Nog maar pas op de wereld

Tussen geboorte en 1 maand

In de eerste levensmaanden van Bas en Laura gebeurt er ontzettend veel. Dat is ook geen wonder: na negen maanden in mama’s buik gegroeid te zijn, moeten hun lichamen nu een heleboel dingen zelf doen. Terwijl het eten eerst via de navelstreng binnenstroomde, moeten ze nu zelf melk drinken met hun mond. En in plaats van dat mama’s buik hen op een constante temperatuur van 37°C hield, moeten hun lijfjes zich nu zelf warm houden.

Vooral in psychologisch opzicht verandert er veel na de geboorte. In mama’s buik konden Bas en Laura wel wat met hun armpjes en beentjes bewegen, maar daarmee deden ze geen ontdekkingen over de buitenwereld. En uit die buitenwereld drong nauwelijks iets tot hen door. Na de geboorte verandert dat dus allemaal.

Toch was er tijdens de zwangerschap al enige psychologische ontwikkeling.

We beginnen met reacties van Bas en Laura waarin je de psychologische ontwikkeling tijdens de zwangerschap na hun geboorte kunt herkennen.

Daarna maken we een hele sprong terug in de geschiedenis van de mensheid. Pasgeborenen vertonen allerlei reflexen die zijn overgebleven van onze heel verre voorouders. In de derde plaats bekijken we waar Bas en Laura staan ten opzichte van die dingen in de buitenwereld, waar ze pas na hun geboorte ervaring mee krijgen. Nog maar pas op de wereld en er gebeurt al heel veel met hen.

Fijn om in een draagdoek te liggen

Bas vindt het fijn als je hem in een draagdoek meeneemt. Hij is wat huilerig en je moet boodschappen doen. Neem hem eens in een draagdoek (aan je borst of op je rug) mee en hij kalmeert zodra hij erin ligt. En weliswaar heeft hij er een hekel aan om aangekleed te worden, maar eenmaal in de kleertjes neemt zijn huilerigheid snel af, als je hem een beetje stevig inpakt. En goed onder de dekentjes ingestopt worden: daar doe je hem ook een plezier mee. De reden van Bas’ voorkeur voor draagdoeken, ingepakt en ingestopt worden is dat hij er vanuit de baarmoeder erg vertrouwd mee is om enige druk op zijn huid te voelen. Vandaar ook dat in veel culturen pasgeborenen in doeken worden gewikkeld, het zogeheten bakeren.

Graag tegen moeder of vader aan

In haar eerste levensweken ligt Laura graag tegen mama aan, vooral als die tegen haar praat. Hier zitten vele redenen achter, die allemaal naar de zwangerschap teruggaan. Laura begrijpt wel niet wat mama allemaal tegen haar zegt, maar vanuit haar moeders buik kent ze haar stem wel en is ze vertrouwd met het regelmatige en zachte geluid van haar hartslag. Ook is de temperatuur van belang. Het lichaam van een boreling kan zichzelf kort na de geboorte nog niet goed op temperatuur houden – tijdens de zwangerschap was dat ook niet nodig want daar zorgde mama’s lichaam wel voor. Daarom is de pasgeboren Laura dol op de warmte van mama’s lichaam. Om dezelfde reden heeft ze graag een kruik in haar wiegje en gaat ze graag in een warm bad. In een draagdoek komt er naast mama’s stem, hartslag en lichaamswarmte ook de druk bij.

Tegen papa aanliggen vindt Laura ook fijn, maar mama is toch favoriet. Toen ze in mama’s buik zat, hoorde ze papa’s stem als hij met mama praatte.

Geluiden

Kort na zijn geboorte is Bas bekend met de stemmen van zijn ouders. Hij ving mama’s stem en hartslag op, al drie maanden voor hij op de wereld kwam. Hetzelfde gold voor papa’s stem en die van andere gezinsleden: ook die drongen tot hem door.

De geluiden die Bas voor zijn geboorte hoorde, klonken hoger dan die van erna. De reden is dat mama’s lichaam en het vruchtwater in zijn middenoor de lage tonen uitfilterden. Maar aan dat verschil tilt Bas niet zo zwaar omdat hij nog slechts grove onderscheidingen maakt. Waarschijnlijk heeft Bas nog geen kindermuziekdoos gehoord in de baarmoeder. Toch is hij daar al meteen na zijn geboorte op gesteld. De regelmaat ervan past bij de regelmaat van mama’s hartslag. En de hoge, zachte tonen van de muziekdoos bevallen hem wel omdat hij daar vertrouwder mee is dan met lage tonen.

Liever een bademmer dan een groot bad

Je laat een ondiep laagje water in het grote bad lopen. De temperatuur van het water is aangenaam voor Laura, maar toch reageert ze bangelijk en zeurderig. Ze is namelijk bang voor zo’n grote ruimte. Bedenk waar ze vier weken geleden was: in mama’s buik, en daarin had ze geen besef van ruimte. Vandaar dat ze het voorlopig fijner vindt in een bademmer gewassen te worden dan in het grote bad. Je zou haar kunnen helpen een overgang te maken als je haar bademmer in het grote bad zet.

Ook kan Laura vertrouwd raken met de ruimte om zich heen als je met haar rondloopt terwijl ze tegen je aan ligt.

Kalmeren met zachte tikjes

Net als alle andere borelingen is Laura goed te kalmeren als je haar stevig in je armen vasthoudt terwijl je zachte tikjes geeft op haar ruggetje of op haar billetjes. Een tempo van 1 tik per seconde is precies goed. Ook dit geeft haar een vertrouwd gevoel, omdat ze in de baarmoeder mama’s hartslag hoorde, terwijl je stevige greep met de druk in de baarmoeder overeenkomt.

Gewiegd worden

Tot slot het gewiegd worden. Ook dat is een fantastisch middel om Bas te kalmeren of in slaap te krijgen. Dan worden zijn evenwichtsorganen weer geprikkeld, precies zoals dat in de laatste maanden van de zwangerschap gebeurde als zijn mama liep, wandelde, fietste of even ging verzitten. Als je Bas in een draagdoek ronddraagt, terwijl je hem zachtjes op zijn billetjes tikt en wat wiegt, heeft hij bijna alles wat hij ook in mama’s buik had: warmte, druk, hartslag horen en voelen en gewiegd worden.

Een onbeweeglijke ondergrond vindt Bas kennelijk onaangenaam. Dat kun je als volwassene met hem meevoelen door na vele maanden een paar uurtjes te gaan zeilen. Als je weer aan wal bent, voel je je de eerste minuten wat draaierig: je bent net gewend aan het meedeinen op de zeilboot en dat is nu weggevallen. Het verschil tussen jou en Bas is dat jij kunt bedenken waar dat rare gevoel vandaan komt en hij niet.

Dan gaan we een flink eind terug in de tijd. Bij Bas en Laura merk je kort na de geboorte niet alleen nog wat van de zwangerschapsperiode, maar ook van de prehistorie van de mensheid. Allerlei reflexen hebben daarin hun wortel.

Schrikreflex

Bas ligt op zijn rug in zijn bedje, zonder dekens. Als je zijn bedje even laat schudden, vertoont hij de schrikreflex: hij gooit zijn armpjes en beentjes omhoog. Als je hem tegen je aangedrukt vasthoudt en snel even door je knieën zakt, grijpt hij zich bovendien vast aan wat hij maar te pakken krijgt. Op harde tonen reageert Bas als tijdens de drie laatste maanden in de baarmoeder, namelijk met de schrikreflex. Misschien herinnert zijn moeder zich nog wel dat ze allebei eens enorm van een knal waren geschrokken. Bij Bas en Laura verdwijnt de schrikreflex in de eerste twee maanden, maar bij kleine aapjes blijft hij jaren bestaan. Apenkinderen moeten zich krachtig aan de vacht van hun moeder vasthouden zodra deze wegvlucht als er een tak breekt of als ze een roofdier ziet. Omdat volwassen mensen het leven van mensenkinderen al duizenden jaren hebben beveiligd in huizen en wiegen, is de schrikreflex bij hen niet meer van belang en is hij langzaam aan het verdwijnen.

Stapreflex; steunreflex

Je houdt Laura onder haar oksels vast en zorgt ervoor dat haar voetjes tegen een tafelblad komen. Ze strekt dan haar ene been, terwijl ze het andere buigt en er een stapbeweging mee maakt. Dit is de stapreflex.

Al na enkele weken is de stapreflex verdwenen. Je krijgt dan nog wel de steunreflex te zien. Je houdt Laura weer onder haar oksels vast, terwijl haar voetjes een tafelblad aanraken. Niet alleen strekt ze dan haar beentjes en haar rug, maar ze houdt ook haar hoofd even rechtop.

Ook de stap- en de steunreflex zijn overblijfselen van het feit dat we doorontwikkelde apen zijn. Dat veulens, kalfjes en vele andere jongen van viervoeters al binnen een paar dagen of zelfs uren kunnen lopen, berust dan ook op reflexen. Bij Bas en Laura verdwijnen de stap- en steunreflex binnen twee maanden.

Grijpreflex

Als een van Bas’ handjes open is, strijk je er even met een vinger langs. Zijn vingertjes sluiten zich onmiddellijk daar omheen. Hetzelfde is het geval bij zijn voetjes: als je met een veertje langs een voetzooitje strijkt sluiten zijn teentjes zich om dat veertje.

Ook hier weer hoef je maar even naar apen te kijken en je begrijpt dat de grijpreflex van de handen en vooral van de voeten een evolutionair restant is. De meeste apen grijpen immers vrijwel even goed met hun handen als met hun voeten. Bij een volwassen mens daarentegen spelen de voeten nauwelijks een rol in het grijpen.

De schrik-, stap-, steun- en grijpreflex verdwijnen in de loop van Bas’ en Laura’s eerste levensweken en -maanden. Ze kunnen dus niet aan hun psychologische ontwikkeling bijdragen. Alles wat Bas en Laura kort na de geboorte reflexmatig kunnen, zullen ze later opnieuw moeten leren. Waar de grijpreflex was, leren ze rond vier maanden naar iets grijpen. En de plaats van de stap- en steunreflex wordt rond vijftien maanden ingenomen door het zelfstandig lopen. We stappen nu over op gedragingen die de basis vormen voor hun psychologische ontwikkeling ten aanzien van ervaringen die ze pas na hun geboorte opdoen.

Voortdurend bewegen

Als Bas niet stevig ingepakt is, zijn zijn armpjes en beentjes onophoudelijk en op allerlei manieren in beweging. Voor een deel zijn die bewegingen vloeiend, maar soms ook verlopen ze schoksgewijs en hoekig. Zijn handjes vormen meestal vuistjes, maar geregeld gaan ze open en dicht. En met de spieren van zijn gezicht maakt hij vooral de eerste dagen van zijn leven rare grimassen.

Je strijkt met een vinger langs een open handje van Bas. Dan sluiten zijn vingertjes zich eromheen. Als je ervoor zorgt dat je vinger los in zijn handje ligt, laat hij hem gauw weer los omdat zijn spieren zich reflexmatig samentrekken en ontspannen. Daaruit blijkt eens te meer dat Bas’ eerste grijpbewegingen inderdaad geen gericht grijpen zijn maar reflexen.

Ongericht kijken

Omdat de spieren rond Laura’s oogballen voortdurend reflexmatig samentrekken en ontspannen, kan ze nog niet gericht kijken en maken haar ogen eerder een lodderige indruk. Ook loenst ze geregeld. Haar oogjes werken nog niet samen om naar dingen ver van zich af te kijken, maar ook naar dingen in haar buurt kijkt ze ongericht.

Dezelfde psychologische ontwikkeling

Het lijkt misschien een open deur, maar Bas, Laura en alle zuigelingen zijn in zintuiglijk en motorisch opzicht gelijk aan elkaar. Ze hebben allemaal twee ogen om mee te zien, twee oren om mee te horen en een neus om mee te ruiken. Ook hebben ze allemaal twee armen, twee handen, twee benen en twee voeten. Die gelijkheid is van ongelooflijk groot belang. Ze is namelijk de basis voor het feit dat alle kinderen dezelfde psychologische ontwikkeling doormaken. Daar is dit boekje op gebaseerd. Maar ook voor de opvoeding is deze gelijkheid belangrijk. Stel dat elk kind zich psychologisch op een volstrekt eigen manier zou ontwikkelen, dan zou je de opvoeding van elk kind helemaal apart moeten uitvinden. Dan zou het ene kind, zonder ooit gekropen te hebben, al met twee maanden los gaan lopen, terwijl het andere daar pas in het derde levensjaar mee zou beginnen. Elk moment van de dag zou je kind op geheel onverwachte wijze gevaarlijke dingen kunnen gaan doen: je zou voortdurend op alles voorbereid moeten zijn.

Gelukkig is het niet nodig je zó veel en zulke grote zorgen te maken. Het feit dat alle kinderen op eenzelfde manier de psychologische fasen doorlopen, is een geruststellende gedachte.

Eigen persoonlijkheid

Als alle kinderen precies op elkaar zouden lijken, zou het maar een saaie boel zijn. Alles aan Bas en Laura zou voorspelbaar zijn en ze zouden geen eigen persoonlijkheid hebben. Nou, dat hebben ze wel en dat heb je al gauw genoeg in de gaten. Zo is het ene kind meer motorisch ingesteld dan het andere dat meer met zijn zintuigen doet. Dat merkten hun moeders al tijdens de laatste periode van de zwangerschap: sommige kinderen kunnen in de baarmoeder behoorlijk met hun beentjes trappelen of met hun armpjes boksen. Ook onder de zintuiglijk ingestelde borelingen zijn er vele verschillen. Het ene kind ligt meer te kijken dan het andere dat misschien een scherper gehoor of een fijnere reuk heeft. Al deze en nog veel meer verschillen zijn buitengewoon boeiend. Als toekomstige moeder of vader heb je je vaak genoeg afgevraagd wat voor mensje je kind zal zijn. Dat ben je nu langzaam maar zeker aan het ontdekken. En dat ontdekkingsproces zal nooit ophouden, want die zintuiglijke en motorische verschillen tussen kinderen onderling zijn de basis van het feit dat ze allemaal een eigen persoonlijkheid hebben en deze ontwikkeling gaat een leven lang door.

Behoeftes

Als Laura na een diepe en lange slaap wakker wordt en flink huilt, ligt het voor de hand te zeggen: ‘Ze wil vast wat drinken’. Of als ze na het drinken, de verschoningsbeurt en wat rondkijken in haar oogjes begint te wrijven, denk je: ‘Ze wil weer naar haar bedje’.

Volwassenen drukken zich ook bij pasgeborenen uit in termen van ‘willen’. Daar is op zich niets op tegen, als ze er maar bij bedenken dat pasgeborenen zelf van al dat ‘willen’ geen benul hebben. Op grond van hun zintuiglijke reacties en motorische reflexen hebben ze biologische behoeftes waar later wensen, verlangens, voorkeuren en dergelijke voor in de plaats komen. Vanaf 15 maanden bijvoorbeeld zal Laura gericht tussen twee voorwerpen kunnen kiezen. Maar zover is het nu nog niet. Waar ze later wil eten of drinken, heeft ze nu alleen honger of dorst. En waar ze later naar bed zal willen of juist nog op zal willen blijven, valt ze nu in slaap en wordt ze wakker. Bas en Laura hebben voor volwassenen die met hen te maken hebben kennelijk wel al een eigen persoonlijkheid, maar daar hebben ze zelf nog geen weet van. Waar ze later zelfkennis zullen hebben, zijn ze nu onderworpen aan allerlei biologische behoeftes. Met name door te huilen, wat aanvankelijk eveneens een louter reflexmatige reactie is, laten ze hun omgeving weten dat er een behoefte om bevrediging vraagt, maar nog niet welke. Bij bevrediging treedt dan weer een andere reflex op: al gauw nadat Laura is uitgedronken, valt ze in slaap. En op elk ogenblik kan ze poepen of plassen.

Enzovoort, want gedurende de eerste levensweken gaat Laura van de ene behoefte naar de andere. Ga voor jezelf maar eens na welke behoeftes je kind de afgelopen 24 uur had en hoe die mede door jouw toedoen bevredigd zijn.

Huilen

Bas en Laura kondigen hun behoeftes vooral aan door te huilen: bij honger, bij hitte, bij fel licht. Ook ten aanzien van het huilen zijn er grote verschillen tussen kinderen onderling. Sommige borelingen huilen erg veel, terwijl andere alleen maar af en toe een korte geluidsstoot geven. En sommige kleintjes huilen vooral door een grote keel op te zetten, terwijl bij andere het hele lichaampje mee lijkt te huilen: die boksen en schoppen er heftig bij.

Taalontwikkeling

Kort nadat Bas het lichaam van zijn moeder heeft verlaten, huilt hij. Ook dit hangt met een biologische behoefte samen: zijn longetjes moeten zich met lucht vullen en daarbij strijkt er lucht langs zijn stembanden. Dat voelt in elk geval vreemd aan en misschien zelfs onprettig. Vandaar het huilen. Dieren daarentegen hebben geen stembanden en huilen niet kort na hun geboorte. Het huilen zal de eerste vier à zes weken vooral aan behoeftes gekoppeld zijn. Dat is ook zo als Bas pijn heeft, bijvoorbeeld omdat hij geprikt wordt of omdat het badwater te heet is. Verder kan achter het huilen in de eerste levensweken het voortdurende aanspannen van spieren zitten: net als de overige spieren kunnen ook die van de stemspleet onwillekeurig aangetrokken worden en zo in gehuil resulteren. Wat de reden of aanleiding voor het huilen ook is in de eerste levensweken, in alle gevallen is dit huilen het eerste stapje in de taalontwikkeling. Dat wil zeggen, bij het praten zal Bas later zo’n 110 spieren gebruiken. Een aantal hiervan wordt onbedoeld door hem geoefend als hij huilt. Om niet te stikken moet hij af en toe inademen. Daardoor valt zijn huilen even weg om weer in volle hevigheid los te barsten als zijn tongetjes weer gevuld zijn. Tijdens het huilen worden geluidsproductie en ademhaling dus op elkaar afgestemd, net als bij het latere praten.

Om het reflexmatige huilen te onderscheiden van het latere, psychologisch geladen huilen is er veel voor te zeggen om het reflexmatige huilen van pasgeborenen een apart woord te geven, bijvoorbeeld ‘schreien’.

Zuigen en drinken

Bas hoeft niet meteen na geboorte melk te drinken want vanuit de baarmoeder heeft hij een energievoorraadje meegekregen. Toch kan het geen kwaad hem al binnen enkele uren aan de borst te leggen of de fles te geven.

Het allereerste drinken is volledig op reflexen gebaseerd. De twee belangrijkste zijn de zuigreflex en de wendreflex. De zuigreflex zie je los van het drinken als Bas zijn lippen naar voren laat tuiten en zijn tong zich onophoudelijk in zijn mond verplaatst. Zodra er een voorwerp tegen zijn lippen komt, begint hij te zuigen. Dat voorwerp kan een tepel of een speen zijn, maar ook een eigen vinger, jouw vinger, een lakenpunt of een pop. Ook de wendreflex staat feitelijk los van het drinken. Zodra je Bas’ linkerwangetje aanraakt, draait hij zijn gezichtje naar links. Doe je dat bij zijn rechterwangetje, dan doet hij dat naar rechts.

Bij het leren drinken werken de zuig- en de wendreflex samen. Bas’ moeder houdt hem bij haar linkerborst als hij honger heeft. Op grond van zijn voortdurende reflexmatige bewegen komt zijn rechterwangetje al gauw tegen de tepel. Daarom wendt hij zijn gezichtje naar rechts, zodat zijn mond naar de tepel is gericht. Met wat samenwerking tussen moeder en kind slaagt Bas er meestal al snel in zijn lipjes rond de tepel en de tepelhof te krijgen. Na het creëren van enige onderdruk in de borst zuigt hij daar melk uit. De slikreflex zorgt er vervolgens voor dat de melk naar zijn maag gaat. Al binnen een paar dagen reageert Bas niet meer louter reflexmatig als hij drinkt. Als hij honger heeft, maakt hij niet alleen zuigbewegingen met zijn lippen en tong, maar beweegt hij zijn hoofd ook ongeduldig van links naar rechts en terug. Dat heen en weer bewegen duidt erop dat hij de wendreflex voorbij is, want ook zonder een aanraking aan een wangetje draait hij zijn hoofdje.

De eerste dagen kan Bas nog wel een poosje op een lakenpunt of aan een knuffel zuigen. Maar ook dat is spoedig niet meer het geval. Dan zuigt hij alleen kort door als dat bijvoorbeeld op een vinger van hemzelf of van jou gebeurt.

Tong uitsteken

Laura is vijf à tien dagen oud. Je houdt haar voor je gezicht en je steekt je tong uit je mond. Ze doet hetzelfde! Ze steekt haar tong naar jou uit.

Betekent dit dat Laura je imiteert? Nee, want ze steekt ook haar tong uit als je een pen of een ander voorwerp voor haar houdt of als ze op een tiental centimeters afstand moeders tepel ziet terwijl ze geen honger heeft. De reden dat Laura haar tong uitsteekt op het zien van jouw tong, moeders tepel, een pen of een ander voorwerp, is dat het zuigen niet meer reflexmatig is. Tegelijkertijd is haar gezichtsvermogen nog niet scherp genoeg om een tong, moeders tepel en een pen uit elkaar te houden. Ze reageert op jouw tong dus zoals ze ook doet bij het zien van moeders tepel.

Geen zelfstandig persoontje

We hebben aan diverse voorbeelden gezien dat Laura in haar eerste levensweken vrijwel geheel op basis van zintuiglijke reacties, motorische reflexen en biologische behoeftes functioneert. Dat betekent dat ze nog niet kan beseffen dat ze een zelfstandig persoontje is. Dat merk je ook als je haar aan het verzorgen bent: in vrijwel alles is ze van jou afhankelijk. Verder kun je de volgende waarnemingen doen. Als Laura met enkele andere borelingen op een zaal is en een van hen begint te huilen, dan huilen ze binnen de kortste keren allemaal. De reden achter dat gezamenlijke huilen is, dat ze zich nog niet als zelfstandige persoontjes ervaren. Ze trekken nog geen psychologische grens tussen zichzelf en de omgeving. Als Laura in haar eentje huilt, hoort ze haar eigen gehuil en het horen daarvan is nu eenmaal direct gekoppeld aan allerlei motorische reacties: stemspleet aanspannen, diep inademen, enzovoort. En als ze met andere pasgeborenen is, lokt het horen van gehuil van een ander kind diezelfde reacties uit, waardoor ze zelf ook gaat huilen.

Ook in het schrikken blijkt dat Laura voor zichzelf nog geen persoontje is. Ze vertoont namelijk de schrikreflex, of er nu een willekeurig voorwerp voor haar oogjes voorbijzwiept, of haar eigen handjes die reflexmatig een schokbeweging maken. Kennelijk realiseert ze zich niet dat het haar eigen handjes zijn. Maar hoe zou ze zich dat moeten realiseren als ze nog zo weinig controle over haar handjes heeft, dat ze geregeld onwillekeurig schokken?

Duimen

Sommige pasgeborenen duimen al. Bas bijvoorbeeld ligt geregeld op zijn duim te zuigen. Toch is dit een ander soort duimen dan dat vanaf acht maanden. Dat dat zo is, kun je nu al zien. Bas zuigt namelijk ook op een of meer vingers of op de muis of de pols van een van zijn handjes. Bovendien zuigt hij ook op jouw vinger, duim, muis of pols als je die tegen zijn lippen houdt.

Vier redenen zitten achter Bas’ zuigen op delen van zijn eigen of jouw handen: dat zuigen doet hij ook om te drinken; hij maakt voortdurend toevallige bewegingen; al in de baarmoeder zaten zijn duimen vlak bij zijn mond zodat de kans groot is dat ze na de geboorte door die toevallige bewegingen in zijn mond terechtkomen; hij maakt geen onderscheid tussen zichzelf en jou, want hij ervaart zichzelf nog niet als een apart persoontje.

Zichzelf krabben; geen idee van het eigen onderlijf

Als Laura’s nagels een beetje gegroeid zijn, krijg je zowel het tekort aan controle over het eigen lichaam als de grenzeloosheid tussen zichzelf en de omgeving te zien. De kans is namelijk groot dat ze zichzelf geregeld in haar gezichtje krabt. Het enige wat je daar echt tegen kunt doen is ervoor zorgen dat haar nagels kort blijven door ze op tijd te knippen. Ze weet in het begin nog niet dat ze het zelf is die aan haar gezicht krabt. Precies zoals Laura niet weet dat haar handjes en haar gezichtje bij elkaar horen, zo weet ze ook niet dat haar onderen bovenlijf een geheel vormen. Zo doet ze onder het verschonen geen moeite met haar oogjes te zoeken wat er toch aan de onderkant van haar lichaam gebeurt – daar wordt ze immers bij de enkels opgetild, aan haar bips gepoeierd en gezalfd, en wat al niet meer. In plaats van met haar blik op onderzoek uit te gaan, blijft ze wazig naar een kant kijken, namelijk naar links als ze op haar linkerwang ligt en naar rechts als ze op haar rechterwang ligt.

Dat Laura geen neiging heeft om te kijken naar wat er met haar onderlijf gebeurt, hangt nauw samen met het feit dat haar nekspieren daar nog niet sterk genoeg voor zijn. Vandaar ook dat ze op een wang blijft liggen. Maar er is meer aan de hand dan gebrek aan spierkracht. Die nekspieren zijn er en dus rijst de vraag waarom Laura die nog niet meteen na de geboorte probeert te gebruiken, want alleen door oefening zullen ze sterk worden. Met andere woorden, Laura moet een psychologische reden hebben om haar nekspieren te oefenen. En die heeft ze pas na een maand, dus in de volgende fase.

Zelfbeeld als een plant

Kijk eens goed naar Laura als ze wakker is. Dan komt haast als vanzelf de vraag bij je op wat er in haar hoofdje om gaat. Wat voor beeld zou ze van zichzelf hebben? En wat zou ze van haar nieuwe omgeving denken?

Laura’s zelfbeeld is in haar eerste levensweken niet veel meer dan het beeld dat een plant van zichzelf heeft: ze verkeert in een vegetatieve toestand. En over haar nieuwe omgeving denkt ze helemaal niets. Daar reageert ze net zo reflexmatig op als op honger, slaap en andere prikkels uit haar eigen lichaam. Ook van haar geboorte weet ze enkele uren daarna niets meer.

Dat Laura’s zelfervaring in het begin niet veel meer is dan die van een plant, betekent niet dat ze te vergelijken is met een plant. Daar verschilt ze juist hemelsbreed van! Terwijl een plant zijn leven lang op dezelfde plek blijft staan, zal Laura over niet al te lange tijd kunnen kruipen en lopen. En terwijl een plant nooit enig besef van zichzelf zal hebben, zal Laura tegen haar derde verjaardag een eerste identiteitsbesef krijgen. Hét grote wonder van het mensenkind is nu juist dat het op alle gebieden des levens inzichten gaat ontwikkelen, op een manier waar zelfs een dier niet aan kan tippen. Van die ontwikkeling belicht dit boekje slechts de eerste zes fasen. Overigens klopt die vegetatieve toestand niet helemaal. Die geldt alleen voor die ervaringen die ze pas na de geboorte opdoet. Zoals we hebben gezien zijn er diverse waarnemingen die ze al voor haar geboorte heeft gedaan en waar ze al een stapje verder mee is, zoals graag in een draagdoek liggen, graag gewiegd worden en dergelijke.

Ten aanzien van die ervaringen functioneert ze al meteen bij geboorte op het niveau van de tweede fase waar ze vanaf een week of vier in zit.