PROLOOG 

Mei


Barney Doyle zat bij zijn met rommel bezaaide werkbank en deed voor de vierde keer in zeven jaar een poging de oude elektrische grasmaaier van Olaf Andersen te repareren. Hij had de cilinderkop verwijderd en overwoog nu of hij het apparaat maar meteen het predikaat onherstelbaar zou geven. Er zat een barst in de kop — dat was de reden dat Olaf hem niet meer aan de praat kreeg, en de cilinderwanden waren flinterdun als gevolg van slijtage. Andersen zou gewoon verstandig moeten zijn en een hypermoderne Toro-maaimachine moeten aanschaffen, uitgerust met de allernieuwste snufjes, en dit gammele geval eenvoudig bij het grofvuil zetten. Maar Barney wist dat Olaf niets van een nieuwe grasmaaier wilde weten. Geen haar op zijn hoofd die eraan dacht zo'n ding aan te schaffen. Barney was er zich tevens van bewust dat hij, wanneer hij Olaf zou aanraden een nieuwe grasmaaier te kopen, zijn honorarium wel kon vergeten. Daarom was het voor beide partijen het beste dat Barney erin zou slagen deze grasmaaier, die op sterven na dood was, zodanig te repareren dat hij het nog een zomer zou volhouden. Terwijl hij de messen sleep, dacht Barney na. Hij zou het nog één keer proberen. Met een grote cilinderring moest het mogelijk zijn de barst te dichten. Dan zou de druk ongeveer net zo groot zijn als oorspronkelijk het geval was geweest. Maar mocht achteraf blijken dat het geen verschil maakte, dan betekende dat verspilling van tijd en geld. Nee, besloot hij uiteindelijk, het was echt beter Andersen gewoon te vertellen dat zijn grasmaaier niet meer te repareren viel.

Een warme, vochtige windvlaag deed het raam, dat half openstond, kraken. Barney trok in gedachten verzonken zijn klamme hemd los van zijn borst. Meggie McCorly, dacht hij, en om zijn oude lippen verscheen een glimlach. Nu nog zag hij precies voor zich hoe ze elke dag van school naar huis liep, gekleed in dat eenvoudige katoenen jurkje dat strak om haar rijpe, volle heupen en ronde borsten sloot. Wat een stuk. De herinnering aan haar was zo levensecht dat hij een plotselinge opwelling van lust voelde. Hij greep een zakdoek en wiste het zweet van zijn voorhoofd. Hij inhaleerde de geuren van de warme, zwoele voorjaarsavond. Het rook bijna hetzelfde als tussen de boomgaarden en op de akkers van County Wexford. Hij herinnerde zich de avond dat hij en Meggie waren weggevlucht uit het bomvolle, benauwde zaaltje waar Paddy O'Shea en Mary McMannah hun huwelijk vierden. Levendige beelden schoten door zijn geest en weer voelde hij de druk in zijn oude lendenen. Hij grinnikte stilletjes en dacht: er zit nog best wat pit in deze oude jongen.

Hij ging een tijdlang op in deze aangename gedachten en pas na een poosje merkte hij dat hij de messen van de grasmaaier was blijven slijpen, waardoor de snijvlakken nu een zilverkleurige glans vertoonden. Hij legde de slijpsteen weg en peinsde over wat hem zo plotseling had bezield. Sinds hij in 1938 naar Amerika was geëmigreerd, had hij nooit meer aan Meggie McCorly gedacht. Het laatste bericht dat hij over haar had ontvangen, was dat ze met een van die jongens van Cammack uit Enniscorthy in het huwelijk was getreden. Het stemde hem somber dat hij zich niet meer kon herinneren wie van het stel het was geweest.

Hij zag iets bewegen door het kleine venster van zijn werkplaats. Meteen kwam hij overeind om naar buiten te kijken. Het was al bijna donker. Toen hij niets vreemds kon ontdekken, draaide hij zich om en wilde weer gaan zitten, maar op dat moment zag hij vanuit zijn ooghoek weer iets bewegen. Hij opende de deur van zijn werkplaats en zette een stap naar buiten. Toen bleef hij stokstijf staan.

Oude beelden, half vergeten anekdotes en liedjes uit zijn jeugd schoten door zijn hoofd. Tranen sprongen in zijn ogen op het moment dat heerlijke gevoelens van blijheid en doodsangst zich aan hem opdrongen en iedere rationele gedachte onmogelijk maakten. De werktuigen van de maatschappij die aan zijn zorg waren toevertrouwd, de defecte broodroosters, de grasmaaier, een mixer met een vastgelopen motor, het kleine televisietoestel waarop hij zo nu en dan naar een honkbalwedstrijd keek, dat alles was in een flits uit zijn geest verdwenen op het moment dat een volk ouder dan de menselijke beschaving zijn houten huis passeerde. Langzaam, half strompelend, liep hij naar achteren, zonder het ongelofelijke gebeuren vóór hem uit het oog te verliezen, totdat hij zijn rug stootte tegen zijn werkbank. Hij pakte een stoffige fles van een plank aan de muur. Hij had de fles Jameson's whisky tweeëntwintig jaar geleden, na het afleggen van de belofte, bij wijze van herinnering en uitdaging op de plank gezet. Gedurende de tweeëntwintig jaar die volgden, was hij de fles volledig vergeten; hij werd niet meer door drank in verleiding gebracht. De fles was gaandeweg een onopvallend deel van het interieur van de werkplaats geworden.

Voorzichtig verbrak hij het zegel en ontkurkte de fles. Zonder zijn hoofd te bewegen en zonder het tafereel buiten ook maar een seconde uit het oog te verliezen, bracht hij de fles naar zijn lippen en begon te drinken.