6-9 maanden

Psychomotorische ontwikkeling

Nadat het hoofd, de armen en de romp als het ware veroverd zijn, gaat het kind nu een zekere bewegingsvrijheid verwerven. Allereerst worden de voetjes ontdekt als leuk speelgoed. Nu beleeft het kind zijn hele lichaam van het hoofd tot aan de voeten, zij het met een dromend bewustzijn. Dan gaat het kind proberen van zijn plek te komen. Eerst door omrollen en later, met ca. negen maanden, door kruipen. Kruipen is voor een goede motorische ontwikkeling heel waardevol.

Veel kinderen leren in deze periode zich zelfstandig op te richten tot een stabiele zithouding.

De uitingen van het kind kunnen nu woordjes gaan omvatten als gaga, dada of baba.

Het kind leert in deze fase onderscheid maken tussen vertrouwde mensen – meestal de moeder en de vader – en anderen. Eenkennigheid, en het zoeken van veiligheid bij degenen waaraan het kind het meest gehecht is, horen bij deze fase.

Slapen en waken

Het slaap-waak-ritme gaat nog grotendeels hand in hand met het voedingsritme. Er zijn meestal vier maaltijden door de dag heen, om 7, 11, 15 en 19 uur. Na de eerste en tweede voeding slapen de meeste kinderen nog graag. Het slaapje tussen 15.00 en 19.00 uur wordt allengs korter of verdwijnt helemaal. Veel kinderen vinden het toch fijn om nog even in bed gelegd te worden, ook al slapen ze niet. Voor de kinderen die dat niet willen is de dag vaak net iets te lang en dat betekent jengelen tijdens het spitsuur. Probeer dan de voeding van 19.00 uur wat te vervroegen. De meeste kinderen slapen nu het klokje rond.

Verzorging

Wassen en baden

Ook op deze leeftijd is dagelijks baden en gebruik van zeep niet echt nodig. Wel is het zo dat als een kind gaat kruipen over de vloer, de hygiëne om extra aandacht vraagt.

Veel kinderen worden in de kruipfase verkouden omdat de vloer koud is, en het zo laag bij de grond vaak tocht. Snuiten kunnen kinderen op die leeftijd niet. Verzorg daarom het gezichtje goed met een vette zalf, bijvoorbeeld calendula babycrème, zodat de huid niet te schraal wordt.

De box

Met het toenemen van de bewegingsvrijheid en de ontdekkingsdrang wordt het een hele kunst om het in de box zijn of erbuiten af te stemmen op de behoefte van het kind. De box biedt houvast bij het gaan zitten en staan, en het kind kan in alle rust de speeltjes onderzoeken en ontdekken.

Buiten de box lokt de grote wereld, hier kan het kind vrijuit ontrollen en kruipen.

Leg niet te veel spullen in de box, maar wissel ze wel regelmatig af. Een zak of een tas die aan de spijlen hangt is vaak handig om de spulletjes in op te bergen. Laat het kind buiten de box met iets anders spelen, dat verhoogt de aantrekkelijkheid van de box.

Spel en speelgoed

Als het kind in de box ligt zal het niet meer alleen het speelgoed gaan bekijken of betasten, maar ook gaan gebruiken. Zo slaat het bijvoorbeeld tegen een bal die daardoor wegrolt, of grijpt het een rammelaar en slaat ermee tegen de spijlen. Alle voorwerpen die nodig zijn bij de dagelijkse verzorging, bijvoorbeeld een zeepbakje of een washandje of een lepel en een beker kan het kind, mits ze veilig zijn, gebruiken.

In het spel met volwassenen beleeft de baby veel plezier aan die spelletjes waarbij bewogen wordt, zoals ‘hop, hop, hop, paardje in galop’ of ‘draai het wieltje nog eens om’.

Kan het kind kruipen, dan wordt de ontdekkingsreis flink uitgebreid; alles in de omgeving wordt betast en vaak met de vlakke hand ‘beslagen’. Het kind heeft bij het kruipen graag iets in de hand en een houten lepeltje of een dekseltje van een jampot ontlokt verrassende geluiden aan bijvoorbeeld een houten of een plavuizen vloer.

Elk kruimeltje, pluisje, kraaltje of speld wordt met grote precisie met duim en wijsvinger van de vloer gevist en vervolgens in de mond gestopt. Houd dus goed in de gaten wat er op de grond ligt en haal weg wat gevaarlijk is.

Veiligheid

De meest voorkomende ongevallen in deze periode worden veroorzaakt door vallen, botsen of stoten, verbranden of vergiftigen, verdrinken, verstikken of verstrikken. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:

Vallen

  • van de commode, uit de kinderstoel en de wandelwagen. Zorg voor een stabiele stoel of wagen en gebruik een tuigje.
  • van de trap; installeer traphekjes boven- en onderaan de trap.

Botsen/stoten

  • gebruik zonodig beschermhoekjes rond scherpe randen en punten.

Verbranden/vergiftigen

  • houd hete dranken uit de buurt; gebruik liever placemats dan een tafelkleed, zodat de baby niet door aan het kleed te trekken hete dranken en spijzen over zich heen krijgt.
  • houd giftige stoffen en planten en ook de asbak uit de buurt.

Verdrinken

  • laat de baby nóóit alleen in het bad en leg een antislipmatje op de bodem van het bad.

Verstikken/verstrikken

  • gebruik geen dekenklem, trappellaken of tuigje in bed. Echter, veel kinderen willen als ze hebben leren staan, niet meer gaan liggen in bed. Dat kan tot grote drama’s bij het slapengaan leiden. Gebruik een trappelzak of maak een warme slaapoverall en zorg dat de rand van het ledikant zo hoog is, dat de baby er niet uit kan vallen. Overleg zonodig met het consultatiebureau.
  • haal, als een kind de eerste neiging vertoont zich op te richten, alles uit de box waarin een kind verstrikt kan raken of in kan blijven hangen; ook koorden die over de box zijn gespannen, zijn gevaarlijk.

Een aantal van de hier besproken veiligheidsmaatregelen gaan uit van een kind dat kan zitten of staan. Omwille van de veiligheid zijn deze situaties bij deze fase besproken, hoewel veel baby’s pas gaan zitten en staan in de volgende fase, tussen negen en twaalf maanden.

Voeding

Het voedingsritme verandert in deze fase meestal niet zo veel. Gangbare voedingstijden zijn: 7, 11, 15, 19 uur. Wat er gegeten wordt, verandert wel. Vaak wordt er met borstvoeding gestopt in deze periode, komt er meer variatie in groente en fruit en worden graanvlokken en zure-melkproducten zoals yoghurt, (bio)garde en viili geïntroduceerd. Globaal gezien ziet de voeding er nu zo uit:

  • 07.00 u. borst- of flesvoeding of pap
  • 11.00 u. groente + graanvlokken + toetje (borstvoeding, fles of zure-melkproducten)
  • 15.00 u. fruit (+ vlokken) in combinatie met borstvoeding, fles of zuivel
  • 19.00 u. borst- of flesvoeding of pap

BORSTVOEDING

In het begin van deze fase krijgen veel baby’s nog viermaal borstvoeding. Als de zuigbehoefte afneemt, kunnen er twee borstvoedingen afvallen, namelijk van 11.00 en 15.00 uur. De ochtend- en avondvoedingen kunnen allengs vervangen worden door een fles of door pap. Als je wilt stoppen met voeden, moet je het aantal voedingen geleidelijk afbouwen. De stuwing en daarmee de verhoogde kans op borstontsteking bepaalt veelal het afbouwtempo. Reken op ca. vijf dagen per voeding. Met het afbouwen van de allerlaatste voeding is het niet nodig te wachten tot de borsten helemaal leeg zijn. Je hoeft, als je geen stuwing meer voelt, niet meer te voeden. Wat er aan melk achterblijft, wordt weer door het lichaam opgenomen.

FLESVOEDING

De zelfbereide flesvoeding bestaat nu uit de volgende ingrediënten: meel, melk, water, zoetmiddel en olie. Amandelpasta hoeft op deze leeftijd niet meer aan de fles toegevoegd te worden. De hoeveelheid is steeds op de verpakking van de gekozen meelsoort te vinden. De melk wordt nog steeds verdund.

Naar onze mening is het niet noodzakelijk om bij gezonde kinderen opvolgmelk in plaats van de hier genoemde koemelk te geven.

Let op: Op de gebruiksaanwijzing van sommige kindermeien staat dat de (verdunde) melk met het meel samen gekookt moet worden. Je kunt beter het meel in zoveel water koken dat er een smeuïg papje ontstaat en daarna de melk toevoegen. Zorg er wel voor dat de baby 450 à 500 ml melkproducten per dag krijgt door zonodig wat extra zure-melkproducten te geven.

PAPVOEDING

Pap die van een lepeltje gegeten wordt, kan bereid worden met graanvlokken of meel. Bij de gebruiksaanwijzing staat meestal ook een paprecept beschreven.

Het voordeel van graanvlokkenpap is dat je kunt variëren met de verschillende vlokken en dat je kind went aan een wat grovere papstructuur. Bovendien zijn graanvlokken goedkoper dan meel. Koop de vlokken met kleine hoeveelheden tegelijk in verband met de versheid.

Vlokken die in aanmerking komen (gerangschikt van licht verteerbaar tot wat zwaarder verteerbaar) zijn: rijst-, boekweit-, gierst-, haver- en gerstevlokken. Havervlokken laxeren en geven soms rode billen.

Graanvlokkenpap

(1 tm 3 voor graantoevoeging aan fruit/groentehap; 1 tm 6 voor bereiding van pap)

  1. Week de vlokken gedurende 30 minuten (of iets langer) in weinig, maar wel voldoende water.
  2. Breng de vlokken in het water al roerend met een houten lepel aan de kook.
  3. Laat de vlokken 20 à 30 min. wellen met het deksel op de pan op de vlamverdeler, of au bain marie in een pan met heet water. Je kunt ook de vlokken een nacht laten nawellen in een met kokend water voorverwarmde thermoskan (met een grote opening), of in de pan in een hooikist.
  4. Zet de pan op een laag pitje en voeg al roerend met een garde melk van ca. 60°C toe. Laat de pap met het deksel op de pan zonder warmtebron ca. 15 minuten nawellen.
  5. Pureer de pap indien nodig.
  6. Zoet de pap met oersuiker, babymalt, rijst- of gerstemoutstroop of ahornsiroop, ca. 1 theelepel per bordje.

Bij de bereiding van de graanvlokkenpap worden geen hoeveelheden genoemd. De totale hoeveelheid per bordje is ca. 200ml. Na enige tijd zul je precies weten hoeveel je van welke soort vlokken moet nemen om een smeuïg bordje pap te bereiden. En verder dragen ervaring en een goede kwaliteit pan in hoge mate bij aan het welslagen.

BIJVOEDING

Groen te hap

De samenstelling van de groentehap is: 2/3 gaar gekookte groente, 1/3 gaar gekookte vlokken en 1 theelepel olie. Totaal 150 à 200 ml, gepureerd, of bij zachte groenten en vlokken fijngeprakt. Ter verrijking kan er ook een theelepel amandel pasta aan de groentehap toegevoegd worden.

Groentesoorten Als de baby gewend is aan de groenten genoemd bij 3-6 maanden, kun je verder variëren met andere groenten.

De groenten staan op volgorde van verteerbaarheid, van licht naar wat zwaarder, gerangschikt. De met een * gemarkeerde groenten zijn nitraatrijk, en kunnen beter niet vaker dan tweemaal per week gegeven worden. Echter, ze hoeven niet uit de voeding geweerd te worden, daar ze een gezonde afwisseling vormen op de andere groenten.

wortel blad/stengel bloem/vrucht
bospeen, winterwortel, *rode biet, topinamboer, pastinaak bloemkool, *spinazie, *andijvie, *veldsla, *winterpostelein, *raapstelen, *venkel, *koolrabi, *stoofsla, *paksoy broccoli, pompoen, courgette, fijne doperwtjes, sperziebonen, snijbonen, peultjes, fruit

Alle groenten worden gekookt. Van de groene groenten wordt een plukje toegevoegd aan de bijna gaar gekookte wortel, pompoen, enzovoort, en kort meegekookt.

Vlokken De vlokken die hierboven genoemd zijn bij de papvoeding kun je ook aan de groentehap toevoegen. Voor de bereiding volg je het recept voor graanvlokkenpap tm nr 3. Je kunt als je dat wilt de vlokken voor twee dagen bereiden en in de koelkast bewaren.

Tip Als je een keer weinig tijd hebt, kun je ook de instantmeelsoorten die gebruikt worden voor de flesvoeding aan de groente toevoegen.

Toetje

Als de baby geen borstvoeding of flesvoeding na de groentehap krijgt, maakt een zuiveltoetje de maaltijd compleet.

Zuivelsoorten Geef ca. 100 ml viili, (bio)garde, miomel, yoghurt of ca.

40 ml kwark verdund met water. Zoet eventueel met wat appel- of perendiksap, NatuC, ahornsiroop of rijste- of gerstemoutstroop. Kwark wordt verdund omdat zij 2 à 3 maal zoveel eiwit bevat als volle melk. Kwark telt dus voor drie bij het berekenen van de dagportie zuivel.

Fruithap

De fruithap bestaat uit gepureerd fruit met vlokken, al dan niet gecombineerd met wat zuivel. Ook hier is de verhouding 2/3 fruit en 1/3 vlokken (samen 100 à 150 ml), aangevuld tot 150 à 200 ml met zure-melkproducten.

Fruitsoorten Appel, peer, mandarijn, bosbes, framboos, braam, perzik, sinaasappel. Met mate: abrikoos, aardbei, pruim, banaan.

Brood

Vanaf ongeveer acht maanden kan je kind kennis gaan maken met brood. Geef het om te wennen, onder goed toezicht, een korstje brood om op te sabbelen en te kluiven. Vanaf negen maanden, als het kind ook goed kan zitten, kan begonnen worden met het mee-eten van wat brood aan tafel.

Aandachtspunt

Rond negen maanden kan de gehoortest worden afgenomen.