Het hoofdkantoor in Portland van de Intercontinentale Informatie en Beheersmaatschappij lag ongeveer zeventig kilometer ten oosten van de stad en bewaakte de pas tussen Mount Adams in het noorden en Mount Hood in het zuiden. Hier was op een tijdstip in het verre verleden een kleine binnenzee door de Cascade Mountains gedrongen die een bedding had uitgesneden naar de Stille Oceaan en na verloop van tijd de machtige rivier de Columbia was geworden.
Vijftien jaar daarvoor was het het door de staat beheerde Bonneville Nucleonische Wapenonderzoekslaboratorium geweest. Hier hadden Amerikaanse geleerden, in samenwerking met het Federale Onderzoeksinstituut der Verenigde Staten van Europa in Geneve, de theorie van de mesondynamica ontwikkeld die tot de nucleonische bom had geleid. De theorie had een `schone' reactie voorspeld met een explosiekracht die tientallen keren groter zou zijn dan die van een thermonucleaire fusiebom. De gaten die ze in de Sahara hadden geblazen hadden dat wel bewezen.
Tijdens die periode uit de geschiedenis werden de ideologische en raciale spanningen die overgeerfd waren uit de twintigste eeuw weggevaagd door de vloed van universele welvaart en dalende geboortecijfers die ontstond door het verbreiden van een hoog-technologische bestaanswijze. Traditionele punten van twist en achterdocht vervaagden toen rassen, naties, sekten en geloven onontwarbaar vermengd werden tot een reusachtige, homogene, wereldomvattende maatschappij. Toen de territoriale dwaasheden van al lang gestorven politici vanzelf hun betekenis verloren en de jonge naties volwassen werden, namen de defensiebegrotingen van de supermachten jaar na jaar steeds sterker af. De komst van de nucleonische bom versnelde alleen maar wat er toch zou zijn gebeurd. Met universele instemming werd wereldwijde demilitarisatie een feit.
Een gebied van activiteiten dat enorm veel voordeel trok uit de fondsen en geldmiddelen die vrijgekomen waren na de demilitarisatie was het snel groeiende Zonnestelsel verkenningprogramma van de Verenigde Naties. De lijst van verantwoordelijkheden die door deze organisatie werd gedragen was al lang; hij omvatte ondermeer de bediening van alle kunstmanen in banen rond de Aarde, de Maan, Mars, Venus en de zon; het bouwen en drijven van alle bemande bases op de Maan en Mars, plus de laboratoria in een baan rond Venus; het lanceren van robotsondes voor verre ruimteverkenning; en het opzetten van en de controle over bemande missies naar de buitenplaneten. Het ZVP breidde zich precies in het juiste tempo en op het juiste moment uit om de voorraad technologisch talent in zich op te nemen toen de voornaamste bewapeningsprogramma's van de wereld afgestoten werden. Ook zocht de rusteloze jeugd van de nieuwe generatie een uitlaatklep voor hun lust naar avontuur in de geuniformeerde takken van de Ruimtemacht van de VN toen het nationalisme afnam en de meeste beroepslegers gedemobiliseerd werden. Het was een tijdperk dat gonsde van opwinding en verwachtingen toen de nieuwe pioniersgrens planeet na planeet door het zonnestelsel werd verlegd.
En dus stond het Bonneville-laboratorium daar zonder dat het nog een doel had. Die situatie ging niet onopgemerkt voorbij aan het bestuur van de item. Omdat ze zagen dat het grootste deel van de uitrusting en van de vaste installaties van Bonneville gebruikt kon worden bij een hoop van de eigen researchprojecten van de maatschappij, deden ze de regering een aanbod om de zaak zonder meer te kopen.
Het bod werd geaccepteerd en de transactie vond plaats.
Door de jaren heen had de item het complex nog verder uitgebreid, het esthetische aanzicht ervan verbeterd, en er uiteindelijk hun nucleonische onderzoekscentrum en wereldhoofdkantoor van gemaakt.
De wiskundige theorie die uit de mesondynamica was voortgekomen, omvatte het bestaan van drie tot dan toe onbekende transuranische elementen. Hoewel ze zuiver hypothetisch waren, hadden ze de namen Hyperium, Bonnevillium en Genevium gekregen. De theorie voorspelde ook dat, als ze eenmaal gevormd zouden zijn, deze elementen stabiel zouden zijn dankzij een `knik' in de transuranische massa-versus-bindingsenergiekromme. Het was echter onwaarschijnlijk dat ze in natuurlijke staat zouden worden gevonden - in ieder geval niet op Aarde. Volgens de wiskundige theorie waren er maar twee situaties bekend die de juiste omstandigheden konden bieden voor hun vorming: de kern van de detonatie van een nucleonische bom of het ineenstorten van een supernova tot een neutronenster.
En inderdaad leverde een analyse van de stofwolken na de tests in de Sahara minutieuze hoeveelheden Hyperium en Bonnevillium op; er werd geen Genevium ontdekt. Desondanks werd toch de eerste voorspelling van de theorie als ruim voldoende gestaafd aangenomen.
Of op een dag een toekomstige generatie van geleerden ooit de tweede voorspelling zou bevestigen was een heel ander chapiter.
Hunt en Gray daalden even na drie uur neer op de landingsplaats op het dak van het directiegebouw van tram.
Om half vier zaten ze in leren fauteuils tegenover het bureau in Borlans luxueuze kantoor op de tiende verdieping terwijl bij drie grote glazen whisky inschonk aan de teakhouten bar die in de muur links van hen was ingebouwd.
Hij liep terug naar het midden, gaf aan beide Engelsen een glas, wandelde om het bureau heen en ging zitten.
`Proost, jongens,' zei hij. Ze beantwoordden het gebaar.
'Nou,' begon hij, `het is fijn om jullie weer te zien. Goeie reis gehad? Hoe zijn jullie zo snel hierheen gekomen - een vliegtuig gehuurd?' Terwijl hij sprak deed hij zijn sigarenkistje open en schoof het over het bureau naar hen toe.
'Sigaartje?'
'Ja, een goeie reis. Bedankt, Felix,' antwoordde Hunt.
'Met de Avis.' Hij gebaarde met zijn hoofd naar het raam achter Borlan waar zich een panoramisch uitzicht vertoonde op met dennenbossen bedekte heuvels die afliepen naar de ver verwijderde Columbia.
`Aardig landschap.'
`Vind je het mooi?'
`Daarbij vergeleken ziet Berkshire er een beetje uit als Siberiee.'
Borlan keek naar Gray. `Hoe staat het met jou, Rob?'
De hoeken van Grays mond gingen omlaag. `Maagzuur.'
`Gisteravond een feestje gehad bij een of ander mokkeltje,' legde Hunt uit. `Te weinig bloed in zijn alcoholomloop.'
`Lol gehad, he?' grijnsde Borlan. `Is Francis met jullie mee geweest?'
`Je maakt zeker een geintje!'
`Jolijt met het proletariaat?' aapte Gray na met de onberispelijke uitspraak van de Engelse aristocratie. `Goeie God! Wat een idee!'
Ze lachten. Hunt ging wat gemakkelijker zitten in een nevel van blauwe rook. `En hoe gaat het met jou, Felix?'
vroeg hij. `Kabbelt het leven nog gelukkig voort?'
Borlan spreidde zijn armen breed uit. `Met mij gaat het prima.'
`Is Angie nog net zo mooi als de laatste keer dat ik haar gezien heb? Alles goed met de kinderen?'
`Ze maken het allemaal uitstekend. Tommy zit nu op de universiteit - met als hoofdvakken natuurkunde en astronautische werktuigbouw. Johnny maakt de meeste weekeinden trektochten met zijn club en Susie heeft twee woestijnmuizen en een berenjong aan de gezinsdierentuin toegevoegd.'
`Dus je bent nog net zo gelukkig als altijd. De verantwoordelijkheden van de macht hebben je nog niet klein gekregen.'
Borlan haalde zijn schouders op en ontblootte een rij parelwitte tanden. `Zie ik eruit als een leip met maagzweren tussen twee hartaanvallen in?'
Hunt bekeek de diepgebruinde gedaante met de blauwe ogen en het kortgeknipte blonde haar terwijl Borlan ontspannen onderuit gezakt zat aan de andere kant van het brede, mahoniehouten bureau. Hij zag er minstens tien jaar jonger uit dan de voorzitter van een intercontinentale maatschappij zou mogen.
Een tijdje lang draaide het gesprek om interne aangelegenheden bij Metadyne. Uiteindelijk viel er vanzelf een stilte. Hunt boog zich voorover, met zijn ellebogen op zijn knieen en bestudeerde de laatste druppel ambere vloeistof in zijn glas dat hij eerst van rechts naar links rond liet draaien en toen weer terug. Ten slotte keek hij op.
`Over die scoop, Felix. Wat is er nou aan de hand?'
Borlan had de vraag verwacht. Hij ging langzaam rechtop zitten in zijn stoel en leek een ogenblik na te denken. Toen zei hij: `Heb je het gesprek gezien dat ik heb gehad met Francis?'
`Ja.
`Dan...' Borlan scheen er niet helemaal zeker van te zijn hoe hij het moest stellen. `...Ik weet eigenlijk niet veel meer dan jij.' Hij legde zijn handen met de palmen naar beneden op het bureau in een houding van oprechtheid, maar zijn zucht was die van iemand die niet echt verwacht dat ze hem zullen geloven. Daar had hij gelijk in.
`Vooruit, Felix. Voor de dag ermee.' Het gezicht van Hunt zei de rest.
`Je moet het weten,' drong Gray aan. `Jij hebt het allemaal geregeld.'
`Eerlijk.' Borlan keek van de een naar de ander. `Kijk, als je de hele wereld beschouwt, wie zou je dan zeggen dat onze grootste klant is? Dat is geen geheim - de VN-Ruimtemacht. We doen alles voor ze, van computerverbindingen op de maan tot kristalroosters voor lasers en robotsondes.
Weet je hoeveel inkomsten ik waarschijnlijk volgend belastingjaar van de VNR krijg? Tweehonderd miljoen dollar...
tweehonderd miljoen!'
`Nou en?'
`Nou... dus - als zo'n klant zegt dat hij hulp nodig heeft, dan krijgt hij hulp. Ik zal je zeggen wat er gebeurd is. Het ging zo: de VNR is een grote toekomstige gebruiker van de stopen, dus hebben we ze alle informatie gegeven die we maar hadden over wat de scoop kan en hoe de ontwikkeling vordert in dat afgelegen oord van Francis. Op een dag - de dag voor ik Francis belde - kwam er een kerel bij me langs, helemaal uit Houston waar een van die grote ~-organisaties zijn hoofdkwartier heeft. Het was een ouwe maat van me - hun hoogste man nog wel. Hij wou weten of de scoop dit kon en dat kon en ik zei natuurlijk kan hij dat. Toen gaf hij een paar voorbeelden van de dingen die hij in gedachten had en hij vroeg of we al een operationeel model hadden. Ik zei nog niet maar dat jullie een operationeel prototype hadden in Engeland en dat hij dat kon zien als hij wilde. Maar dat wilde hij niet. Hij wilde het prototype in Houston hebben en hij wilde mensen die ermee konden omgaan. Hij zou wel betalen, zei hij - we konden zelf onze prijs noemen - maar hij wou dat apparaat hebben - het had iets te doen met een project van de hoogste prioriteit daar waar de hele VNR over opgewonden was. Toen ik vroeg wat het was, wilde hij verder niets meer zeggen behalve dat het voorlopig "om veiligheidsredenen geheim" was.'
`Dat lijkt me een raar zaakje,' merkte Hunt fronsend op.
`Het zal wel een stel afgrijselijke problemen veroorzaken bij Metadyne.'
`Dat heb ik hem allemaal gezegd.' Borlan keerde zijn handpalmen omhoog in een hulpeloos gebaar. `Ik heb hem verteld hoe het stond met het productieschema en de beschikbaarheids datum maar hij zei dat het belangrijk was en dat hij niet zo'n hoop moeilijkheden zou maken als hij er geen goede reden voor had. En dat zou hij niet doen ook,' zei Borlan duidelijk oprecht. `Ik ken hem al jaren. Hij zei dat de VNR elk bedrag dat het oponthoud ons kost zal vergoeden.' Borlan nam zijn hulpeloze houding weer aan. `Dus wat moest ik doen? Moest ik tegen een ouwe maat van me, die toevallig ook mijn beste klant is, zeggen dat hij dood kon vallen?'
Hunt wreef over zijn kin, sloeg de laatste druppel whisky achterover en pafte lang en nadenkend op zijn sigaar.
`En is dat alles?' vroeg hij uiteindelijk.
`Dat is alles. Nu weet je net zoveel als ik - behalve dat, sinds je uit Engeland bent vertrokken, we instructies hebben gekregen van de VNR om te beginnen met het vervoeren van het prototype naar een plek in de buurt van Houston een biologisch instituut. Overmorgen moeten de eerste onderdelen arriveren; de installatieploeg is al op weg daarheen om te beginnen met de voorbereidingen.'
`Houston... Betekent dat dat wij daar ook heen moeten?'
vroeg Gray.
`Inderdaad, Rob.' Borlan zweeg even en krabde aan de zijkant van zijn neus. Zijn gezicht vertrok zich tot een scheve frons. `Ik, eh - ik vroeg me af... De installatieploeg heeft wel wat tijd nodig, dus kunnen jullie twee daar voorlopig niet veel doen. Misschien kunnen jullie eerst hier een paar dagen blijven, he? Om, eh... kennis te maken met een paar van onze technische mensen en ze zo'n beetje uit te leggen hoe de scoop werkt - soort van instructiecursus. Wat vinden jullie daarvan - he?'
Inwendig lachte Hunt stilletjes. Borlan had al maanden lang tegen Forsyth-Scott geklaagd dat alhoewel de grootste potentiele afzetmarkt voor de scoop in de VS lag, bijna alle knowhow beperkt was tot Metadyne; de Amerikaanse afdeling van de organisatie had meer inlichtingen en informatie nodig dan hij tot nu toe had gekregen.
'je ziet ook nooit iets over het hoofd, Felix,' gaf hij toe.
`Ok,, schooier, ik zal het doen.'
Op het gezicht van Borlan verscheen een brede grijns.
`Die vent van de VNR waar je het over had,' zei Gray die het vorige onderwerp weer ter sprake bracht. `Wat waren die voorbeelden?'
`Voorbeelden?'
'Je zei dat hij een paar voorbeelden had gegeven van de dingen waarvan hij graag wilde weten of de scoop dat kon.'
`O, ja. Nou, laat me eens kijken... Hij wilde geloof ik graag het inwendige van lichamen bekijken - botten, weefsels, slagaderen - dat soort spul. Misschien wilde hij een sectie verrichten of zoiets. Hij wilde ook weten of je beelden kon krijgen van wat er op de bladzijden van een boek stond, maar zonder het boek open te doen.'
Dit was al te grijs. Hunt keek van Borlan naar Gray en weer terug, verbijsterd.
'je hebt in de verste verte geen scoop nodig om sectie te verrichten,' zei hij met een stem die hoog klonk van ongeloof.
`Waarom kan hij geen boek opendoen als hij wil weten wat erin staat?' vroeg Gray op dezelfde toon.
Borlan toonde zijn lege handpalmen. 'ja, ik weet het. Ik heb geen flauw idee - het klinkt idioot.'
`En betaalt de VN hier duizenden dollars voor?'
`Honderdduizenden.'
Hunt drukte zijn handen tegen zijn slapen en schudde getergd zijn hoofd. `Schenk me nog maar een whisky in, Felix,' zuchtte hij.
Vier.
Een week later stond de Mercury Three klaar om op te stijgen van het dak van het Hoofdkantoor van IIBM. In antwoord op de vragen die verschenen op het scherm op het instrumentenbord van de piloot, gaf Hunt het Ocean Hotel in het centrum van Houston op als hun bestemming.
De DEC-minicomputer in de neus maakte contact met zijn grote broer van IIBM die ergens ondergronds verbleef beneden het verkeersregeling centrum van Portland en na die kort geraadpleegd te hebben, kondigde hij een vliegplan aan dat hen langs Salt Lake City, Santa Fe en Fort Worth zou voeren. Hunt tikte zijn goedkeuring op het toetsenbord en een paar minuten later gonsde de luchtwagen naar het zuidoosten, stijgend om het obstakel van de Blue Mountains te vermijden die in de verte oprezen.
Hunt bracht het eerste gedeelte van de reis door met het bijwerken van de dossiers van zijn afdeling in de computers bij Metadyne om wat van de onafgemaakte zaken die hij had achtergelaten op orde te stellen. Toen het water van het Great Salt Lake glinsterend in zicht kwam, had hij net de berekeningen voltooid die bij het rapport van zijn laatste experiment hoorden en was hij zijn conclusies aan het toevoegen. Een uur later, zeven kilometer boven de rivier de Colorado, had hij een verbinding met MIT en zat hij een paar van hun laatste publicaties door te lezen. Nadat ze bijgetankt hadden in Santa Fe vlogen ze een tijdje op handbesturing door de stad voor ze een geschikt restaurant vonden om te lunchen. Later op de dag, toen ze zich boven New Mexico bevonden, werden ze opgeroepen door de IIEIYI en bespraken de daaropvolgende twee uur technische bijzonderheden van de scoop met een paar van Borlans ingenieurs. Tegen de tijd dat Fort Worth achter hen lag en de zon een flink eind naar het westen was gedaald, zat Hunt ontspannen naar een misdaadfilm te kijken terwijl Gray vast sliep in de stoel naast hem.
Hunt keek toe met afstandelijke interesse toen de schurk werd ontmaskerd, de held de bewonderende heldin voor zich opeiste die hij net had gered van een lot dat erger was dan de dood en de voorbijglijdende ondertiteling de huidige morele boodschap voor de mensheid overbracht. Hij onderdrukte een geeuw en haalde de schakelaar over op MONITOR/CONTROLE zodat het scherm leeg werd en hij de filmmuziek midden in een maat deed zwijgen. Hij rekte zich uit, drukte zijn sigaret uit en trok zichzelf omhoog in zijn stoel om te zien hoe het ging met de rest van het universum. Ver naar rechts kronkelde de rivier de Brazos zuidwaarts naar de Golf, met gouddraad geborduurd op het lichte blauwgrijs van de verre nevel. Voor zich uit kon hij al de regenboogkleurige torens van Houston zien, die in een dicht gegroepeerd verdedigend peloton in de houding stonden aan de horizon. Op de voorgrond onder hen namen de huizen merkbaar in aantal toe. Met tussenpozen begonnen daar tussenin onherkenbare, slordige, uitgebreide constructies te verschijnen - losse verzamelingen gebouwen, koepels, rasters van stalen balken en opslagtanks, enigszins samengebonden door een warboel van wegen en pijpleidingen. Verder weg, links van hen, rees er een rij van zes ranke zilveren spitsen op uit een warboel van staal en beton. Hij zag dat het reusachtige Vega-satelliet pendelschepen waren die op hun lanceerterreinen stonden. Het leken passende schildwachten om de toegangswegen te bewaken van wat het Mekka van het Ruimtetijdperk was geworden.
Toen Hunt neerkeek op deze ultieme getuigenis van de eeuwige uitwaartse drang van de mensheid, voelde hij diep in zich een vage rusteloosheid opkomen.
Hunt was geboren in New Cross, het haveloze deel van Oost-Londen, aan de zuidkant van de rivier. Zijn vader had het grootste gedeelte van zijn leven doorgebracht met staken of met het debatteren over grieven die het waard waren om voor te gaan staken in het cafe, op de hoek. Als hij geen geld en geen grieven meer had werkte hij in de haven van Deptford. Victors moeder werkte de hele dag in een flessenfabriek om het geld te verdienen dat ze kwijtraakte als ze de hele avond bingo speelde. Hij bracht zijn tijd door met voetballen en in het Surrey Canal vallen. Er kwam een week dat hij bij een oom in Worcester logeerde, een man die elke dag naar zijn werk ging, gekleed in een pak, in een fabriek waar ze computers maakten. En zijn oom liet Victor zien hoe je een binaire rekenmachine in elkaar moest zetten.
Niet lang daarna zat iedereen nog harder dan gewoonlijk tegen iedereen te schreeuwen, dus ging Victor bij zijn oom en tante in Worcester wonen. Daar ontdekte hij een hele nieuwe wereld waar hij nooit van gedroomd had, waar je alles wat je wilde ook kon laten gebeuren, en magische dingen echt werden - uitgedrukt in vreemde symbolen en mysterieuze diagrammen op de bladzijden van de boeken in de kasten van zijn oom.
Toen hij zestien was, kreeg Victor een beurs voor Cambridge om wiskunde, natuurkunde en elektronica te studeren. Hij ging daar op kamers wonen met een medestudent genaamd Mike die zeilde, aan bergbeklimmen deed en wiens vader een marketingdirecteur was. Toen zijn oom vertrok naar Afrika werd Victor als een tweede zoon geadopteerd door de familie van Mike en hij bracht zijn vakanties door in hun huis in Surrey of met het bergbeklimmen met Mike en zijn vrienden, eerst in de heuvels van het Lake District, Noord-Wales en Schotland, en later in de Alpen. Ze hadden zelfs een keer de Eiger geprobeerd, maar waren door het slechte weer gedwongen terug te keren.
Nadat hij zijn doctoraat had behaald, bleef hij nog een paar jaar aan de universiteit om verder te gaan met zijn onderzoek in de wiskundige nucleonica. Zijn verhandelingen over dit onderwerp trokken tegen die tijd overal de aandacht. Uiteindelijk moest hij evenwel het feit onder ogen zien dat een groeiende voorkeur voor enkele van de meer opwindende en aantrekkelijke ingredienten van het leven niet te rijmen viel met een inkomen dat afhankelijk was van onderzoekstoelagen. Een tijd lang werkte hij aan thermonucleaire fusiebeheersing voor de regering, maar hij kwam in opstand tegen een leven dat onmogelijk werd gemaakt door de bemoeienissen van de ongeinformeerde bureaucratie. Hij had drie banen geprobeerd bij drie ondernemingen, maar had niet meer op kunnen brengen dan een cynische onverschilligheid voor het spelletje dat ze speelden, om net te doen of jaarlijkse budgetten, bruto winstmarges, inkomsten per aandeel of cashflows echt iets belangrijks waren. En dus kwam toen hij net dertig was geworden de eenzame figuur die hij altijd was geweest naar voren: hij merkte dat hij begiftigd was met zeldzame en onderkende talenten, een rij academische graden had, de eer kreeg toegeschreven van een hoop prestaties, overladen was met prijzen en onderscheidingen - en dat hij geen werk had.
Een tijd lang wist hij de touwtjes aan elkaar te knopen door artikelen te schrijven voor wetenschappelijke tijdschriften. Toen werd hem op een dag een freelance baan aangeboden door het hoofd research van Metadyne om te helpen bij de wiskundige interpretatie van een deel van hun experimentele werk. Deze taak leidde weer tot een andere en al gauw was er een vaste band ontstaan tussen hem en de maatschappij. Uiteindelijk stemde hij erin toe om fulltime bij hen te komen werken in ruil voor het gebruik van hun instrumenten en diensten voor zijn eigen onderzoekingen - maar op zijn voorwaarden. En zo was de `afdeling' Theoretische Studies ontstaan.
En nu... ontbrak er iets. Het iets in hem dat lang geleden, in zijn kindertijd, ontwaakt was, zou altijd smachten naar nieuwe werelden om te ontdekken. En terwijl hij naar de Vegaschepen staarde...
Zijn gedachtegang werd onderbroken toen een stroom van elektromagnetische trillingen ergens beneden hem vandaan werd omgezet in de code die de vluchtgegevensverwerker van de Mercury in werking stelde. De stompe vleugel buiten de cockpit dook omlaag en de luchtwagen draaide en begon aan de vloeiende afdaling die zijn koers zou doen samensmelten met de oostwaartse verkeersbaan die op een hoogte van zevenhonderd meter naar het hart van de stad leidde.
Vijf.
Het ochtendzonlicht stroomde naar binnen door het raam en benadrukte de zware richels van het gezicht dat hoog boven het centrum van Houston naar buiten staarde. De plompe, gedrongen gestalte, misschien gemodelleerd naar die van een Shermantank, wierp een zwarte schaduwvlek op het tapijt achter hem. De stompe vingers sloegen een rusteloze roffel op het glas. Greg Caldwell, de directeur van de afdeling Navigatie en Communicatie van de VN-Ruimtemacht, dacht na over de ontwikkelingen tot dusver.
Net zoals hij had verwacht, wilde iedereen wat in de melk te brokkelen hebben nu het eerste ongeloof en de eerste opwinding voorbij waren. Eerlijk gezegd namen een heel stel hoge pieten van sommige afdelingen - Biowetenschappen in Chicago en Ruimtegeneeskunde in Farnborough bij voorbeeld - geen blad voor hun mond toen ze vroegen hoe het precies kwam dat Navcomm hierbij betrokken was, om nog maar te zwijgen over het feit dat die de leiding hadden van het hele project, omdat dat duidelijk net zomin iets te doen had met navigatie als met communicatie. Caldwells omlaag gekeerde mondhoeken kwamen lichtjes omhoog in iets dat bijna een glimlach van verwachting benaderde. Dus de messen werden geslepen? Dat vond hij best; hij had wel zin in een knokpartijtje. Na zich meer dan twintig jaar lang naar de top van een van de grootste afdelingen van de VN-Ruimtemacht te hebben geworsteld was hij een veteraan in het handgemeen - en hij was nog geen druppel bloed kwijtgeraakt. Misschien was dit een gebied waar Navcomm eerder nog niet veel bij betrokken was geweest; misschien kon Navcomm de hele zaak niet aan; misschien kon de VNR het niet aan; maar - zo stonden de zaken. Het was toevallig in de schoot van Navcomm geworpen en daar zou het blijven ook. Als iemand wilde helpen dan was dat prima, maar het project stond onder leiding van Navcomm. Als hen dat niet beviel, dan mochten ze proberen om het te veranderen. Man - laat ze het maar proberen!
Zijn gedachtegang werd onderbroken door het tinkelen van het beeldscherm dat in het bureau achter hem was ingebouwd. Hij draaide zich om, haalde een schakelaar over en zei met een baritonstem van graniet: `Caldwell.'
Lyn Garland, zijn assistente, groette hem op het scherm. Ze was achtentwintig, knap, en had lang rood haar en grote, bruine, intelligente ogen.
`Een boodschap van de receptie. Uw twee bezoekers van de IMM zijn hier - dr. Hunt en de heer Gray.'
`Breng ze gelijk naar boven. Schenk wat koffie in. Je kunt er beter bij komen zitten.'
`Ok,.'
Tien minuten later waren de formaliteiten uitgewisseld en zat iedereen. Caldwell keek de Engelsen een paar seconden zwijgend aan, met samengetrokken lippen en met zijn borstelige wenkbrauwen gefronst. Hij boog zich voorover en strengelde zijn vingers op het blad van het bureau in elkaar.
`Ongeveer drie weken geleden woonde ik een vergadering bij op een van onze onderzoeksbases op de Maan - Copernicus Drie,' zei hij. `Er wordt daar een hoop gegraven en in kaart gebracht, voornamelijk in verband met nieuwe bouwprogramma's. De vergadering werd bijgewoond door geleerden van de Aarde en van enkele van de bases daar, een paar mensen van de technische afdeling en bepaalde leden van de geuniformeerde takken van de Ruimtemacht.
Hij werd belegd naar aanleiding van enkele vreemde ontdekkingen daar - ontdekkingen waar we nu nog minder wijs uit kunnen worden dan destijds.'
Hij zweeg even en staarde van de een naar de ander.
Hunt en Gray beantwoordden zijn blik zonder iets te zeggen. Caldwell ging verder: `Een ploeg van een van de verkenningseenheden was bezig met het in kaart brengen van mogelijke plaatsen voor landingsradars. Ze werkten in een verafgelegen sector, een flink eind van het hoofdgebied dat geegaliseerd werd...'
Terwijl hij sprak, begon Caldwell het toetsenbord te bedienen dat opzij van hem in een uitsparing was geplaatst.
Met een hoofdknik gebaarde hij naar de muur tegenover hen, die bestond uit een batterij van beeldschermen. E,n van de schermen lichtte op en vertoonde het titelblad van een dossier, waar schuin het woord VERTROUWELIJK op stond.
Dit verdween en werd vervangen door een topografische kaart van wat er uitzag als een ruig en brokkelig stuk terrein.
Een langzaam pulserende lichtstip verscheen in het midden van het beeld en begon over de kaart te bewegen toen Caldwell aan een aanwijsknop draaide op het paneel waar het toetsenbord zich bevond. Het lichtje stopte op een punt waar de hoogtelijnen de kruising van een steil ravijn met een bredere kloof aangaven. Het ravijn was smal en leek in een stijgende bocht van de kloof af te splitsen.
`Deze kaart toont het gebied in kwestie,' hervatte de directeur. `De haarlijn geeft aan waar een kleine kloof samenkomt met de hoofdbreuk die links naar beneden afloopt.
De verkenningsjongens zijn hier uit hun voertuig gestapt en te voet verder gegaan naar het ravijn, op zoek naar een pad naar de top van die grote rotsmassa - waar "vijfhonderdzestig" bij staat.' Terwijl Caldwell sprak, bewoog het pulserende lichtje langzaam tussen de kleinere reeksen hoogtelijnen en volgde het pad dat de VN-ploeg had genomen. Ze keken toe hoe het om de bocht bij de ingang van het ravijn klom en nog een stukje verder ging. Het lichtje naderde de zijwand van het ravijn en raakte het op een punt waar de hoogtelijnen samensmolten tot een enkele dikke streep. Daar stopte het.
`bier was de zijkant een steile rotswand van zo'n twintig meter hoog. Daar ontdekten ze het eerste ongebruikelijke ding - een gat onderin de rotswand. De sergeant die de leiding had over de groep zei dat het op een grot leek.
Vinden jullie dat merkwaardig?'
Hunt haalde fronsend zijn schouders op. `Er ontstaan geen grotten op de Maan,' zei hij alleen maar.
`Precies.'
Het scherm vertoonde nu een foto-overzicht van het gebied, blijkbaar genomen vanaf de plek waar het verkenningsvoertuig was geparkeerd. Ze herkenden de spleet in de wand van de kloof waar het ravijn ermee samenkwam. Het ravijn zat hoger dan ze op de kaart hadden kunnen zien en het werd bereikt door een helling van los puin. Op de achtergrond konden ze een plompe toren van rots zien die van boven vlak was - waarschijnlijk die waar op de kaart `56o' bij stond. Caldwell gaf hen even de tijd om de foto in overeenstemming te brengen met de kaart voordat hij het volgende beeld liet zien. Dat was een foto die vanaf een hoogte was genomen en dit keer de ingang van het ravijn bestreek. Toen volgde er een serie foto's die naar en tot voorbij de bocht liep. `Dit zijn beelden uit een filmopname,' verklaarde Caldwell. `Ik zal de hele reeks maar niet laten zien.' Op de laatste foto van de serie stond een gat in de rotswand van ongeveer anderhalve meter breed.
`Zulke gaten zijn niet onbekend op de Maan,' merkte Caldwell op. `Maar ze zijn wel zo zeldzaam dat onze mannen het eens van dichterbij wilden bekijken. Het inwendige was een beetje een troep. Een deel van de zoldering was ingestort - misschien verschillende delen; niet veel ruimte, gewoon een hoop puin en stof... in ieder geval op het eerste gezicht.' Een nieuwe foto op het scherm bevestigde deze bewering. `Maar toen ze een beetje beter snuffelden, ontdekten ze iets dat echt niet gewoon was. Daaronder vonden ze een man - doodt' Het beeld veranderde weer en toonde nog een foto van het inwendige van de grot, uit dezelfde hoek genomen als de vorige. Dit keer was het onderwerp echter de bovenste helft van een mensengedaante die tussen de rommel en het puin lag en blijkbaar net half uitgegraven was. Hij was gekleed in een ruimtepak dat onder de laag grijswit stof felrood leek te zijn. De helm scheen intact te zijn, maar het was onmogelijk om details van het gezicht achter het vizier te zien vanwege het weerkaatste cameralicht. Caldwell gunde hen ruim de tijd om de foto te bestuderen en na te denken over deze feiten voor hij weer iets zei.
`Dat is het lijk. Ik zal wat van de meest voor de hand liggende vragen beantwoorden voordat jullie ze stellen. Ten eerste - nee, we weten niet wie hij is - of was - dus noemen we hem Charlie. Ten tweede - nee, we weten niet zeker hoe hij om het leven is gekomen. Ten derde - nee, we weten niet waar hij vandaan komt.' De directeur zag de verbaasde uitdrukking op Hunts gezicht en trok zijn wenkbrauwen vragend op.
`Een ongeluk kan gebeuren en het is niet altijd makkelijk te zeggen wat er de oorzaak van is geweest - dat geef ik toe,' zei Hunt. `Maar niet weten wie hij is ...? Ik bedoel, hij moet het een of andere identiteitsbewijs bij zich hebben gehad; ik zou gedacht hebben dat dat verplicht was. En zelfs als dat niet zo was, dan moet hij van een van de VN-bases daar zijn. Iemand moet gemerkt hebben dat hij vermist werd.'
Voor de eerste keer gleed er een flauwe glimlach over Caldwells gezicht.
`Natuurlijk hebben we navraag gedaan op alle bases, dr. Hunt. Resultaat negatief. Maar dat was nog maar het begin. Ziet u, toen ze hem teruggebracht hadden naar het laboratorium voor een grondiger onderzoek, begon er een aantal eigenaardigheden aan het licht te komen waar de experts geen verklaring voor konden vinden - en geloof me, we hebben er genoeg knappe koppen bijgehaald. Zelfs nadat we hem hierheen hadden gebracht, verbeterde de situatie niet. Eerlijk gezegd wordt hij hoe langer hoe erger naarmate we meer te weten komen.'
`Hierheen? Bedoelt u...?'
`O ja. Charlie is naar de Aarde vervoerd. Op dit moment bevindt hij zich in het Westwood Biologisch Instituut - een paar kilometer hiervandaan. Later vandaag zullen we hem eens gaan bekijken.'
Het bleef lang stil terwijl Hunt en Gray deze snelle opeenvolging van nieuwe feiten verwerkten. Toen opperde Gray: ,Misschien heeft iemand hem om de een of andere reden om zeep geholpen?'
`Nee, meneer Gray, zulke ideeen kunt u uit uw hoofd zetten.' Caldwell wachtte nog een paar seconden. `Laat ik zeggen dat we door het weinige dat we wel weten, een of twee dingen met zekerheid kunnen vaststellen. Ten eerste, Charlie is niet afkomstig van een der bases die tot dusver op de Maan zijn gesticht. Bovendien' - de stem van Caldwell vertraagde tot een onheilspellend gerommel - `is hij niet afkomstig uit enige natie ter wereld zoals we die vandaag de dag kennen. Eerlijk gezegd is het helemaal niet zeker of hij uberhaupt wel van deze planeet afkomstig is!'
Zijn ogen gleden van Hunt naar Gray en weer terug en namen de ongelovige blikken in zich op die door die woorden waren veroorzaakt. Er heerste een absolute stilte in de kamer. Een bijna hoorbare spanning rukte aan hun zenuwen.
De vinger van Caldwell prikte in het toetsenbord.
Op het scherm doemde het gezicht plotseling op in een groteske close-up. Het leek wel een schedel. De huid was verschrompeld, net zo donker als oud perkament en over de botten gespannen zodat er twee rijen grijnzende tanden bloot kwamen. Er was niets over van de ogen behalve een paar lege holten, die blind tussen droge, leerachtige oogleden door staarden.
De stem van Caldwell was nu een beklemmend gefluister dat door de broze lucht siste.
`Ziet u, heren - Charlie is vijftigduizend jaar geleden gestorven.'
Zes.
Dr. Victor Hunt staarde afwezig neer op de buitenwijken van Houston die in vogelvlucht voorbijgleden onder de straaljager van de VN. Tegen deze tijd was de geestverdovende inwerking van Caldwells onthullingen zo ver afgenomen dat hij in zijn gedachten een beeld kon gaan samenstellen van wat het allemaal betekende.
Aan Charlies leeftijd viel niet te twijfelen. Alle levende organismen nemen vaststaande hoeveelheden van de radioactieve isotopen van koolstof en bepaalde andere elementen in hun lichaam op. Gedurende zijn leven handhaaft een organisme een constante verhouding tussen deze isotopen en de `normale', maar als hij sterft en de opname stopt, beginnen de actieve isotopen hun radioactiviteit te verliezen in een voorspelbaar patroon. Dit mechanisme zorgt voor een bijzonder betrouwbare klok die op het moment van overlijden begint te lopen. Door analyse van de radioactiviteit van de koolstof kan men een betrouwbaar cijfer verkrijgen hoe lang de klok al heeft gelopen. Er waren een hoop van zulke proeven uitgevoerd met Charlie en de resultaten lagen zeer dicht bij elkaar.
Iemand had erop gewezen dat de geldigheid van deze methode berustte op de veronderstelling dat de samenstelling van wat Charlie at en de bestanddelen van de atmosfeer die hij in had geademd, dezelfde waren als die van de hedendaagse mens op de hedendaagse Aarde. Het had echter niet lang geduurd voor dit punt afdoende was afgehandeld.
Hoewel de functies van de meeste apparaten in Charlies ransel nog moesten worden vastgesteld, was een constructie geidentificeerd als een ingenieus in elkaar gezette miniatuur kernreactor. De splijtstofkorrels U 235 waren gemakkelijk op te sporen geweest en een analyse van hun halveringstijden leverde een tweede, onafhankelijk antwoord op, hoewel het minder nauwkeurig was: de krachtbron in Charlies rugpak was ongeveer vijftigduizend jaar eerder gemaakt. De verdere implicatie hiervan was, dat nu de eerste reeks testresultaten op deze manier was bevestigd, daaruit scheen te volgen dat wat de lucht- en voedselvoorziening betrof, er weinig abnormaals had kunnen zijn aan de oorspronkelijke omgeving van Charlie.
Nu moest Charlies ras, zei Hunt bij zichzelf, ergens tot hun menselijke vorm geevolueerd zijn. Dat dat `ergens' al dan niet de Aarde was, lag nogal voor de hand, omdat de wetten van de fundamentele logica geen andere mogelijkheden toestonden. Hij ging de conventionele geschiedenis van de evolutie der Aardse levensvormen na, voor zover hij die zich kon herinneren, en vroeg zich af of er ondanks de generaties van nauwgezette arbeid en onderzoek die aan dit onderwerp gewijd waren geweest, er toch meer aan het verhaal vast had gezeten dan men tot nu toe zo zelfverzekerd had aangenomen. Verscheidene miljarden jaren waren volgens elke maatstaf een lange tijd; was het zo volslagen ondenkbaar dat er ergens in die zeeen van onzekerheid voldoende ruimte was om er een vergevorderde tak van de menselijke afstamming in op te doen gaan, die lang voor de moderne mens aan zijn eigen klim was begonnen, gebloeid had en was uitgestorven?
Aan de andere kant vooronderstelde het feit dat Charlie op de Maan gevonden was een beschaving die technisch voldoende gevorderd was om hem daarheen te sturen. Ze moesten op hun weg naar het ontwikkelen van de ruimtevaart toch zeker een wereldomspannende technologische maatschappij hebben opgebouwd, en tijdens dat proces moesten ze machines hebben gemaakt, bouwwerken opgericht, steden hebben gesticht, metalen hebben gebruikt en al de andere kenmerken van de vooruitgang hebben achtergelaten. Als er ooit zo'n beschaving had bestaan op Aarde, dan had men er toch gedurende de eeuwen van ontdekkingsreizen en opgravingen op zijn minst wel een spoor van moeten vinden. Maar er was nooit een geval van zo'n ontdekking vastgesteld. Hoewel de conclusie helemaal op negatief bewijs berustte kon Hunt, zelfs met zijn neiging om zich onbevooroordeeld op te stellen, niet aannemen dat een uitleg in die richting zelfs maar in de verte mogelijk was.
Het enige alternatief was dus dat Charlie ergens anders vandaan kwam. Dat kon duidelijk niet de Maan zelf zijn: die was te klein om een atmosfeer zo lang vastgehouden te hebben dat er uberhaupt leven kon ontstaan, laat staan tot het een gevorderd niveau had bereikt. En natuurlijk toonde zijn ruimtepak aan dat hij daar net zo vreemd was als de mens.
Dan bleef er maar een andere planeet over. Daarbij lag het probleem in de onmiskenbaar menselijke gestalte van Charlie, waar Caldwell de nadruk op had gelegd hoewel hij niet in details was getreden. Hunt wist dat men aannam dat het proces van de natuurlijke evolutie geschiedde door selectie, na een lange periode, uit een zuiver willekeurige reeks genetische mutaties. Alle regels zeiden dat de verschijning van twee identieke eindproducten uit twee volkomen geisoleerde takken van evolutie, die zich onafhankelijk ontwikkelden in twee verschillende uithoeken van het heelal, gewoon niet kon voorkomen. Dus stortte een hele tak van de gevestigde wetenschappelijke theorie in elkaar als Charlie ergens anders vandaan kwam. Charlie kon onmogelijk van de Aarde afkomstig zijn. Hij kon ook onmogelijk ergens anders vandaan afkomstig zijn. Bijgevolg kon Charlie niet bestaan. Maar dat deed hij wel.
Hunt floot geluidloos voor zich uit toen alle implicaties van de zaak tot hem door begonnen te dringen. Dit leverde genoeg stof op om de hele wetenschappelijke wereld tientallen jaren lang te laten debatteren.
In het Westwood Biologisch Instituut werden Caldwell, Lyn Garland, Hunt en Gray opgewacht door een zekere professor Christian Danchekker. De Engelsen herkenden hem, omdat Caldwell hen eerder over de visifoon aan elkaar had voorgesteld. Op weg naar de laboratoriumafdeling van het instituut bracht Danchekker hen verder op de hoogte.
Gezien de ouderdom verkeerde het lichaam in uitstekende staat. Dit was te wijten aan de omgeving waarin het gevonden was - een bacterievrij absoluut vacuum en een abnormaal lage temperatuur die zelf op de maanmiddag gehandhaafd werd door de isolerende massa van de omringende rotsen. Deze omstandigheden hadden het begin van bacteriologische ontbinding van de zachte weefsels voorkomen. Er was geen lek gevonden in het ruimtepak. Dus was de theorie over de doodsoorzaak die op het moment het meeste steun vond, dat er iets mis was gegaan met de zuurstof- en warmtevoorziening, wat een plotselinge daling van temperatuur veroorzaakt had. Het lichaam was in korte tijd diepgevroren met de daaruit voortvloeiende abrupte beeindiging van de stofwisselingsprocessen; ijskristallen die uit lichaamsvloeistoffen gevormd werden hadden veel celwanden gescheurd. In de loop der tijd waren veel van de lichtere substanties vervluchtigd, vooral uit de buitenste lagen, zodat er een donker, verschrompeld, natuurlijk soort mummie was overgebleven. De ogen waren de ernstigst aangetaste delen omdat ze voornamelijk uit vloeistoffen bestonden; ze waren geheel vergaan en er waren maar enkele schilfers achtergebleven in de oogkassen.
Een groot probleem was de enorme broosheid van het lijk, waardoor elke poging tot een gedetailleerd onderzoek zo goed als onmogelijk werd. Het lichaam had al wat onherstelbare schade opgelopen toen het naar de Aarde werd getransporteerd en toen het ruimtepak werd verwijderd: alleen het feit dat het lichaam tijdens deze handelingen stijf bevroren was had ervoor gezorgd dat de toestand nog niet erger was. Toen had er iemand aan Felix Borlan van de IIBM gedacht en aan een instrument dat werd ontwikkeld in Engeland en waarmee je het inwendige van dingen te zien kon krijgen. Het resultaat was., het bezoek van Caldwell aan Portland geweest.
In het eerste laboratorium was het donker. De onderzoekers gebruikten binoculaire microscopen om series dia's te bestuderen die op verscheidene glazen tafels lagen en van onderen werden verlicht. Danchekker koos een stel opnamen uit een stapel en met een gebaar naar de anderen om hem te volgen liep hij naar de muur aan de overkant. Hij plaatste de eerste drie opnamen op een scherm op ooghoogte, deed de verlichting van het scherm aan, stapte achteruit en ging bij de vol verwachting toekijkende halve kring staan. De opnamen waren rontgenfoto's, een voor- en zijaanzicht van een schedel. Vijf gezichten, die scherp afstaken tegen de duisternis van de kamer achter hen, keken in plechtig stilzwijgen naar het scherm. Uiteindelijk deed Danchekker een pas naar voren en keerde zich tegelijkertijd half naar hen toe.
'Ik geloof niet dat ik u hoef te vertellen wie dit is.' Zijn houding was een beetje stijfjes en formeel. `Een schedel, volkomen menselijk in alle details - in ieder geval voor zover dat na te gaan is met rontgenstralen.' Danchekker wees de rand van de kaak aan met een liniaal die hij van een van de tafels gepakt had. 'Let op de rangschikking van het gebit - aan beide kanten zien we twee snijtanden, een hoektand, twee voorkiezen en drie kiezen. Dat patroon werd heel vroeg vastgelegd in de evolutielijn die naar onze hedendaagse antropoiden leidt, waaronder natuurlijk ook de mens. Het onderscheidt onze gezamenlijke lijn van afstamming van andere zijtakken, zoals de apen van de Nieuwe Wereld met een rangschikking van twee, een, drie, drie.'
'Dit is hier nauwelijks van toepassing,' merkte Hunt op.
'Er is niets aapachtigs aan die foto.'
'Inderdaad, dr. Hunt,' antwoordde Danchekker met een hoofdknik. 'De gereduceerde hoektanden die niet in elkaar grijpen met het bovengebit en het speciale patroon van de knobbels - dat zijn duidelijk menselijke hoedanigheden.
Let ook op de vlakheid van het aangezicht, het ontbreken van zware wenkbrauwbogen... hoog voorhoofd... een scherpe hoek van de kaak en een schedel met een goede ronding.
Dit zijn allemaal kenmerken van de ware mens zoals we die vandaag de dag kennen, kenmerken die rechtstreeks afkomstig zijn van zijn vroegere voorouders. De betekenis van deze details is dat we hier een voorbeeld hebben van een ware mens, niet iets dat alleen maar oppervlakkig op hem lijkt.'
De professor haalde de opnamen weg en een ogenblik lang baadde de kamer in het felle licht. Na een gemompelde vloek van een van de geleerden aan de tafels draaide hij haastig het licht uit. Hij pakte nog eens drie opnamen, plaatste ze voor het scherm en deed het licht aan waardoor er een zijaanzicht verscheen van een romp, een arm en een voet.
'De romp vertoont ook alweer geen afwijkingen van het vertrouwde menselijke patroon. Dezelfde ribbenstructuur...
een brede borst met goed ontwikkelde sleutelbeenderen...
een normale bouw van het bekken. De voet is misschien wel het meest gespecialiseerde onderdeel van het menselijke skelet en hij is verantwoordelijk voor de unieke krachtige pas van de mens en zijn enigszins merkwaardige loop. Als u vertrouwd bent met de menselijke anatomie, dan zult u merken dat die voet in alle opzichten op de onze lijkt.'
'Ik geloof u wel,' erkende Hunt terwijl hij zijn hoofd schudde. 'Er is dus niets opmerkelijks.'
'Het meest veelbetekenende, dr. Hunt, is juist dat er niets opmerkelijks is.'
Danchekker schakelde het scherm uit en legde de opnamen op de stapel.
Caldwell keerde zich naar Hunt toen ze terug begonnen te lopen naar de deur.
'Zoiets als dit gebeurt niet iedere dag,' gromde hij. 'Een begrijpelijke reden om... eh... niet helemaal volgens het boekje te handelen, vindt u ook niet?'
Hunt vond het ook.
Na een gang, gevolgd door een trap en nog een gang, kwamen ze bij een dubbele deur waar met grote rode letters STERIELE AFDELING op stond. In het voorvertrek daarachter deden ze chirurgenmaskers voor, zetten mutsjes op en trokken jassen, handschoenen en oeverschoenen aan voor ze door nog een deur aan de andere kant gingen.
In de eerste afdeling waar ze kwamen werden huid- en andere weefselmonsters onderzocht. Door weer substanties in te brengen die volgens hen door de eeuwen heen ontsnapt waren, hadden ze de monsters terug weten te brengen tot naar ze hoopten een dichte benadering van de oorspronkelijke toestand. Over het algemeen bevestigden de ontdekkingen alleen maar dat Charlie chemisch net zo menselijk was als structureel. Er waren echter een paar onbekende enzymen ontdekt. Dynamische computersimulatie wees erop dat deze tot doel hadden om te assisteren bij de afbraak van proteinen die nergens in het dieet van de moderne mens te vinden waren. Danchekker neigde ertoe om deze merkwaardigheid af te doen met de nogal vage bewering dat "de tijden veranderen",een opmerking die Hunt verontrustend scheen te vinden.
Het volgende laboratorium was gewijd aan het onderzoek van het ruimtepak en de verschillende andere apparaten en werktuigen die op en rond het lichaam waren gevonden.
De helm was het eerste stuk dat ter bestudering werd aangeboden. De achter- en bovenkant waren gemaakt van metaal met een dofzwarte laag dat naar voren uitstak tot aan het voorhoofd. Daaronder liep een doorzichtig vizier van oor tot oor. Danchekker hield hem omhoog zodat ze hem goed konden zien en stak zijn hand door de halsopening.
Ze konden de vingers van zijn rubberhandschoen duidelijk zien door het glas.
`Let op,' zei hij en pakte een krachtige xenonzaklantaarn van de tafel. Hij richtte de straal door het vizier en onmiddellijk werd een cirkel van het materiaal donker. Door het gebied om de cirkel heen konden ze zien dat de lichtsterkte in de helm niet merkbaar was veranderd. Hij bewoog de lantaarn in het rond en de donkere cirkel volgde hem over het vizier.
`Ingebouwde lichtgevoeligheid,' merkte Gray op.
`Het vizier is gemaakt van een zelfpolariserend kristal,' lichtte Danchekker hen in. `Het reageert direct op invallend licht op een manier die tot hoge intensiteiten lineair is. Het vizier is ook doeltreffend bij gammastraling.'
Hunt pakte de helm om hem nader te bestuderen. De mengeling van gebogen lijnen waaruit de buitenkant bestond had niet veel interessants, maar toen hij hem omdraaide zag hij dat een stuk van de binnenkant van de top verwijderd was, waardoor er een holte was blootgekomen, leeg, op een paar piepkleine draadjes en een stel klampen na.
`Die uitsparing bevatte een compleet miniatuur communicatiecentrum,' vertelde Danchekker, die zijn belangstelling opmerkte. `Achter die rastertjes aan de zijkanten zaten de ontvangers en er is een microfoon in de top ingebouwd, net boven het voorhoofd.' Hij stak zijn hand naar binnen en trok een kleine intrekbare binoculaire periscoop naar beneden uit het bovenstuk van de helm, die meteen op zijn plaats klikte waar de ogen van de drager zich zouden bevinden.
`Ook ingebouwde video,' legde hij uit. `Wordt bediend door een paneel op de borst. Het gaatje voorin de bovenkant bevatte camera-apparatuur.'
Hunt bleef de trofee ronddraaien in zijn handen en bestudeerde hem uit alle hoeken in een geconcentreerd stilzwijgen. Twee weken geleden had hij achter zijn bureau gezeten bij Metadyne en routinewerk gedaan. Zelfs in zijn stoutste dromen had hij nooit gedacht dat hij op een dag iets in zijn handen zou houden dat wel eens een van de meest opwindende ontdekkingen van de eeuw zou kunnen zijn, zo niet van de hele geschiedenis.
Zelfs zijn soepele geest had moeite om het allemaal te verwerken.
`Kunnen we wat van de elektronische apparatuur te zien krijgen die hierin heeft gezeten?' vroeg hij na een tijdje.
`Vandaag niet,' antwoordde Caldwell. `Het elektronische spul wordt op een andere plaats bestudeerd - net als het grootste deel van wat er in de ransel zat. Laat ik voorlopig zeggen dat het geen kleine jongens waren als het op moleculaire circuits aankwam.'
`Die ransel is een meesterwerk van miniatuur precisieconstructie,' ging Danchekker verder, die hen naar een ander deel van het laboratorium bracht. `De hoofdkrachtbron voor al de apparatuur en de verwarming is geidentificeerd en werkt op kernenergie. Bovendien was er nog een waterherwinnings toestel, warmte- en zuurstofvoorziening, reservekrachtbron en communicatiesysteem en een toestel voor het vloeibaar maken van zuurstof - allemaal daarin!' Hij hield het omhulsel van de leeggehaalde ransel omhoog en gooide het toen weer op de tafel. `Er zaten nog verschillende andere apparaten in, maar hun doel is nog niet duidelijk. Achter u zult u enige persoonlijke eigendommen zien.'
De professor liep rond en wees op een reeks voorwerpen die van het lichaam waren gehaald en die netjes op een andere tafel uitgestald stonden als museumstukken.
`Een pen - lijkt op een gewone drukbalpen; door aan de top te draaien kan de kleur inkt veranderd worden.' Hij pakte een verzameling metalen strookjes op die in een omhulsel geklapt konden worden zoals de lemmeten van een zakmes. `We vermoeden dat dit een soort sleutels zijn, want er staan magnetische codes op gedrukt.'
Aan een kant van de tafel lag een verzameling van wat eruitzag als verfrommelde stukjes papier, waarbij op sommige hier en daar groepen nauwelijks leesbare symbolen stonden. Daarnaast lagen twee boekjes op zakformaat, allebei ruim een centimeter dik.
`Een collectie allerlei,' zei Danchekker die de tafel langs keek. `De documenten zijn gemaakt van een soort geplastificeerde vezel. Hier en daar zijn stukjes drukwerk en handschrift zichtbaar - volkomen onbegrijpelijk, natuurlijk. Het materiaal is zwaar verslechterd en valt bij de minste aanraking al uit elkaar.' Hij knikte naar Hunt. `Dit is weer een terrein waar we hopen zoveel mogelijk te weten te komen met de trimagniscoop voor we andere pogingen riskeren.' Hij wees op de overgebleven voorwerpen en noemde ze zonder verdere uitweiding op. `Een zaklantaarn, zo groot als een pen; een soort zakvlammenwerper, geloven we; een mes; een elektrische zakboor met een stel boortjes in de greep, ook zo groot als een pen; voedsel- en drankhouders - die via ventielen verbonden kunnen worden met buisjes in het onderste deel van de helm; een zakmapje, zoiets als een portefeuille - te broos om open te doen; schone onderkleren; spullen voor de lichaamsverzorging; losse stukjes metaal waarvan het doel niet bekend is. Er zaten ook een paar elektronische toestellen in de zakken; die zijn samen met de rest ergens anders heen gestuurd.'
Op de terugweg naar de deur bleef de groep staan bij het rode ruimtepak dat weer in elkaar gezet was rond een levensgrote pop die op een kleine verhoging stond. Op het eerste gezicht leken de afmetingen van de gedaante lichtjes te verschillen van die van een doorsnee mens. De lichaamsbouw was enigszins gedrongen en de ledematen waren een beetje kort voor de lengte van ongeveer een meter vijfenzestig. Omdat het pak echter niet bedoeld was om nauw aan te sluiten, was het moeilijk om daar zeker van te zijn.
Het viel Hunt op dat de zolen van de laarzen verrassend dik waren.
`Inwendig verend,' informeerde Danchekker hem, die zijn blik volgde.
`Wat betekent dat?'
`Het is heel ingenieus. De mechanische eigenschappen van het materiaal van de zool varieren afhankelijk van de uitgeoefende druk. Als de drager met gewone snelheid liep zou de zool licht buigzaam blijven. Bij een schok echter bij voorbeeld als hij zou springen - neemt het de kenmerken aan van een stijve veer. Het is een ideale uitvinding voor het springen onder de zwaartekracht van de Maan - het benut de omstandigheden van een gereduceerd gewicht maar een normale inertie.'
`En nu, heren,' zei Caldwell die de gebeurtenissen met kennelijke voldoening had gevolgd, `komt het ogenblik waar u waarschijnlijk allemaal op heeft gewacht - laten we Charlie zelf eens bekijken.'
Met een lift daalden ze af naar de ondergrondse verdiepingen van het instituut. Ze stapten een sombere gang met wit betegelde muren en witte lampen in en liepen die uit naar een grote metalen deur. Danchekker drukte zijn duim tegen een glazen plaatje dat in de muur zat en de deur gleed geruisloos open toen zijn vingerafdruk was herkend.
Tegelijkertijd begon er een diffuse maar felle witte gloed te branden in de kamer.
Het was koud. De meeste muren waren bedekt met instrumentenborden, analytische apparatuur en glazen kasten met rijen glanzende instrumenten. Alles was lichtgroen, net als in een operatiezaal, en maakte dezelfde indruk van chirurgische smetteloosheid. Aan een kant van de kamer stond een grote tafel die gedragen werd door een centrale poot. Daar bovenop lag wat eruitzag als een uit zijn krachten gegroeide glazen doodkist. Zwijgend ging de professor hen voor door het vertrek terwijl zijn schoenen onder het lopen piepten op de rubberachtige vloer. Het groepje dromde samen rond de tafel en staarde met stil ontzag naar de gestalte die voor hen lag.
Hij werd half bedekt door een laken dat van onderaan de borst tot de voeten reikte. In deze klinische omgeving was het gruwelijke effect dat hen eerder op de dag getroffen paar weken hier nog niet genoeg van dit soort ruzies hebben gehad?'
`Ik geloof dat het tijd is om eens te gaan lunchen,' onderbrak Lyn Garland hen tactvol op precies het goede moment.
Danchekker draaide zich bruusk om en begon terug te lopen naar de deur terwijl hij statistische gegevens opsomde over de dichtheid van de lichaamsbeharing en de dikte van de onderhuidse vetlagen. Blijkbaar had hij het voorval uit zijn gedachten gezet. Hunt bleef even staan om het lichaam nog eens te bekijken voor hij de anderen volgde en terwijl hij dat deed, ving hij even de blik van Gray op. De mond van de ingenieur krulde lichtjes op bij de hoeken; Hunt haalde nauwelijks zichtbaar zijn schouders op. Caldwell, die nog bij het uiteinde van de tafel stond, zag deze korte uitwisseling. Hij draaide zijn hoofd om om Danchekker na te kijken, en keek toen weer naar de Engelsen terwijl zijn ogen zich nadenkend versmalden. Ten slotte ging hij een paar passen achter de groep aan lopen, knikte langzaam voor zich uit en stond zichzelf een flauwe glimlach toe.
De deur gleed geruisloos dicht en de kamer werd weer in duisternis gehuld.
Zeven.
Hunt hief zijn handen op tot aan zijn schouders, rekte zich uit in zijn stoel en geeuwde uitgebreid naar het plafond van het laboratorium. Hij bleef een paar seconden lang in die positie zitten en zakte toen weer met een zucht in elkaar.
Ten slotte wreef hij met zijn knokkels in zijn ogen, hees zich weer overeind voor het instrumentenbord en richtte zijn blik op de een meter hoge wand van de cilindervormige glazen tank.
Het beeld op de buis van de trimagniscoop was een vergrote opname van een van de boekjes op zakformaat die op het lichaam gevonden waren en die Danchekker hun drie weken geleden had laten zien op hun eerste dag in Houston. Het boek zelf zat ingesloten in de aftaster van de machine aan de andere kant van de kamer. De scoop was zo afgesteld dat hij een beeld opwekte dat de veranderingen in dichtheid volgde langs het grensvlak van de gekozen pagina en alleen maar een opname produceerde van het onderste deel van het boek; het leek net of het bovendeel verwijderd was, als een gecoupeerd spel kaarten. Door de ouderdom en de toestand van het boek waren de lettertekens op de aldus blootgelegde bladzijde echter vaak van slechte kwaliteit en hier en daar ontbraken er stukken. Als volgende stap tastten ze dan het beeld optisch af met tv-camera's en voerden de gecodeerde beelden in het computercomplex van Navcomm in. Die nieuwe informatie werd dan verwerkt volgens patroon herkenningstechnieken en statistische technieken en leverde een tweede, verbeterde kopie op waar veel van de aan de lettertekens ontbrekende stukjes weer ingevoegd waren.
Hunt liet zijn blik over de kleine monitorschermen op zijn instrumentenbord gaan, die allemaal een vergrote opname van een gekozen deel van de bladzijde vertoonden, en tikte wat instructies op zijn toetsenbord.
'Ik heb een nog niet uitgewerkt gebied op monitor vijf,' kondigde hij aan. `Bij de haarlijnen lees ik af, X, twaalfhonderd tot dertien tachtig; Y, negen negentig en, eh, tien vijfenzeventig.'
Rob Gray, die een meter van hem vandaan achter een ander instrumentenbord zat er} bijna geheel omringd werd door schermen en bedieningspanelen, raadpleegde een van de cijferreeksen die voor hem opgloeiden.
`De Z-coordinaat is over het hele beeld lineair,' adviseerde hij. `Zullen we een projectievergroting proberen?'
`Vanzelf. Probeer maar eens.'
`Ik geef Z een toename van tweehonderd naar twee tien...
differentiaal punt een... toename nul punt vijf seconde.'
`Ok,,' Hunt keek naar het scherm terwijl het oppervlak dat dwars door het boek heen uitgezocht was, plaatselijk vervormd werd en het beeld op de monitor begon te veranderen.
`Houden zo,' riep hij.
Gray drukte een toets in. `Ok,?'
Hunt bestudeerde de gewijzigde opname een tijdje.
`Het midden van het element is nu duidelijk,' oordeelde hij ten slotte. `Zet het nieuwe vlak maar vast binnen de veertig procent. Maar de strook er omheen bevalt me nog niet. Geef me eens een verticale doorsnede door het middenpunt.'
`Op welk scherm wil je het hebben?'
`Eh... nummer zeven.'
`Komt eraan.'
De kromme, die een doorsnede liet zien van het oppervlak van de pagina, genomen door het kleine gebied waaraan ze bezig waren, verscheen op het instrumentenbord van Hunt. Hij bestudeerde hem een tijdje en riep toen: `Doe eens eens interpolatie langs die strook. Neem grenslijnen van zeg, min vijf en vijfendertig procent op Y.'
`Parameters ingesteld... Interpolator loopt... loop beeindigd,' somde Gray op. `Het wordt nu geintegreerd in het aftastingsprogramma.' Weer veranderde het beeld lichtjes.
Er viel een merkbare verbetering waar te nemen.
`Bij de rand is het nog steeds niet goed,' zei Hunt. 'Probeer de kwart- en driekwartspunten eens te vergroten met plus tien. Als dat niet werkt zullen we het in stroken van gelijke diepte moeten verdelen.'
`Plus tien op punt twee vijf nul en punt zeven vijf nul,' herhaalde Gray terwijl hij de toetsen bediende. 'geintegreerd. Hoe ziet het eruit?'
Op het oppervlakte-element dat op Hunts monitor vertoond werd, hadden de fragmenten van lettertekens zich magisch verenigd tot herkenbare vormen. Hunt knikte tevreden.
`Zo is het goed. Hou dit vast. Ok, - dat stuk is klaar.
Er zit nog een rommelig gebied rechts boven. Laten we dat als volgende proberen.'
Sinds de installatie van de scoop klaar was, was het leven voor een groot deel teruggebracht tot dit patroon. De eerste week hadden ze een serie doorsnee opnames van het lichaam zelf gemaakt. Die inspanning was gedenkwaardig gebleken wegens het niet zo lichte ongemak dat veroorzaakt werd doordat ze in elektrisch verwarmde pakken moesten werken, omdat de medische autoriteiten er op stonden dat Charlie in een gekoelde omgeving bewaard zou worden.
Het was een beetje een anticlimax geworden. De uitkomst was dat Charlie zowel in- als uitwendig verrassend - of niet zo verrassend, afhankelijk van je opvatting - menselijk was. In de tweede week waren ze begonnen met het bestuderen van de dingen die op het lichaam waren gevonden, vooral de stukjes `papier' en de zakboekjes. Dat onderzoek was interessanter gebleken.
Van de symbolen die op de documenten stonden werden de cijfers het eerst geidentificeerd. Een team van cryptografen, dat verzameld was in het hoofdkwartier van Navcomm, was al gauw achter de telwijze gekomen die op twaalf cijfers gebaseerd bleek te zijn in plaats van op tien en gebruik maakte van een positiesysteem waarin het laagste cijfer links stond. Het ontcijferen van de niet-numerieke symbolen bleek moeilijker te zijn. Linguisten van instituten en universiteiten uit verscheidene landen waren samengekomen in Houston en trachtten met behulp van batterijen computers wijs te worden uit de taal van de Lunarieers, zoals het ras van Charlie nu genoemd werd ter ere van de plaats waar hij was ontdekt. Tot dusverre hadden hun inspanningen weinig meer opgeleverd dan dat het Lunarische alfabet uit zevenendertig lettertekens bestond, horizontaal geschreven werd van rechts naar links en het equivalent bevatte van hoofdletters en leestekens.
Men vond de vorderingen echter niet slecht voor zo'n korte tijd. De meeste mensen die erbij betrokken waren, waren zich ervan bewust dat zelfs dat niet bereikt had kunnen worden zonder de scoop, en de namen van de twee Engelsen waren in de afdeling al overal bekend. De scoop trok een boel belangstelling van het technische personeel van de VNR en op de meeste avonden kwam er een stroom van bezoekers naar het Ocean Hotel die allemaal graag de beide uitvinders van het instrument wilden ontmoeten en meer te weten wilden komen over de grondbeginselen van de werking. Al gauw werd het Ocean Hotel de ontmoetingsplaats van een ware debatclub waar iedereen die daar zin in had zijn wildste gissingen over het mysterie van Charlie de vrije teugel kon laten, vrij van de beperkingen van de professionele voorzichtigheid en scepsis die ze tijdens hun werk toepasten.
Caldwell wist natuurlijk alles wat door iedereen werd gezegd in het Ocean en wat de anderen daar weer van dachten, omdat Lyn Garland er de meeste avonden bij was en op een directe telefoonlijn na de beste verbinding met het hoofdkantoor was. Niemand vond dat heel erg - het hoorde tenslotte bij haar baan. Ze vonden het zelfs nog minder erg toen ze aankwam met een stel andere meisjes van Navcomm, waardoor ze een verfrissende feestelijke sfeer toevoegde aan het hele gebeuren. Deze ontwikkeling had de volledige goedkeuring van de bezoekers van buiten de stad; het leidde echter wel tot enigszins gespannen verhoudingen aan het huiselijke front van een of twee plaatselijke inwoners.
Hunt drukte voor de laatste keer op de toetsen en leunde achterover om het beeld van de voltooide pagina te inspecteren.
`Helemaal niet slecht,' zei hij. `Hier hoeft niet veel meer aan verbeterd te worden.'
`Goed zo,' stemde Gray met hem in. Hij stak een sigaret op en gooide het pakje naar Hunt voor die het had gevraagd. `De optische codering is klaar,' zei hij toen hij een blik op een scherm wierp. `Daarmee is nummer zevenenzestig voor de bakker.' Hij stond op uit zijn stoel en ging naast het instrumentenbord van Hunt staan om een beter zicht te hebben op het beeld in de tank. Hij keek er een tijdje naar zonder iets te zeggen.
`Kolommen met cijfers,' merkte hij eindelijk onnodig op.
`Ziet eruit als een soort tabel.'
`Daar lijkt het wel op...' De stem van Hunt klonk afwezig. `Hmmm... rijen en kolommen... dikke lijnen en dunne lijnen... Het zou van alles kunnen zijn - een kilometerkaart, draadmaten, een soortement dienstregeling. Wie zal het zeggen?'
Hunt gaf geen antwoord, maar bleef zo nu en dan rookwolken tegen het glas blazen en boog zijn hoofd eerst naar de ene kant en toen naar de andere.
`Geen enkel getal is erg groot,' merkte hij na een tijdje op. `Nergens meer dan twee cijfers. Hoeveel krijgen we dan in een twaalftallig stelsel? Op zijn hoogst 143.' Toen bedacht hij nog iets. `Ik vraag me af wat het grootste getal is.'
`Ik heb ergens een tabel met Lunarische en decimale equivalenten. Heb je daar iets aan?'
`Nee, laat nog maar even zitten. Niet zo vlak voor de lunch. Misschien kunnen we er vanavond in het Ocean eens naar kijken onder het genot van een biertje.'
`Hun een en twee ken ik wel,' zei Gray. `En drie en...
H,! Moet je eens zien - kijk eens naar die rechterkolommen van die grote vakken. Die nummers staan in een stijgende volgorde!'
'je hebt gelijk. Kijk - in elk vak wordt hetzelfde patroon herhaald. Het is een soort cyclische rangschikking.' Hunt dacht een ogenblik lang na en zijn gezicht rimpelde in een frons van concentratie. `Er is nog iets - zie je die alfabetische groepen aan de zijkant? Diezelfde groepen komen met tussenpozen voor over de hele pagina...' Hij zweeg weer en wreef over zijn kin.
Gray wachtte tien seconden. `Heb je al een idee?'
`Ik weet niet... Een reeks nummers die begint bij een en steeds met een toeneemt. Cyclisch... bij elke zich herhalende groep staat een alfabetisch opschrift. Het hele patroon herhaalt zich weer in grotere groepen en de grotere groepen herhalen zich ook weer. Dat wijst op een soort regelmaat.
Een volgorde...'
Zijn gemompel werd onderbroken toen de deur achter hen openging. Lyn Garland liep naar binnen.
`Hallo, jongens. Wat hebben jullie vandaag?' Ze ging tussen hen in staan en tuurde in de tank. `H,, tabellen! Wat zeg je me daarvan? Waar zijn die uit vandaan, de boeken?'
`Hallo, schoonheid,' zei Gray grijnzend. 'ja.' Hij knikte in de richting van de aftaster.
`Hoi,' antwoordde Hunt, die eindelijk zijn blik losscheurde van het beeld. `Waarmee kunnen we je van dienst zijn?'
Ze gaf niet meteen antwoord, maar bleef naar de tank staren.
'Wat zijn het? Hebben jullie er al een idee van?'
'We weten het nog niet. We stonden er net over te praten toen je binnenkwam.'
Ze liep door het laboratorium en boog zich voorover om in de bovenkant van de aftaster te kunnen kijken. De vloeiende, gebruinde lijn van haar been en de trotse ronding van haar achterwerk onder haar dunne rok ontlokten een uitwisseling van goedkeurende blikken aan de twee Engelse geleerden. Ze kwam terug en bestudeerde het beeld nog eens.
'Volgens mij is het een kalender,' zei ze. Haar toon duldde geen tegenspraak.
Gray lachte. 'Een kalender, he? Je lijkt er wel erg zeker van. Wat moet dit voorstellen - een vertoon van onfeilbare vrouwelijke intuitie of zoiets?' Hij was haar een beetje speels aan het voeren.
Ze keerde zich naar hem toe met een uitgestoken kin en haar handen stevig op haar heupen geplant. 'Luister eens, Engelsmannetje - ik heb recht op mijn eigen mening, nietwaar? Dus volgens mij is het dat. Dat is mijn mening.'
'Ok,, ok,.' Gray stak zijn handen op. 'Laten we niet weer een Onafhankelijkheidsoorlog beginnen. Ik zal het noteren in het journaal van het lab: "Lyn denkt dat het een-" ' 'Godallemachtig!' onderbrak Hunt hem middenin een zin. Hij staarde met grote ogen naar de tank. 'Weet je, ze zou gelijk kunnen hebben. Ze zou verdomme best wel eens gelijk kunnen hebben 1' Gray draaide zich weer om en keek naar de zijkant van de tank. 'Hoe kom je daarbij?'
'Nou, moet je eens zien. Die grotere groepen zouden zoiets als maanden kunnen zijn en die geletterde reeksen die zich daarbinnen steeds herhalen zouden weken kunnen zijn die uit dagen bestaan. Tenslotte moeten dagen en jaren in elk kalendersysteem natuurlijke eenheden zijn. Begrijp je wat ik bedoel?'
Gray keek twijfelachtig. 'Ik ben er niet zo zeker van,' zei hij langzaam. `Het lijkt helemaal niet op ons jaar. Ik bedoel, er staan heel wat meer dan 365 getallen op dat ding, en heel wat meer dan twaalf maanden, of wat het ook mogen zijn - waar of niet?'
'Dat weet ik. Interessant.'
'H,. Ik ben er ook nog,' zei een klein stemmetje achter hen. Ze stapten achteruit en draaiden zich half om om haar ook bij de zaak te betrekken.
'Sorry,' zei Hunt.'We werden een beetje meegesleept.' Hij schudde zijn hoofd en keek haar ongelovig aan.
'Hoe kwam je er in vredesnaam toe om te zeggen dat het een kalender was?'
Ze haalde haar schouders op en tuitte haar lippen. 'Ik weet het eigenlijk niet. Dat boek daar ziet eruit als een agenda. In alle agenda's die ik ooit heb gezien stonden kalenders. Dus moest het een kalender zijn.'
Hunt zuchtte. 'Daar gaat het wetenschappelijk denken.
Laten we er in ieder geval maar een opname van maken.
Ik zou er later graag een stel berekeningen over maken.'
Hij keek weer naar Lyn. 'Nee - doe jij het eigenlijk maar.
Het is jouw ontdekking.'
Ze fronste achterdochtig haar wenkbrauwen. 'Wat moet ik dan doen?'
'Hier gaan zitten bij het hoofdinstrumentenbord. Juist. Nu het bedieningstoetsenbord in werking stellen... Op de rode knop drukken - die daar.'
'En nu?'
'Je moet dit typen: FB komma INFTO zeven streep PCH punt P zevenenzestig streep VKE punt een. Dat betekent "functionele bedieningswijze, informatie toegangs programma subsysteem nummer zeven geselecteerd, toegang informatiedossier verwijzing 'Project Charlie, Boek een' pagina zevenenzestig, optisch formaat, gedrukt op vaste kopie-eenheid, een kopie.
'Betekent 'Betekent het dat? Echt? Geweldig!'
Ze tikte de opdrachten terwijl Hunt ze langzamer herhaalde. Meteen begon de vaste kopieerder, die naast de aftaster stond, te gonzen. Een paar seconden later viel er een vel glanzend papier in de bak die aan de zijkant van de kopieermachine was bevestigd. Gray liep er naar toe om het te pakken.
`Perfect,' kondigde hij aan.
`Dan ben ik ook een expert op het gebied van de scoop,' deelde Lyn hen opgewekt mee.
Hunt bestudeerde het vel eventjes, knikte, en stopte het in een map die bovenop het instrumentenbord lag.
`Ga je huiswerk maken?' vroeg ze.
`Ik vind het behang in mijn hotelkamer niet mooi.'
`De hele slaapkamer in zijn flat in Wokingham is bedekt met de relativiteitstheorie,' vertrouwde Gray haar toe, `...en golfmechanica in de keuken.'
Ze keek nieuwsgierig van de een naar de ander. `Weet je - jullie zijn gek. Jullie allebei - jullie zijn allebei gek.
Ik ben altijd te beleefd geweest om er iets van te zeggen, maar iemand moet dat toch eens doen.'
Hunt keek haar plechtstatig aan. `Je bent niet helemaal hier naar toe gekomen om ons te vertellen dat we gek zijn,' sprak hij uit.
`Ik zal je eens wat zeggen - je hebt gelijk. Ik moest toch naar Westwood. Er is vanochtend een bericht binnengekomen waarvan ik dacht dat het je misschien wel zou interesseren. Greg heeft met de Sovjets gepraat. Blijkbaar hebben ze in een van hun materiaallaboratoria proeven uitgevoerd op een stel vreemde stukjes metaallegering die ze te pakken hebben gekregen - allerlei soorten ongewone eigenschappen die niemand ooit eerder is tegengekomen. En wat dacht je - ze hebben ze opgegraven op de maan, ergens bij Mare Imbrium. En - toen ze een paar dateringstests deden, kregen ze een ouderdom van ongeveer vijftigduizend jaar!
Wat zeg je me daarvan! Ben je geinteresseerd?'
Gray floot.
`Het was nog maar een kwestie van tijd voor er iets anders ontdekt werd,' zei Hunt knikkend. `Weet je nog meer bijzonderheden?'
Ze schudde haar hoofd. `Ben bang van niet. Maar misschien kunnen een paar van de jongens je vanavond in het Ocean wat meer vertellen. Probeer Hans eens, als hij er is; hij had het er vanochtend veel over met Greg.'
Hunt keek geintrigeerd maar besloot dat het weinig zin had om hier nu op door te gaan. `Hoe gaat het met Greg?'
vroeg hij. `Heeft hij de laatste tijd al eens geprobeerd om te glimlachen?'
`Doe niet zo gemeen,' berispte ze hem. `Greg is aardig.
Hij heeft het druk, dat is alles. Dacht je soms dat hij nog niet genoeg had om zich zorgen over te maken voordat dit alles aan de orde kwam?'
Dat wilde Hunt niet bestrijden. Gedurende de afgelopen paar weken had hij genoeg bewijs gezien van de enorme hoeveelheid hulpmiddelen die Caldwell toevoerde van over de hele wereld. Hij kon niet anders dan onder de indruk zijn van het organisatietalent van de directeur en zijn meedogenloze efficientie als het op het uitroeien van tegenstand aankwam. Er waren echter andere dingen waarover Hunt lichte persoonlijke twijfels koesterde.
`En, hoe loopt het zo allemaal?' vroeg hij. Zijn toon was vlak. Dat ontging niet aan de scherp afgestemde zintuigen van het meisje. Haar ogen versmalden zich bijna onmerkbaar.
`Nou, je hebt tot dusver het meeste gezien. Hoe vind jij dat het loopt?'
Hij gooide het over een andere boeg om haar opzettelijke terugkaatsing van de vraag te vermijden.
`Dat zijn eigenlijk mijn zaken niet, vind je wel? Wij zijn hier gewoon het machinepersoneel.'
`Nee, echt - ik ben erin geinteresseerd. Wat vind jij ervan?'
Hunt drukte met veel vertoon zijn sigaret uit. Hij fronste zijn wenkbrauwen en krabde zijn voorhoofd.
`Jij hebt ook recht op je meningen,' drong ze aan. `Dat staat in onze grondwet. Dus, wat is je mening.'
Hij kon er niet onderuit, hij kon die grote bruine ogen niet ontwijken.
`Er komt meer dan genoeg informatie aan het licht,' gaf hij ten slotte toe. `De infanterie doet goed werk...' Hij liet de rest in het midden.
`Maar wat...?'
Hunt zuchtte.
`Maar... de interpretatie. Er is iets te dogmatisch - te star - aan de manier waarop de grote jongens boven ons de informatie gebruiken. Het lijkt wel of hun gedachten alleen maar in hetzelfde straatje kunnen lopen waarin ze al jarenlang lopen. Misschien zijn ze te gespecialiseerd - willen ze geen enkele mogelijkheid erkennen die tegenspreekt wat ze altijd hebben geloofd.'
`Bij voorbeeld?'
`Och, ik weet niet... nou, neem Danchekker eens. Hij heeft altijd de orthodoxe evolutietheorie geaccepteerd - zijn hele leven lang, neem ik aan; daarom moet Charlie van de Aarde afkomstig zijn. Er is niets anders mogelijk. De aanvaarde theorie moet juist zijn, dus dat staat vast; al het andere moet daarin ingepast worden.'
`Denk je dat hij ongelijk heeft? Dat Charlie ergens anders vandaan is gekomen?'
`God, ik weet het niet. Hij zou gelijk kunnen hebben.
Maar het gaat niet om zijn conclusie die me niet bevalt, het gaat erom hoe hij daartoe is gekomen. Dit probleem eist meer soepelheid van geest voor het opgelost kan worden.'
Lyn knikte langzaam voor zich uit, alsof Hunt iets bevestigd had.
`Ik had al gedacht dat je zoiets zou zeggen,' peinsde ze.
`Greg zal het interesseren. Hij vroeg zich hetzelfde af.'
Hunt had het gevoel data de vragen meer geweest waren dan gewoon een terloopse wending van het gesprek. Hij keek haar lang en strak aan.
`Waarom zou het Greg interesseren?'
`O, je zou verbaasd staan. Greg weet een heleboel over jullie twee. Hij is geinteresseerd in alles wat iemand te zeggen heeft. Het gaat om de mensen, begrijp je - Greg is een genie als het op mensen aankomt. Hij weet wat er in hen omgaat. Dat is het belangrijkste deel van zijn baan.'
`Nou, hij heeft nu een mensenprobleem,' zei Hunt. 'Waarom lost hij het niet op?'
Plotseling veranderde Lyn van stemming en ze zei luchtig, alsof ze alles wat ze voorlopig nodig had te weten was gekomen: `O, dat doet hij nog wel - als hij voelt dat het het juiste moment is. Hij is ook erg goed in het bepalen van de geschikte tijd.' Ze besloot het onderwerp definitief af te sluiten. `Hoe het ook zij, het is lunchtijd.' Ze stond op en stak aan beide kanten een hand door een arm. `Wat dachten twee gekke Engelsen ervan om een arm meisje uit de kolonien iets te drinken aan te bieden?'
Acht.
De vergadering over de vorderingen tot dusver in de grote conferentiekamer van het Navcomm-hoofdkwartier duurde nu al meer dan twee uur. Ongeveer twee dozijn mensen zaten of hingen rond de grote tafel die in het midden van de kamer stond en die nu gereduceerd was tot een puinhoop van dossiers, papieren, overvolle asbakken en halflege glazen.
Er was nog niets echt opwindende naar voren gekomen.
Verschillende sprekers hadden de resultaten van hun laatste proeven medegedeeld, en de slotsom van hun conclusies was dat Charlie qua bloedsomloop, ademhalingsorganen, zenuw-, klier-, lymfe-, spijsverterings- en alle andere stelsels die je maar kon bedenken net zo normaal was als de mensen rond de tafel. Zijn botten waren hetzelfde, de chemische samenstelling van zijn lichaam was hetzelfde, hij had een bekende bloedgroep. Zijn hersenomvang en -ontwikkeling lagen binnen de normale grens voor een Homo sapiens en er was bewijs dat suggereerde dat hij rechtshandig was geweest. De genetische codes in zijn voortplantingscellen waren geanalyseerd; een computersimulatie van een combinatie met de codes die afgegeven werden door een gemiddelde vrouwelijke mens had bevestigd dat de nakomelingen uit zo'n verbintenis een volkomen normale reeks eigenschappen geerfd zouden hebben.
Hunt bleef een beetje een passieve toehoorder bij de vergadering omdat hij zich bewust was van zijn rang als niet-officiele gast en van tijd tot tijd vroeg hij zich af waarom hij uberhaupt uitgenodigd was. De enige verwijzing die tot dusver naar hem was gemaakt, was een woord van lof geweest tijdens de openingswoorden van Caldwell betreffende de onschatbare hulp die verleend was door de trimagniscoop; afgezien van een instemmend gemompel na deze opmerking had verder niemand gerept over het instrument of de uitvinder. Lyn Garland had hem gezegd: `De vergadering is op maandag en Greg wil dat je erbij bent om detailvragen over de scoop te beantwoorden.' Dus daar zat hij nou. Tot nu toe had nog niemand iets gedetailleerds over de scoop willen weten - alleen over de gegevens die hij produceerde. Iets gaf hem het onbehaaglijke gevoel dat er ergens een bijbedoeling meespeelde.
Na uitgeweid te hebben over het gecomputeriseerde wiskundige seksleven van Charlie nam de voorzitter een suggestie in overweging die gedaan was door een planotoloog uit Texas die tegenover Hunt zat; dat de Lunariers misschien van Mars afkomstig waren. Mars had een latere fase van de planetaire evolutie bereikt dan de Aarde en misschien was daar ook eerder intelligent leven ontstaan. Toen begon het geharrewar. Het onderzoek van Mars ging terug tot de zeventiger jaren; de VNR bestudeerde de planeet al jaren vanuit satellieten en bemande bases. Hoe kon het dan dat er nog nooit een spoor van een Lunarische beschaving was ontdekt? Antwoord: We zijn al heel wat langer dan dat op de Maan en daar zijn de eerste sporen nu pas ontdekt. Dus zou je kunnen verwachten dat de ontdekking later zou geschieden op Mars. Tegenwerping: Als ze van Mars afkomstig waren, dan was hun beschaving ontstaan op Mars. Sporen van een hele beschaving zouden heel wat duidelijker moeten zijn dan de sporen van een bezoek aan de Aardse Maan - daarom zouden de Lunariers veel eerder op Mars moeten zijn ontdekt. Antwoord: Denk eens aan de erosiesnelheid op het oppervlak van Mars. De sporen zouden voor een groot deel vernietigd of begraven kunnen zijn. Dat zou tenminste verklaren waarom er op Aarde geen sporen waren. Toen wees iemand erop dat dit het probleem niet oploste - het verplaatste het enkel ergens anders heen. Als de Lunariers van Mars afkomstig waren, dan zat de evolutietheorie nog steeds even erg in de knoop.
Zo ging de discussie verder.
Hunt vroeg zich af hoe Rob Gray opschoot in Westwood.
Ze hadden nu een opleidingsschema dat ze in moesten passen naast hun dagelijkse informatie verzamelings programma.
Een week of wat daarvoor had Caldwell tegen hen gezegd dat hij vier ingenieurs van Navcomm volledig opgeleid wilde hebben tot trimagniscoop operators. Door zijn uitleg dat daardoor de scoop vierentwintig uur per dag bediend kon worden en dat hij dus meer gegevens zou opleveren, was Hunt niet overtuigd; en evenmin door zijn verdere bewering dat Navcomm zelf enkele van de apparaten zou kopen maar een beetje eigen deskundigheid moest verzamelen nu ze de kans hadden.
Misschien was Caldwell van plan om van Navcomm een los en onafhankelijk instituut te maken waar de scoop gebruikt kon worden. Waarom zou hij zoiets doen? Was Forsyth-Scott of iemand anders druk aan het uitoefenen om hem terug te halen naar Engeland? Als dit een inleiding was tot een terugkeer, dan zou de scoop natuurlijk in Houston blijven. Dat betekende dat het eerste wat ze hem op zouden dringen als hij terugkwam een panieksituatie zou zijn om het tweede prototype operationeel te krijgen. Leuk hoor!
De vergadering concludeerde uiteindelijk dat de theorie van de Martiaanse herkomst meer problemen schiep dan oploste en dat het trouwens toch zuivere speculatie was.
De laatste ritus in de vorm van `Geen ondersteunend bewijs geboden' werd verricht en het lijk werd stil ter aarde besteld onder het grafschrift Hangende dat in de besluitenkolom geschreven werd van de memorandumvellen op tafel.
Een cryptoloog bracht toen een lang, verward verslag uit van de patronen van de groepen lettertekens die voorkwamen op Charlies persoonlijke papieren. De voorbereidende verwerking van alle individuele documenten, de inhoud van de portefeuille en een van de boekjes was al klaar; het tweede hadden ze ongeveer half doorgewerkt. Er waren veel tabellen, maar niemand wist nog wat ze betekenden; sommige samengestelde rijen symbolen duidden op wiskundige formules; sommige pagina- en hoofdstuktitels kwamen overeen met zinnen in de tekst. Sommige reeksen lettertekens kwamen vaak voor, sommige minder vaak; sommige waren geconcentreerd op een paar pagina's, terwijl andere door het hele werk gelijkmatig waren verdeeld. Er kwamen een hoop getallen en statistieken. Ondanks het enthousiasme van de spreker werd de stemming in de kamer somber en kwamen er minder vragen. Ze wisten dat hij een knappe kop was; ze wilden dat hij ophield ze dat te vertellen.
Uiteindelijk kreeg Danchekker, die gedurende het grootste gedeelte van de vergadering opmerkelijk stil was geweest en steeds ongeduldiger leek te worden naarmate ze vorderden, toestemming van de voorzitter om het woord te nemen. Hij stond op, greep zijn revers vast en schraapte zijn keel. 'We hebben zoveel tijd als geoorloofd is besteed aan het onderzoeken van onwaarschijnlijke en vergezochte suggesties, die zoals we gezien hebben onjuist blijken te zijn' Hij sprak vol zelfvertrouwen en overzag de tafel met zijdelingse zwaaien van zijn lichaam. 'Het ogenblik is nu wel gekomen, heren, om niet meer te dralen maar onze inspanningen te concentreren op de enige uitzichtrijke lijn van redenering die ons nog over is. Ik stel categorisch dat het ras van wezens die we de Lunariers zijn gaan noemen hier op Aarde ontstaan is, net zoals de rest van ons. Vergeet al uw fantasieen van bezoekers van andere werelden, interstellaire reizigers en dergelijke. De Lunariers waren gewoon voortbrengselen van een beschaving die zich hier op onze eigen planeet heeft ontwikkeld en die door redenen die we nog moeten vaststellen ten onder is gegaan. Wat is daar tenslotte zo vreemd aan? Beschavingen zijn opgekomen en verdwenen in de korte tijd van onze meer orthodoxe geschiedenis en ongetwijfeld zullen andere dat patroon voortzetten. Deze conclusie volgt uit een uitgebreide en samenhangende hoeveelheid bewijsmateriaal en uit de vastgestelde grondbeginselen van de verschillende natuurwetenschappen. Er zijn geen bedenksels, verzinselen of veronderstellingen voor nodig, het komt rechtstreeks voort uit onbetwistbare feiten en de normale toepassing van gevestigde methoden van gevolgtrekking.' Hij zweeg even en wierp eet blik rond de tafel om commentaar uit te lokken.
Niemand had commentaar. Ze kenden zijn argumenten al. Danchekker leek echter op het punt te staan om het allemaal nog eens door te nemen. Blijkbaar was hij tot de conclusie gekomen dat zijn pogingen om hen te laten inzien wat voor de hand lag door alleen een beroep te doen op hun redeneringkracht niet voldoende waren; zijn enige toevlucht was dus een onophoudelijke herhaling tot ze C/f toegaven C/f krankzinnig werden.
Hunt leunde achterover in zijn stoel, nam een sigaret uit een pakje dat bij hem op tafel lag en gooide zijn pen op zijn bloknoot. Hij had nog steeds bedenkingen tegen de dogmatische houding van de professor, maar tegelijkertijd was hij zich ervan bewust dat Danchekkers lijst van academische prestaties maar door weinig andere levende mensen werd geevenaard. Bovendien was dat niet het terrein van Hunt. Zijn voornaamste bezwaar was iets anders, een waarheid die hij aannam voor wat hij was en waarbij hij geen poging deed om zichzelf voor de gek te houden: alles aan Danchekker irriteerde hem. Danchekker was te mager; zijn kleren waren te ouderwets - hij droeg ze alsof ze aan hem opgehangen waren om te drogen. Zijn anachronistische bril met het gouden montuur was belachelijk. Zijn spraak was te formeel. Hij had waarschijnlijk nog nooit van zijn leven gelachen. Een schedel die vacuumverpakt was in huid, dacht Hunt.
'Staat u mij toe even te recapituleren,' ging Danchekker verder. 'Homo sapiens - de moderne mens - behoort tot het fylum der vertebraten. Net zoals alle zoogdieren, vissen, vogels, amfibieen en reptielen die ooit in alle uithoeken van de Aarde hebben gelopen, gekropen, gevlogen, gekronkeld of gezwommen. Alle gewervelde dieren delen een gemeenschappelijk patroon van fundamentele lichaamsbouw dat miljoenen jaren lang onveranderd is gebleven, ondanks de oppervlakkige, gespecialiseerde aanpassingen die op het eerste gezicht misschien de ontelbare diersoorten die we om ons heen zien lijken te scheiden.
Het basispatroon der gewervelde dieren is als volgt: een inwendig skelet van bot of kraakbeen en een wervelkolom.
De vertebraat heeft twee paar ledematen die hoog ontwikkeld of rudimentair kunnen zijn, evenals een staart. Hij heeft een aan de borstzijde gelegen hart dat in twee of meer kamers is verdeeld en een gesloten bloedsomloop. Het bloed bestaat uit rode lichaampjes die hemoglobine bevatten. Hij heeft langs de rug een zenuwstreng die aan een kant uitstulpt tot een vijfdelig brein dat bevat zit in een hoofd. Hij heeft ook een lichaamsholte die de meeste vitale organen bevat plus het spijsverteringsstelsel. Alle vertebraten conformeren aan deze regels en zijn daardoor verwant.'
De professor zweeg even en keek om zich heen alsof de conclusie te duidelijk was om nog samengevat te worden.
`Met andere woorden, uit de hele structuur van Charlie blijkt dat hij rechtstreeks verwant is aan zo'n miljoen Aardse diersoorten, uitgestorven, levend, of nog in het verschiet. Bovendien kunnen alle Aardse vertebraten, waaronder wijzelf en Charlie, teruggevolgd worden langs een ononderbroken opeenvolging van fossielen waaruit blijkt dat ze hun gemeenschappelijke patroon geerfd hebben van de vroegst ontdekte voorouders der vertebraten-' Danchekkers stem kwam tot een crescendo, `van de eerste gewervelde vis die verscheen in de oceanen van het Devoon uit het Paleozoische tijdperk, meer dan vierhonderd miljoen jaar geleden!' Hij zweeg om dit laatste tot de mensen door te laten dringen en ging toen verder. `Charlie is in elk opzicht net zo menselijk als u en ik. Kunt u er dan nog aan twijfelen dat hij onze gewervelde erfenis deelt en dus onze afstamming? En als hij onze afstamming deelt, dan valt er niet aan te twijfelen dat hij ook onze plaats van herkomst deelt. Charlie is een autochtone bewoner van de Aarde.'
Danchekker ging zitten en schonk een glas water in.
Er volgde een rumoer van gemompel, onderbroken door het geritsel van papieren en geklink van glazen water. Hier en daar kraakten er stoelen terwijl verkrampte ledematen een gerieflijker houding aannamen. Aan een uiteinde van de tafel zat een metallurge te gebaren tegen een man die naast haar zat. De man haalde zijn schouders op, toonde zijn open handpalmen en knikte met zijn hoofd in de richting van professor Danchekker. Ze draaide zich om en riep: 'Professor Danchekker... Professor...' Haar stem klonk boven alles uit. Het geroezemoes stierf weg. Danchekker keek op.
,We hebben hier een beetje een twistpunt - misschien wilt u er iets over zeggen. Waarom kan Charlie niet afkomstig zijn van een evenwijdige evolutielijn, ergens anders?'
`Dat vroeg ik me ook al af,' zei een andere stem.
Danchekker fronste zijn voorhoofd een ogenblik voor hij antwoord gaf.
`Nee. Het punt dat u hier volgens mij over het hoofd ziet is dat het evolutieproces in de grond bestaat uit willekeurige gebeurtenissen. Elk levend organisme dat vandaag de dag bestaat is het product van een keten van opeenvolgende mutaties die zich al miljoenen jaren lang ontwikkelt. Het belangrijkste feit dat u onder ogen moet houden is dat elke afzonderlijke mutatie op zichzelf al een zuiver lukrake gebeurtenis is die teweeg wordt gebracht door afwijkingen in de genetische codering en het versmelten van de geslachtscellen van verschillende ouders. Het milieu waarin de mutant wordt geboren, bepaalt of hij in leven zal blijven om zijn soort voort te planten of dat hij uit zal sterven. Op die manier worden sommige nieuwe eigenschappen geselecteerd voor verdere verbetering terwijl andere meteen uitgeroeid worden en weer andere steeds meer worden afgezwakt door kruising met andere soorten.
Er zijn nog steeds mensen die dit principe moeilijk kunnen accepteren - vooral, vermoed ik, omdat ze niet in staat zijn om zich een beeld te vormen van de implicaties van getallen en tijdseenheden die buiten de grenzen van het alledaagse leven liggen. Denk eraan dat we het over miljarden en miljarden combinaties hebben die tijdens miljoenen jaren ontstaan.
Als u een partijtje schaak begint, heeft u maar twintig speelbare zetten waaruit u kunt kiezen. Bij elke zet is de keuze die de speler kan doen beperkt en toch is het aantal geoorloofde posities die de stukken na maar tien zetten zouden kunnen innemen al astronomisch groot. Stelt u zich dan eens het aantal wijzigingen voor dat zou kunnen ontstaan als de partij een miljard zetten duurde en de speler bij elke zet een miljard keuzemogelijkheden had.
Dat is het spel der evolutie. Om te veronderstellen dat twee zulke onafhankelijke opeenvolgingen zouden kunnen resulteren in gelijke eindproducten zou toch wel een beetje veel gevraagd zijn van onze lichtgelovigheid. De wetten van de waarschijnlijkheidsrekening en de statistiek zijn heel betrouwbaar als ze toegepast worden op een voldoende groot aantal voorbeelden. De wetten van de thermodynamica zijn bijvoorbeeld niets meer dan stellingen aangaande het waarschijnlijk gedrag van gasmoleculen, maar de getallen zijn hierbij zo groot dat we die postulaten zonder aarzeling accepteren als onwrikbare regels; er is nooit een gewichtige afwijking van gesignaleerd. De waarschijnlijkheid van de evenwijdige evolutielijn die u suggereert ligt zelfs nog lager dan de waarschijnlijkheid dat hitte van de ketel naar het vuur stroomt, of dat alle luchtmoleculen in deze kamer tegelijk in een hoek samenvloeien zodat we allemaal spontaan exploderen. Wiskundig gesproken, ja - de mogelijkheid van evenwijdige evolutie is eindig, maar zo onbeschrijflijk gering dat we ons er niet verder mee bezig hoeven te houden.'
Een jonge elektrotechnicus mengde zich nu in het dispuut.
`Zou God er niet bij te pas kunnen komen?' vroeg hij. `Of in ieder geval een soort leidende kracht of beginsel dat we nog niet begrijpen? Zou hetzelfde ontwerp niet via verschillende lijnen op verschillende plaatsen kunnen ontstaan?'
Danchekker schudde zijn hoofd en glimlachte haast welwillend.
`Wij zijn geleerden, geen mystici,' antwoordde hij. `E,n van de grondbeginselen van het wetenschappelijk methodisme is dat nieuwe en speculatieve theorieen geen overweging waard zijn zolang de feiten die gesignaleerd worden, afdoende worden verklaard door de theorieen die al bestaan. Niets dat op een universele leidende kracht lijkt is ooit ontdekt gedurende generaties van onderzoek en omdat de gesignaleerde feiten afdoende verklaard worden door de aanvaarde principes die ik heb omschreven, is het niet nodig om extra oorzaken op te roepen of te verzinnen. Denkbeelden van leidende krachten en grootse opzetten komen slechts voor in de geest van de misleide waarnemer, niet in de feiten die hij waarneemt.'
`Maar stel dat blijkt dat Charlie ergens anders vandaan komt,' drong de metallurge aan. `Wat dan?'
`Aha! Dat zou een heel ander geval zijn. Als op de een of andere manier bewezen zou worden dat Charlie inderdaad ergens anders ontstaan is, dan zouden we gedwongen zijn om aan te nemen dat evenwijdige evolutie is voorgekomen als een gesignaleerd en onbetwistbaar feit. Omdat dat niet verklaard zou kunnen worden binnen het kader van de huidige theorie, zouden onze theorieen jammerlijk ontoereikend blijken te zijn. Dat zou het moment zijn om te speculeren over bijkomstige invloeden. Dan zou misschien uw universele leidende kracht een rechtmatige plaats krijgen. Als we er op dit tijdstip echter al zulke denkbeelden op na gaan houden, zouden we de paarden lijnrecht achter de wagen spannen. Als we dat zouden doen, zouden we schuldig zijn aan een inbreuk op een van de meest fundamentele wetenschappelijke beginselen.'
Iemand anders probeerde de professor uit een andere richting een zetje te geven.
`Wat dacht u van convergerende lijnen in plaats van evenwijdige? Misschien werkt het selectieprincipe zo dat verschillende lijnen van ontwikkeling samenlopen naar hetzelfde optimale eindproduct. Met andere woorden, hoewel ze in verschillende richtingen beginnen, komen ze uiteindelijk beide terecht op hetzelfde beste slotontwerp.
Zoals...' Hij zocht naar een analogie. `Net zoals haaien vissen zijn en dolfijnen zoogdieren. Ze hebben allebei een verschillende oorsprong maar zijn uiteindelijk op dezelfde algemene vorm terechtgekomen.'
Danchekker schudde weer beslist zijn hoofd. `Zet het idee van perfectie en beste eindproducten maar uit uw hoofd,' zei hij. `U loopt onbewust weer in die val dat u aanneemt dat er een kosmische opzet bestaat. De menselijke gedaante is lang niet zo volmaakt als u zich voorstelt. De natuur produceert geen beste oplossingen - ze zal elke oplossing proberen. De enige test die aangewend wordt is dat het goed genoeg moet zijn om in leven te blijven en zich voort te planten. Er hebben veel meer soorten gefaald, die zijn uitgestorven, dan dat er in leven zijn gebleven - veel, veel meer. Het is gemakkelijk om een soort voorbeschikt streven naar iets volmaakts te zien als dat fundamentele feit over het hoofd wordt gezien - als we zogezegd uit de boom naar beneden kijken vanaf onze eigen succesvolle tak met een wijsheid achteraf en de talloze andere takken vergeten die nooit iets bereikt hebben.
Nee, vergeet dat idee van volmaaktheid. De ontwikkelingen die we in het natuurrijk zien, zijn gewoon gevallen van iets dat goed genoeg is om ermee door te kunnen. Gewoonlijk zijn vele denkbare alternatieven net zo goed en sommige beter.
Neem bij voorbeeld het knobbelpatroon op de eerste onderkies van de mens. Het bestaat uit een groep van vijf hoofdknobbels met een systeem van tussenliggende groeven en richels waarmee het voedsel wordt vermalen. We hebben geen reden om te veronderstellen dat dit ene patroon efficienter is dan een van de vele andere die denkbaar zijn.
Dit speciale patroon is echter voor het eerst voorgekomen als een mutatie ergens op de afstammingslijn die naar de mens leidt en is sindsdien steeds doorgegeven. Hetzelfde patroon wordt ook aangetroffen op het gebit van de mensapen, wat erop wijst dat we het beiden geerfd hebben van een vroege gemeenschappelijke voorouder bij wie het door louter toeval ontstond. Charlie heeft menselijke knobbelpatronen op zijn hele gebit.
Veel van onze aanpassingen zijn verre van volmaakt. De plaatsing van onze inwendige organen laat veel te wensen over, wat te wijten is aan het feit dat we een systeem hebben geerfd dat oorspronkelijk was ontwikkeld voor een horizontale en niet voor een verticale houding. Bij onze ademhalingsorganen merken we bijvoorbeeld dat de afvalproducten en het vuil dat zich ophoopt in de keel- en het neusgebied naar binnen toe weglopen en niet naar buiten toe zoals oorspronkelijk gebeurde, wat een hoofdoorzaak is van veel bronchiale en borstklachten waaraan viervoetige dieren niet lijden. Dat kan je nauwelijks perfectie noemen, of wel?'
Danchekker nam een slokje water en maakte een vragend gebaar naar iedereen in de kamer.
`Dus we zien dat het idee van convergentie naar het ideaal niet gestaafd wordt door de feiten. Charlie vertoont al onze fouten en onvolmaaktheden, evenals onze verbeteringen.
Nee, het spijt me - ik begrijp dat deze vragen gesteld worden in de beste traditie om geen mogelijkheid on onderzocht te laten en dat waardeer ik, maar we moeten ze toch echt van de hand wijzen.'
Na zijn laatste woorden heerste er stilte in de kamer. Aan alle kanten leek iedereen bedachtzaam door de tafel, door de muren of door het plafond te staren.
Caldwell legde zijn handen op tafel en keek om zich heen tot hij zeker was dat niemand er meer iets aan toe had te voegen.
`Het ziet ernaar uit dat de evolutie nog een tijdje op zijn troon blijft,' gromde hij. `Dank u, professor.'
Danchekker knikte zonder op te kijken.
`Het is echter zo,' ging Caldwell verder, `dat de bedoeling van deze vergaderingen is om iedereen een kans te geven vrijuit te praten zowel als te luisteren. Tot nu toe hebben sommige mensen nog niet veel gezegd - vooral een of twee van de nieuwkomers niet.' Hunt besefte met een schok dat Caldwell hem recht aankeek. `Onze Engelse gast, bij voorbeeld, die de meesten van u al kennen. Dr. Hunt, heeft u soms ideeen die we zouden moeten horen...?'
Naast Caldwell deed Lyn Garland geen moeite om een brede glimlach te verbergen.. Hunt nam een lange trek aan zijn sigaret en gebruikte die pauze om zijn gedachten op orde te stellen. Gedurende de tijd die hij nodig had om koel een lange, diffuse rookwolk uit te blazen en met zijn hand naar de asbak te tikken, klikten alle stukjes in elkaar in zijn brein met de vloeiende precisie van de binaire regimenten die door de geheugens van de computers beneden paradeerden. Lyns aanhoudende kruisverhoren, haar bezoeken aan het Ocean Hotel, zijn aanwezigheid hier - Caldwell had een katalysator gevonden.
Hunt bekeek de reeks aandachtige gezichten. `Het grootste deel van wat gezegd is ondersteunt de gevestigde principes van de vergelijkende anatomie en de evolutietheorie. Om alles even duidelijk te stellen: ik ben niet van plan om die principes in twijfel te trekken. De conclusie zou echter samengevat kunnen worden door te zeggen dat, omdat Charlie afstamt van dezelfde voorouders als die van ons, hij net zoals wij op de Aarde ontstaan moet zijn.'
`Dat is waar,' wierp Danchekker ertussen.
`Prima,' antwoordde Hunt. `Nu is dat eigenlijk uw probleem en niet het mijne, maar omdat u me gevraagd heeft wat ik denk, zal ik de conclusie op een andere manier stellen. Omdat Charlie ontstaan is op Aarde, moet zijn beschaving ontstaan zijn op Aarde. Alles wijst erop dat zijn cultuur ongeveer even vergevorderd was als de onze, misschien iets verder in een of twee opzichten. Dan zouden we dus enorm veel sporen moeten vinden van zijn volk. Dat doen we niet. Waarom niet?'