Inleiding

Naar het einde van de Tweede Wereldoorlog toe verslechtten de relaties tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Een toenemend wantrouwen holde het broze bondgenootschap van beide grootmachten tegen Duitsland en Japan uit. Het belangrijkste gevolg daarvan was dat Amerikanen en Sovjets er niet toe kwamen een globale regeling voor de Oost-West-relaties uit te werken. Een gevolg daarvan was dat de grootmachten niet in staat waren het conflict met hun voornaamste tegenstanders via verdragen af te ronden. Duitsland en de vroegere hoofdstad Berlijn werden elk in bezettingszones ingedeeld, waarbij het op korte termijn tot een samensmelting van de westerse zones tegenover de sovjetzone kwam. Zo kreeg de bipolarisatie concreet gestalte in een verdeeld Duitsland. Oost-enrijk werd op een soortgelijke manier in bezettingszones opgesplitst. Het uitblijven van een verdrag tussen de geallieerden en Duitsland had ook tot gevolg dat er geen regeling mogelijk was in verband met de Duits-Poolse grens. De facto waren de Poolse grenzen door de Sovjet-Unie enkele honderden kilometers naar het westen tot aan de Oder-Neisse verlegd, maar die toestand werd door het West-en niet erkend. De Verenigde Staten bezetten Japan. Ook met dat land kwam het niet tot een verdrag aangezien de Amerikanen geen inspraak duldden van de Sovjet-Unie die zich slechts in extremis in het conflict in Azië aan de zijde van Amerika had geschaard.

In de loop van de Tweede Wereldoorlog hadden de naties die zich verenigd hadden tegen de Asmogendheden, herhaaldelijk hun goedkeuring gehecht aan het realiseren van een nieuw collectief veiligheidssysteem. De bedoeling daarvan was de wereldvrede veilig te stellen. Het Handvest voor die Organisatie van de Verenigde Naties kwam tot stand buiten de vredesverdragen om. Op die manier wou men voorkomen dat de nieuwe overlegstructuur een overwinnaarsclubje werd, zoals dat in 1919 het geval was geweest met de Volkenbond. De conferentie van San Francisco van april 1945, waar het Handvest werd opgesteld, was het eerste belangrijke internationale overleg sinds twee eeuwen dat niet door Europa gedomineerd werd.

In de Algemene Vergadering waren alle leden vertegenwoordigd, maar voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid was de Veiligheidsraad in eerste instantie verantwoordelijk. De grote mogendheden, namelijk de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië, Frankrijk en China, gaven er de toon aan; als permanente leden van de Raad beschikten zij over een vetorecht. Zij hadden de wereldwijde bevoegdheid via aanbevelingen aan de Algemene Vergadering tegen schendingen van de internationale orde op te treden. Om niet in de machteloosheid van de Volkenbond te vervallen, kregen de Verenigde Naties de mogelijkheid om niet alleen economische en diplomatieke druk uit te oefenen maar eventueel ook een internationale troepenmacht in te schakelen. Nieuw was ook dat het Handvest van de Verenigde Naties niet alleen het recht op nationale zelfverdediging maar ook het recht op collectieve zelfverdediging erkende. Een pact dat kort voordien in die zin tussen de Amerikaanse staten was afgesloten, was dus niet strijdig met het Handvest, net zo min als latere bondgenootschappen, zoals de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en het Pact van Warschau. De eerste vergadering van de Organisatie van de Verenigde Naties, waarvan 51 staten deel uitmaakten, greep plaats in februari 1946.

De Tweede Wereldoorlog maakte definitief een einde aan de positie van West-Europa als machtscentrum in de wereld. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie hadden de oorlog gewonnen en gaven de toon aan in de grote internationale conferenties die in Jalta en Potsdam plaatsvonden. Van de Europese staten had enkel Groot-Brittannië in het beslechten van het conflict een rol gespeeld. De minderheidspositie van de Europese landen in de Verenigde Naties was ook een duidelijk teken van de verlegging van het internationale zwaartepunt. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie verdeelden Europa en de rest van de wereld in invloedssferen waar zij de lakens uitdeelden. Groot-Brittannië en Frankrijk kwamen er nog nauwelijks bij te pas ook als zij pro forma nog tot de Grote Vier werden gerekend. Die machtsvermindering zou overigens in een stroomversnelling terechtkomen ten gevolge van de dekolonisatie.

De Aziatische volkeren en de islamlanden waren de eerste om hun onafhankelijkheid op te eisen. Op termijn werd hun voorbeeld door vrijwel alle gekoloniseerde gebieden gevolgd. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie stimuleerden het dekolonisatieproces teneinde hun eigen invloedssfeer uit te breiden. Vermits het koloniale economische systeem na de toekenning van de politieke onafhankelijkheid grotendeels overeind bleef, hadden de nieuwe staten het in de regel bijzonder moeilijk een eigen politiek te voeren. De nieuwe onafhankelijke staten probeerden tegenover de twee machtsblokken een niet-gebonden koers te volgen. De Derde Wereld was echter zo heterogeen samengesteld dat de landen die er deel van uitmaakten, niet of nauwelijks tot gemeenschappelijke acties in staat waren. De ongelijkheid tussen het noordelijk en het zuidelijk halfrond nam steeds grotere proporties aan. De internationale gemeenschap was niet in staat noch bereid voor de ontwikkeling van de arme landen een adequate oplossing te vinden.

De Verenigde Staten waren economisch en militair in ruime mate superieur aan de Sovjet-Unie. Laatstgenoemde natie was zeer zwaar aangeslagen door de Tweede Wereldoorlog. Miljoenen sovjetburgers waren gesneuveld of door de nazi’s vermoord en grote delen van het grondgebied waren verwoest. Om dergelijke verliezen in de toekomst te voorkomen – ook in de Eerste Wereldoorlog had Rusland zware slagen geïncasseerd – bouwden de Sovjets een militair veiligheidsapparaat uit in de landen die door het Rode Leger op Duitsland waren veroverd. Het doordringen van de sovjetinvloed tot in het hart van Europa verhoogde de onzekerheid in de internationale verhoudingen en werd door de Verenigde Staten aangegrepen om hun invloed in West-Europa te bestendigen. Door toedoen van Washington ontwikkelde de Duitse Bondsrepubliek zich tot een belangrijke economische groeipool. Hetzelfde deed zich voor met Japan, de andere verliezer uit de Tweede Wereldoorlog. Mede dankzij de Marshallhulp, een breed uitgebouwd economisch hulpprogramma dat de Verenigde Staten naar de idee van minister van Buitenlandse Zaken George Marshall opzetten in het raam van de Koude Oorlog, kende een aantal Europese landen een economische relance. Een kern van zes West-Europese staten legde de basis voor een economische integratie.

Zoals elk groot gewapend conflict, had de Tweede Wereldoorlog de bewapeningstechnologie in hoge mate gestimuleerd. Naast een spectaculaire ontwikkeling van de luchtmacht en het tankwapen, waren de Duitse rakettentechnologie en de Amerikaanse atoomwapens de grootste innovaties. De combinatie van beide technieken beheerste de naoorlogse bewapeningswedloop en vormde een bedreiging voor het voortbestaan van de wereld. Het zoeken naar en het bestendigen van een evenwicht in de internationale machtsverhoudingen werden daardoor van vitaal belang.