Alle hoofden wendden zich naar Danchekker.

De professor zuchtte. `De enige conclusie die nog overblijft is dat de sporen die er waren uitgewist zijn door de natuurlijke processen van verwering en erosie,' zei hij vermoeid. `Er zijn verschillende mogelijkheden: een of andere catastrofe zou ze dusdanig weggevaagd kunnen hebben dat er geen sporen over waren; of misschien bestond hun beschaving in streken die tegenwoordig verzonken liggen in de oceanen. Verder onderzoek zal ongetwijfeld antwoorden opleveren op deze vraag.'

`Als er zo recent zo'n verschrikkelijke catastrofe plaatsgevonden had, dan zouden we er al van hebben geweten,' bracht Hunt onder de aandacht. `Het grootste gedeelte van wat toen land was is tegenwoordig nog steeds land, dus kan ik me ook niet voorstellen dat ze ergens in de oceaan verzonken zijn; bovendien hoeft u alleen maar naar onze beschaving te kijken om te zien dat die zich niet beperkt tot bepaalde gebieden - hij is over de hele aardbol uitgespreid.

En hoe komt het dan dat ondanks alle troep die moeiteloos ontdekt wordt van primitieve volkeren uit dezelfde tijd botten, speren, knotsen, enzovoort - er nooit iemand een enkel voorbeeld heeft gevonden van iets dat betrekking had op deze cultuur waarvan verondersteld wordt dat hij technologisch vergevorderd was? Nog geen schroef, of een stukje draad, of een plastic sluitring. Daar kan ik niet bij.'

Er ontstond opnieuw geroezemoes.

`Professor?' Caldwell vroeg op vlakke toon om commentaar.

Danchekker kneep zijn mond samen in een grimas. `O, ik ben het met u eens, ik ben het met u eens. Het is verbazingwekkend - bijzonder verbazingwekkend. Maar wat voor alternatief stelt u voor?' Zijn stem werd een beetje sarcastisch. `Suggereert u soms dat de mens en alle dieren naar de Aarde zijn gekomen in een soort enorme hemelse ark van Noach?' Hij lachte. `Als dat zo is, dan weerlegt de opeenvolging van fossielen gedurende honderd miljoen jaar uw theorie.'

`Een impasse.'

De opmerking was van professor Schorn, een autoriteit op het gebied van de vergelijkende anatomie, die een paar dagen eerder gearriveerd was uit Stuttgart.

`Het lijkt er wel op,' stemde Caldwell in.

Danchekker was echter nog niet klaar. `Zou dr. Hunt antwoord willen geven op mijn vraag?' drong hij aan. `Welke andere plaats van oorsprong suggereert hij nu precies?'

`Ik suggereer geen bepaalde plaats,' antwoordde Hunt rustig. `Wat ik wel suggereer is dat een wat onbevooroordeelder benadering op dit tijdstip misschien toepasselijk zou zijn. We hebben Charlie tenslotte nog maar pas gevonden.

Deze zaak zal nog jaren duren; er zal ongetwijfeld nog een hoop informatie aan het licht komen die we nu nog niet hebben. Ik vind dat het te vroeg is om nu al op de zaken vooruit te lopen en te voorspellen wat het antwoord zou kunnen zijn. We kunnen beter gewoon doorploeteren en elk flintertje beschikbare informatie gebruiken om een beeld samen te stellen van de wereld waar Charlie vandaan is gekomen. Misschien blijkt dat het de Aarde is. Misschien ook niet.'

Caldwell probeerde hem verder uit zijn tent te lokken.

`Hoe vind je dat we dat aan zouden moeten pakken?'

Hunt vroeg zich af of dit een rechtstreekse wenk was.

Hij besloot het te riskeren. `Jullie zouden dit eens nader kunnen onderzoeken.' Hij haalde een vel papier uit de map voor zich en schoof het naar het midden van de tafel. Op het papier stond een ingewikkelde tabellarische rangschikking van Lunarische cijfers.

`Wat is dat?' vroeg een stem.

`Het komt uit een van de zakboekjes,' antwoordde Hunt.

`Ik geloof dat het boek veel weg heeft van een agenda. Ik geloof ook dat dat' hij wees naar het vel, `heel goed een kalender zou kunnen zijn.' Hij ving een heimelijke knipoog op van Lyn Garland en beantwoordde hem.

`Een kalender?'

`Hoe kom je daarbij?'

`Allemaal geleuter.'

Danchekker staarde een paar seconden lang strak naar het papier. `Kunt u bewijzen dat het een kalender is?' vroeg hij.

`Nee, dat kan ik niet. Maar ik heb het cijferpatroon geanalyseerd en ik kan zeggen dat het bestaat uit toenemende reeksen die zich herhalen in series en onderseries. Ook komen de lettergroepen die de hoofdseries lijken te markeren overeen met de titels van paginareeksen verderop - een opmerkelijke gelijkenis met de opzet van een agenda.'

`Hmmmf! Het lijkt me waarschijnlijker dat het een soort tabellarische pagina-index is.'

`Dat zou kunnen,' gaf Hunt toe. `Maar waarom zouden we niet even afwachten? Zodra de taal een beetje beter uitgepluisd is, moet het mogelijk zijn om een hoop van wat hier staat te vergelijken aan de hand van gegevens uit andere bronnen. Dat zijn de dingen waar we een beetje onbevangener tegenover moeten staan. U zegt dat Charlie van de Aarde komt; ik zeg dat het mogelijk is. U zegt dat dit geen kalender is; ik zeg dat het zou kunnen. Naar mijn mening is een houding zoals de uwe te star om een onbevooroordeelde evaluatie van het probleem toe te laten. U weet nu al zeker wat voor antwoorden u wilt hebben.'

`Zo is het!' riep een stem aan de andere kant van de tafel.

Danchekker kreeg zichtbaar een kleur, maar Caldwell nam het woord voor hij antwoord kon geven.

`,je hebt de getallen geanalyseerd - nietwaar?'

`Inderdaad.'

`Goed, laten we voorlopig aannemen dat het een kalender is - wat kan je er dan nog meer van zeggen?'

Hunt boog zich over de tafel en wees naar het vel papier met zijn pen.

`Ten eerste, twee veronderstellingen. E,n: de natuurlijke tijdseenheid op elke wereld is de dag - dat wil zeggen, de tijd die de planeet nodig heeft om om zijn as te draaien...'

`Aangenomen dat hij draait,' onderbrak iemand.

`Dat was mijn tweede veronderstelling. Maar de enige gevallen die bekend zijn waar er geen rotatie is - of waar het beschrijven van een baan om de zon even lang duurt als de rotatieperiode, wat op hetzelfde neerkomt - komen voor wanneer een klein hemellichaam dicht om een veel massiever lichaam zijn baan draait en overspoeld wordt door de getijdenwerking van de zwaartekracht, net zoals onze Maan.

Als zoiets zou gebeuren met een lichaam met de omvang van een planeet, zou de planeet heel dicht om zijn ster moeten draaien - te dicht om leven te herbergen dat vergelijkbaar is met het onze.'

`Dat klinkt redelijk,' zei Caldwell, die de tafel rondkeek. Verschillende hoofden knikten instemmend. `En wat volgt daaruit?'

`Goed,' hervatte Hunt. `Aangenomen dat hij draait en dat de dag de natuurlijke tijdseenheid is - als deze complete tabel een hele baan om zijn zon voorstelt, dan zijn er zeventienhonderd dagen in het jaar, een opschrift voor elke dag.'

`Behoorlijk lang,' merkte iemand op.

`Voor ons, ja: in ieder geval is de verhouding jaar-dagen groot. Het zou kunnen betekenen dat hij een grote baan heeft, dat de rotatieperiode kort is, of een beetje van allebei. Kijk nu eens naar de hoofdgetalgroepen - waar die dikke alfabetische opschriften bij staan. Er zijn er zevenenveertig. De meeste bevatten zesendertig getallen, maar negen hebben er zevenendertig - de eerste, zesde, twaalfde, achttiende, vierentwintigste, dertigste, zesendertigste, tweeenveertigste en zevenenveertigste. Dat lijkt op het eerste gezicht een beetje vreemd, maar dat geldt ook voor ons systeem voor iemand die er niet mee bekend is. Het wijst erop dat iemand er misschien een beetje mee moest hannesen om het te laten kloppen.'

`Hmmm... net zoals onze maanden.'

`Precies. Dit is exact het soort gegoochel dat je moet uithalen om onze maanden goed in ons jaar te laten passen.

Het gebeurt omdat er geen simpele verhouding is tussen de omloopperiode van planeet en satelliet; er is geen reden waarom die er wel zou zijn. Als dit een kalender is die betrekking heeft op een andere planeet, dan is de reden voor die rare mengeling van getallen van zesendertig en zevenendertig volgens mij dezelfde die problemen veroorzaakt met onze kalender: die planeet had een maan.'

`Dus die groepen zijn maanden,' stelde Caldwell.

`Als het een kalender is - ja. Elke groep is verdeeld in drie subgroepen - weken, zo je wilt. Normaliter heeft elke week twaalf dagen, maar er zijn negen lange maanden waarin de middelste week dertien dagen heeft.'

Danchekker keek lang naar het vel papier terwijl er langzaam een uitdrukking van gekweld ongeloof op zijn gezicht verscheen.

`Draagt u dit voor als een serieuze theorie?' vroeg hij met geforceerde stem.

`Natuurlijk niet,' antwoordde Hunt. `Dit zijn allemaal zuivere gissingen. Maar het indiceert wel enkele mogelijkheden die aangegrepen zouden kunnen worden. Die lettergroepen zouden bij voorbeeld overeen kunnen komen met verwijzingen die de taaljongens misschien uit andere bronnen opscharrelen - data op documenten, bij voorbeeld, of datumstempels op kleding of andere uitrustingsstukken. Misschien zouden jullie ook een andere manier kunnen vinden om het aantal dagen per jaar te berekenen; als dat zeventienhonderd zou blijken te zijn, dan zou dat toch wel heel toevallig zijn, nietwaar?'

`Nog iets?' vroeg Caldwell.

'ja. Een computer correlatieanalyse van dit cijferpatroon zou verborgen periodiciteiten kunnen aantonen; tenslotte kan er best meer dan een maan geweest zijn. Het zou ook mogelijk moeten zijn om curvengroepen te berekenen die de mogelijke verhoudingen weergeven tussen de planeet-satelliet-massaverhouding tegenover de gemiddelde omloopsradii.

Later weet je misschien genoeg om in staat te zijn een van de curven eruit te pikken. Misschien beschrijft het het Aarde-Maanstelsel, en misschien ook niet.'

`Belachelijk!' barstte Danchekker uit.

`Onbevooroordeeld?' stelde Hunt voor.

,Misschien is er nog iets dat het proberen waard is,' onderbrak Schorn. `Uw kalender, als het dat is, is tot dusver uitsluitend beschreven in relatieve termen - dagen per maand, maanden per jaar, enzovoort. Er is niets dat ons absolute waarden geeft. Nu maken we - en dit is eigenlijk meer een gissing - enige vorderingen door gedetailleerde chemische analyse in het samenstellen van een kwantitatief model van Charlies celstofwisselingcycli en enzymprocessen. Misschien zouden we de snelheid kunnen berekenen waarmee afvalproducten en gifstoffen zich in het bloed en de weefsels ophoopten en naar aanleiding van die resultaten een schatting kunnen maken van zijn natuurlijke periodes van slapen en waken. Als ik op die manier een getal zou kunnen bepalen voor de lengte van de dag, dan zouden de andere getallen daar rechtstreeks uit voortvloeien.'

`Als we dat wisten, dan zouden we de rotatieperiode van de planeet weten,' zei iemand anders. `Maar zouden we aan een schatting van de massa kunnen komen?'

'je zou dat kunnen doen door een structurele analyse te maken van Charlies bot- en spiervormingen en dan de verhouding kracht-gewicht te berekenen,' droeg weer een ander bij.

`Dat zou de gemiddelde afstand van de planeet tot de zon opleveren,' zei een derde.

`Enkel als hij op onze zon zou lijken.'

'je zou de massa van de planeet kunnen nagaan aan de hand van het glas en het andere kristalachtige materiaal in zijn uitrusting. Uit de kristalstructuur zouden we de kracht van het zwaartekrachtveld waarin het afgekoeld is moeten kunnen berekenen.'

`Hoe zouden we aan een cijfer voor de dichtheid kunnen komen?'

'je zou nog steeds de straal van de planeet moeten weten.'

`Hij lijkt op ons, dus zal de oppervlaktezwaartekracht wel ongeveer als die op Aarde zijn.'

`Zeer waarschijnlijk wel, maar laten we dat bewijzen.'

`Bewijs eerst dat dat een kalender is.'

Van alle kanten begonnen nu de opmerkingen binnen te stromen. Hunt bedacht met enige tevredenheid dat hij er tenminste in geslaagd was om enige geestdrift en enthousiasme in de vergadering in te brengen.

Danchekker kwam niet onder de indruk. Toen het rumoer wegstierf stond hij weer op en wees medelijdend naar het ene vel papier dat nog steeds in het midden van de tafel lag.

`Allemaal geklets !' viel hij uit. `Daar ligt het totaal van uw bewijs. Daar' hij schoof zijn dikke dossier ernaast, dat uitpuilde van de aantekeningen en papieren, `ligt het mijne, dat gesteund wordt door bibliotheken, computergeheugens en archieven over de hele wereld. Charlie is afkomstig van de Aarde!'

`Waar is zijn beschaving dan?' vroeg Hunt. `Afgevoerd in een enorme hemelse vuilniswagen?'

Rond de tafel werd gelachen toen Danchekkers eigen hatelijkheid naar hem teruggekaatst werd. De professor werd rood en leek op het punt te staan iets obsceens te zeggen.

Caldwell stak een beteugelende hand op, maar Schorn redde de situatie door er met zijn kalme, onverstoorbare stem tussen te komen. `Het lijkt erop, dames en heren, dat we tijdelijk een compromis moeten sluiten door in te stemmen met een zuiver hypothetische situatie. Om professor Danchekker gelukkig te houden moeten we aanvaarden dat de Lunariers ontstaan zijn uit dezelfde voorouders als de onze. Om dr. Hunt gelukkig te houden, moeten we aannemen dat dat ergens anders is gebeurd. Hoe we deze twee onverenigbare zaken met elkaar moeten verenigen, wil ik niet proberen te voorspellen.'

Negen.

Gedurende de weken die volgden op de vergadering verloor Hunt de trimagniscoop steeds meer uit het oog. Caldwell scheen extra veel moeite te doen om de Engelsman aan te moedigen de verschillende laboratoria en instituten van de VNR in de buurt te bezoeken om eens `uit de eerste hand te zien wat er zo allemaal gebeurt,' of de kantoren van het hoofdkwartier van Navcomm om `iemand te ontmoeten die je misschien interessant zou vinden.' Hunt was natuurlijk nieuwsgierig naar het Lunarische onderzoek, dus bevielen die ontwikkelingen hem uitstekend. Al gauw stond hij op vertrouwelijke voet met de meeste ingenieurs en geleerden die erbij betrokken waren, in ieder geval die in de omgeving van Houston, en had hij een goed beeld van hoe hun werk vorderde en wat voor moeilijkheden ze tegenkwamen.

Uiteindelijk verkreeg hij een breed overzicht van de activiteiten op alle fronten en merkte hij dat in ieder geval op het algemene niveau, het besef van het beeld dat hij ontwikkelde maar door een paar bevoorrechte individuen binnen de organisatie werd gedeeld.

In verscheidene richtingen werden er vorderingen gemaakt.

Berekeningen van structurele efficientie, gebaseerd op metingen van Charlies skelet en de massa die het had moeten dragen, hadden een getal opgeleverd voor de oppervlaktezwaartekracht van zijn thuisplaneet, dat met een aanvaardbare foutenmarge overeenkwam met andere getallen die onafhankelijk afgeleid waren uit proeven met de kristallen van het helmvizier en andere onderdelen die uit een gesmolten toestand waren gevormd. Het zwaartekrachtveld aan de oppervlakte van Charlies thuisplaneet leek niet erg verschillend te zijn geweest van dat van de Aarde; misschien was het iets sterker. Deze uitkomsten werden als niet meer dan ruwe benaderingen beschouwd. Bovendien wist niemand hoe kenmerkend Charlies lichaamsbouw was geweest voor de Lunariers in het algemeen, dus was er nog steeds geen gegronde aanwijzing of de planeet in kwestie de Aarde was geweest of niet. Het was nog een volkomen open vraag.

Op uitrustingslabels, titels van documenten en bijgevoegd bij sommige aantekeningen, had de linguistische afdeling voorbeelden gevonden van Lunarische woorden die precies overeenkwamen met sommige van de opschriften op de kalender, net zoals Hunt al gesuggereerd had. Het bewees wel niets, maar het maakte het aannemelijker dat die woorden een soort data aangaven.

Toen dook uit een volkomen onverwachte hoek iets op dat verband leek te houden met de kalender. Bij de voorbereidende werkzaamheden op een bouwterrein bij Maanbasis Tycho Drie waren er fragmenten van metalen constructies en bouwwerken ontdekt. Ze zagen eruit als de ruines van een soort installatie. Het grondigere onderzoek dat daarop volgde leverde niet minder dan veertien extra lijken op, of beter gezegd stukjes van lijken aan de hand waarvan minstens veertien personen van beide geslachten konden worden geidentificeerd. Het was duidelijk dat niet een van de lijken ook in de verste verte maar zo goed bewaard was als dat van Charlie. Ze waren allemaal letterlijk aan stukken geblazen. De resten bestonden uit weinig meer dan verkoolde botsplinters die tussen verschroeide rafels van ruimtepakken verspreid lagen. Behalve dat het er op duidde dat de Lunariers niet alleen lichamelijk hetzelfde waren als mensen, maar ook net zo vatbaar waren voor ongelukken, brachten deze ontdekkingen geen nieuwe informatie met zich mee - tot de ontdekking van het polstoestel. Het was ongeveer net zo groot als een flink pakje sigaretten, de polsband niet meegerekend, en het apparaat toonde bovenop de voorkant vier ruitjes, die eruit zagen als miniatuur elektronische schermpjes. Gezien hun afmetingen en vorm leken de venstertjes meer bedoeld om tekstgegevens te vertonen dan beelden en men dacht dat het een chronometer was of een rekenmachine; misschien was het wel alle twee die dingen en nog meer ook.

Nadat het vluchtig onderzocht was op Tycho Drie was het toestel naar de Aarde gezonden, samen met nog een paar vondsten. Uiteindelijk kwam het terecht in de laboratoria van Navcomm bij Houston, waar de apparaten uit Charlies ransel werden bestudeerd. Na een paar voorbereidende experimenten werd het omhulsel veilig verwijderd, maar een gedetailleerd onderzoek van de ingewikkelde moleculaire circuits binnenin leverde niets op dat bijzonder veelbetekenend was. Omdat ze geen betere ideeen hadden, namen de ingenieurs van Navcomm hun toevlucht tot het toepassen van lage voltages op willekeurige punten om te zien wat er zou gebeuren. En toen er een bepaalde reeks binaire patronen in een rij contacten werd ingevoerd, verscheen er inderdaad een serie Lunarische symbolen in de venstertjes. Daar werd niemand iets wijzer van tot Hunt, die toevallig een bezoek bracht aan het laboratorium, een reeks lettergroepen herkende als de maanden die op de kalender stonden. Daarom leek tenminste een van de functies die het polstoestel verrichtte in nauw verband te staan met de tabel in de agenda. Of het al dan niet iets te maken had met het registreren van het verstrijken van de tijd viel nog niet te zeggen, maar het zag er tenminste naar uit dat sommige losse dingen in elkaar begonnen te passen.

De linguistische afdeling maakte gestage, hoewel minder spectaculaire vorderingen in het ontrafelen van de taal. Veel van de meest vooraanstaande experts ter wereld raakten erbij betrokken; sommigen verkozen om naar Houston te komen terwijl anderen via ver verwijderde informatieaansluitingen werkten. Als eerste stadium van hun aanval vergaarden ze stapels statistieken over woord- en letterspreiding en overeenkomsten en schreven boeken vol tabellen en grafieken waar iemand anders net zo weinig van snapte als van de taal zelf. Daarna was het grotendeels een zaak van intuitie en gokspelletjes spelen op de schermen van de computers.

Af en toe pikte iemand er een iets zinniger patroon uit, wat weer naar een betere gissing leidde, wat naar een nog zinniger patroon leidde - enzovoort. Ze maakten woordenlijsten in categorieen die volgens hen overeenkwamen met zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden en bijwoorden, en later voegden ze er bijvoeglijke bijzinnen en bijwoordelijke bijzinnen aan toe - vrij fundamentele vereisten voor een gevorderde declinerende taal. Ze begonnen een gevoel te ontwikkelen voor het afleiden van varianten, zoals meervouden en werkwoordstijden, uit gewone wortels en voor de regels die de vorming van woordvolgorden regeerden. Uit dat alles kwam een besef van de beginselen van de Lunarische grammatica voort en de linguistische experts zagen de toekomst opgewekt tegemoet.

Plotseling wisten ze dat ze het punt naderden waarop ze zouden gaan proberen de eerste Engelse equivalenten met geselecteerde woorden te vergelijken.

De afdeling Wiskunde, die volgens soortgelijke lijnen als Linguistiek georganiseerd was, ontdekte ook interessante dingen. Een deel van de agenda bestond uit vele bladzijden met cijfers en tabellen - misschien zoiets als een naslagdeel met Nuttige informatie. E,n van de pagina's was verticaal verdeeld in kolommen met cijfers, afgewisseld door kolommen met woorden. Een onderzoeker merkte dat een van de getallen, als het omgezet werd in decimale cijfers, uitkwam op 1836 - de massaverhouding tussen protonen en elektronen, een fundamentele natuurkundige constante die overal in het heelal hetzelfde zou zijn. Er werd gesuggereerd dat de pagina misschien een lijst was met equivalente Lunarische massa-eenheden, zoals de equivalentietabellen die werden gebruikt om ounces om te rekenen in grammen, en grammen in pounds... enzovoort. Als dat zo was hadden ze bij toeval een complete staat ontdekt van het Lunarische systeem van massameting. Het probleem was dat de hele hypothese op de wankele veronderstelling berustte dat het getal 1836 inderdaad duidde op de massaverhouding tussen protonen en elektronen, en niet gewoon een toevallige verwijzing was naar iets heel anders. Ze hadden nog een tweede informatiebron nodig om dat te controleren.

Toen Hunt op een middag met de wiskundigen praatte, verbaasde hij zich toen hij hoorde dat ze niet wisten dat de scheikundigen en anatomen van andere afdelingen schattingen van de oppervlaktezwaartekracht berekend hadden. Zo gauw hij dat verteld had, zag iedereen er onmiddellijk de betekenis van in. Als de Lunariers de gewoonte hadden aangenomen die op Aarde algemeen was - om dezelfde eenheden te gebruiken om massa en gewicht uit te drukken op hun eigen planeet - dan drukten de getallen in de tabel Lunarische gewichten uit. Bovendien was er tenminste een voorwerp beschikbaar waarvan ze het gewicht nauwkeurig konden schatten; Charlie zelf. Dus konden ze, omdat ze al een schatting hadden van de oppervlaktezwaartekracht, makkelijk bij benadering berekenen hoeveel Charlie thuis in kilo's gewogen zou hebben. Nog maar een stuk informatie ontbrak voor de oplossing van het hele probleem: een factor om kilo's in Lunarische gewichtseenheden om te zetten.

Toen veronderstelde Hunt dat er tussen de persoonlijke papieren van Charlie best een identiteitskaart of een medische kaart kon zitten - iets dat zijn gewicht in zijn eigen eenheden opgaf. Dan zou dat ene getal alle informatie leveren die ze nodig hadden. Er kwam een abrupt einde aan de discussie toen het hoofd van de wiskundige afdeling met gezwinde spoed en behoorlijk opgewonden vertrok om met het hoofd van de linguistische afdeling te gaan praten. De linguistische sectie stemde erin toe om hem te waarschuwen als iets dergelijks boven water kwam. Tot dusver was dat nog niet gebeurd.

Een andere kleine groep, die weggestopt zat in kantoren bovenin het Navcommgebouw, werkte aan wat misschien de meest opwindende ontdekking was die tot nu toe in de boekjes was gedaan. Op twintig bladzijden, helemaal achterin het tweede boekje, stond een serie kaarten. Ze waren allemaal op een kennelijk kleine schaal getekend, en op elk ervan stond een uitgestrekt deel van het wereldoppervlak - maar de wereld die afgebeeld was, droeg geen gelijkenis met de Aarde. Oceanen, continenten, rivieren, meren, eilanden en de meeste andere geografische kenmerken waren gemakkelijk te onderscheiden, maar konden op geen enkele wijze gerijmd worden met het oppervlak van de Aarde, zelfs niet als men rekening hield met het verstrijken van vijftigduizend jaar - wat trouwens toch weinig verschil gemaakt zou hebben, afgezien van de grootte van de poolkappen.

Op elke kaart stond een rechthoekig raster van co8rdinatenlijnen, soortgelijk aan de Aardse lengte- en breedtegraden, waarvan de lijnen achtenveertig decimale eenheden uit elkaar stonden. Men nam aan dat die getallen voor Lunarische eenheden van graadmeting stonden omdat niemand een andere zinnige manier kon bedenken om coordinaten op het oppervlak van een bol uit te zetten. De vierde en de zevende kaart gaven de sleutel: de nulmeridiaan waar alle andere lijnen betrekking op hadden. Bij de lijn aan de oostkant stond `528' en bij die aan de westkant `48' waaruit bleek dat een complete Lunarische cirkel verdeeld was in 576 Lunarische graden. Dat systeem kwam overeen met hun twaalftallige rekenstelsel en hun gebruik om van rechts naar links te lezen. De volgende stap bestond uit het berekenen van de grootte van het planeetoppervlak dat op iedere kaart was afgebeeld en ze samen te voegen tot een volledige globe.

De grote trekken waren echter al duidelijk. De poolkappen waren veel groter dan die welke verondersteld werden op Aarde te hebben bestaan tijdens de ijstijd in het Pleistoceen. Op sommige plaatsen strekten ze zich uit tot op twintig (Aardse) graden van de equator. De meeste zeeen rond de equatoriale gordel waren volkomen ingesloten door kusten en door ijs. Een verzameling stippen en symbolen die over de landmassa's in de ijsvrije zone verspreid waren, en in mindere mate over de ijsvlakten zelf, leken op nederzettingen en steden te wijzen.

Toen Hunt een uitnodiging ontving om eens naar de kaarten te komen kijken, lieten de geleerden die eraan werkten hem de afstandsschaalverdelingen zien die in de marges stonden gedrukt. Als ze maar achter een manier konden komen om die getallen om te zetten in kilometers, dan zouden ze de diameter van de planeet weten. Maar niemand had hen verteld over de tabellen die volgens de wiskundige afdeling omzettingsfactoren voor massaeenheden zouden kunnen zijn. Misschien dat een van de andere tabellen hetzelfde deed voor eenheden van lengte en afstand?

Als dat zo was, en ze een verwijzing naar de lengte van Charlie konden vinden tussen zijn papieren, dan zouden ze enkel door hem te meten in staat zijn om uit te rekenen hoeveel Aardse meters er in een Lunarische kilometer zaten.

Omdat ze al een getal hadden voor de oppervlaktezwaartekracht van de planeet, zouden zijn massa en gemiddelde dichtheid daar rechtstreeks uit voortvloeien.

Dat was allemaal erg opwindend, maar het bewees alleen maar dat er een wereld had bestaan. Het bewees niet dat Charlie en de Lunariers daar ontstaan waren.

Tenslotte is het feit dat een man een plattegrond van Londen in zijn zak heeft geen bewijs dat hij een Londenaar is.

Dus kon de bezigheid van het in verband brengen van getallen die afgeleid waren van Charlies lichaamsafmetingen met de getallen op de kaarten en in de tabellen gebaseerd blijken op een enorme dwaling. Als de agenda van de wereld kwam die op de kaarten afgebeeld stond, maar Charlie van ergens anders, dan kon het maatstelsel dat afgeleid was uit de kaarten en tabellen in de agenda wel een volslagen ander stelsel zijn dan hetgeen dat gebruikt was om zijn persoonlijke kenmerken vast te leggen in zijn papieren, omdat dat laatste stelsel het stelsel zou zijn dat op het `ergens anders' werd gebruikt, niet op de wereld die op de kaarten stond afgebeeld. Het werd allemaal erg verwarrend.

En ten slotte beweerde niemand dat hij onomstotelijk had vastgesteld dat de wereld op de kaarten de Aarde niet was. Toegegeven, het zag er niet uit als de Aarde, en pogingen om de huidige spreiding van de Aardse continenten af te leiden uit de landmassa's op de kaarten hadden helemaal geen succes gehad. Maar de zwaartekracht van de planeet was niet zo erg verschillend geweest. Misschien had de oppervlakte van de Aarde gedurende de laatste vijftigduizend jaar grotere veranderingen ondergaan dan men vroeger aangenomen had? Bovendien telden de argumenten van Danchekker nog steeds zwaar, en elke theorie die ze buiten beschouwing liet zou een heleboel op te helderen hebben. Maar tegen die tijd hadden de meeste geleerden die aan het project werkten een stadium bereikt waar toch niets meer hen verrast zou hebben.

`Ik heb je boodschap ontvangen. Ik ben meteen gekomen,' kondigde Hunt aan terwijl Lyn Garland hem binnenliet in Caldwells kantoor. Caldwell knikte naar een van de stoelen tegenover zijn bureau en Hunt ging zitten. Caldwell wierp een blik op Lyn die nog steeds bij de deur stond.

`Ok,,' zei hij. Ze vertrok en deed de deur achter zich dicht.

Caldwell staarde Hunt een paar seconden lang uitdrukkingloos aan en trommelde tegelijkertijd met zijn vingers op het bureau. `Je hebt de laatste paar maanden een hoop van de situatie hier gezien. Wat vind je ervan?'

Hunt haalde zijn schouders op. Het antwoord lag voor de hand.

`Het bevalt me prima. Er gebeuren hier opwindende dingen.'

`Je vindt het fijn als er opwindende dingen gebeuren, he?' De directeur knikte, half voor zich uit. Hij zat een poos na te denken. `Nou, je hebt nog maar een deel gezien van wat er allemaal gebeurt. De meeste mensen hebben er geen idee van hoe groot de vivx vandaag de dag is. Alles wat je hier ziet - de labs, de installaties, de lanceerterreinen - dat is alleen maar de ondersteuning. Ons voornaamste werk ligt daar buiten.' Hij gebaarde naar de foto's die aan een van de muren hingen. `We hebben mensen die op het ogenblik de woestijnen van Mars verkennen, in sondes door de wolken van Venus vliegen en over de manen van Jupiter lopen. In de verre-ruimteafdelingen in Californie zijn ze schepen aan het ontwerpen waarnaast de Vega's en zelfs de Jupiterschepen eruit zullen zien als raderbootjes.

Robotsondes met fotonaandrijving die de eerste sprong naar de sterren zullen maken - sommige van elf kilometer lang! Denk je dat eens in - elf kilometer lang!'

Hunt deed zijn best om op de juiste manier te reageren.

Het probleem was dat hij niet wist welke manier juist was.

Caldwell zei of deed nooit iets zonder een reden. De reden voor deze wending aan het gesprek was verre van duidelijk.

`En dat is nog pas het begin,' ging Caldwell verder.

`Daarna zullen mensen de robots volgen. En dan - wie weet? Dit is het grootste project waar de mensheid zich ooit aan heeft gewaagd: de VS, de vs van Europa, Canada, de Sovjets, de Australiers - ze doen er allemaal gezamenlijk aan mee. Waar leidt zoiets heen als het eenmaal onderweg is, hS? Waar houdt het op?'

Voor de eerste keer sinds zijn aankomst in Houston bespeurde Hunt een spoor van emotie in de stem van de Amerikaan. Hij knikte langzaam, hoewel hij het nog steeds niet begreep.

'Je hebt me hier niet naar toe gesleept om me een reclamespot van de VNR te laten horen,' zei hij.

`Nee, inderdaad niet,' gaf Caldwell toe. 'Ik heb je hier naar toe gesleept omdat het tijd is dat we eens serieus met elkaar praten. Ik weet genoeg van je om te weten hoe de radertjes draaien in je hoofd. Je bent uit hetzelfde hout gesneden als de jongens die daar in de ruimte al die ontdekkingen doen.' Hij leunde achterover in zijn stoel en staarde Hunt recht in zijn ogen. `Ik wil dat je ophoudt met bij de IISM te rommelen en bij ons komt.'

Die verklaring trof Hunt als een rechtse hoek.

`Wat...! Naar Navcomm!'

`Precies. Laten we er niet omheen draaien. Jij bent het soort figuur dat we nodig hebben en wij kunnen jou de dingen geven die jij nodig hebt. Ik weet dat ik geen grote toespraak hoef te houden om dat allemaal uit te leggen.'

De aanvankelijke verrassing van Hunt duurde misschien een halve seconde. De computer in zijn hoofd spuwde nu al antwoorden uit. Caldwell had hier weken lang naar toegewerkt en hem uitgetest. Dus daarom had hij ingenieurs van Navcomm gebruikt om de bediening van de scoop over te nemen. Had hij zo lang geleden al die gedachte gehad? Hunt twijfelde er al niet meer aan wat de uitkomst van het gesprek zou zijn. De regels van het spel vereisten echter dat de vaste vragen gesteld en beantwoord werden voor er iets definitiefs uitgesproken kon worden.

Instinctief greep hij naar zijn sigarenkoker, maar Caldwell was hem voor en schoof zijn sigarenkistje over het bureau.

`Je lijkt er behoorlijk zeker van te zijn dat je hebt wat ik nodig heb,' zei Hunt terwijl hij een Havana uitzocht. `Ik ben er niet zeker van of zelfs ik wel weet wat dat is.'

`O nee? Of wil je er gewoon niet graag over praten?'

Caldwell zweeg even om zijn eigen sigaar aan te steken.

Hij trok eraan tot hij tevreden was en ging toen verder: `Van New Cross naar het Journal of the Royal Society, op je eentje. Een hele prestatie.' Hij maakte een gebaar van goedkeuring. `We houden hier van mensen die zichzelf opwerken - zo'n beetje... traditioneel. Waarom ben je eraan begonnen?' Hij wachtte niet op antwoord. `Eerst elektronica, toen wiskunde... daarna kernfysica, en later nucleonica. Wat komt hierna, Hunt? Wat doe je als volgende stap?' Hij leunde achterover en blies een rookwolk uit terwijl Hunt de vraag overwoog.

Hunt trok met enige bewondering zijn wenkbrauwen op.

`Je schijnt je huiswerk goed gedaan te hebben,' zei hij.

Caldwell antwoordde niet rechtstreeks, maar vroeg alleen: `Hoe ging het met je oom in Lagos toen je vorig jaar in de vakantie bij hem op bezoek was? Gaf hij de voorkeur aan het weer daar boven dat in Worcester in Engeland? Heb je de laatste tijd Mike uit Cambridge nog veel gezien? Ik betwijfel het - hij is bij de vivx gegaan; de laatste acht maanden zit hij in Hellas Twee op Mars. Moet ik nog verder gaan?'

Hunt was te volwassen om zich verontwaardigd te voelen; bovendien vond hij het mooi om een vakman in actie te zien. Hij glimlachte flauwtjes. `Alle tien goed.'

Meteen werd de stemming van Caldwell bloedserieus.

Hij boog zich voorover en zette zijn ellebogen op het bureau.

`Ik zal je zeggen wat de volgende stap is, Hunt,' zei hij.

`Weg - op weg naar de sterren! We zijn hier op weg naar de sterren. Het is begonnen toen die vis van Danchekker voor het eerst uit de modder kroop. De drang waardoor ze dat deden is dezelfde die jou al je hele leven voortdrijft.

Je bent zo ver als maar mogelijk is in het atoom doorgedrongen; er is nu nog maar een pad over - uitwaarts. Dat is wat de VNR je aanbiedt en wat je niet kan weigeren.'

Er viel niets aan toe te voegen voor Hunt. Er lagen twee toekomsten voor hem uitgespreid: de ene leidde terug naar Metadyne, de andere wenkte hem voorwaarts naar de oneindigheid. Hij was net zomin in staat de eerste te kiezen als zijn soort in staat was terug te keren naar de diepten van de zee.

`En wat zit er voor jou aan vast?' vroeg hij nadat hij even had nagedacht.

`Wat heb jij dat we nodig hebben, bedoel je?'

`Ja.

`We hebben de manier nodig waarop jouw hersens werken. Jij kan zijdelings denken. Je bekijkt problemen uit verschillende oogpunten die niemand anders bezigt. Dat heb ik nodig om dat geval van Charlie te ontrafelen. Iedereen ruziet zoveel omdat ze veronderstellingen doen die voor de hand lijken te liggen maar die ze niet zouden moeten doen. Er is een speciaal soort brein voor nodig om erachter te komen wat er fout is als iets, waarvan iedereen met gezond verstand kan zien dat het waar is, niet waar blijkt te zijn. Ik geloof dat jij die man bent.'

Hunt voelde zich niet helemaal op zijn gemak door al die complimenten. Hij besloot er een beetje vaart achter te zetten. `Wat had je zo in gedachten?'

`Nou, de jongens die we hier momenteel hebben zijn de besten in hun eigen specialiteiten,' antwoordde Caldwell.

`Begrijp me goed, die mensen zijn uitstekend - maar ik zou graag willen dat ze zich concentreerden op de dingen waar ze het best in zijn. Hoe het ook zij, afgezien daarvan heb ik iemand nodig met een ongespecialiseerde en daardoor onpartijdige kijk om de bevindingen van de specialisten te coordineren en ze te verenigen tot een globaal beeld.

Ik heb zogezegd mensen als Danchekker nodig om de stukjes van de puzzel te kleuren, maar ik heb iemand zoals jij nodig om de stukjes in elkaar te passen. Je hebt dat trouwens toch al een hele tijd onofficieel gedaan; wat ik zeg is: Laten we het officieel maken.'

`Hoe zit het met de organisatie?' vroeg Hunt.

`Daar heb ik over nagedacht. Ik wil niemand van onze oudere mensen in het harnas jagen door hen of iemand van hun staf ondergeschikt te maken aan de een of andere nieuwe wonderwerker. Dat is alleen maar goede politiek.

Ik geloof trouwens ook niet dat je het zo zou willen.'

Hunt schudde zijn hoofd om zijn instemming te betuigen.

`Dus naar mijn mening,' hervatte Caldwell, `moeten de verschillende afdelingen en secties net zo blijven functioneren als nu. Onze relatie met organisaties buiten Navcomm blijft onveranderd. Alle conclusies die iedereen tot nu toe heeft bereikt, en nieuwe bevindingen zo gauw ze gedaan worden, zullen nu verwezen worden naar een gecentraliseerde coordinerende sectie - dat ben jij. Jouw werk zal bestaan uit het in elkaar passen van de stukjes, zoals ik al heb gezegd. Je moet je eigen staf opbouwen als de hoeveelheid werk toeneemt. Je kunt dan elk speciaal stukje informatie dat je nodig hebt opvragen bij de specialistische functies; op die manier zou je een paar van hun doelstellingen bepalen. Wat jouw doelstellingen betreft, die zijn al duidelijk; je moet erachter komen wie die mensen van Charlie waren, waar ze vandaan kwamen en wat er met ze gebeurd is. Je brengt rechtstreeks aan mij verslag uit en je verlost me van dat hele probleem. Ik heb al genoeg op mijn programma zonder me druk te maken over lijken.' Caldwell gebaarde met een arm om te laten blijken dat hij uitgesproken was. `Nou, wat zeg je ervan?'

Hunt moest inwendig glimlachen. Zoals Caldwell had gezegd, viel er eigenlijk nergens over na te denken. Hij haalde diep adem en keerde zijn handen met de palmen omhoog. `Zoals je al zei - een aanbod dat ik niet kan weigeren.'

`Dus je doet mee?'

`Ik doe mee.'

`Welkom aan boord dan.' Caldwell keek tevreden. `Hier moet op gedronken worden.' Van ergens achter het bureau haalde hij een fles en glazen te voorschijn. Hij schonk de whisky in en gaf een glas aan zijn nieuwste werknemer.

`Wanneer wil je ermee beginnen?' vroeg Hunt na een ogenblik.

`Nou, je hebt waarschijnlijk een paar maanden of zo nodig om de formaliteiten af te handelen met rrsrs. Maar waarom zou je wachten op formaliteiten? Je bent trouwens toch aan ons uitgeleend door IIBm en je staat zolang onder mij; bovendien betalen we voor je. Dus wat mankeert er aan morgenochtend?'

'Jezus!'

De houding van Caldwell werd meteen vlot en zakelijk.

`Ik zal je in dit gebouw kantoren toewijzen. Rob Gray krijgt volledig de leiding over het werk met de scoop en houdt de ingenieurs die ik hem toegewezen heb als zijn vaste personeel zo lang hij in Houston is. Dan hoef je daar niets meer aan te doen. Aan het eind van de week wil ik een schatting hebben van wat je denkt nodig te hebben aan administratief personeel en secretarissen, technisch personeel, instrumenten, meubilair, laboratoriumruimte en computerfaciliteiten.

Volgende week rond deze tijd wil ik dat je een verslag klaar hebt voor een vergadering van sectie- en afdelingshoofden die ik zal beleggen, om ze te vertellen hoe zij en jij volgens jou samen moeten werken. Maak hem tactvol.

Ik zal geen officiele aankondiging van deze veranderingen maken tot na de vergadering, als iedereen weet wat er aan de hand is. Praat er tot dan niet over, behalve met mij en Lyn.

Jouw afdeling zal Speciale Takengroep L genoemd worden, en je positie wordt sectiehoofd van Groep L. Die post is geclassificeerd als "Beambte, rang vier, burger," in de Ruimtemacht. Het brengt al de bijbehorende voordelen met zich mee; gratis gebruik van de voertuigen en vliegtuigen van de VNx, toegang tot vertrouwelijke dossiers tot aan categorie drie en een standaardverstrekking van kleding en toebehoren bij dienst overzee of buiten de planeet. Dat staat allemaal in het Handboek leidinggevende stal; details over de rapporterings-structuur, administratieve procedures en dat soort dingen staat in de VNx gezamenlijke beleidsgids. Lyn bezorgt je wel exemplaren.

Je zult contact moeten zoeken met de federale autoriteiten in Houston voor een permanent verblijf in de VS. Lyn weet wie je moet hebben. Zorg dat je spullen uit Engeland komen als je er tijd voor hebt en stuur de rekening maar naar Navcomm. We zullen je helpen met het vinden van een huis, maar blijf in de tussentijd gewoon in het Ocean logeren.'

Hunt bedacht eventjes dat als Caldwell duizend jaar eerder geboren zou zijn, Keulen en Aken wel op een dag zouden zijn gebouwd.

'Wat is je huidige salaris?' vroeg Caldwell.

'Vijfentwintigduizend Europese dollars.'

'Daar maken we dertig van.'

Hunt knikte zonder iets te zeggen.

Caldwell zweeg even en liep in gedachten na of hij iets over het hoofd had gezien. Toen hij niets kon vinden leunde hij achterover en hief zijn glas op. 'Proost, Vic.'

Het was de eerste keer dat hij Hunt informeel had aangesproken.

'Proost.'

'Op de sterren.'

'Op de sterren.'

Er drong een laag gebulder door in de kamer van een punt buiten de stad. Ze keken uit het raam en zagen een zuil van licht de blauwe lucht in klimmen toen een Vega opsteeg van een afgelegen lanceerplatform. Een stille golf van opwinding stroomde door Hunts aderen terwijl hij het schouwspel in zich opnam. Het was een symbool voor de uitwaartse drang van de mens, en hij stond op het punt daar een deel van te worden. Tien.

De vraag naar de diensten van Speciale Takengroep L begon zo gauw de nieuwe afdeling officieel ging draaien en gedurende de volgende weken bleef hij snel toenemen.

Aan het einde van de maand zat Hunt tot over zijn oren in het werk en was hij gedwongen om sneller extra mensen aan te nemen dan hij van plan was geweest. Oorspronkelijk had hij het idee gehad om een tijdje door te gaan met een kernploeg, in ieder geval tot hij zich een beter denkbeeld gevormd had van wat er van hem verlangd werd. Toen Caldwell de oprichting van de nieuwe groep aankondigde, waren er een paar gevallen van kneuterige jaloezie en wrok geweest, maar de houding die uiteindelijk de overhand had was dat Hunt verschillende waardevolle ideeen had bijgedragen, en dat het alleen maar verstandig leek om hem permanent met de ploeg mee te laten werken.

Na een tijdje begonnen zelfs de tegenstanders onwillig toe te geven dat de zaken beter schenen te lopen nu Groep L erbij was. Sommigen veranderden uiteindelijk volkomen van mening en werden enthousiaste aanhangers van het plan toen ze begonnen in te zien dat de communicatiewegen naar de mensen van Hunt in twee richtingen liepen en dat ze voor elk stukje informatie dat ze invoerden tien stukjes terugkregen. Toen de olie die zo was toegevoegd aan Hunts puzzelbouwmachine effectief begon te blijken, schakelde de machine volledig over in de hoogste versnelling en plotseling begonnen er stukjes in elkaar te passen.

De wiskundige afdeling werkte nog steeds aan de berekeningen en formules die in de boekjes waren gevonden.

Omdat wiskundige verhoudingen waar zouden blijven, onverschillig de tekens die gebruikt werden om ze uit te drukken, was hun interpretatie een veel minder lukrake aangelegenheid dan het ontcijferen van de Lunarische taal.

De wiskundigen waren gestimuleerd door de ontdekking van de massaconversie tabel. Ze richtten hun aandacht op de andere tabellen die in hetzelfde boek stonden en vonden er al gauw een waarin een hoop veelgebruikte natuur-en wiskundige constanten werden opgesomd. Daar haalden ze al gauw de pi uit, evenals de e, de basis van de natuurlijke logaritmen en nog een paar meer, maar ze begrepen het eenhedenstelsel nog steeds niet goed genoeg om het merendeel te kunnen bepalen.

Een andere reeks tabellen bleek uit eenvoudige trigonometrische functies te bestaan; die waren gemakkelijk te herkennen zo gauw de cartografen de eenheden voor hoekmeting door middel van radialen opgegeven hadden. De opschriften boven de kolommen van deze tabellen gaven de Lunarische symbolen voor sinus, cosinus, tangens en zo meer. Zodra die bekend waren begonnen veel van de andere wiskundige uitdrukkingen duidelijker te worden; van sommige bleek meteen dat het vertrouwde trigonometrische verhoudingen waren. Die hielpen op hun beurt weer bij het vaststellen van de regels die gebruikt werden om normale rekenkundige problemen uit te drukken, plus de exponentiele vergelijkingen, wat tot de herkenning van de vergelijkingen van de dynamica leidde. Niemand was verbaasd toen die vergelijkingen onthulden dat de Lunarische geleerden dezelfde wetten hadden afgeleid als Newton. De wiskundigen vorderden tot tabellen met elementaire eerste integralen en standaardvormen van differentiaalvergelijkingen van de lagere orde. Op volgende pagina's stonden cijferreeksen die misschien afnemende oscillatie- of resonantiesystemen beschreven. Daar was de onzekerheid aangaande de eenheden weer een probleem; dit soort formules zouden in een standaardvorm gesteld zijn die net zo goed op elektrische als op mechanische, thermische, of nog een hoop andere natuurkundige verschijnselen kon slaan. Totdat ze meer wisten over de Lunarische eenheden, konden ze er niet zeker van zijn wat die vergelijkingen precies betekenden, zelfs al slaagden ze erin om ze wiskundig te interpreteren.

Hunt herinnerde zich dat hij had gezien dat bij veel van de elektrische apparaten uit Charlies rugpak kleine metalen labeltjes naast stekkers, contactdozen en andere verbindingen waren aangebracht. Hij giste dat sommige van de symbolen die op die labels waren gegraveerd misschien een getal in eenheden van voltage, stroom, kracht, frequentie en dergelijke voorstelden. Hij bracht een dag door in het elektronisch laboratorium, maakte een volledig verslag over die merktekens en speelde het door naar de wiskundige afdeling. Het was bij niemand opgekomen om ze daar eerder iets over te zeggen.

De elektronische technici spoorden de batterij op in het polstoestel van Tycho, haalden het uit elkaar en berekenden met de hulp van een elektronchemicus van een andere sectie het voltage dat de batterij moest produceren. De linguisten vertaalden de merktekens op het omhulsel en zo kwamen ze aan een getal voor de Lunarische eenheid van elektrisch voltage. Het was in ieder geval een begin.

De professoren Danchekker en Schorn hadden de leiding over de biologische kant van het onderzoek. Misschien wel verrassend toonde Danchekker geen tegenzin om met Groep L samen te werken en hij hield ze volledig op de hoogte met een ware vloed aan informatie. Dat was eerder het resultaat van zijn diepgewortelde gevoel van welvoeglijkheid dan van een verandering van gedachten. Hij was een formalist, en als de formaliteiten van de regeling deze procedure vereisten, dan zou hij daar strikt de hand aan houden. Zijn weigering om ook maar een centimeter af te wijken van zijn onbuigzame opvattingen betreffende de plaats van herkomst van de Lunariers was echter nog altijd onwrikbaar.

Zoals beloofd had Schorn een onderzoek ingesteld om de lengte van Charlies natuurlijke dag te bepalen door een studie van zijn stofwisseling en celmetabolisme, maar hij ondervond nogal wat problemen. Hij kreeg wel resultaten, maar de resultaten sloegen nergens op. Sommige proeven hadden een getal van vierentwintig uur als uitkomst, wat inhield dat Charlie van de Aarde afkomstig zou kunnen zijn, sommige een getal van vijfendertig uur, wat inhield dat dat niet kon, en sommige tests hadden een uitslag die daar tussenin zat. Als de som van deze resultaten dus iets betekende, was het dat Charlie van een heel stel verschillende werelden tegelijk afkomstig was. Of het sloeg nergens op, of er was iets mis met de methoden die ze toepasten, of er zat meer aan de zaak vast dan ze dachten.

Danchekker boekte in een andere richting meer succes.

Aan de hand van een analyse van de afmetingen en vormen van Charlies bloedvaten en daarbij horende spierweefsels, berekende hij vergelijkingen die de prestaties van Charlies bloedsomloop beschreven. Daar leidde hij toen een reeks curven van af die de hoeveelheden lichaamswarmte toonden die bij elke gegeven lichaams- en buitentemperatuur vastgehouden werden of verloren gingen. Hij becijferde een getal voor Charlies normale lichaamstemperatuur met behulp van enkele getallen van Schorn die niet aan twijfel onderhevig waren en die gebaseerd waren op de veronderstelling dat, zoals het geval was bij de Aardse zoogdieren, het evolutieproces ertoe geleid zou hebben dat het lichaam van Charlie zijn temperatuur op zo'n niveau afstelde dat de chemische reacties in de cellen in hun meest efficiente tempo zouden plaatsvinden. Door dit getal weer in te brengen in zijn oorspronkelijke vergelijkingen, was Danchekker in staat om een schatting te maken van de buitentemperatuur, of beter gezegd, de temperatuur van de omgeving waaraan Charlie het beste aangepast leek om in te functioneren. Rekening houdend met foutjes, kwam het ergens tussen de twee en de negen graden Celsius uit.

Nu Schorn er niet in was geslaagd om een betrouwbare indicatie te geven van de lengte van de Lunarische dag, was het nog steeds niet mogelijk om absolute waarden toe te schrijven aan de kalender, hoewel er uit verschillende bronnen genoeg ondersteunend bewijs was binnengekomen om buiten enige redelijke twijfel vast te stellen dat het inderdaad een kalender was. Toen meer aanwijzingen voor de Lunarische eenheden van elektriciteit ontdekt werden door de elektronische afdeling, kwam er een alternatieve aanpak aan het licht om de ongrijpbare Lunarische tijdseenheid te verkrijgen. Als de wiskundigen de vergelijkingen van elektrische oscillaties konden ontrafelen, zouden ze in staat moeten zijn om de daarbij betrokken grootheden zo te manipuleren dat ze de twee grootheden uitdrukten die de dielektrische constante en magnetische permeabiliteit van de vrije ruimte omschreven in Lunarische eenheden.

De verhouding van deze constanten zou de lichtsnelheid opleveren, uitgedrukt in Lunarische afstandseenheden per Lunarische tijdseenheid. De eenheden om afstand aan te geven werden al begrepen; daarom zouden die welke werden gebruikt voor het meten van tijd daar automatisch uit volgen.

Al deze activiteiten bij de VNR trokken natuurlijk overal de aandacht van het publiek. De ontdekking van een technologisch vergevorderde beschaving van vijftigduizend jaar geleden was niet iets dat elke dag gebeurde. Sommige van de koppen die over het Wereldnieuwsnet flitsten toen het verhaal vrijgegeven werd, een paar weken na de oorspronkelijke vondst, waren gedenkwaardig: MAN OP DE MAAN VOOR ARMSTRONG; sommige waren lachwekkend: UITGESTORVEN BESCHAVING OP MARS; sommige waren gewoon fout: CON TACT GEMAAKT NIET INTELLIGENTE BUITENAARDSE WEZENS.

Maar de meeste gaven een vrij goed beeld van de situatie.

Gedurende de daaropvolgende maanden wankelde het public relations bureau van de VNR in Washington, dat altijd alleen maar rustige en voorspelbare zaken met de nieuwsmedia had gedaan, onder een vloed van eisen van in tijdnood zittende redacteurs en producenten van over de hele wereld. Washington worstelde een tijdje moedig door, maar gaf zich uiteindelijk gewonnen en delegeerde het probleem naar het PR-bureau van Navcomm in Houston.

De PR-directeur in Houston merkte dat hij een compleet distributiekantoor van nieuwe informatie vlak voor de deur had in de vorm van Groep L, dus werd er nog een dimensie toegevoegd aan Hunts alsmaar toenemende hoeveelheid werk. Al gauw werden persconferenties, tv-documentaires, gefilmde interviews en verslaggevers een deel van zijn dagelijkse sleur, evenals het opstellen van wekelijkse bulletins over de vorderingen. Ondanks de koele objectiviteit en nauwgezette bewoordingen waarin deze bulletins werden geschreven, schenen er vreemde dingen mee te gebeuren in de tijd tussen hun verzending uit de kantoren van Navcomm en hun aankomst op de krantenpagina's en muurschermen overal ter wereld. Er gebeurden zelfs nog vreemdere dingen in de geesten van sommige mensen die ze lazen.

Een van de Britse zondagsbladen bracht zo'n beetje het hele Oude Testament als een interventie van ruimtewezens, gezien door de ogen van de eenvoudige toeschouwers. De plagen van Egypte waren ecologische ontwrichtingen die opzettelijk veroorzaakt waren als een waarschuwing voor de onderdrukkers; vliegende schotels loodsten Mozes door de Rode Zee terwijl de wateren gespleten werden door nucleonische krachtvelden, en het manna uit de hemel werd gevormd uit de koolwaterstof verbrandingsproducten van thermonucleaire aandrijfeenheden. Een uitgever in Parijs zag het resultaat, begreep de boodschap en nam een freelancer in dienst om het leven van Christus opnieuw te bestuderen als een symbolisch verslag van de schijnbare wonderen die verricht waren door een Lunarier die terugkeerde naar de Aarde na achtenveertigduizend jaar gemediteerd te hebben in de galactische wildernis.

`Authentieke' berichten dat de Lunariers er nog steeds waren, waren legio. Ze hadden de piramiden gebouwd, Atlantis laten zinken en de Bosporus gegraven. Er waren onvervalste ooggetuige verslagen van hedendaagse Lunarische landingen op Aarde. Twee jaar eerder had iemand een gesprek gehad met de piloot van een Lunarisch ruimteschip in het hart van de Coloradowoestijn. Elke verwijzing naar bovennatuurlijke verschijnselen, geestverschijningen, bezoekingen, wonderen, heiligen, spoken, visioenen en heksen die ooit opgetekend was, had iets met de Lunariers te maken.

Maar toen de maanden voorbij gingen en er geen dramatische onthullingen kwamen, begon de wereld elders nieuwe sensaties te zoeken. De rapportering van nieuwe bevindingen werd beperkt tot de meer serieuze wetenschappelijke bladen en de verslagen van vakgenootschappen. Maar de geleerden die bij het project betrokken waren, gingen onverstoorbaar door met hun werk.

Toen ontdekte een ploeg van de VNB die een optisch observatorium aan het opzetten was op de achterkant van de Maan, ongewone echo's op hun ultrasone apparatuur, van ongeveer zestig meter onder de oppervlakte. Ze boorden een schacht en troffen wat de enige overblijfselen van de ondergrondse verdiepingen van nog een Lunarische basis schenen te zijn aan, of in ieder geval het een of andere bouwsel. Het was enkel maar een doos met metalen wanden van ongeveer drie meter hoog en net zo lang en breed als een klein huis; een uiteinde ontbrak en ongeveer een kwart van de ingesloten ruimte was volgeraakt met stof en stukken rots. In de ruimte die aan de andere kant over was, vonden ze de verkoolde skeletten van nog eens acht Lunariers, een paar meubelstukken, enkele technische uitrustingstukken en een berg afgesloten metalen dozen. Waar ook de rest van het bouwwerk waar deze zaal een deel van was geweest uit bestaan had, het was spoorloos verdwenen.

De metalen doosjes werden later geopend door de geleerden in Westwood. In de blikjes bevonden zich geassorteerde etenswaren, in goede staat ondanks het feit dat ze gekookt waren. Dat wat ze gekookt had, had waarschijnlijk ook de Lunariers gekookt. De meeste blikjes bevatten geconserveerde groenten, vleeswaren en zoete producten; enkele leverden echter een aantal vissen op, ongeveer zo groot als haringen, die intact bewaard waren gebleven.

Toen de assistent van Danchekker een van die vissen ontleedde en binnenin begon rond te kijken, kon hij geen touw vastknopen aan wat hij ontdekte, dus riep hij de professor naar het laboratorium om te vragen wat hij ervan dacht.

Danchekker ging pas de volgende ochtend om acht uur naar huis. Een week later verkondigde hij tegenover een ongelovige Vic Hunt: `Dit specimen heeft nooit in een van onze oceanen gezwommen; het is niet geevolueerd uit, en ook niet op enigerlei wijze verwant aan, enige levensvorm die ooit op deze planeet heeft bestaan.'

Elf.

De missie van de Apollo Zeventien in december 1972 had het succesvolle slot gemarkeerd van de eerste poging van de mens om een wereld te bereiken en uit de eerste hand te verkennen die niet die van hemzelf was. Na het Apolloprogramma waren de activiteiten van de NASA beperkt, vooral als gevolg van de financiele druk die op de VS werd uitgeoefend door de economische recessies die de hele zeventiger jaren kwamen en gingen in de westerse wereld, door de politiek geente oliecrisis en de verscheidene andere crisissen die in het Middenoosten en de onderste helft van Afrika gefabriceerd werden, en door de escalatie van de oorlog in Vietnam. In het midden en aan het einde van de zeventiger jaren werd er een reeks onbemande sondes verstuurd naar Mars, Venus, Mercurius en enkele van de buitenplaneten. Toen rond 19so de bemande missies weer hervat werden, waren die vooral gericht op de ontwikkeling van verschillende soorten ruimtependels en op de constructie van doorlopend bemande laboratoria en observatoria in een baan om de Aarde. De voornaamste doelstelling was het consolideren van een stevig vertrekpunt voordat de uitwaartse expansie werd hervat. Dus werd de Maan een tijd lang weer met rust gelaten en mocht hij zijn miljarden jaren durende beschouwing van het heelal voortzetten zonder verdere storingen door de mens.

De informatie die de Apollo astronauten meebrachten, maakte ten langen leste een einde aan de tegenstrijdige speculaties over de aard en het ontstaan van de Maan die door generaties van aan de Aarde gebonden waarnemers naar voren waren gebracht. Snel nadat het zonnestelsel was gevormd, plusminus 4.500 miljoen jaar geleden, raakte de maan tot op aanzienlijke diepte in gesmolten toestand, misschien tot half aan het middelpunt; de hitte werd veroorzaakt door het vrijkomen van zwaartekrachtenergie toen de maan in grootte toe bleef nemen. Gedurende de periode van afkoeling die daarop volgde, zonken de zwaardere, ijzerhoudende mineralen naar het inwendige terwijl de minder dichte, aluminiumrijke mineralen omhoog dreven naar de oppervlakte en de bergkorst vormden. Een aanhoudend bombardement door meteorieten roerde het mengsel door elkaar en compliceerde het proces enigszins, maar zo'n drieenveertig miljoen jaar geleden was de vorming van de korst vrijwel voltooid. Het bombardement duurde tot negenendertig miljoen jaar geleden, toen de meeste vertrouwde oppervlaktekenmerken al bestonden. Van dat tijdstip af tot tweeendertig miljoen jaar geleden stroomde er basaltlava uit het inwendige, op sommige plaatsen teweeggebracht door het opnieuw smelten van de korst, wat veroorzaakt werd door opeenhopingen van radioactieve hittebronnen onder de oppervlakte. De lava vulde de kratergebieden en schiep de donkerdere zeeen. De korst bleef tot op grotere diepten afkoelen tot gesmolten materiaal er niet meer doorheen kon dringen. Daarna bleef alles door de Bonen heen onveranderd. Af en toe verscheen er nog een krater door een inslaande meteorieten vallend stof sleet geleidelijk de bovenste millimeter van het oppervlak af, maar in wezen werd de Maan een dode planeet.

Deze geschiedenis kwam voort uit gedetailleerde observaties en beperkte verkenningen van de voorkant van de Maan. Satellietobservaties van de achterkant wezen erop dat daar ook veel van hetzelfde verhaal van toepassing was, en omdat die serie gebeurtenissen strookte met de bestaande theorieen, twijfelde vele jaren na Apollo niemand aan de juistheid ervan. Er moesten natuurlijk nog details toegevoegd worden, maar het globale beeld was overtuigend duidelijk. Toen de mensen echter in grotere getale en permanent terugkeerden naar de Maan, leverde terreinverkenning van de achterkant een volslagen ander en totaal onverwacht verhaal op.

Hoewel de achterkant er voor de ver waarnemer zo'n beetje hetzelfde uitzag als de voorkant, bleek hij op het microscopisch niveau in de loop van zijn geschiedenis iets volkomen anders ondergaan te hebben.

Bovendien bracht het methodische terreinonderzoek dat voortsproot uit het toenemen van het aantal bases, lanceerplaatsen, communicatie-installaties en al het andere toebehoren dat de mens overal vergezelde, ook eigenaardigheden aan het licht.

Alle experimenten die werden uitgevoerd met de rotsmonsters van de acht plaatsen die voor het midden van de zeventiger jaren onderzocht waren leverden alleen resultaten op die de orthodoxe theorieen ondersteunden. Toen het aantal onderzoeksterreinen opliep tot in de duizenden, bevestigde het overgrote deel van de bijkomende gegevens die resultaten - maar er werden enkele merkwaardige uitzonderingen opgemerkt, uitzonderingen die erop schenen te wijzen dat sommige van de kenmerken van de voorkant eigenlijk aan de achterkant thuis zouden moeten horen.

Niet een van de verklaringen die naar voren werden gebracht was echt afdoende. Het maakte weinig verschil voor de beambten en officieren van de VNR omdat op dat tijdstip het patroon van activiteiten op de Maan gevorderd was van puur wetenschappelijk onderzoek naar intensieve bouw- en graafprojecten. Alleen de academische broederschap van een paar universiteiten had nog de tijd om te peinzen en te corresponderen over de spectrale tegenstrijdigheden van stofmonsters. Dus bleef het goed gedocumenteerde probleem van de `afwijkingen tussen de halfronden der Maan' vele jaren lang opgeborgen, samen met nog zo'n miljoen andere zaken, in de la van de wetenschap met het opschrift `wachtend op verklaring'.

Een methodische inspectie van de huidige staat van kennis van elke tak van de wetenschap die verband zou kunnen houden met het Lunarische probleem was een routineonderdeel van het werk van Groep L. Alles wat met de Maan te maken had stond natuurlijk bovenaan de lijst van dingen die nagegaan moesten worden, en al gauw had de groep genoeg informatie verzameld om een kleine bibliotheek te beginnen over het onderwerp. Twee jonge natuurkundigen, die niet snel genoeg weggedoken waren toen Hunt de opdrachten uitdeelde, kregen de gigantische taak opgedragen om al die gegevens door te werken. Het duurde nogal even voor ze bij het onderwerp van de afwijkingen tussen de halfronden kwamen. Toen het zover was, ontdekten ze verslagen van een reeks experimenten voor het berekenen van de ouderdom van de Maan die een paar jaar eerder waren uitgevoerd door een nucleoloog genaamd Kronski aan het Max Planck Instituut in Berlijn. Toen ze de gegevens zagen die in die verslagen stonden, gingen de twee natuurkundigen als de gesmeerde bliksem naar Hunt.

Na een lange discussie visifoneerde Hunt met een dr. Saul Steinfield van de afdeling natuurkunde aan de universiteit van Nebraska, die zich specialiseerde in de verschijnselen van de Maan. Als gevolg van dat gesprek regelde Hunt het zo dat het plaatsvervangend hoofd van Groep L de leiding een paar dagen overnam en de volgende ochtend vroeg vloog hij naar Omaha in het noorden. De secretaris van Steinfield haalde Hunt af van het vliegveld en binnen het uur stond Hunt in een van de laboratoria van de afdeling natuurkunde en bestudeerde een model van de Maan van een meter in doorsnede.

'De korst is niet gelijk verdeeld,' zei Steinfield en wuifde naar het model. 'Aan de achterkant is hij veel dikker dan aan de voorkant - iets dat al lang bekend is, sinds de eerste satellieten in de zestiger jaren in een baan om de Maan werden gebracht. Het zwaartepunt ligt ongeveer twee kilometer van het geometrische middelpunt.'

'En er is geen voor de hand liggende reden voor,' peinsde Hunt.

De zwaaiende arm van Steinfield bleef woeste cirkels beschrijven rond de bol voor hen. 'Er is geen reden voor dat de korst aan de ene kant veel dikker zou stollen, nee, maar dat doet er eigenlijk niet toe, want zo is het niet gebeurd. Het materiaal waaruit het oppervlak van de achterkant bestaat is veel jonger dan dat wat men tot zo'n, eh, dertig jaar geleden dacht dat op de Maan aanwezig was, een heel stuk jonger! Maar dat weet u - daarom bent u hier.'

'U bedoelt niet dat het recent gevormd is,' stelde Hunt.

Steinfield schudde krachtig met zijn hoofd zodat de twee plukjes wit haar die aan de zijkanten van zijn verder gladde hoofd uitstaken, wild heen en weer zwaaiden. `Nee. We weten dat het ongeveer net zo oud is als de rest van het zonnestelsel. Wat ik bedoel is - het bevindt zich nog niet erg lang waar het zich nu bevindt.'

Hij pakte Hunt bij zijn schouder en draaide hem half om, zodat hij naar een wandkaart keek waar een doorsnede door het midden van de Maan op stond. `Hier kunt u het zien. Die rode schil is de oorspronkelijke korst die helemaal rond loopt -hij is ruwweg cirkelvormig, zoals je zou verwachten. Aan de achterkant - hier - ligt dat blauwe spul er bovenop en dat is er nog maar kort geleden bijgekomen.'

`Bovenop wat vroeger het oppervlak was?'

`Precies. Iemand heeft een paar miljard ton rommel neergestort op de oude korst - maar alleen aan die kant.'

'En dat is wel vrij afdoende bewezen?' vroeg Hunt voor alle zekerheid.

'ja... ja. Er zijn over de hele achterkant genoeg gaten en schachten geboord om vrij nauwkeurig aan de weet te kunnen komen waar het oude oppervlak zich bevond. Ik zal u hier eens iets laten zien...' Een groot gedeelte van de muur aan de overkant bestond uit niets anders dan rijen kleine metalen laatjes met op elk ervan een netjes geschreven labeltje die zich uitstrekten van de vloer tot aan het plafond. Steinfield liep het vertrek door en bukte zich om de etiketten te bekijken terwijl hij tegelijk half verstaanbaar in zichzelf mompelde. Met een plotseling `Hier heb ik hem!' greep hij naar een van de laatjes, deed het open en kwam terug met een afgesloten glazen potje, ongeveer net zo groot als een potje augurken. Het bevatte een ruw stuk lichtgrijze, rotsachtige substantie die hier en daar flauwtjes glinsterde en die op een statief van ijzerdraad was geplaatst.

`Dit is een vrij algemene KZAMEP-basaltsoort van de achterkant. Het-' `Kzamep ?'

`Rijk aan kalium - dat is K - zeldzame-aard elementen en fosfor, P: KZAMEP.'

`O - ik begrijp het.'

`Uit zulke verbindingen,' ging Steinfield verder, `bestaat een groot deel van de hooglanden. Dit stukje is ongeveer eenenveertighonderd miljoen jaar geleden gestold. Door nu de isotoopproducten te analyseren die ontstaan zijn door blootstelling aan kosmische straling, kunnen we te weten komen hoe lang het al aan de oppervlakte ligt. Het getal voor dit stuk komt weer ongeveer uit op eenenveertighonderd miljoen jaar.'

Hunt keek enigszins onbegrijpend. `Maar dat is normaal.

Dat is toch wat je zou verwachten?'

`Als het aan de oppervlakte had gelegen, ja. Maar dit lag op de bodem van een schacht van meer dan tweehonderddertig meter diep! Met andere woorden, het ligt al die tijd aan de oppervlakte- en dan opeens tweehonderddertig meter onder de grond.' Steinfield gebaarde weer naar de wandkaart. `Zoals ik al zei, dat komen we overal aan de achterkant tegen. We kunnen schatten hoe diep de oude oppervlakte is bedolven. Daaronder vinden we oude rotsen en structuren die al vanaf het begin bestaan, net zoals aan de voorkant; daarboven is het een grote rotzooi - de rotsen zijn allemaal versplinterd en er is een hoop gesmolten toen die troep naar beneden kwam, helemaal tot aan wat nu de oppervlakte is. Dat valt te verwachten.'

Hunt knikte instemmend. De hoeveelheid energie die zou zijn vrijgekomen toen die massa plotseling tot stilstand werd gebracht, zou fenomenaal geweest zijn.

`En niemand weet waar het vandaan is gekomen?' vroeg hij.

Steinfield schudde weer zijn hoofd. `Sommige mensen zeggen dat een grote meteorietenregen in het pad van de Maan moet zijn gekomen. Het zou waar kunnen zijn - het ja of nee is nooit afdoende bewezen. De samenstelling van de troep lijkt echter niet erg op die van de meeste meteorieten - het lijkt meer op die van de Maan zelf. Net alsof ze uit hetzelfde materiaal gemaakt zijn - daarom ziet het er van een afstand hetzelfde uit. Je moet de microstructuur bekijken om de dingen te zien waar ik het over heb.'

Zwijgend en nieuwsgierig bestudeerde Hunt het monster een tijdje. Uiteindelijk legde hij het voorzichtig bovenop een van de tafels. Steinfield pakte het op en deed het weer in het laatje.

`Goed,' zei Hunt toen Steinfield weer bij hem kwam. `En hoe zit het nou met het oppervlak van de achterkant?'

`Kronski en trawanten?'

`Ja - zoals we gisteren al besproken hebben.'

`De kraters op de achterkant zijn gemaakt door het laatste restje van het vuilstortproces, in tegenstelling tot de kraters aan de voorkant, die zijn ontstaan door meteorietinslagen, zo'n... eh, paar miljard jaar geleden. We hebben gemerkt dat in rotsmonsters uit de randen van de kraters aan de achterkant, het activiteitsniveau van elementen met een lange halveringstijd erg laag ligt - aluminium-zesentwintig, bij voorbeeld en chloor-zesendertig; net zoals de opnamesnelheid van waterstof, helium en edelgassen uit de zonnewind.

Aan zulke dingen zien we dat die keien daar nog niet erg lang liggen; en omdat ze uit de kraters zijn geworpen, zijn de kraters er ook nog niet erg lang.' Steinfield maakte een overdreven gebaar met zijn open hand. `De rest weet u.

Mensen zoals Kronski hebben al het rekenwerk gedaan en schatten dat ze ongeveer vijftigduizend jaar oud zijn - dat is gisteren!' Hij zweeg een paar seconden lang. `Het moet op de een of andere manier in verband staan met de Lunariers.

Dat getal lijkt me een beetje al te toevallig.'

Hunt fronste even zijn voorhoofd en bestudeerde de details van de achterkant van het model. `Maar u moet dit toch al jaren hebben geweten,' zei hij en keek op. `Waarom heeft u zitten wachten tot wij u belden?'

Steinfield spreidde zijn handen weer en bleef zo een paar seconden staan. `Nou, jullie van de VNR zijn nogal gisse jongens. Ik dacht dat jullie dit allemaal al wisten.'

'Ik geef toe dat we het eerder hadden moeten onderzoeken,' stemde Hunt in. `Maar we hebben het nogal druk gehad.'

`Dat geloof ik best,' mompelde Steinfield. `Maar hoe het ook zij, er zit nog meer aan vast. Ik heb u al de dingen verteld die met elkaar stroken. Nu zal ik eens wat van de rare dingen vertellen...' Hij zweeg plotseling alsof er net een nieuwe gedachte bij hem was opgekomen. 'Ik vertel zo meteen wel over de rare dingen. Wat dacht u van een kopje koffie?'

`Lekker.'

Steinfield stak een bunsenbrander aan, vulde een groot bekerglas bij de dichtstbijzijnde kraan en zette het op een driepootje boven de vlam. Toen hurkte hij neer en rommelde in het kastje onder de werkbank en dook tenslotte triomfantelijk op met twee gedeukte emaille kroezen.

`Het eerste rare ding: de verspreiding van de monsters die we hebben opgegraven op de achterkant en die recent aan radioactiviteit zijn blootgesteld, komt niet overeen met de verspreiding of de sterkte van de radioactieve bronnen.

Er zouden bronnen verzameld moeten zijn op plaatsen waar dat niet het geval is.'

'En als zich tussen de meteorietenstorm nu eens een paar bijzonder radioactieve meteorieten bevonden?' stelde Hunt voor.

`Nee, dat gaat niet op,' antwoordde Steinfield terwijl hij een plank met glazen potten bekeek en er tenslotte een uitkoos die een roodbruin poeder bevatte en waar 'Ferrioxyde' op stond. `Als er zulke meteorieten geweest waren, dan zouden er nog steeds stukjes van te vinden moeten zijn.

Maar de verspreiding van de actieve elementen in de rommel is heel gelijkmatig - zo'n beetje normaal voor de meeste keien.'

Hij begon het poeder in de kroezen te lepelen. Hunt knikte bezorgd met zijn hoofd in de richting van de pot.

'De koffie is hier gauw op als je het open en bloot in koffiepotten bewaart,' legde Steinfield uit. Hij knikte naar een deur die naar de kamer ernaast leidde en waar een bordje met `RESEARCHSTUDENTEN' op zat. Hunt knikte begrijpend.

`Verdampt?' sloeg Hunt voor.

Steinfield schudde zijn hoofd weer.

'In dat geval zouden ze niet lang genoeg in de nabijheid van de rots geweest zijn om de effecten te veroorzaken die we hebben waargenomen.' Hij deed nog een pot open waar 'dinatriumthiofosfaat' op stond.

`Suiker?'

`Het tweede rare ding,' ging Steinfield verder. 'De hittebalans. We weten hoeveel massa er naar beneden is gekomen en aan de hand van de manier waarop het is neergestort, kunnen we de kinetische energie berekenen. We weten ook uit statistische proefboringen hoeveel energie er vrijgemaakt moest worden om het smelten en de structurele deformaties te verklaren; we weten ook hoeveel energie er geproduceerd wordt door ondergrondse radioactiviteit, en waar. Het probleem: de vergelijkingen komen niet met elkaar overeen; om te laten gebeuren wat er gebeurd is, zou je meer energie nodig hebben dan er beschikbaar was.

Dus waar is die extra portie dan vandaan gekomen? De computermodellen hiervan zijn erg ingewikkeld en ze zouden fouten kunnen bevatten, maar op het moment ziet het er zo uit.'

Steinfield gaf Hunt de tijd om dit te verwerken terwijl hij het bekerglas oppakte met een tang en de kroezen vulde.

Toen hij die handeling veilig volbracht had begon hij, nog steeds zwijgend, zijn pijp te stoppen.

'Is er nog iets?' vroeg Hunt uiteindelijk terwijl hij zijn eigen sigarettenkoker pakte.

Steinfield knikte bevestigend. 'Uitzonderingen aan de voorkant. De meeste kraters aan de voorkant passen in het klassieke patroon: oud. Er zijn er echter hier en daar een stel die niet in het patroon passen; een tijdsbepaling aan de hand van kosmische stralingen geeft ze om en nabij dezelfde ouderdom als die aan de achterkant. De gebruikelijke verklaring is dat een paar afdwalers van het recente bombardement van de achterkant hun doel voorbijschoten en op de voorkant belandden...' Hij haalde zijn schouders op.

`Maar in enkele gevallen zijn er eigenaardigheden die die bewering niet echt staven.'

`Bij voorbeeld?'

`Dat bij voorbeeld sommige glas- en breccienformaties hittepatronen vertonen die niet in overeenstemming zijn met een recente inslag... Ik zal later wel laten zien wat ik bedoel.'

Hunt bestudeerde deze nieuwe informatie in gedachten terwijl hij een sigaret opstak en een slok koffie nam. Het smaakte in ieder geval naar koffie.

`En dat is het laatste rare ding?'

'ja, in hoofdlijnen is het dat ongeveer. Nee, wacht eens even - laatste rare ding min een. Waarom heeft niet een van de meteorieten uit die regen de Aarde geraakt? Er zijn genoeg geerodeerde overblijfselen van Aardse meteorietkraters geidentificeerd waarvan de ouderdom is bepaald.

Volgens alle computersimulaties zou er rond dat tijdstip een piek van abnormale activiteit geweest moeten zijn, te oordelen naar de afmetingen van de hoop rotzooi die de Maan moet hebben geraakt. Maar daar is geen spoor van te ontdekken, zelfs niet als je rekening houdt met het effect van de atmosfeer.'

Hunt en Steinfield deden de rest van die dag en de hele volgende dag niets anders dan het doorwerken van berekeningen en onderzoeksrapporten die soms al vele jaren oud waren. De volgende nacht sliep Hunt helemaal niet, maar rookte een pakje sigaretten op en dronk een paar liter koffie terwijl hij naar de muren van zijn hotelkamer staarde en de nieuwe informatie in elke bocht wrong die zijn geest maar kon bedenken.

Vijftigduizend jaar geleden waren de Lunariers op de Maan. Waar ze vandaan kwamen deed er voorlopig eigenlijk niet toe; dat was een ander vraagstuk. Op ongeveer hetzelfde tijdstip wiste een hevige meteorietenstorm het oppervlak van de achterkant uit. Had de storm de Lunariers op de Maan weggevaagd? Misschien - maar dat zou geen enkel effect gehad hebben op de planeet waar ze vandaan waren gekomen, welke dat ook mocht zijn. Als alle mensen van de VNR op de Maan weggevaagd zouden worden, zou dat geen blijvend verschil maken voor de Aarde. Dus wat was er met de rest van de Lunariers gebeurd? Waarom had daarna niemand ze ooit meer gezien?

Was er iets anders met ze gebeurd dat verstrekkender was geweest dan wat er met de Maan gebeurd mocht zijn? Zou dat `iets anders' de meteorietenstorm veroorzaakt kunnen hebben? Zou een tweede iets anders zowel het eerste veroorzaakt kunnen hebben als de Lunariers elders hebben uitgeroeid? Misschien bestond er geen verband tussen? Onwaarschijnlijk.

Dan had je nog de tegenstrijdigheden waar Steinfield het over had gehad. Een absurd idee kwam uit het niets bij hem op. Hunt verwierp het ongeduldig. Maar naarmate de nacht verstreek, bleef het steeds nadrukkelijker terugkomen.

Toen hij zat te ontbijten besloot hij dat hij de geschiedenis moest weten die onder die miljarden tonnen puin lag. Er moest een manier zijn om genoeg informatie aan het licht te brengen om de kenmerken van het oppervlak te reconstrueren, net voor het begin van het bombardement. Later op die ochtend, toen hij weer in het laboratorium was, stelde hij die vraag aan Steinfield.

Steinfield schudde gedecideerd zijn hoofd. `We hebben meer dan een jaar lang geprobeerd om zo'n beeld te maken.

Er werkten twaalf programmeurs aan. Ze bereikten niets.

Het is daar beneden een veel te grote rotzooi - alles is omgeploegd. Het enige wat je krijgt is rommel.'

'En een gedeeltelijk beeld?' drong Hunt aan. Was er geen manier waarop een hoogtekaart berekend kon worden waar alleen de verspreiding van de stralingsbronnen vlak voor het bombardement op stond?

`Dat hebben we ook geprobeerd. Je krijgt dan inderdaad een mate van statistische concentraties, ja. Maar het is onmogelijk om erachter te komen waar elk afzonderlijk monster zich bevond toen het bestraald werd. Ze moeten allemaal kilometers ver weggesmeten zijn door de inslagen; een hoop moeten her en der verstrooid zijn door herhaalde inslagen. Niemand heeft ooit een computer gebouwd die al die entropie kan ontwarren. Je staat tegenover de tweede wet van de thermodynamica; als er ooit een gebouwd zou worden, zou het helemaal geen computer zijn maar een ijskast.'

`En hoe zit het met een chemische aanpak? Wat voor technieken zijn er beschikbaar die zouden kunnen onthullen waar de kraters van voor het bombardement waren? Zouden hun "schimmen" nog steeds opgespoord kunnen worden, driehonderd meter onder de oppervlakte?'

`Nooit van z'n leven 1' `Er moet toch een manier zijn om te reconstrueren hoe het er vroeger uitzag.'

`Wel eens geprobeerd om een koe te reconstrueren uit een vrachtwagen vol hamburgers?'

Ze praatten er nog twee dagen over, tot in de nacht bij Steinfield thuis en in Hunts hotel. Hunt vertelde Steinfield waarom hij de informatie nodig had. Steinfield zei tegen Hunt dat hij gek was. Toen riep Hunt op een ochtend in het laboratorium uit: `De uitzonderingen aan de voorkant!'

'He?'

`De kraters aan de voorkant die uit de tijd van de storm dateren. Misschien zijn sommige wel in het allereerste begin ontstaan.'

`Nou en?'

`Ze zijn niet bedolven zoals de eerste kraters aan de achterkant. Ze zijn intact.'

Inderdaad - maar daar zal je niets nieuws door te weten komen. Ze zijn veroorzaakt door recente inslagen, net zoals alles op de achterkant.'

`Maar je zei dat sommige ervan stralingseigenaardigheden vertoonden. Dat is precies waar ik meer van wil weten.'

`Maar niemand heeft ooit ook maar een spoor gevonden van waar jij het over hebt.'

`Misschien zochten ze niet naar de goede dingen. Daar hadden ze nooit een reden toe.'

De natuurkundige afdeling bezat een uitgebreide verzameling rotsmonsters van de Maan, en een aanzienlijk gedeelte daarvan bestond uit specimens uit het inwendige en de omgeving van de jonge, afwijkende kraters aan de voorkant. Op aandringen van Hunt stemde Steinfild erin toe om er een speciaal bedachte reeks proeven mee uit te voeren. Hij schatte dat hij een maand nodig zou hebben om het werk af te krijgen.

Hunt keerde terug naar Houston om zich op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen daar en vloog een maand later terug naar Omaha. De experimenten van Steinfield hadden geresulteerd in een serie door computers geconstrueerde kaarten waar de afwijkende kraters aan de voorkant op stonden. De kraters waren in twee klassen verdeeld op de kaarten: die met karakteristieke stralingspatronen en die zonder.

'En nog iets,' informeerde Steinfield hem. `De eerste klasse, die met het patroon, heeft nog iets gemeen dat de tweede klasse niet heeft: glassoorten uit de middelpunten zijn via een ander proces gevormd. Dus nu hebben we ook aan de voorkant afwijkende afwijkingen!'

Hunt bleef een week in Omaha en ging toen rechtstreeks naar Washington om met een groep geleerden in dienst van de regering te praten en om de archieven van een departement te bestuderen dat al meer dan vijftien jaar niet meer bestond. Toen keerde hij weer terug naar Omaha en liet zijn bevindingen zien aan Steinfield. Steinfield haalde het bestuur van de universiteit over om bepaalde monsters uit hun verzameling uit te lenen aan de Laboratoria voor mineralogie en petrologie van de vivx in Pasadena, Californie, om daar verdere tests van een bijzonder gespecialiseerde aard te ondergaan, waarvoor maar een paar instituten ter wereld de geschikte instrumenten bezaten.

Als rechtstreeks gevolg van die tests machtigde Caldwell een opdracht met de hoogste prioriteit aan de VNB-bases bij Tycho, Crisium en nog enkele plaatsen op de Maan, om bepaalde onderzoeken te verrichten in de buurt van enkele geselecteerde kraters. Een maand daarna begonnen de eerste monsters binnen te komen in Houston en ze werden meteen doorgestuurd naar Pasadena; evenals een groot aantal monsters die diep onder het oppervlak van de achterkant verzameld waren.

Het resultaat van al die activiteiten werd samengevat in een memorandum waar `GEHEIM' op stond en dat geschreven was op de verjaardag van Hunts aankomst in Houston.

9 september 2028 AAN: G. Caldwell Directeur Afdeling Navigatie en Communicatie VAN: Dr. V. Hunt Sectiehoofd Speciale Takengroep L AFWIJKINGEN VAN MAANKRATERS Afwijkingen tussen de halfronden Het is al vele jaren bekend dat er belangrijke verschillen bestaan tussen de aard en de wijze van ontstaan van de oppervlaktekenmerken van de voor- en achterkant van de Maan.

(a) Voorkant Oorspronkelijke maanoppervlak van vier miljard jaar geleden. Bijna alle kraters aan oppervlak veroorzaakt door explosief vrijkomen van kinetische energie bij meteorietinslag. Sommige jonger - bij voorbeeld Copernicus, 850 miljoen jaar oud.

(b) Achterkant Oppervlakte omvat grote hoeveelheid recent toegevoegd materiaal tot een gemiddelde diepte van circa 300 meter. Kraters gevormd gedurende laatste fase van dit bombardement. Tijdstip van deze gebeurtenissen valt samen met Lunarische aanwezigheid. Oorzaak van bombardement niet met zekerheid bekend.

Uitzonderingen aan voorkant Ongeveer sedert de laatste dertig jaar bekend dat sommige kraters aan voorkant uit dezelfde tijd dateren als die aan achterkant. Huidige theorie schrijft ze toe aan afdwalers van bombardement achterkant.

Conclusie van recent onderzoek in Omaha en Pasadena Alle uitzonderingen aan voorkant voorheen toegeschreven aan meteorietinslagen. Deze mening nu onjuist geacht. Twee klassen uitzonderingen worden nu onderscheiden: (a) Klasse I uitzonderingen Vastgesteld als meteorietinslagen die 50.000 jaar geleden hebben plaatsgevonden.

(b) Klasse II uitzonderingen Verschillen van Klasse I in bestralingsgeschiedenis, vorming van glassoorten, ontbreken van bewijs voor inslag en positief resultaat op tests voor elementen hyperium, bonnevillium, genevium. Voorbeeld: Krater, verwijzing maancatalogus ME 3076/K2/E, nu geclassificeerd als ontstaan door meteorietinslag. Classificatie onjuist. Krater ME 3076/K2/E gemaakt door nucleonische bom. Andere gevallen bevestigd. Onderzoek gaat door.

Onderoppervlakte achterkant Intensief trekken van monsters uit diepten ongeveer die van oorspronkelijke korst wijzen op wijd verspreide nucleonische explosies voorafgaand aan meteorieten~ bombardement. Thermonucleaire en fusiereacties ook vermoed maar onmogelijk te constateren.

Implicaties (a) Technologisch vergevorderde wapens gebruikt op Maan gedurende of omstreeks tijdstip van Lunarische aanwezigheid. Lunarische verwikkeling geimpliceerd maar niet bewezen.

(b) Als Lunariers hierin verwikkeld zijn, mogelijkheid van uitgebreider conflict dat Lunarische thuisplaneet omvatte. Mogelijke oorzaak van uitsterven Lunariers.

(c) Charlie maakte deel uit van meer dan een kleine, geisoleerde expeditie naar onze Maan. Alles wijst op belangrijke Lunarische aanwezigheid op de Maan. Voornamelijk geconcentreerd op achterkant. Vrijwel alle sporen sindsdien weggevaagd door meteorietenstorm.

Twaalf.

Voorpagina-artikel van de New York Times, 14 oktober 2028 PLAATS VAN LUNARISCHE PLANEET BEPAALD Heeft atoomoorlog Minerva vernietigd?

In een reeks sensationele nieuwe berichten van het Hoofdkwartier van de VN-Ruimtemacht in Washington, DC., is eindelijk de identiteit van de thuisplaneet van de Lunarische beschaving buiten twijfel vastgesteld, waar men vijftigduizend jaar geleden al ruimtevaart had en men de Maan van de Aarde had bereikt. Uit informatie die gedurende meer dan een jaar van intensieve arbeid door teams van geleerden, werkend in het hoofdkwartier van de VNR-afdeling Navigatie en Communicatie in Houston, Texas, in elkaar gepast is, blijkt onbetwistbaar dat de Lunariers van een Aarde-achtige planeet afkomstig waren die ooit bestaan heeft in ons eigen zonnestelsel.

Het is nu bekend dat er een tiende planeet, Minerva, genoemd naar de Romeinse godin der wijsheid, bestaan heeft op ongeveer 400 miljoen kilometer van de zon tussen de banen van Mars en Jupiter, op de plaats die nu wordt ingenomen door de asteroidengordel. Het is vastgesteld dat deze het centrum van de Lunarische beschaving is geweest.

In nog een opzienbarende onthulling verklaarde een woordvoerder van de VNR dat gegevens die onlangs verzameld zijn op de Maanbases, na een onderzoek aan de universiteit van Nebraska, Omaha, en de Laboratoria voor mineralogie en petrologie van de VNR in Pasadena, Californie, erop wijzen dat er een nucleair conflict op grote schaal heeft plaatsgevonden op de Maan op het tijdstip dat de Lunariers daar waren. De mogelijkheid dat Minerva verwoest is door een allesomvattende nucleaire vernietigingsstrijd van interplanetaire omvang kan niet worden uitgesloten.

Nucleonische bommen gebruikt in Mare Crisium Onderzoekingen aan de universiteit van Nebraska en in Pasadena gedurende de laatste maanden hebben stellig bewijs opgeleverd dat nucleonische bommen kraters veroorzaakt hebben op de Maan, die vroeger toegeschreven werden aan meteorietinslagen. De effecten van H-bommen en A-bommen worden ook vermoed, maar dit kan niet geconstateerd worden.

Dr. Saul Steinfield van de natuurkundige afdeling van de universiteit van Nebraska legde uit: `We weten al vele jaren dat de kraters op de achterkant van de Maan veel jonger zijn dan de meeste kraters op de voorkant.

Alle kraters op de achterkant en sommige op de voorkant dateren uit de tijd van de Lunariers en men dacht altijd dat ze door meteorieten veroorzaakt waren. Dat zijn de meeste ook, inclusief alle kraters op de achterkant. We hebben nu echter bewezen dat enkele kraters aan de voorkant door bommen gemaakt zijn - een paar aan de noordelijke periferie van Mare Crisium, bij voorbeeld, en een stel in de buurt van Tycho. Tot dusver hebben we er drieentwintig positief geidentificeerd en we hebben nog een lange lijst om na te gaan.'

Verdere gegevens die diep onder het oppervlak van de achterkant verzameld zijn, wijzen erop dat de achterkant zwaarder gebombardeerd is dan de voorkant. Het wegvagen van het oorspronkelijke oppervlak van de achterkant door een hevige meteorietenstorm vlak na deze gebeurtenissen verklaart het feit dat er daar nu slechts meteorietenkraters aangetroffen worden en maakt het onwaarschijnlijk dat wat er precies heeft plaatsgevonden tot in details gereconstrueerd zal kunnen worden. `Het bewijs voor een grotere activiteit aan de achterkant is voornamelijk statistisch,' zei Steinfield gisteren. `Het is onmogelijk om iets bepaalds te berekenen - om bij voorbeeld het aantal kraters werkelijk te tellen - onder al die rommel.'

De nieuwe ontdekkingen verklaren niet waarom op dat tijdstip de meteorietenstorm plaatsvond. Professor Pierre Guillemont van het Hale Observatorium merkte op: `Het is duidelijk dat het in verband zou kunnen staan met de Lunarische aanwezigheid. Het zou me persoonlijk verbazen als het samenvallen in de tijd louter toeval is, hoewel dat natuurlijk mogelijk is. Voorlopig moet het een onbeantwoorde vraag blijven.'

Gegevens uit missie van ILIAD Uit de ruimte is een opzienbarende bevestiging ontvangen dat Minerva uiteengevallen is en de asteroidengordel heeft gevormd. Een onderzoek van monsters genomen van asteroiden dat uitgevoerd is aan boord van het ruimtevaartuig Riad, dat vijftien maanden geleden van de Maan is gelanceerd om een verkenning uit te voeren van bepaalde delen van de gordel, heeft aangetoond dat vele asteroiden recent ontstaan zijn. Gegevens die teruggeseind zijn naar het regelcentrum van het VNx-Operatieleidings hoofdkwartier in Galveston, Texas, omvatten lengtes van blootstelling aan kosmische straling en baancijfers die de vernietiging van Minerva nauwkeurig bepalen op vijftigduizend jaar geleden.

De geleerden op Aarde wachten met spanning op de aankomst van het eerste asteroidenmateriaal dat teruggezonden zal worden van de Riad, die over zes weken op de Maan moet arriveren.

Herkomst van Lunariers mysterie De geleerden zijn het er niet over eens dat de Lunariers per se op Minerva ontstaan moeten zijn. Een gedetailleerd lichaamsonderzoek van 'Charlie' (de Times van 7 november 2027) heeft aangetoond dat de anatomie van de Lunariers identiek is met die van mensen en volgens alle gevestigde theorieen onmogelijk het resultaat kan zijn van een afzonderlijk evolutieproces. Omgekeerd lijkt het ontbreken van sporen van een Lunarische geschiedenis op Aarde elke mogelijkheid van een Aardse herkomst uit te sluiten. Dit blijft het voornaamste twistpunt tussen de onderzoekers.

In een exclusief interview verklaarde dr. Victor Hunt, de in Engeland geboren nucleonica-expert van de VNR die het onderzoek naar de Lunariers vanuit Houston coordineert, aan een verslaggever van de Times: 'We weten nu een hele hoop over Minerva - haar afmetingen, massa, klimaat en hoe ze om haar as en om de zon draaide.

Boven hebben we een schaalmodel gebouwd van twee meter doorsnee waar elk continent op staat, elke oceaan, rivier, bergketen, stad en nederzetting. We weten ook dat er een vergevorderde beschaving heeft gewoond. We weten ook een hoop over Charlie, inclusief zijn geboorteplaats die op verscheidene van zijn persoonlijke documenten staat en een stad is die makkelijk is te herkennen op Minerva. Maar dat bewijst niet erg veel. Mijn plaatsvervanger is in Japan geboren, maar allebei zijn ouders komen uit Brooklyn. Dus tot we een heleboel meer weten dan op het moment, kunnen we niet eens met zekerheid zeggen dat de Minervische beschaving en de Lunarische beschaving een en dezelfde waren.

Het is mogelijk dat de Lunariers op Aarde ontstaan zijn en C/f op Minerva zijn gaan wonen, C/f contact hebben gemaakt met een ras dat daar al woonde. Misschien zijn de Lunariers ontstaan op Minerva. We weten het gewoon niet. Maar welk alternatief je ook kiest, je staat voor problemen.'

Buitenaardse zeewezens afkomstig van Minerva Professor Christian Danchekker, een vooraanstaand bioloog van de Westwood Laboratoria in Houston, die ook van het begin af betrokken is geweest bij het onderzoek naar de Lunariers, heeft bevestigd dat de buitenaardse vissoorten die verscheidene maanden geleden ontdekt zijn tussen voedselvoorraden in de ruine van een Lunarische basis aan de achterkant van de Maan (de Times van 6 juli 2028) een autochtone levensvorm van Minerva schijnen te zijn. Opschriften op de blikken,waarin de vissen geconserveerd waren tonen aan dat ze van een goed geidentificeerde groep equatoriale eilanden op Minerva afkomstig zijn. Professor Danchekker verklaarde: 'Het is volledig buiten kijf dat deze soort geevolueerd is op een andere planeet dan de Aarde. Het lijkt duidelijk dat de vissen tot een evolutielijn behoren die zich heeft ontwikkeld op Minerva en dat ze daar gevangen zijn door leden van een groep kolonisten van de Aarde die daar een uitloper van hun beschaving hadden gevestigd.' De suggestie dat de Lunariers ook autochtonen van Minerva zouden kunnen zijn, noemde de professor `lachwekkend'.

Ondanks een overvloed aan nieuwe informatie is er toch nog veel dat onopgelost blijft aan de recente gebeurtenissen in het zonnestelsel. De volgende twaalf maanden zullen vrijwel zeker nieuwe opwindende ontwikkelingen brengen.

(Zie ook het speciale supplement van onze wetenschappelijk medewerker op pagina 14.) Dertien.

Kapitein Hew Mills, VN-Ruimtemacht, en momenteel ingedeeld bij de missie van het Zonnestelsel verkenningsprogramma naar de manen van Jupiter, stond door de transparante koepel te staren die het twee verdiepingen hoge regelgebouw omgaf. Het gebouw stond net boven het ijs op een rotsheuveltje en keek uit over de rommelige verzameling koepels, voertuigen, huisjes en opslagtanks waaruit de basis waar hij het bevel over had bestond. Op de vage grijze achtergrond rondom de basis verdwenen en verschenen onduidelijke schimmen van rotspilaren en ijswanden door de sombere, verwaaiende dampen van de methaan-ammoniaknevel. Ondanks zijn hoger dan normale psychologische souplesse en zijn jaren van strenge training, huiverde hij onwillekeurig toen hij aan de dunne drievoudige wand van de koepel dacht - alles wat hem scheidde van deze afschrikwekkende, giftige, vreemde wereld waar het koud genoeg was om hem binnen een paar seconden zo zwart als kool en zo broos als glas te laten bevriezen. Ganymedes, de grootste maan van Jupiter, was een verschrikkelijk oord, dacht hij.

`De landingsradars hebben contact gemaakt. De landingsprocedure is in werking. Geschatte tijd van afdaling: drie minuten en vijftig seconden.' De stem van de controleur van dienst aan een van de instrumentenpanelen achter Mills onderbrak zijn getob.

`Goed, luitenant,' antwoordde hij. `Heeft u contact met Cameron?'

`Er is een kanaal open op scherm drie, kapitein.'

Mills liep naar het hulppaneel. Het scherm vertoonde een lege stoel en daarachter een blik op het inwendige van de lage regelkamer. Hij drukte op de oproepknop en een paar seconden later bewoog het gelaat van luitenant Cameron zich in het gezichtsveld.

`De hoge omes worden over drie minuten verwacht,' kondigde Mills aan. `Alles ok,?'

`Geen problemen, kapitein.'

Mills ging weer bij de wand van de koepel staan en keek tevreden toe hoe de drie rupsvoertuigen hotsend een rij vormden en hun posities innamen voor de ontvangst.

De minuten gingen voorbij.

`Zestig seconden,' kondigde de controleur van dienst aan.

`Het afdalingsprofiel is normaal. We zouden nu elk moment visueel contact moeten maken.'

Een vlaag mist boven het landingsplatform in het middengedeelte van de basis werd donkerder en materialiseerde zich langzaam tot de vage omtrek van een pont, die balancerend op zijn staartvlammen uit het duister kwam glijden met een al volledig uitgeklapt landingsgestel. Toen hij tot stilstand kwam op een van de platforms en de schokdempers doorbogen om het laatste restje stuwkracht te neutraliseren, begonnen de ontvangstvoertuigen naar voren te rijden. Mills knikte en verliet de koepel via de trap die naar de begane grond leidde.

Tien minuten later kwam het eerste voertuig tot stilstand voor het regelgebouw en een telescopische buis schoof uit en maakte zich vast aan de luchtsluis. Majoor Stanislow, kolonel Peters en een handvol ondergeschikten liepen daar door naar de buitenste toegangskamer, waar Mills en een paar andere officieren op hen stonden te wachten. Nadat iedereen met elkaar kennis had gemaakt, ging het gezelschap zonder verdere inleidingen de trap op naar de eerste verdieping en begaf zich over een hoge loopbrug naar de koepel daarnaast, die boven de ingang van schacht nummer drie was gebouwd. Door een doolhof van trappen en loopbruggen kwamen ze uiteindelijk bij het voorvertrek van de bovenste luchtsluis van nummer drie. Achter de luchtsluis stond een capsule te wachten. Gedurende de volgende vier minuten schoten ze omlaag tot diep in de ijskorst van Ganymedes.

Door nog een luchtsluis kwamen ze in het onderste voorvertrek van nummer drie. De lucht trilde door het zoemen en dreunen van onzichtbare machines. Na het vertrek leidde een korte gang hen tenslotte naar de onderste regelkamer. Het was een labyrint van schakelborden en instrumentenhokjes waar een twaalftal operateurs bezig waren, die allemaal op hun werk waren geconcentreerd.

Een van de langere muren die geheel uit glas bestond, bood een panoramische blik op de werkzaamheden die buiten de regelkamer gaande waren. Luitenant Cameron voegde zich bij hen terwijl ze voor het glas gingen staan om het schouwspel daarachter in zich op te nemen.

Ze keken uit over de vloer van een enorme kathedraal, van meer dan driehonderd meter lang en dertig meter hoog, die uit het massieve ijs was gehakt en gesmolten. De ruw gevormde muren glinsterden wit en grijs in het schelle licht van ontelbare booglampen. De vloer was bezaaid met wegen van stalen netwerk, kranen, stellages, steunbalken, pijpen, buizen en alle denkbare soorten machinerie. Tegen de linkerwand, die zich tot aan het uiteinde van de tunnel uitstrekte, bevond zich een rasterwerk van ladders, steigers, loopbruggen en hokjes dat tot de zoldering doorliep.

Overal verspreid waren tientallen gedaanten in lompe ruimtepakken voor zwaar werk heel druk in de weer. Ze werkten in een atmosfeer van onder druk gezette argon om elk risico van een ontploffing door methaan of door de andere gassen die vrijkwamen uit het gesmolten ijs uit te sluiten. Maar alle ogen waren gericht op de rechterwand van de tunnel.

Over bijna de gehele lengte rees een reusachtige, bollende wand van glad zwart metaal op van de vloer en boog omhoog, uit het gezicht boven hun hoofd waar hij verloren ging onder de zoldering van de grot. Het was immens - maar een deel van iets gigantisch en cilindrisch dat op zijn kant lag en waarvan de rest zich ver moest uitstrekken in het ijs onder het niveau van de vloer. Uit het dichtstbijzijnde stuk, buiten de regelkamer, schoot een massieve, gebogen vleugel op uit de cilinder en overspande de grot boven hun hoofd als een brug voor hij hoog en ver naar links in het ijs verdween. Met tussenruimten markeerden onderaan de muur, waar metaal en ijs bij elkaar kwamen, een reeks gaten van zo'n twee meter in doorsnee de uiteinden van het netwerk van verkenningstunnels die overal rond en boven en onder het voorwerp waren uitgegraven.

Het was veel groter dan een Vega. Hoe lang het hier had gelegen, begraven onder de tijdloze ijsvlakten van Ganymedes, wist niemand. Maar de berekeningen van de vectorveld resultanten die verzameld waren door de satellieten waren juist geweest; er had daar beneden inderdaad iets groots gelegen - en het waren niet gewoon ertslagen geweest.

`Allemachtig,' fluisterde Stanislow nadat hij een tijd lang had staan staren. `Dus dat is hem?'

`Wat een kanjer!' voegde Peters er fluitend aan toe.

Plichtsgetrouw echoden de ondergeschikten hun gevoelens.

Stanislow keerde zich naar Mills. `Bent u klaar voor het grote ogenblik, kapitein?'

'ja, majoor,' bevestigde Mills. Hij wees naar een punt op ongeveer zestig meter afstand waar een groep gedaanten dicht bij de wand van de romp verzameld was, omgeven door een assortiment aan uitrusting. Naast hen was een deel van de huid van tweeenhalve meter in het vierkant weggesneden. `Het eerste punt waar we naar binnen zullen gaan komt daar - ongeveer midscheeps. De buitenromp bestaat uit twee lagen; beide lagen zijn doorboord.

Daarachter bevindt zich een binnenromp...' Ten behoeve van de bezoekers gebaarde hij naar een scherm dat bij het observatieraam stond en waar de opening in close-up op zichtbaar was. `Voorbereidend boorwerk heeft aangetoond dat hij uit een laag bestaat. Die ventielen die u uit de binnenromp kunt zien steken, zijn ingebracht om monsters van de inwendige atmosfeer te kunnen nemen voor hij open werd gemaakt. De ruimte achter het punt van ingang is ook volgepompt met argon.'

Mills wendde zich naar Cameron voor hij verder ging met het beschrijven van andere details van de operatie.

`Luitenant, zou u de verbindingslijnen nog een laatste keer willen controleren?'

`Aye aye, kapitein.' Cameron liep terug naar het overzichtspaneel aan het andere einde van de kamer en liep de rijen schermen na.

`IJsschacht aan Tunnel. Meldt u, alstublieft.'

Het gezicht van luitenant Stracey, die de activiteiten bij de romp leidde, kwam in zicht, omsloten door zijn helm.

`Alle controles uitgevoerd,' meldde hij. `We zijn paraat, klaar om door te gaan.'

`IJsschacht aan Mijningang. Meldt verbindingskwaliteit.'

`Alles duidelijk, beeld en geluid,' antwoordde de controleur van dienst in de koepel ver boven hen.

`IJsschacht aan Hoofdbasis.' Cameron sprak tegen scherm drie, waarop Foster zichtbaar was in de Hoofdbasis, die zich elfhonderd kilometer naar het zuiden bevond.

`Duidelijk.'

`IJsschacht aan Jupiter Vier. Meldt u.'

`Alle kanalen duidelijk, nergens storing.' Het laatste bericht kwam van de plaatsvervangende missieleider op scherm vier, die sprak vanuit het zenuwcentrum in het hart van het anderhalve kilometer lange commandoschip Jupiter Vier, dat op dat moment in een baan meer dan drieduizend kilometer hoogte rond Ganymedes draaide.

`Alle kanalen in orde en klaar om aan te vangen, kapitein.'

`Doorgaan, luitenant.'

`Ave, aye, kapitein.'

Cameron gaf het bevel door aan Stracey en buiten bij de romp kwamen de lompe gedaanten in actie. Ze zwaaiden een rotsboor naar voren die aan een loopkraan boven hen bevestigd was. Het groepje bij het raam keek zwijgend toe terwijl de boorkop meedogenloos door de binnenwand beet.

Ten slotte werd de boor achteruit gezwaaid.

`De eerste penetratie is voltooid,' informeerde de stem van Stracey hen. `Er is binnen niets zichtbaar.'

Een uur later prijkte er een patroon van gaten op de blootgelegde metaalvlakte. Toen er met lampen doorheen werd geschenen en er een tv-sonde werd ingebracht, vertoonde het scherm flitsen van een groot compartiment dat volgepropt was met buizen en machinerie. Kort daarna begon de ploeg van Stracey het paneel uit te snijden met snijbranders. Mills nodigde Peters en Stanislow uit om de operatie eens van dichtbij te gaan bekijken. Het drietal verliet de controlekamer, daalde af naar de onderste verdieping en stapte een paar minuten later, gekleed in ruimtepakken, door de luchtsluis op de vloer van de tunnel. Toen ze arriveerden bij de opening werd de metalen rechthoek net opzij gezwaaid.

De schijnwerpers bevestigden de globale indruk die men gekregen had via de boorgaten. Toen het voorbereidende visuele onderzoek klaar was, stapten twee sergeants die zich gereed hadden gehouden naar voren. Communicatiesnoeren werden in hun rugpakken gestoken en ze kregen tv-camera's waar kabels aan hingen, zaklantaarns en een tas met gereedschap en reserveonderdelen. Tegelijkertijd waren andere leden van het team bezig om de scherpe randen van het gat glad te maken met stroken plakplastic zodat de snoeren niet beschadigd zouden worden. Een uitschuifbare aluminium ladder werd neergelaten in het gat en vastgemaakt. De sergeant die het eerst naar binnen zou gaan draaide zich op de rand van het gat om, zocht zorgvuldig de bovenste sport met zijn voeten en verdween centimeter na centimeter in het vertrek. Toen hij een stevige steun had gevonden voor zijn voeten, volgde de ander.

Twintig minuten lang klauterden ze door de mechanische jungle, wendden en keerden zich tussen de chaotische schaduwen die veroorzaakt werden door het licht dat door het gat boven hen naar binnen stroomde. Ze kwamen maar langzaam vooruit; het was moeilijk om horizontale oppervlakken te vinden om op te lopen omdat het schip op zijn zij scheen te liggen. Maar decimeter na decimeter bleven de snoeren hortend de duisternis in kronkelen. Ten slotte bleven de sergeants staan bij het schot aan de neuskant van het compartiment. De schermen buiten toonden dat hun weg versperd werd door een deur. Hij was gemaakt van een staalgrijs metaal en zag er sterk uit. Hij was ongeveer drie meter hoog en een meter twintig breed. Een lang overleg leverde de beslissing op dat er geen andere keuze was dan terug te gaan naar het gat om boren en snijbranders op te halen en alle andere apparaten die nodig waren om de hele sleur van het boren, leegzuigen, vullen met argon en wegsnijden nog eens over te doen. Aan de deur te zien kon dat karwei een hele tijd duren. Mills, Stanislow en Peters gingen terug naar de regelkamer, haalden de rest van hun groep op en gingen naar de oppervlakte-installaties om te lunchen. Drie uur later keerden ze terug.

Achter het schot bevond zich nog een machineruimte, net zo verwarrend als de eerste, maar groter. Er waren veel deuren die naar andere vertrekken leidden - allemaal op slot. De twee sergeants kozen er op goed geluk een uit boven hun hoofd en terwijl ze hem aan het openbranden waren, daalden anderen af in het eerste en tweede compartiment om rollen neer te zetten om het gewicht van hun slepende snoeren zo gering mogelijk te maken, wat hen merkbaar begon te vertragen. Toen de deur doorgebrand was, loste een tweede team het eerste af.

Met een ladder klommen ze door de deur omhoog en stonden toen op wat eigenlijk de wand van een lange gang moest zijn die naar de neus van het schip liep. Een opeenvolging van gesloten deuren, onder hun voeten en boven hun hoofd, gleed over de schermen buiten. Meer dan zestig meter snoer was in het oorspronkelijke punt van ingang verdwenen.