bess afwezig... dacht Bess ergens anders aan? Aan iets in de zomer? Fancy snuffelde als altijd en Peta snuffelde terug. ‘Goed hoor, lieverd,’ lachte ze. ‘Ik heb mezelf en jou iets beloofd... en nu gaan we dat doen. Jij en ik gaan de spinnewebben wegblazen, jongen.’
Ze zette Omar en Bess zorgvuldig aan hun halster vast. Ze stribbelden niet tegen, waarschijnlijk waren ze blij dat ze eindelijk thuis waren. Ze zorgde ervoor dat ze naar buiten konden kijken - dat wilde oom Claud altijd zo - pakte haar zadel en liep naar haar lieveling.
Het paard hinnikte van vreugde en even later galoppeerden ze weg. Fancy sprong over het hek dat volgens Nat dringend aan vernieuwing toe was, op zijn gebruikelijke manier, met gestrekt hoofd en nek en zijn achterbenen onder zijn buik. Bijna direkt ging het terrein zacht hellend naar beneden.
Het was mooi - zo mooi als ze nog nooit had gezien - links en rechts van haar was het zo groen dat de lucht zelfs groen scheen te ruiken. Maar je wist dat er rotsen achter het groene gebladerte lagen, je voelde dat er diepe dalen waren, afgronden waarboven watervallen hun zilveren mist verstoven.
Ze had wel steeds verder willen rijden maar ze zou hier gemakkelijk kunnen verdwalen. Dus draaide Peta om. Fancy scheen er niet veel zin in te hebben maar, zonder op Fancy’s onwilligheid in te gaan, keerde ze vastberaden terug.
Toen ze bovenaan de helling was, zag ze de wagen van Goa aankomen. Nat stapte uit. Hij wierp een blik op haar en Fancy en zei: ‘Ik dacht dat u zich nog wel zou herinneren dat ik had gezegd dat u niet te ver weg moest gaan.’
‘Ik ben toch hier?'
‘Ja. Daar ziet het naar uit.’ Plotseling glimlachte hij op die onverwacht jongensachtige manier van hem, die je, of je wilde of niet, direkt ontwapende. ‘Wat vond u ervan, daar beneden?’
‘Het is geweldig, adembenemend mooi!’
‘Moeilijk om terug te gaan,’ knikte hij.
‘Fancy vond het in ieder geval moeilijk, hij wilde stoppen, hij hoorde iets dat zijn nieuwsgierigheid opwekte, denk ik. Zou het een Tasmaanse Duivel geweest kunnen zijn?’ Ze had weleens over die Tamaanse Duivels gelezen, hagedissen die overal elders in de wereld waren uitgestorven.
‘Paarden worden zenuwachtig, niet nieuwsgierig als er één in de buurt is,’ zei Nat, ‘ze begrijpen niets van dat schorre stemgeluid.’
‘Dan was het geen Duivel,’ knikte Peta terwijl ze afsteeg. Hij nam Fancy van haar over en liep naar de stal met Peta achter zich aan.
‘Prima werk, Miss Milford,’ zei hij toen hij alles had bekeken.
‘Dank u.’
‘U hebt echt hard gewerkt en ditmaal niet zitten dagdromen. Ik zie niets dat ik zelf niet ook zo zou hebben gedaan.’
‘Dat is nog eens een compliment,’ zei ze met iets van sarcasme in haar stem.
Hij grinnikte en zei: ‘Ja, die opmerking heb ik verdiend. Ik zal u maar niet meer belonen met woorden, want ik schijn toch steeds het verkeerde te zeggen. Ik zal u in plaats daarvan belonen met een brief.’ Hij gaf hem aan haar.
'Voor mij?’ vroeg ze.
‘De postbode kan niets afleveren aan een adres dat nog geen adres is. Dus liet hij hem bij mij achter.’
Hij vertelde haar dat Hans die nacht op Goa zou blijven en dat zij - tenzij ze ook wilde blijven — de wagen kon nemen en zelf naar het doktershuis kon terugrijden. Hij zou op Omar terugrijden.
Thuisgekomen begon ze de brief te lezen. Ze had al gezien dat hij van Mr. Gillet afkomstig was en ze was benieuwd naar het laatste nieuws:
‘Toen ik je schreef dat je de enige erfgename was van je oom, dacht ik dat de zaak daarmee was afgedaan.
Ik hoorde dit van Mr. Benton, van Benton en Blowes, die Mr. Milfords zaken behartigden. Omdat ik niet zelf het testament had gelezen, wist ik niet precies wat erin stond.
Lieve kind, toen je oom dit testament liet maken, kon hij niet weten wat hem al zo snel zou overkomen, anders had hij het geld dat je toekomt niet vastgezet tot je vijfentwintigste jaar.
Ik weet dat dit testament een slag voor je zal zijn, zeker nadat je hebt geweigerd mijn raad op te volgen en alles zo spoedig mogelijk te verkopen.
Maar beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald, kind. Mijn aanbod voor een goede betrekking blijft nog steeds van kracht. Je weet ook, dat je van harte welkom bent in mijn gezin.
Binnen afzienbare tijd zal ik de bijzonderheden van het testament sturen.
Intussen, Peta, dring ik er bij je op aan, je gezonde verstand te gebruiken, ook al geeft je hart het een andere raad. Het is nu eenmaal zo dat alles in het leven is gebaseerd op harde feiten en het feit ligt hier, dat er absoluut geen geld vrijkomt op een kleine lening na die je misschien later zult kunnen verhogen, maar wat ik je niet zou aanraden.’
Peta legde de brief neer en gromde hoorbaar. Ze had niets. Helemaal niets. Het dekgeld dat ze voor Omar had ontvangen zou nu wel op zijn en zo niet, dan was er nog maar heel weinig van over. Ze had geen idee van de Australische lonen maar ze veronderstelde dat ze niet lager zouden liggen dan in Engeland en ze wist ook dat er voor de stallen allerlei materiaal nodig was geweest. En hoe moest het met alle andere kosten? Voer? Helen?
Fancy hinnikte en ondanks zichzelf glimlachte Peta. Ze liep naar het paard toe, duwde haar hoofd tegen zijn schouder en voelde zich getroost. Een paar minuten later zat ze op zijn rug, zoals tevoren, alleen nu zonder zadel en waren ze op weg naar het dal.
<>Nauwelijks waren ze de stal uit, of Fancy had zelf de richting bepaald. Peta herinnerde zich van Kinrow, dat hij dat ook had gedaan en steeds was er bij die gelegenheden iets aan de hand geweest. Nu snoof Fancy, zette zijn oortjes rechtop en ging vastbesloten een bepaalde richting uit.
Het was dezelfde richting als de eerste keer, alleen leek de lucht nu nog groener, waarschijnlijk doordat de winterzon nu meer in het westen stond en de schaduwen het groen intenser maakten. Ik moet opletten dat het niet donker wordt, hield Peta zich voor. Maar een paar minuten later vergat ze al haar goede voornemens toen Fancy stopte, luisterde en hinnikte. Toen stortte hij zich met rechtopstaande oren en opengesperde neusgaten in het struikgewas. Takken en doorns schramden Peta’s benen. Ongetwijfeld had Fancy antwoord gekregen, een antwoord dat niet voor menselijke oren hoorbaar was. Daarom was hij daarstraks zo onwillig geweest om terug te gaan!
Maar het duurde nog tien minuten eer Peta te weten kwam wat Fancy had gehoord.
Peta en Fancy vonden hem samen. De kleine meer dood dan levende roodschimmel. Eerst dacht ze aan drijfzand, maar dan zou de pony al veel eerder zijn verdwenen. Er was geen spoor van modder of drassige grond te bekennen. Het dier lag onder aan een helling.
Maar er was iets anders... en voorzichtig liep Peta met Fancy achter zich aan verder.
Toen ze naar beneden keek, hield ze haar adem in van schrik. Nat Trentham had haar verteld over de oude mijnschachten waarmee hij te maken had gehad. Naast de roodschimmel gaapte een donker gat. De kleine roodschimmel had daarmee te maken gekregen. Peta zag het en kreunde. De situatie kon niet veel slechter zijn. De roodschimmel was van de helling gevallen, maar niet in de schacht. Hij was op de rand ervan terecht gekomen en lag daar met een vreemd gebogen been. Het been was ondanks zijn onnatuurlijke stand niet gebroken, dat kon ze zien. Maar overeind komen kon hij niet. Hoe lang lag hij al zo, dat kleine rode ding? En al was het been dan niet gebroken, misschien was het verstuikt of gekneusd. Als hij hier al de hele dag lag - of de hele nacht...
Bang dat Fancy’s bezorgdheid hen alledrie weleens in de diepte zou kunnen doen belanden, zette Peta het paard een paar meter verderop vast en liep toen voorzichtig om het gat met de schuin hellende wanden heen. Voordat het helemaal donker werd moest ze iets meer van de put weten. Hij kon diep zijn. Hij kon ondiep zijn. Soms hadden de gravers hun werk in de steek gelaten en waren dan ergens anders begonnen. Er was maar één manier om erachter te komen en dat was: zelf proberen.
De eerste stap op de helling deed haar weer denken aan drijfzand want ze voelde modder en drassige grond, maar ze zakte niet verder weg dan tot haar enkels en ze kon gemakkelijk loskomen. Weer een stap. Ja, hier was de grond van de helling steviger, er was een soort aarden wal om het gat en als ze de roodschimmel zover naar beneden kon krijgen, zou hij daarop kunnen rusten.
Nu moest ze de roodschimmel vrij maken. Ze rukte een paar struiken uit en legde ze als een soort deksel op de plek waar de eigenlijke put begon. Ze was zich er wel van bewust dat ze niet veel gewicht zouden kunnen dragen, maar op de één of andere manier vormden ze toch een soort beveiliging voor haar.
Met de pony zou ze geen moeilijkheden krijgen. Hij scheen ternauwernood nog in leven, hij bewoog zich niet toen ze op haar tenen in de modder stond en haastig voelde waarop hij was blijven hangen en hoe ze dat weg zou kunnen krijgen.
Het ging allemaal beter dan ze had durven hopen. Het uitsteeksel gaf mee toen ze eraan rukte en gleed naar beneden, in dezelfde richting als waarin ze de lange takken had gelegd. De roodschimmel gleed meer dan hij viel op de aarden wal. Nu moest Fancy helpen - hoewel het makkelijker zou zijn gegaan met een touw, dacht Peta, terwijl ze zich vanaf Fancy’s rug voorover boog en zich vasthield aan de takken en Fancy trok... en trok...
Ze gilde van de pijn in haar armen, maar ze liet niet los. De pony was gelukkig klein en licht en na een paar ogenblikken vergat Peta haar pijn. De roodschimmel was eruit!
Het dier lag op de plek waar Fancy hem naar toe had getrokken, zijn been bevrijd en, dacht ze, niet gebroken, maar zo te zien verrekt en pijnlijk geschaafd.
Wat moest ze nu doen? Ze dacht aan Goa - ze kon er op Fancy heen rijden. Een tweede blik op de roodschimmel en waarschijnlijk de laatste vanavond als het zo snel donker bleef worden, overtuigde haar ervan dat ze, als ze het dier wilde redden, het zelf moest doen. Er was geen tijd om hulp te halen, alleen tijd om naar Garo te gaan om te halen wat ze nodig had en weer terug te komen. Alles hing af van het volgende uur. De pony had warmte nodig, medicijnen... zo mogelijk voer want de uitputting kon ook ten dele zijn veroorzaakt door honger en ze wist niet hoe lang het dier al had vastgezeten. Ze legde een paar takken over hem heen als beschutting, trok haar jack uit en legde dat er bovenop.
Het was intussen snijdend koud geworden maar daar lette Peta in haar haast om naar Garo te komen niet op.
Terwijl Fancy de steile helling opklom, dacht Peta na. Wat moest ze van Garo meenemen? Erger, wat viel er mee te nemen? In gedachten telde ze iedere lap en mat die ze kon vinden en die Fancy zou kunnen dragen. Water - eerstehulp artikelen - dat zou alles zijn dat ze in een tas wist te proppen. Een lantaarn natuurlijk. Een pincet. Borax. Verbandstof. Bandages.
Fancy bereikte feilloos de wei en stopte bij de staldeur. Hij begreep alles zo goed dat ze wist dat ze hem niet vast hoefde te zetten. Terwijl ze naar blnnnen holde om alles bij elkaar te zoeken, hoorde ze hem ongeduldig met zijn voorbenen schrapen. Ze haastte zich nog meer. Ze kwam weer naar buiten en klauterde op zijn rug.
Eenmaal beneden snoof Fancy even in de richting waar ze de rood-schimmel hadden achtergelaten.
Peta knipte de zaklantaarn aan. Zo goed als mogelijk bij het onvoldoende licht onderzocht ze het dier. Het been dat zo vreemd verdraaid was geweest, moest worden gemasseerd.
Ze werkte deskundig, want dit was iets wat ze vaak op Kinrow had gedaan. Na tien minuten masseren deed ze er een bandage om. Nu begon ze de schaafwonden van de pony te behandelen met zinkzalf.
De roodschimmel snoof benauwd en ze wist dat hij een goed stoombad nodig had, want hij bleek koorts te hebben, maar eerst zou ze hem druppels geven. Ze kon ze gemakkelijk toedienen... alles verliep op een triest gemakkelijke wijze. Een gezonde pony zou hebben geprotesteerd maar daar was de roodschimmel niet toe in staat. Hij rilde nu erger dan tevoren en Peta gaf hem de antibiotica, masseerde daarna alle gewrichten, bedekte ze als ze ermee klaar was, maakte tenslotte de droge mond nat en zei hulpeloos hardop: ‘Dat is dat.’
Ze riep Fancy en hij kwam gehoorzaam. Een paar minuten later lag hij op de grond en zij leunde tegen hem aan. Ze vroeg zich af hoe laat het was. Waarschijnlijk erg vroeg. Dat betekende een lange wake. Ze deed de zaklantaarn uit.
Op de één of andere manier verstreek de eindeloze nacht. Ze merkte dat het ochtend begon te worden toen Fancy opstond en, met zijn hoeven stampend, heen en weer begon te lopen. Tegen de tijd dat ze zich uit haar verkrampte houding had bevrijd en weer in staat was zich te bewegen verscheen er een dunne geelachtige streep boven de top van de heuvel.
Ze stond op en liep naar de roodschimmel. Ze haalde de dekens weg en zag dat er meer was gebeurd dan waarop ze had gehoopt. De pony was nog steeds duidelijk ziek maar de koorts was niet meer zo hoog, de ademhaling was rustiger, het been scheen zich te hebben ontspannen. Er was geen teken, hoewel het nog vroeg was natuurlijk, van enigerlei ontsteking van de vele wonden.
Vol goede moed, opgewonden, deed ze nog eens wat ze in de afgelopen nacht ook al had gedaan. Controleren of er niets was gebroken - nu bij daglicht, want de smalle gele streep was nu breder geworden — masseren, opnieuw de wonden verzorgen. Weer de druppels. Hoewel de roodschimmel geen blijk gaf van enige allergische reactie, waarvoor ze bang was geweest, nu geen antibiotica meer. Ze bevochtigde de mond opnieuw en dekte hem toen weer toe.
Ze deed alles drie uur later opnieuw, omdat ze hem nog niet alleen durfde te laten om hulp te halen. En toen, tegen de middag, terwijl ze naast de roodschimmel neerknielde om zijn mond nog eens nat te maken, duwde hij tot haar vreugde zijn neus langs haar heen en probeerde wat gras af te trekken.
‘Fancy!’ riep ze blij, ‘hij wil eten, Fancy!’
Fancy’s gehinnik kwam op hetzelfde moment als een ongelovig: ‘Dat is niet te geloven!’
Nat Trentham stond achter haar.