Kalmukkië
Schakers zijn kwaadaardige genieën, iedereen weet het. Kennelijk gaat dat samen met schaken, dat er een steekje loszit in je hoofd. Niet voor niets was blind simultaan schaken verboden in de Sovjet-Unie. Het zou te gevaarlijk zijn voor je gezondheid. Je hebt bekende schakers die als hobby erbij gestoord zijn, zoals Bobby Fischer. En je hebt mensen die gestoord zijn en erbij schaken, zoals Alexander Pitsjoesjkin, ook wel de ‘schaakbordmoordenaar’: een man die van plan was net zo veel mensen te vermoorden als er vakjes zijn op een schaakbord. Hij kwam tot 62 – twee te kort. De zaak kreeg in Nederland, zoals zo veel andere gruwelijke verhalen uit Rusland, nauwelijks aandacht in de pers.
Mijn vader heeft ooit een wet verzonnen waarbij je het aantal doden deelt door de afstand tot Nederland. Hoe hoger de uitkomst van deze deling, des te meer aandacht krijgt het in de Nederlandse media. Die theorie klopt heel aardig. Kennelijk gaat dit ook op voor seriemoordenaars. Wel werd ik speciaal door De Standaard benaderd om een stuk te schrijven. Waarschijnlijk werkt het in België andersom: kijk, kunnen ze nu zeggen, het is daar nog veel erger dan in België.
In elk Russisch park vind je ze wel: oude mannetjes die schaak spelen op zelf meegebrachte borden of speciaal hiervoor gemaakte tafels met een ingebouwd schaakbord. Zo ook in Bitsevskipark in het zuiden van Moskou. Een van de vaste gasten daar was Alexander Pitsjoesjkin, die met zijn 33 jaar wat jonger dan gebruikelijk was. Hij kwam er regelmatig na zijn werk als vakkenvuller in een supermarkt om wat te schaken en wodka te drinken – en vervolgens iemand de hersens in te slaan. Bekenden noemden Pitsjoesjkin een sociaal en normaal persoon, alleen in het liefdesleven zou hij weinig geluk hebben – Pitsjoesjkin woonde bij zijn moeder. Liefde was ook het motief voor zijn eerste moord in 1992, toen hij een vriend uit het raam gooide. De jongen zou zijn toenmalige vriendin hebben afgepakt. De moord werd afgedaan als zelfmoord, en Pitsjoesjkin kwam ermee weg.
Deze moord staat los van zijn overige moorden, die allemaal tussen 2001 en 2006 plaatsvonden en allemaal op dezelfde plaats: in Bitsevskipark. Pitsjoesjkin had een vaste modus operandi: eerst zocht hij zijn slachtoffer in de buurt van zijn favoriete schaakplek. Meestal waren het oude daklozen, die niemand snel zou missen als zij vermoord werden. Hij begon een zielig verhaal over zijn hond die dood was, en lokte de slachtoffers vervolgens naar het graf van zijn hond in het park. Daar sloeg hij hun schedel in, meestal met een hamer en meestal van achteren, naar verluidt om bloedspatten op zijn kleding te voorkomen. Vervolgens stak hij als een soort ‘handtekening’ een tak of een scherf in de wond van het slachtoffer. Ter variatie wierp hij de lichamen af en toe in een riool.
Zoals dat gaat met seriemoordenaars, werd Pitsjoesjkin steeds roekelozer met het uitkiezen van zijn slachtoffers. De moord op een collega van de supermarkt werd hem fataal. De collega was argwanend toen Pitsjoesjkin hem uitnodigde om het graf van zijn hond te bezoeken en liet thuis een briefje achter met zijn mobiele nummer. Spoedig na de moord volgde de arrestatie. De zaak werd nog sterker toen drie daklozen, die de aanslag en de val in het riool wonderbaarlijk genoeg hadden overleefd, Pitsjoesjkin identificeerden als de aanvaller. Algauw volgden de bekentenissen.
In het huis van Pitsjoesjkin vond de politie een schaakbord. Op vier vakken na stond in alle vakken een kruis getekend, naar eigen zeggen voor elk slachtoffer één. Daarmee lijkt hij een soort morbide record te hebben willen vestigen. In 2007 kreeg hij levenslang voor de moord op 48 mensen. Zelf ging hij daartegen in beroep, volgens hem waren het er 61. Erg veel spijt had Pitsjoesjkin dan ook niet. In een interview met de tabloid Tvoi Den zei hij het volgende over zijn advocaat: ‘Ik zou hem opensnijden als een visje. Ik zou hem doodmaken als een insect, en ik zou er veel lol in hebben. Van zijn vlees zou ik riemen maken.’ Bij die riemen kon ik mij niet veel voorstellen, maar ik ben dan ook geen seriemoordenaar. Alleen de dood van zijn hond houdt hem vaak wakker na nachtmerries in zijn cel: ‘Ze ging dood. Het was mijn fout, ik heb haar niet goed… Ze had gered kunnen worden. Het was een slechte situatie… het is slecht voor mijn geweten geweest.’
Garri Kasparov is op het eerste gezicht de uitzondering op al die krankzinnige schakers. Hij runt ook nog eens de enige oppositiebeweging in Rusland, dus kan al helemaal geen kwaad doen in de westerse pers. Toch is ook Kasparov een kwaadaardig genie. De meest actieve en belangrijke organisatie in zijn coalitie van oppositiebewegingen zijn de Nationale Bolsjewieken, een groep jongeren met een nogal verwarrende filosofie, losjes gebaseerd op het communisme, vermengd met Russisch nationalisme. Hun vlag is een nazivlag waar de swastika is vervangen door een hamer en sikkel. Hun leider, de Russische schrijver Eduard Limonov, zat onder meer vast omdat hij een invasie van Kazachstan zou hebben voorbereid. In de jaren negentig ging hij in Sarajevo op bezoek om zijn buddy Radovan Karadžić een hart onder de riem te steken bij het beleg van Sarajevo. In een filmpje dat op YouTube circuleert zie je Limonov met een mitrailleur op Sarajevo schieten, terwijl Karadžić probeert zijn vrouw te bellen.* Daar hoor je nooit iemand over in Nederland, als Kasparov en Limonov weer eens een mislukte demonstratie uitvoeren. Het is simpelweg te ingewikkeld. Je hebt de kwade Poetin en Medvedev, en je hebt de aardige oppositie. Er is een kwaadaardig schaakgenie als Kasparov voor nodig om een oppositiebeweging te runnen met een misdadiger als Limonov en daarmee weg te komen.
Boven aan de lijst van kwaadaardige schaakgenieën staat Kirsan Iljoemzjinov, president van Kalmukkië, hoofd van de wereldschaakbond FIDE en een van de weinige staatshoofden ter wereld die is ontvoerd door buitenaardse wezens. Op zijn veertiende werd hij nationaal kampioen (dat wil zeggen, van Kalmukkië). Zoals wel vaker met mensen die op jonge leeftijd doorbreken, verloor Iljoemzjinov daarna zijn verstand. Tijdens de perestrojka werd hij in korte tijd rijk met schimmige autohandel en groeide al snel uit tot de rijkste man in Kalmukkië. Niet geheel verbazingwekkend werd hij kort daarna president. In 1995 kwam hij in Boedapest collega-idioot Bobby Fischer tegen die hij een tas met 100 duizend dollar overhandigde als compensatie voor de auteursrechten van een boek dat in de Sovjet-Unie was verschenen. Volgens Iljoemzjinov kwam dit bedrag uit zijn eigen zak.
Vrijwel de eerste wet die onder Iljoemzjinov werd ingevoerd was oekaze nummer 129: ‘Over de regeringssteun voor het opzetten van een schaakbeweging’. Kalmukkië is de enige plek ter wereld waar schaken een verplicht vak is op school. Dat heeft overigens wel zijn vruchten afgeworpen: het meeste schaaktalent in Rusland komt uit Kalmukkië. De president vond het ook belangrijk om een groot aantal gebedshuizen neer te zetten, waaronder een rooms-katholieke kathedraal. Er woont één katholiek in Kalmukkië. Maar dat zijn de statistieken van Iljoemzjinov, het getal kan dus overdreven hoog zijn.
In 1995 en in 2002 werd hij opnieuw gekozen. Bij de verkiezingen van 2002 beloofde hij onder meer een mobiele telefoon voor elke schaapherder. Ook maakte hij kort voor de verkiezingen bekend dat hij Diego Maradona had gecontracteerd voor FC Uralan, een plaatselijke voetbalclub waar hij de eigenaar van was – daarvan is het zeker dat het nooit gebeurd is. Campagne voerde hij in een limousine. De slogan: Een rijke president is een garantie voor het bestrijden van corruptie. Het hoogtepunt – of dieptepunt, het is maar hoe je het bekijkt – van Iljoemzjinov was in 1998, toen de wereldkampioenschappen schaken in Elista, de hoofdstad van Kalmukkië, werden georganiseerd. Hiervoor werd een complex genaamd Chess City aangelegd voor tientallen miljoenen euro’s.
Tijdens al die bezigheden had hij ook nog eens tijd gevonden te worden ontvoerd door buitenaardse wezens. In een interview in 2001 vertelt hij over zijn ervaringen: ‘De buitenaardse wezens hulden mij in een geel ruimtepak. Zij lieten mij het ruimteschip zien en het commandocentrum. Ik voelde mij op mijn gemak bij hen.’ Dat hij zich bij hen op zijn gemak voelde, ligt eigenlijk wel in de lijn der verwachtingen. Niet duidelijk werd of hij de buitenaardse wezens ook had leren schaken.
Kalmukkië leek mij, onder meer vanwege deze man, een fascinerende plek. Ik hoefde niet lang na te denken toen een vriend mij uitnodigde voor een congres in Elista.
Ik vloog naar Volgograd, wat er in de buurt ligt, op bezoek bij de moeder van een goede vriendin van mij in Moskou. Tamara werkt als onderwijzeres op school nummer 2. Ik ging er langs voor een reportage, omdat de school een prijs had gekregen in het kader van de Nationale Projecten, een ambitieus plan van de regering waar miljarden euro’s aan oliegeld tegenaan worden gegooid om het onderwijs en de infrastructuur in Rusland te verbeteren. Ze mochten een miljoen roebel besteden aan het opknappen van hun school. Op bezoek bij de school lieten de leraren doorschemeren dat zij geen keus hadden in de spullen die zij kochten, en bij wie precies. In elke klas hing bijvoorbeeld een digitaal schoolbord, maar de lerares Engels kon ook niet precies uitleggen wat ze aan dit schoolbord had. Er konden wel plaatjes op worden geprojecteerd, maar hoe je nou iets op een bord schreef werd niet helemaal duidelijk.
Op de gang kwam ik de lerares Russische literatuur tegen, die zojuist was verkozen tot beste lerares van de stad. Die reputatie dankte ze aan haar multimediale aanpak, die zij erg serieus opvatte. Ze nam bijvoorbeeld wel eens een zak paardenmest mee naar school om haar leerlingen te laten ruiken hoe een bepaalde landweg uit Dostojevski’s Misdaad en straf rook. Daar heb je geen digitaal schoolbord voor nodig, lijkt me. Maar daar zal de digitale schoolbordfabrikant wel maling aan hebben. Langzaam liep de reportage over in een soort rondleiding door de school. Een leraar Duits was twintig jaar geleden een museum begonnen in een van de klaslokalen. Voor dit museum had hij een aantal portretjes van lokale oorlogshelden gemaakt. Dat deed hij op gips, met een techniek waar hij naar eigen zeggen het patent op had tot het jaar 2018. En bovendien ging gips veel langer mee. Een goedgemaakt plaatje zou volgens hem duizend jaar meegaan.
Twee van de leraren nodigden mij uit om een bord borsjtsj te gaan eten. Bij het eten van de borsjtsj lanceerde een van de leraressen een leeg theezakje.* Na de lunch namen ze mij mee naar een galerie, die was gehuisvest in een van de weinige gebouwtjes die nog stamden uit de tijd van voor de Tweede Wereldoorlog. Volgograd, het voormalige Stalingrad, is tijdens de Tweede Wereldoorlog compleet met de grond gelijk gemaakt.
Iedereen die iets tegen moderne kunst heeft, en altijd opmerkt: ‘Dat kan mijn neefje van drie ook’, zal aan zijn trekken komen in een Russische kunstgalerie, waar de beeldende kunst ergens in 1850 is blijven steken, nog ruim voor het impressionisme. De conservator van deze galerie had het aangedurfd om een modern standbeeld neer te zetten, tot afgrijzen van de onderwijzeressen.
Die avond was ik uitgenodigd op de datsja van wiskundelerares Natasja. Ik mocht het niet vertellen aan Ljoeba, die het theezakje had gelanceerd en in een nabijgelegen datsja woonde, anders zou ze beledigd zijn dat ze niet was uitgenodigd. School nummer 2 was duidelijk een school met intriges. Maar dat zal wel op elke school hetzelfde zijn. Er groeiden aardbeitjes op haar landje en haar huisje was precies groot genoeg voor een eenpersoonsbed. Anton Pieck zou hier zijn inspiratie vandaan hebben kunnen halen. Toen iedereen voldoende dronken was ging het gesprek over op serieuze zaken, zoals vreemdgaan. Tamara vertelde over haar overspelige buurman, die in de garage door zijn vrouw en kinderen op heterdaad was betrapt met zijn minnares. De man zei: ‘Kijk niet met je ogen, maar met je geweten!’ Ik vond het knap dat de man op dat moment (überhaupt) iets kon zeggen, hoe onlogisch het ook was.
Na een paar uur slaap ging ik naar het busstation, waar mijn bus naar Elista om zes uur ’s ochtends zou vertrekken. Toen ik uit de taxi stapte zag ik twee paspoorten op de grond liggen. Het was het nationale en internationale paspoort van een of andere man. Alle Russen hebben in het kader van ‘waarom makkelijk doen als het ook moeilijk kan’ zowel een ‘nationaal’ als een ‘internationaal’ paspoort. Het is nog een restant uit de Sovjettijd, toen het maar voor een paar gelukkigen was weggelegd om te reizen naar het decadente Westen. Toen ik in Volgograd een vliegticket wilde kopen, bleef het meisje maar vragen of mijn paspoort nou nationaal of internationaal was. Ze nam geen genoegen met mijn logische antwoord en begon diverse bazen van diverse subafdelingen te bellen. Ik liet het paspoort achter en zei dat ik het ticket over vier uur op zou halen.
De twee gevonden paspoorten bracht ik naar een nabijgelegen politiebureau, waar de eigenaar al op zijn paspoorten zat te wachten. Het was een heel vieze alcoholist, en hij was zijn paspoorten ongetwijfeld kwijtgeraakt in een of andere drankorgie de dag ervoor. In zijn paspoort had ik gezien dat de man net als ik dertig was. Hij zag eruit als vijftig en alsof hij elk moment het loodje kon leggen, wat nog best zou kunnen ook. Hij zocht tevergeefs naar wat geld om mij te kunnen belonen, en bedankte mij toen maar met een heel gore hand.
Eerder was ik in Moskou zelf mijn paspoort kwijtgeraakt na een reportage in een homobar genaamd ’t Elfje in Moskou. Toen werd ik, wonder boven wonder, enige weken later, nadat ik alle hoop al had laten varen, door het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken gebeld dat iemand mijn paspoort had gevonden. Ik sprak met een dame af op een metrostation. Gek genoeg wilde ze geen geld, zo had ze alvast over de telefoon bekendgemaakt, want ze was naar eigen zeggen een succesvolle zakenvrouw. Dus had ik maar de grootste bos bloemen in de bloemenzaak gekocht. Raar vond ik het wel. Op het perron kwam de aap uit de mouw: De vrouw was niet alleen gekomen, maar met een vrouw van in de dertig met een verlopen permanentje. ‘Dit is Lena, mijn zus uit Moermansk.’ Vervolgens keken de twee mij verwachtingsvol aan. Ik denk dat het de bedoeling was dat ik met Lena in Moermansk ging wonen en werken.
Daar zat ik in het minibusje over te mijmeren, uitkijkend op de eindeloze steppe en geklemd tussen een hoop Kalmukken die onderweg naar huis waren. Ik werd ruw uit mijn mijmeringen gehaald door de passagiers, die het nummer ‘Du hast den schönsten Arsch der Welt’ meezongen dat door de luidsprekers schalde. Maker van het nummer is de Duitse dj Alex C, die er een zeer klein hitje mee scoorde in 1998, en geheel volgens de Russische tradities populair is omdat het a) een oud nummer is en b) heel erg slecht is. Jong en oud zong vrolijk mee, er waarschijnlijk niet van op de hoogte wat een Arsch is.
Onderweg stopten we bij een wegrestaurant in de vorm van een boeddhistische tempel, waardoor ik begreep dat we intussen in Kalmukkië waren beland. Kalmukkië is de enige boeddhistische regio in Europa. De Kalmukken stammen af van de Mongoolse stammen, die in de zeventiende eeuw naar dit gebied trokken. Net als alle andere religies werd het boeddhisme in de communistische tijd verboden en onder Stalin werden de monniken naar Siberië gedeporteerd. Bij het wegrestaurant stapte een van de passagiers uit. Tot mijn stomme verbazing stapte dezelfde passagier een paar uur later bij een ander wegrestaurant weer in.
Aangekomen in Elista, de stoffige hoofdstad van Kalmukkië, checkte ik in bij een stoffig hotelletje en werd onmiddellijk opgepikt om door te gaan naar een stoffig zaaltje, waar al drie dagen een congres aan de gang was naar aanleiding van de moord op de journaliste Larisa Judina in 1998. Een paar dagen voordat zij een vrij vernietigend artikel zou publiceren over het misbruik van gemeenschapsgeld door Iljoemzjinov werden haar hersenen ingeslagen. Dit gebeurde vlak voor aanvang van de schaakkampioenschappen. Judina had onderzoek gedaan naar de financiering van het Chess City complex. Van de drie daders was er één toevallig een adviseur van de president. Natuurlijk heeft de moord volgens Iljoemzjinov niets te maken met de publicatie of met hemzelf. Bizar genoeg kreeg Judina in 2000 nota bene van de toenmalige president Poetin een postume onderscheiding voor haar moed.
Ik was nog net op tijd voor een concluderende PowerPoint-presentatie van de moord op Judina. Toen ik het stoffige zaaltje binnenliep schoot een bliksem door haar foto in het kader van eenvoudige symboliek. Bij de lunch na afloop van het congres kwam ik toevallig genoeg een bekende tegen. Het was Delyash, een Nederlands-Kalmukse die ik in Moskou had geïnterviewd over twee Kalmukse jongens die ten onrechte in de gevangenis zaten. Na de lunch vertrok de delegatie om bloemen te leggen bij het graf van Judina. We werden allemaal in een klein busje gepropt, de zogenaamde marsjroetka. De marsjroetka is het favoriete vervoermiddel van Russen, wat voor mij een compleet raadsel is aangezien je er als een sardientje in een blikje ingepropt zit.
Een van de mensen van de delegatie vertelde dat hij nooit meer in een marsjroetka reed omdat hij dan altijd verwikkeld raakte in ellenlange maatschappelijke discussies. Een vrouw zei dat het einde zoek is als mensen lange maatschappelijke discussies uit de weg gaan, en de twee raakten verwikkeld in een lange maatschappelijke discussie. Op de begraafplaats werden de bloemen zonder speech of wat dan ook neergelegd, en dat had eigenlijk wel wat. Bovendien was de hitte niet te harden. Op weg naar het busje vertelde een van de aanwezigen dat het op de dag van de begrafenis van Judina de heetste dag in tientallen jaren was. Een van zijn vrienden klaagde toen dat het veertig graden in de schaduw was. ‘Ga dan uit de schaduw,’ was zijn antwoord.
Een van de aanwezigen wilde mij wel wat plekjes in Elista laten zien. Laten we hem voor het gemak Joeri noemen – van mij hoeven niet ook nog eens zijn hersenen ingeslagen te worden. We reden naar Chess City, het stadsdeel dat speciaal voor de schaakspelen in 1998 was aangelegd. Als er in ieder geval nog mensen woonden, desnoods rijke en corrupte mensen, zou de aanleg van het stadsdeel nog enige zin hebben gehad. Maar de huizen stonden leeg. Er was alles aan gedaan om de indruk te wekken dat het een drukke en welvarende volkswijk was. Er stond zelfs een vuilniswagen van Duitse makelij, op het eerste gezicht op weg naar de volgende vuilniszak. De wagen stond echter al tien jaar op exact dezelfde plaats. Alleen de façades waren goed onderhouden, terwijl de achterkant al langzaam begon in te storten.
Achter de huizen was een prachtig zicht op de steppegronden die Elista omgeven. Joeri wees een beekje aan waar Judina’s hersens met een hamer waren ingeslagen. Haar lichaam was onceremonieel in de langsstromende beek gedumpt. In het midden van Chess City stond een schaakmuseum, met veel marmer en goud en levensgrote portretten van Iljoemzjinov en binnenlandse en buitenlandse hotemetoten. Dergelijke geldsmijterij heb ik wel vaker gezien in Rusland, maar meestal weet je in ieder geval dat het geld van een oligarch is of dat het uit de winst van olie komt. Wat alles nog erger maakt, is dat Kalmukkië een straatarme republiek is, met een gemiddeld maandinkomen van honderd euro en met een uitzonderlijk treurig verleden. Ooit waren het dappere strijders, gevreesd tot in Europa, nakomelingen van Djengis Khan, levend als nomaden op de steppe. In Tsjetsjenië hoorde ik eerder dat zij van alle volkjes in de Kaukasus alleen de Kalmukken vrezen. Als de Tsjetsjenen bang voor je zijn, dan weet je dat je iets goed doet op het gebied van angst aanjagen. In de tijd van de Sovjet-Unie werden zij, net als alle andere nomaden in het kader van het beschavingsoffensief, gedwongen om op een vaste plaats te gaan wonen en in een collectieve boerderij te werken, wat desastreus was: in de jaren dertig stierven 60.000 Kalmukken van de honger. En alsof dat nog niet erg genoeg was, lag Kalmukkië midden in het oostfront tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarbij Elista met de grond gelijk werd gemaakt.
En alsof dát niet erg genoeg was: toen het Rode Leger Kalmukkië heroverde op de Duitsers, werd de gehele Kalmukse bevolking gedeporteerd, net als de Tsjetsjenen vanwege vermeende collaboratie met de Duitsers. Joeri bracht mij naar een gedenkplaats voor de gedeporteerden. Pas in 1956 mochten de Kalmukken terugkeren naar hun geboortegrond. In de tussentijd was de bevolking in de Siberische strafkampen gedecimeerd. Dat wil zeggen: de Kalmukken die het transport naar Siberië al overleefden. Bij de gedenksteen stond een treinwagon waarmee de Kalmukken naar Siberië werden gestuurd. Twee jongetjes speelden op het balkon van de trein. Midden in de oorlog duurden de tochten per trein twee, soms drie weken. Ik merkte tegen Joeri op dat de wagon op een veewagon leek. Joeri antwoordde dat het een veewagon was. ‘Er zaten veertig man in zo’n wagon. Een gat in het midden van de wagon diende als toilet. Kalmukken kregen twee uur om hun spullen te pakken. Niemand was voorbereid op de Siberische kou.’ Zo waren een hoop Kalmukken al doodgevroren voordat zij bij de Goelagkampen aankwamen.
Een bruidspaar liet zich met ernstig gezicht voor de treinwagon fotograferen. Joeri vertelde dat het een populaire fotoplek was voor bruidspaartjes. Het leek mij vreemd om op de gelukkigste dag van je leven je te laten fotograferen op zo’n treurige plek, maar het had ook wel wat. Toch zie je in Nederland mensen meestal niet poseren voor een oorlogsmonument. Terwijl ik het echtpaar voor de trein fotografeerde moest ik denken aan een opmerking van mijn Russische vriendin Marina. Ik had haar verteld dat mensen in Nederland behalve voor de wet ook vaak voor de kerk trouwen. Zij vertelde dat het in Rusland niet zo vaak voorkomt dat mensen voor de kerk trouwen. Ik vroeg waarom. Antwoord Marina: ‘Als je voor de kerk trouwt, dan trouw je voor altijd.’
Joeri zette mij af bij het hotel, waar ik nog steeds met de receptionist in een strijd was verwikkeld of ik daar wel zomaar kon overnachten zonder reservering. In de tussentijd maakte ik gebruik van de kamer van Boris, die mij voor de conferentie had uitgenodigd. Boris maakt deel uit van een uitstervend ras in Rusland: van mensen die het nog wat kan schelen dat Rusland rap in een dictatuur verandert. Zijn baan is het monitoren van problemen die Russische journalisten ondervinden bij het doen van hun werk. Daar valt ook doodgeschoten worden onder, vandaar de conferentie.
Boris woont met zijn vrouw en twee kinderen in een piepklein appartementje in een smerige industriële stad, net buiten Moskou. Als ik op bezoek ben moet ik in een bepaalde positie zitten, dan pas ik precies met het gezin in de keuken waar zoals overal in Rusland het leven zich afspeelt. Boris is een oude hippie (‘gippie’ op zijn Russisch); regelmatig spreek ik met hem af in een biker bar in Moskou waar ze allerhande archaïsche muziek uit de jaren zeventig draaien. Jevgenija, de dochter van Boris, is een hippieadept en groot fan van Shocking Blue. Ze brengt haar dagen door met haar gitaar voor de spiegel, luid meezingend met Mariska Veres, van wie zij groot fan is en aan wie zij meerdere brieven heeft gestuurd – zonder antwoord te krijgen. Nou is dat ook niet zo gek, want Veres leeft al enige tijd niet meer.
Met Boris ging ik in Elista op zoek naar een drinkbare espresso, en de grootste boeddhistische tempel van Europa. De tempel was makkelijker gevonden dan de espresso. Misschien was het de hitte, misschien het boeddhisme, maar Kalmukkië deed mij meer aan Thailand dan aan Rusland denken. De Kalmukken zijn rustige mensen, en voor een Russische stad van dit formaat was het aantal hoeren en dronkenlappen onvoorstelbaar klein. We liepen langs het centrale plein, waar als compromis met het verleden het Lenin-standbeeld wel is behouden, maar is verplaatst naar een hoek van het plein. Op zijn oude plaats stond nu een boeddhistisch tempeltje. Ik probeerde de gedachten van Lenin te raden.
Even verderop kwamen wij uit bij de grote tempel, die rond de schaakspelen ook nog even voor miljoenen euro’s was neergezet door Iljoemzjinov.* Hiervoor had hij een leuke plaats uitgezocht, namelijk boven op een heuvel. De tempel was er neergeplempt zonder enig geologisch onderzoek whatsoever. Nu stond de tempel er tien jaar en begon de fundering op sommige plaatsen al in te zakken. Voorbijgangers gaven een draai aan een aantal langwerpige rollen. Een aardige passant vertelde dat een goede boeddhist zo’n drieduizend gebeden per dag moest doen, maar dat een draai aan een rol telt voor vijfhonderd gebeden. Op de rol staat de mantra, vandaar. Een praktische godsdienst.
Binnen rook het naar zweetvoetjes en werd een bruidspaar gezegend door een monnik voor een groot plastic Boeddhabeeld – het grootste van Europa, al had ik al enige uren het gevoel niet meer in Europa te zijn. Of in Rusland, wat op zich geen onprettig gevoel was. Juist op dat moment liep een luidruchtige Russische toerist binnen die vrij schaamteloos foto’s maakte van het bruidspaar en de monnik, hoewel het verboden was om foto’s te nemen in de tempel. De monnik roezemoesde wat met de Rus, die naar de collectebus liep en er een dik pak roebels in gooide en weer doorging met fotograferen. Een praktische godsdienst.
Hoewel, zo praktisch is dat boeddhisme ook weer niet: in Bangkok vroeg ik eens een monnik een foto van mij en mijn vriendin te maken bij een tempel. Mijn vriendin bood vervolgens als wederdienst aan om een foto van de man en zijn collega-monniken te maken. De monnik gaf zijn toestel aan mijn vriendin. Toen zij het toestel terug wilde geven liep de man enigszins verward weg. Een bijstander vertelde dat monniken geen spullen van vrouwen aan mogen raken. Zij moest het toestel eerst op de grond leggen, waar dan waarschijnlijk al die zwarte vrouwenmagie eruit werd gezogen. Vervolgens pakte de monnik het toestel weer op. Later zat ik op het eiland Ko Tao op het strand te ontbijten. De serveerster kwam langs om mijn bord af te ruimen. Bij het zien van mijn bord bleef ze echter staan en begon vrij lang naar de zee te turen. Ik keek naar mijn bord. Daar liep een mier te sjouwen met een broodkruimel. Geduldig wachtten wij tot de mier de broodkruimel van het bord had getild, waarna ze mijn bord meenam naar de keuken.
Eerder had Joeri mij al verteld dat de meeste westerlingen aanhanger zijn van de Theravada-variant van het boeddhisme, zoals je die ook in Thailand hebt, terwijl de Kalmukken aanhangers van het Tibetaanse boeddhisme zijn. Desondanks trekken jaarlijks duizenden toeristen, door Joeri kernachtig omschreven als ‘oude gippies’, naar Kalmukkië. Joeri vertelde mij over een uitzonderlijk geval, een Amerikaanse vrouw die eerder vijftien jaar in Tibet had gewoond en daar naar eigen zeggen het nirwana had bereikt. Dat had echter wel een prijs: die vijftien jaar had de vrouw geen tijd gehad voor aardse dingen zoals persoonlijke hygiëne. De stank die om de Amerikaanse hing omschreef Joeri als ‘een muur’ en hij voegde eraan toe dat ze zich voortdurend krabde. Lijkt mij lastig mediteren. Om aan al die westerse toeristen tegemoet te komen werd nu ook een Theravada-tempel gebouwd.
De zoektocht naar de espresso bleek een vruchteloze onderneming, dus keerden Boris en ik terug naar het hotel waar een ‘sobere bijeenkomst’ was georganiseerd om de conferentie af te sluiten. Maar hoezeer ik mij ook in een ander land waande, dit bleef Rusland en dus werd er flink gedronken. Sterker nog, zo’n beetje alle twintig aanwezigen wilden wel een toost uitbrengen. Langzamerhand werden de wodkaflessen leger en werd het voor mij steeds lastiger om een geciviliseerd gesprek te voeren. Het is moeilijk om sober over te komen als je katjelam bent. Tegenover mij zat de zus van Judina, die ik eerder die dag huilend de grafzerk had zien omhelzen. Naast mij zat de voormalig openbaar aanklager, die de laan uit was gestuurd omdat hij van plan was de zaak daadwerkelijk uit te gaan zoeken. En dat was natuurlijk niet de bedoeling.
Het werd een beetje gênant toen een kennis van Judina het woord vroeg en, ongetwijfeld dronken, begon te vertellen dat Judina op een bepaald moment tweehonderd gram wodka in een keer achterover kon slaan na het schrijven van een geslaagd stuk. ‘Dat is niet aardig,’ zei de zus, en weigerde haar glaasje te heffen – waar overigens nooit mee geklonken wordt als de toost wordt uitgebracht op een overledene. Die avond at ik de eerste keer van een lange lijst Kalmukse gerechten die over het algemeen vrijwel uitsluitend uit schaap bestaan en best lekker zijn. Het hoofdgerecht bestond uit schaap met aardappelen en rauwe ui.
Na het sobere drinkfestijn hadden een paar nog wel zin in een feestelijk drinkfestijn. We belandden in een van de openluchtcafés die over heel Rusland in de zomer als paddenstoelen uit de grond schieten. Het zijn meestal wat kampeersetjes waar alleen bier geschonken wordt en waar de muziek altijd op het maximumniveau staat. In dat café kwam ik erachter dat Kalmukse vrouwen officieel de mooiste vrouwen ter wereld zijn. Helaas zaten aan onze tafel uitsluitend mannen, onder wie een man die geobsedeerd was door Noorwegen. Het kom hem niet schelen dat ik uit Nederland kwam, hij wilde alles over Noorwegen weten, dus ik vertelde hem het enige wat ik wist van Noorwegen: dat er een cabaretier optreedt die een sketch van Toon Hermans playbackt terwijl hij een grote vis over zijn hoofd trekt. Bij een andere Kalmuk, een voormalig burgemeester die ook door Iljoemzjinov de laan uit was gestuurd, drong het wel door dat ik uit Nederland kwam. Zijn reactie: Nederland! Tijl Uilenspiegel!
Toen ik de volgende dag wakker werd lag er een servetje op mijn nachtkastje met OEH in blokletters erop geschreven. Het stond er in mijn eigen semileesbare handschrift, maar ik kon mij niet meer herinneren waarom ik het had opgeschreven.
De delegatie van het congres was al teruggevlogen naar Moskou en het volgende vliegtuig ging pas twee dagen later, dus besloot ik om nog maar wat langer te blijven. Delyash, de vrouw die ik eerder in Moskou had ontmoet, had mij uitgenodigd om langs te gaan bij een vriendin van haar die gehandicapt was en al sinds maanden niet meer buiten was geweest omdat zij met haar rolstoel niet de trap af kon. Elza woonde weliswaar op de eerste verdieping en er lag een soort plank op de trap waar ze in theorie af kon rollen. Maar de plank was erg steil en er waren, zo bleek, drie mannen voor nodig om de rolstoel naar beneden te duwen. En die zijn ook niet altijd bij de hand. En dat is nog maar het begin. Rusland is een groot ingewikkeld parcours voor gehandicapten. Het is al lastig om een weg over te steken als je benen hebt die wel werken.
Elza vertelde dat zij was uitgenodigd door het ‘ministerie van Sociale Groei’ om deel te nemen aan een of andere commissie voor gehandicapten. Helaas had het ministerie geen opgang voor gehandicapten en meldde zij zich al drie jaar af voor vergaderingen. Zij heeft wel eens voorgesteld om bij haar thuis te vergaderen, maar dat ging natuurlijk veel te ver voor de commissie van bevordering van de positie van gehandicapten.
Het nadeel van het wonen op de eerste verdieping is dat je weinig uitzicht hebt. Dat lijkt mij best belangrijk als je vrijwel alleen maar thuis bent. Elza’s raam keek uit op een betonnen muur waar iets van een gasleiding op liep. Ze had een verzoek ingediend bij de gemeente om in ieder geval haar ramen groter te laten maken, zodat ze iets van de hemel zou kunnen zien, die in Kalmukkië bijna altijd blauw is. Drie jaar later had ze nog niets gehoord en besloot ze zelf de ramen erin te laten zetten. Nu gaat het grootste deel van haar uitkering naar de afbetaling van krediet voor de ramen. Niet lang nadat de ramen erin waren gezet, kwam alsnog een ambtenaar langs om door de gemeente gesubsidieerde ramen erin te laten zetten. Commentaar van de man: ‘Waarom heb je niet even gewacht?’
Toen we de rolstoel naar buiten hadden gesjouwd vertelde Elza over het ongeluk, achttien jaar geleden, toen zij de straat overstak en door een auto werd geschept. De auto reed door, de dader is nooit gevonden. Juist op het moment dat Elza haar verhaal vertelde probeerde een auto ons op de stoep te passeren.
Eerder die maand liep ik in Moskou op straat en hoorde ik getoeter achter mij. Het was een Hummer die op de stoep reed en mij sommeerde om een stap opzij te doen. In een eerste Hollandse reactie deed ik geen stap opzij, tot de man kwaad uit zijn Hummer stapte. Ik moest denken aan drie voetgangers die onlangs het lef hadden gehad om over te steken op een zebrapad, iets wat niemand met gezond verstand in Moskou doet. Een passerende automobilist was zo kwaad dat hij moest remmen, dat hij uit zijn auto stapte en de voetgangers neerschoot. Twee van hen werden in het ziekenhuis opgenomen met schotwonden. Met dat in mijn achterhoofd stapte ik opzij en liet de Hummer toeterend over de stoep verder rijden.
Later die maand zocht ik Roman Loetosjkin op in een gevangenis in Petersburg, waar hij al tien dagen vastzat omdat hij uit protest tegen de wetteloosheid op de Russische wegen naakt wat rondjes had gefietst voor het Petersburgse Winterpaleis. Hiermee vroeg hij aandacht voor meer veiligheid voor fietsers, bijvoorbeeld door het maken van fietspaden. Loetosjkin strijdt ook regelmatig voor meer (en hopelijk schonere) openbare toiletten, en meer vuilnisbakken. Dat is geen slecht idee, soms loop je een halfuur met een bananenschil, op zoek naar een prullenbak, om hem uiteindelijk alsnog op de grond te gooien.
Loetosjkin begon zijn acties voor verkeersveiligheid nadat hij getuige was van een ongeluk. Dat vormde een goed voorbeeld van wat president Medvedev omschreef als ‘juridisch nihilisme’ in Rusland: een vrouw werd doodgereden door een roekeloos rijdende politieauto, die na het ongeluk doorreed. Getuigen waren bang om de waarheid te vertellen aan een andere politieagent, die even later aan kwam rijden. ‘Toen ik eenmaal mijn verhaal had gedaan, waren anderen ook bereid een getuigenis af te leggen. Op dat moment besefte ik dat mensen gewoon een duwtje nodig hebben.’ Zo begon hij zijn Zwarte Vlag-beweging, die demonstraties organiseert in zo’n twintig Russische steden.
Met Elza manoeuvreerden wij ons een weg door het verkeersgeweld van Elista. Toen we bij de nieuwe tempel op het Leninplein uit kwamen lag er wel een stoepje voor invaliden, maar in het kader van onverantwoorde geldsmijterij was het gemaakt van glad gepolijst marmer en onneembaar voor een rolstoel. Dus opnieuw duwden we Elza met een paar man naar boven zodat zij een zwengel kon geven aan de gebedsrol. Op de terugweg liepen we langs een cultureel centrum waar Elza vroeger vaak kwam, maar waar ze al achttien jaar geen stap had binnengezet. Haar klachten over het gebrek aan voorzieningen vond ik wel terecht, maar er was nog een veel dieper en pijnlijker probleem: dat buren, passanten en winkeliers ook nauwelijks een poot uitstaken. Je zou denken dat je vaker dan eens in de vijf maanden iemand op kan trommelen om je naar beneden te zeulen. We liepen langs haar buurtkruidenier waar zij al tien jaar lang – tevergeefs – vroeg om een plank voor haar neer te leggen. Toen ik haar vroeg naar dat gebrek aan sociale hulp, viel er een pijnlijke stilte.
Gelukkig was er nog een gezellige bovenbuurvrouw die kwam buurten. Zij vertelde over haar dochter, die, net als andere jonge Kalmukken, naar Moskou was vertrokken op zoek naar werk en die, net als andere jonge Kalmukken, aan de slag kon in een van de duizenden sushirestaurants in Moskou. Moskovieten zijn gek op sushi. Kalmukken lijken van alle Russen het meest op Japanners en dus zijn alle medewerkers Kalmukken. De dochter van de buurvrouw was, net als veel andere buitenlanders in Rusland, door skinheads mishandeld. In dit geval was zij met een gebroken fles bewerkt. Bij het opsporen van verdachten is de politie laks. De overheid ziet voorlopig meer heil in het ontkennen van het probleem van racistische groeperingen. De chef van de Moskouse politie maakte het helemaal bont toen hij tijdens een persconferentie stelde dat er in Moskou ‘geen skinheads’ actief waren. Dit terwijl het aantal skinheads in Rusland wordt geschat op zestigduizend.
Die laconieke houding tegenover racisme komt ook terug in peilingen die vorig jaar zijn gehouden. Daaruit bleek dat 61 procent van de ondervraagden wel iets zag in de leus ‘Rusland voor de Russen’. Dat is tweemaal zoveel als in 1998. 12 procent dacht positief over fascisme. De vijandige houding is niet exclusief tegenover buitenlanders. Ook synagogen zijn regelmatig doel van aanslagen: 27 in 2005. Maar vooral buitenlandse studenten en gastarbeiders uit Centraal-Azië zijn een buitengewoon kwetsbare groep. In 2008 werden meer dan 85 buitenlanders vermoord door skinheads.
De moordenaars worden ook steeds brutaler, omdat de overheid helemaal niets tegen hen onderneemt. Skinheads staken een 22-jarige Armeniër dood op een druk metroperron in Moskou. Een moordaanslag op een 9-jarig zwart Russisch meisje volgde direct na de veroordeling van een man die even daarvoor een ander 9-jarig zwart meisje had vermoord. Een Tadzjiekse gastarbeider werd vermoord en onthoofd. Skinheads namen zijn hoofd mee, fotografeerden het en zetten het op hun website. De boodschap: jullie kunnen ons niet stoppen en wij zijn nergens bang voor. Ook antiracismeactivisten zijn niet veilig: eerder werd activist Nikolaj Girenko doodgeschoten. Dit als wraak voor zijn rol als getuige-deskundige in een proces tegen neonazi’s.
In Sint-Petersburg sprak ik Saiful Islam, een jonge student medicijnen uit Bangladesh, die net als veel buitenlanders in Rusland was gaan studeren vanwege de relatief lage studiekosten. Op klaarlichte dag, midden op een drukke straat, werd hij door een groep skinheads in elkaar geslagen. ‘Ze sloegen op mij in met een knuppel en een metalen buis en ze schopten mij tot ik mijn bewustzijn verloor.’ De gevolgen van de vechtpartij waren nog goed te zien. Op zijn hoofd zat een enorme buil met een open wond, een andere buil op zijn oogkas, het oog bloedrood gekleurd. Het ergste vond Islam dat niemand een vinger naar hem uitstak: ‘Het was midden op de dag, de straat was vol met mensen. Maar er was niemand die iets durfde te doen. Twee mensen die te hulp schoten werden door vier aanwezige politiemannen tegengehouden.’ De politie zelf greep evenwel niet in. Toen Islam bij bewustzijn kwam, zag hij zelfs een van zijn belagers rustig met de politiemannen praten. Hij vroeg zelf met een bebloed hoofd de politieagenten om hulp, maar kreeg te horen dat hij zich bij de dichtstbijzijnde politiepost moest melden.
Zwarte mensen worden in Rusland nog steeds gezien als iets bijzonders, op zijn best in de onschuldige vorm, als een soort van exotica. Dmitri Doebrovski, verbonden aan de Europese Universiteit in Petersburg, vertelde mij over een meisje uit een Afrikaans land dat bij hem colleges volgde. In de winter werd zij op de drukke Nevski Prospekt met sneeuwballen bekogeld door jongens die tegen haar riepen: ‘De aap is gearriveerd!’ ‘En het ergste is dat noch passanten noch de aanwezige politie er iets van zeiden,’ vertelde Doebrovski. In Moskou zag ik eens een zwarte man lopen, hij was netjes gekleed en leek mij een diplomaat van een of ander Afrikaans land. Een groep Russische toeristen uit de provincie merkte de man op en vroeg of zij met hem op de foto konden. Voordat de verbouwereerde diplomaat kon antwoorden was de foto al gemaakt.
Al deze ervaringen bereidden mij een klein beetje, maar niet veel, voor op het volgende bezoek. Met Delyash reed ik naar het dorpje ‘Zonnetje’, net buiten Elista. Daar woonde Nina met haar ouders in een piepklein huisje. Nina kon geen baan vinden in Elista en vertrok naar Moskou, waar zij een baantje kreeg in een levensmiddelenwinkel. De moeder van Nina liet mij een foto zien van Nina, net aangekomen in Moskou, vrolijk frietjes etend bij een Moskouse McDonald’s. Op een dag kwam een skinhead de winkel binnen en beroofde Nina. Er was een andere klant aanwezig, een man uit Tadzjikistan. De twee werden langdurig mishandeld door de skinhead. De Tadzjiek overleed uiteindelijk aan zijn verwondingen. Met een luchtbuks schoot de skinhead Nina’s ogen eruit en schoot in haar vagina. Hij ging ervan uit dat ze allebei dood waren en ging ervandoor. Bebloed en op de tast vond Nina een weg naar buiten en belandde op de een of andere manier op de eerste hulp, waar zij aanvankelijk niet werd geholpen omdat werd aangenomen dat ze een dronkenlap was en daar is geen haast mee.
Nu woont Nina weer met haar ouders in Kalmukkië. Ironisch genoeg vertrok Nina naar Moskou om geld te verdienen voor een oogoperatie voor haar moeder, die nog maar 50 procent zicht heeft. Die operatie is nog steeds niet uitgevoerd, geld is er niet. Uiteraard heeft de hele zaak geen enkele aandacht gekregen in de Russische pers en uiteraard kan Nina niet rekenen op de barmhartigheid van Iljoemzjinov.
Je zou denken dat je na zo’n ongeluk de lol in het leven een beetje bent kwijtraakt. Zo niet Nina, die niet al te veel leek te piekeren over de aanslag. Zelden ben ik zo’n optimist tegengekomen. Boeddha was haar in ieder geval goedgezind, want een jaar geleden ontmoette zij een jongen over de telefoon (wat dat ook mag betekenen). Ze liet mij een foto zien die zij min of meer op haar gevoel had gemaakt, het was een net zo vrolijke Kalmuk als Nina. Een maand nadat ze waren getrouwd en hij bij haar was ingetrokken, had ze een droom waarin ze op een tobbe stond met een zwarte en witte hond die haar in haar kuit beten. Toen wist zij onmiddellijk dat ze zwanger was, van een tweeling. Persoonlijk had ik de droom misschien anders geïnterpreteerd, maar ik kan dan ook niet zwanger worden.
Een maand later vertelde de dokter, die eerder had gezegd dat zij waarschijnlijk geen kinderen kon krijgen vanwege de luchtbuks, stomverbaasd dat Nina zwanger was, van een tweeling nota bene. Straks wonen er dus zes mensen in dit huisje dat bijna uit elkaar viel en waar iets simpels als een badkamer ontbrak. Toen Delyash haar vroeg naar haar droomhuis antwoordde zij: ‘Een huis met een toilet.’ De enige reden waarom ik niet moest huilen was haar onuitputtelijke vrolijkheid. We kregen nog een maaltijd van brood en Kalmukse worst.
In het sardineblikje op weg naar Elista beleefde ik een nieuwe emotie: euforie vermengd met droefenis. ’s Avonds at ik Mongoolse broodjes gevuld met vlees en keek in mijn hotelkamer naar de voetbalwedstrijd Nederland-Italië. In de zeventigste minuut liep het beeld vast, waardoor ik de laatste minuten tegen een mallotige Oranjesupporter aan moest kijken. Gelukkig ging het geluid nog wel door, waaruit ik kon opmaken dat er een derde doelpunt was gevallen.
De volgende dag zou een bevriende Kalmuk ons wat rondrijden in de regio, maar hij stelde het steeds maar uit en ik begreep dat ik in Azië was waar mensen gewoon geen nee zeggen. Met Delyash nam ik een taxi, maar ik kreeg halverwege de rit ruzie over de prijs met de taxichauffeur en wij werden er nogal onceremonieel in de middle of nowhere uitgegooid. Aan de overkant stond gelukkig een oude Lada met een nog oudere chauffeur. Wij vroegen of de man iets te doen had, wat niet zo bleek. Hij was eerst wat wantrouwig, naar later bleek omdat een collega-chauffeur zojuist was vermoord en beroofd van een briefje van 100 roebel, zo’n drie euro.
De chauffeur, die zich voorstelde als Grigori Konstantinovitsj, was 79, wat al oud is voor Nederlandse begrippen, maar dinosaurisch voor Russische. We spraken een prijs af voor drie uur rijden, maar gaandeweg begon Grigori Konstantinovitsj steeds meer schik te krijgen in de wonderlijke tocht, zodat hij aan het eind van de dag niet meer te stoppen was. Grigori Konstantinovitsj vertelde dat het chaufferen maar een hobby voor hem was en dat hij af en toe mensen ook voor niks ergens heen bracht als zij het niet zo breed hadden. Hij hield gewoon van rijden, het maakte zijn geest leeg. Eerder werkte hij als chauffeur bij de wegpolitie, waardoor hij nooit boetes kreeg als hij werd aangehouden voor bijvoorbeeld het rijden zonder gordel, iets waar Russen en de helft van de wereldbevolking veel lol uit lijken te halen.
Het was een echte Russische dag: we vertrokken met een vaag plan maar beleefden een hoop. Onderweg pikten we een plaatselijke journalist op die wel wat plekjes zou kennen. Dat was niet zo, dus reden we maar op de bonnefooi de steppe in. In de verte zagen wij een klein boerderijtje. Op het eerste gezicht was de ontvangst niet erg gastvrij. Honden omsingelden de auto en de man des huizes leek niet erg enthousiast te worden van het idee dat we naar binnen zouden gaan. Eenmaal binnen bleek dat de man gewoon aangetast was in zijn gastvrijheid, omdat hij alleen de Kalmukse classic van worst, thee en brood in de aanbieding had. We zaten op kleine krukjes. Op een kast hing de Dalai Lama naast Britney Spears. ‘Had mij maar van tevoren gewaarschuwd, dan had ik een schaap geslacht,’ bleef hij maar herhalen. Dat was nog knap lastig geweest (los van het feit dat wij hem niet kenden) omdat de man geen telefoon had. Geen adres ook trouwens. Hij was al jaren in een bureaucratische strijd verwikkeld om een adres te verkrijgen voor zijn huisje op de steppe, zonder resultaat. Voorlopig laat hij zijn post naar familie in Elista sturen. Ik zag een mobiele telefoon liggen, die inderdaad cadeau was gedaan na Iljoemzjinovs overwinning.
Buiten dartelden schaapjes en geitjes.* Een van de paarden was een paar dagen geleden gestolen, wat ik knap vond met al die waakhonden. Een jongen sprong op een paard, zonder zadel of teugels en reed rond alsof hij op een paard geboren was. Eerder die maand had ik voor het eerst van mijn leven paardgereden in het dorp Monino, waar ik op bezoek was voor een reportage. Monino bevindt zich ergens op de grens met Letland en ligt zo afgelegen dat ze niet eens de moeite hadden genomen de klok op zomertijd te zetten. Het paard was geleend van de postbode die vanwege de dramatisch slechte wegen de post per paard in de buurt bezorgde. Paardrijden was leuker dan ik dacht.
Ik kon pas afscheid nemen als ik had beloofd dat ik hem de volgende keer van tevoren van mijn komst op de hoogte zou stellen zodat de man tijd had om een schaap te doden. Grigori Konstantinovitsj was intussen niet meer te stoppen en we reden verder de steppe over naar een boerderij in de verte. Bij de buren kregen wij Dzhorba, wat een soort thee is met een klontje boter en nootmuskaat.* De thee was echt nomadisch, in kommetjes en voortdurend bijgeschonken zodat je altijd warme thee hebt. Toen de wodka op tafel verscheen, vertelde de man des huizes over de deportatie van zijn ouders naar Siberië onder Stalin. Zijn broer was in een kamp omgekomen. Ik vroeg Grigori Konstantinovitsj wat er met hem als niet-Kalmuk was gebeurd in de oorlogstijd. Hij vertelde dat de etnisch Russische bevolking de boel een beetje in de gaten moest houden. Zelf had hij het bevel gekregen om de schapen te hoeden van de gedeporteerde Kalmukse schaapherders. Ook schaapherders waren kennelijk potentiële agenten van Hitler.
De man des huizes vertelde dat hij een keer eerder buitenlands bezoek had gehad. Dat waren Italianen, die bizar genoeg schapen hadden gekocht en per vliegtuig terug naar Italië hadden meegenomen, met onbekende bedoelingen. Ik vroeg mij af of de schapen dan op een passagiersstoel waren neergezet. In de bagageruimte leek het mij te koud. De man kon geen uitsluitsel geven. Wel hebben Kalmukse schapen een goede reputatie. ‘Net als de Kalmukken,’ vertelde hij, ‘overleven zij onder de moeilijkste omstandigheden. In de winter wordt het hier -20, in de zomer is het 40 graden.’ Tijdens het gesprek renden de kinderen rond en verspreidden een vreemd piepgeluid. Dit omdat er kleine toetertjes in hun zolen zaten.
Toen wij naar buiten liepen was Grigori Konstantinovitsj nog steeds niet te houden en we reden verder over de steppe. Dit keer lag niets voor ons: geen weg, geen huizen, met groen gras tot aan de horizon. De banden van de Lada verpletterden de steppeplanten die zo een bedwelmend parfum verspreidden dat zij zelfs de gebruikelijke benzinedampen van de Lada verdreven. Steppegras ruikt naar salie, lavendel en paardenmest. Toen de boerderij achter de heuvels was verdwenen, stopte Grigori Konstantinovitsj nogal abrupt. Voor de auto groeide een schitterende blauwe bloem die hij niet omver wilde rijden. Grigori Konstantinovitsj deed zijn schoenen uit om ‘de steppe te voelen’. De moeder van Delyash zat in Elista op ons te wachten en licht bedroefd maakte Grigori Konstantinovitsj rechtsomkeert.
Aangekomen bij het huis konden wij Grigori Konstantinovitsj moeilijk zomaar in de steek laten en vroegen of hij misschien ook wilde komen eten. Hij was bezorgd over zijn uiterlijk, streek eens door zijn haar, klopte zijn broek af en wreef over zijn schoenen. De moeder van Delyash had voor ons dottur gemaakt, dat bestaat uit schapeningewanden plus noedels. Een echte dottur bevat darmen, die een hele klus zijn om schoon te maken. Maar de slager had alleen de longen, het hart en de lever in de aanbieding. Op de stukjes long zaten nog kleine longblaasjes. Grigori Konstantinovitsj lepelde alles op en ik deed hetzelfde.
Kennelijk had Grigori Konstantinovitsj er lucht van gekregen hoe laat ik wegvloog, want hij stond die ochtend voor de deur van het hotel op mij te wachten. Geld mocht ik voor het ritje uiteraard niet betalen. Bij het vliegveld stelde hij voor dat ik ook in Elista zou kunnen blijven en bij hem kon wonen. De voordelen noemde hij nog maar eens op: Elista was een stuk vriendelijker en schoner dan Moskou, de huur een stuk minder, en het zou voor hem gezellig zijn. ‘Ik ben soms best alleen,’ vertelde hij.
Bij het inchecken kwam ik Valeri tegen, een van de Kalmukken die ik eerder in het zomercafé had ontmoet. In het vliegtuig hadden de passagiers servetjes in de uitlaat van de airconditioning gestoken, zodat het een comfortabele 25 graden was. We kletsten wat over de obsessie met Russen en ‘kou’. Een vriend van mij in Nederland heeft sinds kort een Russische vriendin, en dat heeft hij gemerkt aan de energierekening. Alles onder de 25 graden is arctisch voor een Rus. Het raam in de treincoupé blijft beslist gesloten, tenzij een van de passagiers in een door de dokter verklaard coma ligt van de hitte. Kinderen dragen mutsen tot aan 20 graden, je weet maar nooit. Mijn voorgangster bij Trouw had het lef haar kind zonder muts te laten spelen bij 18 graden, waarna zij werd belaagd door de aanwezige moeders bij de zandbak. En in de winter zitten vrouwen niet op bankjes in het park, omdat je dan onmiddellijk onvruchtbaar bent. Met een krant ertussen mag weer wel. Dat scheelt natuurlijk een hoop, een krantenpagina.
Eenmaal terug in Moskou werd eindelijk het raadsel van het servet met OEH opgelost. Boris had mij met Valeri uitgenodigd voor een barbecue in het bos. In tegenstelling tot in Nederland is het toegestaan om vuurtjes te stoken in het bos, wat een geweldige gezellige keet oplevert van groepjes Russen die hier en daar wodka drinken en vlees roosteren. Valeri wilde graag de eerste toost uitbrengen. Toosten zijn in Rusland vaak redelijk lange speeches van zo’n vijf minuten. ‘Maar iedereen wil graag drinken, dus ik proost nu in het Kalmuks, dat is lekker kort. Oeh.’