’Pak ik het wel, pak ik het niet?’

Tussen 12 en 15 maanden

In de vorige fase hebben Bas en Laura bij dingen die ze rechtstreeks konden zien, ontdekt dat er zoiets als regelmaat bestaat. Waar geen regelmaat was, maakten ze die zelf, bijvoorbeeld door zich een vertrouwd gevoel te geven met een kroel. Vanaf ongeveer hun eerste verjaardag gaan ze variaties aanbrengen binnen allerlei regelmatigheden.

Variëren

Als Laura in de vorige fase met een pollepel op een teiltje sloeg, deed ze dat met eenzelfde dreun. Rond haar eerste verjaardag brengt ze daarin variatie aan. Ze slaat nu eens hard, dan weer zacht, en wel op verschillende voorwerpen in haar directe omgeving. Op haar xylofoon slaat ze bijvoorbeeld opzettelijk op verschillende latjes. In de vorige fase was dat nog toevallig.

In bad komt variëren tot uiting in de manier waarop Laura met haar eendjes en bootjes speelt. Ze laat ze van verschillende hoogtes vallen om het water te laten opspatten. Ze geeft ze een duwtje om ze te laten varen. En ze duwt ze tot verschillende dieptes onder water om ze op te zien springen.

Derde dimensie

In de vorige fase kroop Bas over de vloer. Om het wat ingewikkeld te zeggen: hij bewoog zich toen in twee dimensies. Ook daarop gaat hij nu variëren. Terwijl hij met een kettinkje zit te spelen, laat hij dat van verschillende hoogtes vallen. Al variërend ontdekt hij dus de derde dimensie.

Het ontdekken van de derde dimensie blijkt ook uit het feit dat Bas broodkruimels en speelgoed vanuit zijn kinderstoel laat vallen. Bovendien volgt hij hun val met zijn blik. Sommige dingen stuiteren, andere blijven meteen liggen; sommige dingen geven een knal, andere maken een ploffend geluid. Hij lijkt zich af te vragen: hoe en waar komen de dingen terecht?

Staan en lopen

Een gevolg van de pas ontdekte derde dimensie is dat Bas gaat staan en lopen. Terwijl hij staat, houdt hij je knie of de tafelrand vast: het gesteunde staan. En onder het lopen houdt hij je hand, zijn loopwagentje of de rand van zijn box vast: het geleide lopen.

Gesteund staan en geleid lopen krijg je afwisselend te zien, als Bas tussen jou en iemand anders heen en weer loopt. Jij en zijn oma zitten op twee, drie meter tegenover elkaar. Hij staat bij je knie en kijkt je aan. Oma klapt in haar handen: ‘Kom eens bij oma’. Hij keert zich naar haar om en houdt jouw knie vast. Dan pakt hij je hand en loopt hij naar oma die haar hand al naar hem uitsteekt. Pas als hij die te pakken heeft, laat hij jouw hand los. Als hij zich bij oma naar jou omkeert, houdt hij ook steeds een van haar knieën vast. Zo loopt hij misschien wel een keer of vijf tussen jullie heen en weer. Laat hij toch even een hand of knie los? Als hij dan meteen valt, kun je er zeker van zijn dat hij nog in de fase van gesteund staan en geleid lopen zit.

Wat eveneens op de fase van gesteund staan en geleid lopen wijst, is dat Bas naar iets toe kruipt, als dat midden in de kamer ligt. Hij staat bij de sofa de kamer in te kijken. Je legt zijn speelgoedaapje drie meter van hem vandaan op een plek waar hij niet kan komen door geleid langs een bank of stoel te lopen. Hij laat zich zakken en kruipt ernaartoe.

Kortdurende interesses

In deze fase ontwikkelt Laura al in die zin interesses voor dingen in haar omgeving, dat ze die onderzoekt. We zagen dat al in het afwisselende in plaats van eentonige slaan op voorwerpen (‘Hoe klinken die dingen?’), in het bestuderen van het zinken, stijgen en drijven van eendjes en bootjes in bad en in het volgen van vallende etensresten en speelgoed. De interesses zijn in deze fase nog erg kort van duur. Vandaar dat Laura tegen het eind van deze fase als ze al los in plaats van geleid loopt, voortdurend van je schoot af wil en dan weer erop. Ze zit bij je op schoot, maar al na tien seconden wil ze naar de andere kinderen die in de kamer zitten te ganzenborden: ze maakt zich uit je armen los en laat zich zakken. In plaats van naar die kinderen te gaan loopt ze zomaar wat rond om na een poosje weer naar jou te komen; ze strekt haar armen naar je uit om op schoot genomen te worden. Ze zit nog niet of haar blik valt op een kladblok op een bijzettafeltje: ze laat zich weer van je schoot zakken om het kladblok te bekijken want zoiets heeft ze nog niet eerder gezien. Na het van boven en van onder bekeken te hebben en er wat doorheen gebladerd te hebben, komt ze weer naar je toe om op schoot genomen te worden. Dan gaat een van de andere kinderen naar de wc. Laura laat zich onmiddellijk van je schoot zakken en klautert op de vrijgekomen stoel. Na daar even op gezeten te hebben neemt ze op de gebruikelijke manier weer plaats op jouw schoot. Enzovoort. De reden van dit afwisselen tussen jouw schoot en andere dingen in de omgeving is dat Laura in deze fase slechts tot kortdurende interesses in staat is. Daarbij is jouw schoot alleen een telkens terugkerende interesse.

Naar plaatjes kijken

Kortdurende interesses komen ook tot uiting in het feit dat Laura in deze fase naar afbeeldingen begint te kijken. Voordien sloeg ze op een prentenboek of stak ze het in haar mond. Maar nu bekijkt ze boekjes met afbeeldingen van dieren en bekende voorwerpen. Andere favoriete boekjes zijn die met afbeeldingen van bekende activiteiten zoals eten en in bad gaan.

Kennelijk kan Laura nu haar aandacht op dingen richten in plaats van er meteen wat mee te willen doen. Dat blijkt ook uit het feit dat ze nu dingen met haar blik aftast. Ze zit bijvoorbeeld voor haar speelgoeddoos. In plaats van meteen iets te pakken, laat ze haar blik eerst over de inhoud gaan en pakt dan pas iets.

Wijzen

Bas wijst naar dingen in zijn omgeving. Onder het kruipen ziet hij bijvoorbeeld op vier meter van hem vandaan een nieuw speelgoedgirafje. Hij gaat zitten; onder het verbaasde kijken wijst hij twee keer naar het giraf je; dan pas kruipt hij erop af om het te pakken en te bekijken. Het lijkt alsof hij zich even afvroeg: ‘Pak ik het wel, pak ik het niet?’ Bas’ wijzen in deze fase is er kennelijk nog niet om jou ergens op te attenderen. Dat blijkt ook uit het volgende. Als Bas’ flesje op een kast staat en hij wil het hebben, dan kijkt hij jou onder het wijzen niet aan: met ‘Uh, uh’ blijft hij naar zijn flesje kijken en wijzen. Hooguit kijkt hij je na een poosje verbaasd aan als je langer dan gewoonlijk wacht met het geven. Bas wijst dus nog niet om je wat mee te delen. Omgekeerd begrijpt hij jouw wijzen ook niet. Hij zit bij je op schoot. Op een meter of vijf van je vandaan ligt een treintje op de vloer – binnen een straal van een meter eromheen ligt niets anders. Je wijst naar het treintje: ‘Kijk eens’. Maar Bas kijkt verbaasd naar je hand.

Omdat Bas in deze fase jouw wijzen niet begrijpt en ook niet wijst om jou ergens op te attenderen, spreken we van egocentrisch wijzen.

Geluiden nadoen

In de vorige fase deed Bas geen klanken uit zijn omgeving na, die hij niet zelf in zijn repertoire had. Dat is nu wel het geval: hij bootst klanken na door binnen zijn eigen klankrepertoire te variëren. Het kan zijn dat hij dierengeluiden nadoet, zoals ‘Mau’ (poes) of ‘Tok, tok’ (kip), maar ook voorwerpen die geluiden maken, zoals ‘Tuut’ (auto) of een hoog ‘Uuuuuu’ (fluitketel). Sommige kinderen bootsen nauwelijks of geen geluiden na, maar andere slaan bijna geen geluid over. Sommige zeggen de laatste klanken uit bijna al je zinnen na. Als Bas je bijvoorbeeld ‘Doe normaal!’ tegen een kind van negen jaar hoort zeggen, hoor je hem ‘Maal, maal’ zeggen. Dat heet papegaaien.

Behalve geluiden van dieren doen kinderen in deze fase ook hun bewegingen na. Bijvoorbeeld, nadat Bas een paar keer een poes heeft zien drinken, gaat hij languit voor diens drinkbakje liggen en doet hij zijn mond erin – je plukt hem uiteraard onmiddellijk weg. Bas’ gedrag is des te opmerkelijker als je je realiseert dat hij gewoonlijk een flesje, een tuitbeker en dergelijke aan zijn mond zet om te drinken.

Zoeken

In de vorige fase zocht Laura een verdwenen voorwerp niet altijd op de plek van verdwijning terug, maar ook op plekken waar ze in eerdere zoekpogingen succes had. Maar nu zoekt ze wel direct terug. Je verstopt binnen haar handbereik een poppetje onder een kussen rechts van haar. Ze zoekt daar meteen. Als je het daarna links van haar onder een doek verstopt, kijkt ze niet eerst onder het kussen rechts, maar meteen onder die doek links.

Met direct terugzoeken hangt samen dat Laura kasten opent, gordijnen opzij schuift en deksels optilt. Ze doet dat omdat ze kastdeuren, gordijnen, deksels en dergelijke is gaan zien als voorwerpen waar wel eens interessante dingen achter kunnen zitten, ook als er nu niet eerst iets achter is verdwenen. In deze fase kan het verstandig zijn eens in de vuilnisbak te kijken als je iets kwijt bent. De kans is groot dat Laura daar iets in heeft gedaan. Precies zoals ze weet dat er onder deksels dingen kunnen zitten, zo weet ze dat ze er zelf dingen achter kan laten verdwijnen.

Wat terugzoeken betreft, Laura moet van een verdwenen voorwerp wel alle verplaatsingen hebben kunnen zien, anders zoekt ze niet. Je neemt een elastiekje in een hand, sluit hem, doet hem onder een doek, laat daar het elastiekje achter en houdt je hand weer gesloten voor Laura. Ze opent je hand, maar als ze er geen elastiekje in vindt, zoekt ze niet onder de doek.

Je zit gehurkt in de kamer en Laura staat terwijl ze je rechterknie vasthoudt. Je laat haar met je rechterhand een doosje zien. Terwijl ze dat wil pakken, doe je het rechts achter je, geef je het achter je rug over aan je linkerhand en laat je haar je lege rechterhand weer zien. Ondanks het feit dat ze ziet dat je rechterhand leeg is, loopt ze toch langs je rechterbeen en – zijde om je heen, het verdwenen doosje achterna. Pas in de volgende fase gaat ze aan je linkerkant het doosje zoeken als ze je lege rechterhand ziet.

Aanreiken

Laura reikt je allerlei dingen aan, bijvoorbeeld achter elkaar een boekje, een bootje en een locomotiefje. Doet ze dat omdat ze je die dingen wil geven? Nee, ze reikt je slechts iets aan omdat het haar interesse heeft, omdat ze weet wat ‘terechtkomen’ inhoudt en omdat ze dingen in kasten en dergelijke doet, dus ook in jouw hand (zie ‘Derde dimensie’, blz. 72). Dat het in deze fase niet echt om geven gaat, blijkt bijvoorbeeld als Laura een banaan zit te eten. Af en toe reikt ze die banaan naar jouw hand of mond; als je dan doet alsof je de banaan aanneemt of erin hapt, lacht ze maar ze eet er zelf verder van zonder jou de banaan echt te geven.

Afstand bewaren

Terwijl je zit, staat Bas voor je. Je blaast even in zijn haar. Voordien probeerde hij dan je lippen aan te raken, maar nu wendt hij zijn voorhoofd in jouw richting, duidelijk in de verwachting dat je nog eens zo zult blazen.

Je buigt je naar een van Bas’ oortjes en fluistert daar iets in. Dan ga je weer rechtop zitten. Hij komt dichter naar je toe en legt zijn oor tegen je mond, klaar om je volgende fluisterwoordjes in ontvangst te nemen.

Bas zit in zijn springstel. Hij zet zich met zijn voetjes af, trekt zijn beentjes in en laat zich rustig uitschommelen. Voordien maakte hij tijdens het uitschommelen ook voortdurend overbodige bewegingen.

Als je met Bas bij een kaars bent, probeert hij zo dicht mogelijk met een handje bij de vlam te komen terwijl hij het contact met de vlam ook probeert te vermijden. Deze fase is heel geschikt om hem te leren altijd een veilige afstand tot vuur te bewaren.

In al deze gevallen neemt Bas afstand tot iets in plaats van over te gaan op feitelijk contact. Hij is in staat om afstand tot iets te bewaren en toch leuke ontdekkingen te doen. Het afstand bewaren in deze fase verklaart ook waarom Bas nu allerlei dingen opzettelijk laat vallen om hun val te kunnen verkennen. In de vorige fase had hij alleen dieptebesef voorzover hij een kussentje als hindernis voor een doosje wegsloeg of voorzover hij naar iets toekroop om het te kunnen pakken. Zijn dieptebesef was dus direct gekoppeld aan het feit dat hij zelf iets wilde aanraken.

Maar nu is het allerminst zijn bedoeling om zelf de vloer aan te raken als hij kruimels en speelgoed laat vallen: hij wil weten hoe die op de vloer terechtkomen – dat volgt hij vanaf een afstandje en zonder de vloer zelf aan te raken.

De jonge verkenner

Bij het variëren hebben we al gezien dat kinderen in deze fase graag dingen verkennen: dingen op verschillende dieptes onderduwen om te zien hoe ze telkens weer op een andere manier uit het water opspringen; een kettinkje van verschillende hoogtes laten vallen; afwisselend op verschillende voorwerpen slaan om uit te zoeken wat voor geluid ze maken. Een andere vorm van verkennen in deze fase is voorwerpen van schuinstaande kussens en andere hellingen af laten rollen of glijden.

Omdat Laura nu graag dingen verkent, raakt ze graag allerlei zaken onderzoekend met haar vingertjes aan: een richel, een schaal, een pot met een tak erin.

Je knipoogt een paar keer tegen Laura en houdt je ogen daarna opzettelijk dicht. Ze betast je oogleden zachtjes met een wijsvinger en probeert ze te openen en te sluiten. De kans is groot dat ze daarna haar eigen ogen sluit en aanraakt. Je wendt een oor naar Laura. Eventueel doe je even iets met dat oor om er de aandacht op te vestigen, bijvoorbeeld met de oorlel bewegen alsof het een belletje is en er ‘Klingeling’ bij zeggen. Ze verkent dat oor daarna aandachtig: ze raakt de oorschelp aan, laat hem heen en weer bewegen, duwt haar vinger in de opening, enzovoort. Opnieuw is de kans groot dat ze daarna aan een eigen oor voelt. Dat Laura een verkenner in miniformaat is, blijkt ook uit het openen en sluiten van dozen, het openmaken van kasten en het leeghalen van de vuilnisbak. Je bent gewaarschuwd: vuilnisbak en dergelijke afsluiten! Geef haar in plaats daarvan een eigen speelgoeddoos.

Een touwtje als trekmiddel

In de vorige fase trok Bas niet aan het touwtje aan een eendje als hij dat naar zich toe wilde halen. Dat doet hij nu wel. Hij is immers in staat om van een afstand dingen te bekijken en te onderzoeken; zie het prentenboek en het wijzen. Zo stelt hij nu van een afstand vast dat het touwtje en het eendje aan elkaar zitten. Hij heeft dus ontdekt dat het touwtje een middel is om het eendje, zijn eigenlijke doel, naar zich toe te trekken. Bas kan het eendje naar zich toe halen als er een touwtje aan zit. Zal hij dat ook met een pollepel doen als het eendje los ligt? Je zet Bas op de grond. Binnen handbereik leg je een pollepel en net buiten handbereik het eendje. Je hebt een goede kans dat hij de pollepel pakt en daarmee op het eendje slaat. Het eendje wordt zo verplaatst en misschien komt het toevallig zijn richting uit. Maar opzettelijk het eendje met de pollepel naar zich toe scheppen doet hij niet – dat doet hij pas in de volgende fase.

Bas gebruikt het touwtje dus wel om het eendje naar zich toe te halen en de pollepel niet. De reden daarvan is dat het contact er bij het eendje met het touwtje al is, terwijl hij dat zelf moet maken in het geval van de pollepel. Anders gezegd, bij het touwtje als middel moet hij maar een contactpunt vooraf zelf maken, namelijk dat tussen zijn hand en het touwtje. Voor de pollepel als middel zijn twee contactpunten nodig: het contactpunt tussen zijn hand en de pollepel en dat tussen de pollepel en het eendje. Dat Bas bij het gebruikmaken van een middel een contactpunt tot stand brengt, blijkt ook uit proefjes met een dienblad dat binnen zijn handbereik ligt. Je zet het eendje er buiten handbereik op. Hij trekt aan het dienblad en pakt het eendje eraf zodra hij er bij kan.

Op een ding tegelijk letten

Dat ook Laura vooraf een contactpunt goed tot stand kan brengen, houdt tevens in dat ze haar aandacht goed bij een ding kan houden. Bij afstand bewaren hebben we daar diverse voorbeelden van gezien. Ze houdt bijvoorbeeld een vinger bij een brandende kaars en bewaart toch voldoende afstand tot de vlam. Voordien zou ze zich verbranden en zich opnieuw verbranden als ze weer zo dicht mogelijk bij de vlam probeerde te komen.

Je plaatst een stoel onmiddellijk naast een deurkozijn en zet de deur op een kier. Als Laura er doorheen wil, neemt ze de deurknop, zet ze een paar pasjes naar achteren zodat de deur verder open gaat, en stapt ze door de deur die nu voldoende ver geopend is. Voordien probeerde ze zich in die situatie tussen de deur en de stoel door te wurmen.

De eerste verjaardag

Omdat Laura in deze fase haar aandacht nog maar bij een ding tegelijk kan houden, verdraagt ze nog niet te veel drukte om zich heen. Op haar eerste verjaardag doe je haar dan ook beslist geen plezier door twintig of meer mensen uit te nodigen. Als er ‘s morgens twee mensen komen en ‘s middags nog eens twee, dan is dat ruim voldoende voor die dag. Bij het opstaan was het ontdekken van de slingers al een hele belevenis, net als de versierde stoel bij het ontbijt. Je zult ook merken dat ze het leukste aan cadeautjes het openscheuren van het cadeaupapier vindt. Maar bij ingewikkelde verpakkingen moet je haar natuurlijk nog wel helpen.

Effecten teweeg brengen

Bas kijkt boven de rugleuning van een stoeltje uit. Hij bukt zich een paar keer om dan weer tevoorschijn te komen, net zolang tot je jezelf ook ergens achter verstopt. Met het bukken probeert hij je dus tot een kiekeboespelletje met hem te verleiden. Je bouwt een blokkentoren voor Bas – zelf is hij daar nog niet toe in staat. Hij gooit onder luid geschater die toren weer om en schuift je dan een paar blokken toe: je moet nog een toren bouwen.

In deze fase probeert Bas dus bepaalde effecten in zijn omgeving teweeg te brengen. Bij kiekebpe en het bouwen van een toren is dat zinvol, maar in andere situaties niet. Zo geeft Bas in deze fase een voorwerp dat hij vanaf een hoogte laat vallen, een duwtje naar beneden mee. Hij heeft nog niet in de gaten dat een losgelaten voorwerp uit zichzelf valt, maar denkt dat die val mede een gevolg is van zijn duwtje. Bas overschat dus zijn eigen handelingen bij het teweegbrengen van effecten. Dat blijkt ook als je in een gezelschap lacht, terwijl hij in zijn eentje in de buurt zit te spelen. Iemand in het gezelschap vertelt een grappig verhaal en precies op het moment dat jullie allemaal beginnen te lachen slaat Bas met een stok op zijn nieuwe treintje. In de vorige fase deed hij in zo’n situatie werktuiglijk jullie gelach na maar nu slaat hij opnieuw op dat treintje, je met een brede glimlach aankijkend. Hij denkt dat de anderen moesten lachen om wat hij deed, en probeert ze opnieuw aan het lachen te krijgen door weer te slaan.

Zichtbare lichaamsdelen

Laura betast en onderzoekt geregeld delen van haar lichaam die ze kan zien. Dat kan door bijvoorbeeld in bad haar dijen en bovenbenen te bekijken en erop te slaan. Of door haar ene hand met de andere ergens op te drukken. Of door aan een buikplooi te trekken; daarna probeert ze dat bij een arm. Dit is ook de fase waarin jongetjes gaan ontdekken dat ze een piemel hebben. Voordien speelde Bas misschien wel eens met zijn piemel als zijn hand toevallig die kant uit kwam, maar nu gaat hij bijvoorbeeld wijdbeens voorover gebukt staan om goed te kunnen zien wat daar tussen zijn beentjes hangt.

Onzichtbare lichaamsdelen

Het ligt voor de hand dat Laura bij het verkennen van haar lichaam meer moeite heeft met lichaamsdelen die ze zelf niet kan zien dan met die welke ze wel kan zien. Dan blijkt dat haar mond een streepje voor heeft. Door dingen in de mond te steken was ze daar al in de vorige fase mee vertrouwd. Bijvoorbeeld, terwijl Laura toekijkt, sluit en open je een paar keer langzaam je ogen. De eerste keren dat ze dat probeert na te doen, sluit en opent ze haar mond in plaats van haar ogen! Als je de plek boven je neus en tussen je ogen, de zogeheten neuswortel, met een vinger aanraakt, doet Laura dat niet meteen goed na: ze raakt bijvoorbeeld eerst een ooghoek aan en laat haar vinger dan naar haar voorhoofd gaan om pas daarna haar neuswortel aan te raken. Je raakt je kin aan. Ook die simpele beweging doet Laura niet meteen goed na. Ze raakt bijvoorbeeld een oor aan, pakt dan haar neus beet en raakt haar ogen even aan. Als ze lang genoeg doorgaat komt ze misschien bij haar kin uit, maar zeker is dat ze je tijdens het tasten over haar gezichtje blijft aankijken.

Laura en jij zitten tegenover elkaar. Je slaat op je knieën. Ze doet dat niet meteen na, maar wrijft bijvoorbeeld over haar wang of op haar buik.

Onhandigheden

Wat we bij het verschil tussen een touwtje en een pollepel als middel hebben gezien, komt ook weer naar voren als Bas eigenlijk met twee lichaamsdelen tegelijk rekening moet houden. Omdat hij slechts met een contactpunt tegelijk rekening kan houden, slaagt hij daar in deze fase niet in en maakt hij soms een onhandige indruk. Zo kan hij tevergeefs proberen een doosje met een hand te openen. Je geeft hem een doosje met een etuitje erin. Hij doet het deksel van het doosje omhoog en glijdt er met dezelfde hand in om het etuitje eruit te halen. Hij komt niet op het idee om het deksel met de ene hand te openen en er met de andere het etuitje uit te pakken. Bas zit met dat etuitje te spelen. Je neemt het hem voorzichtig af en doet het in datzelfde doosje en draait dat met de scharnierzijde naar hem toe. Hij probeert het doosje aan die kant te openen en geeft het na enkele vruchteloze pogingen op. Ook het openen van een prentenboek geeft problemen in deze fase. Je geeft Bas een gesloten boek. Op toevalstreffers na zal hij er niet in slagen het onmiddellijk open te slaan. Hij zet zichzelf daarentegen wel geregeld klem, bijvoorbeeld doordat hij het boek met zijn ene hand bij de open kant vasthoudt, terwijl hij het met zijn andere hand probeert open te pulken vlakbij de rug. Geef hem dit zelfde prentenboek vier keer, met telkens een andere kant naar hem toe: de open kant, de rugzijde, de bovenkant en de onderkant. Hij zal er niet in slagen om het steeds onmiddellijk soepel open te maken. In het volgende voorbeeld zet Bas zichzelf op een andere manier klem.

Zijn linkerhand is onder een zware plank terechtgekomen. Terwijl hij met zijn rechterhand krachtig op de plank duwt, trekt hij uit alle macht met zijn linkerhand. De logica hierachter is dat hij met zijn rechterhand een steunpunt zoekt om zich onder die plank vandaan te kunnen bevrijden. Hij komt echter niet op het idee om dat steunpunt naast de plank te zoeken.

Zelfbezeringen

Bas en Laura mogen dan in deze fase hun lichaam aan het verkennen zijn, maar ze hebben allebei de onhandigheden die we bij Bas hebben gezien. Daarom valt het te verwachten dat ze zich in deze fase geregeld bezeren. Natuurlijk, we bezeren onszelf allemaal wel eens als we niet goed opletten, maar bij Bas en Laura zijn bepaalde zelfbezeringen te begrijpen vanuit een onvermogen om twee zichtbare lichaamsdelen tegelijk op elkaar en op de buitenwereld af te stemmen. In deze fase komt het geregeld voor dat kinderen zichzelf bijten, bijvoorbeeld in een bovenarm of in een vinger. Andere kinderen knijpen zichzelf bijvoorbeeld in hun eigen pols, terwijl ze pas in de gaten hebben dat het hun eigen pols is als het pijn begint te doen. Weer andere kinderen proberen met hun ene hand de vinger van de andere hand eruit te trekken of drukken hun ene hand met de andere hard op tafel.

Als Laura zichzelf op zo’n manier pijn doet, dan is dat omdat ze nog niet in de gaten heeft dat dat betreffende zichtbare lichaamsdeel van haar is. Ze ziet er slechts een plek in, die interessant voor haar is om er voor de variatie eens op te slaan, in te bijten of aan te trekken. Laura kan zich ook bezeren omdat er een onzichtbaar lichaamsdeel in het spel is. Dat doet zich bijvoorbeeld voor als ze geregeld op haar hoofd slaat om je vervolgens verbaasd aan te kijken, zowel over de pijn die ze voelt als over de hardheid van haar hoofd. Ook kan het zijn dat Laura toevallig met haar hoofd tegen een muur stoot als ze schommelbewegingen aan het maken is. In deze fase moet je er dan rekening mee houden dat ze opzettelijk haar hoofd nog eens tegen de muur zal stoten in plaats van wat verder van de muur door te gaan met schommelen. Geregeld aan de eigen haren trekken is een vergelijkbaar voorbeeld. De verklaring is dat onzichtbare lichaamsdelen voor Laura nog niet bij haar horen.

Pas in de volgende fase gaan dit soort onhandigheidjes en zelfbezeringen over. Dan kunnen Bas en Laura twee aandachtspunten op elkaar betrekken, waardoor onder meer het open maken van een boek zonder gehannes verloopt.