De eerste glimlach

Tussen 1 en 4 maanden

Ten aanzien van stevig ingepakt worden, gewiegd worden, horen van mama’s stem en dergelijke hebben Bas en Laura al in de baarmoeder een overgang gemaakt (zie blz. 10-13). Rond vier à zes weken voltrekt zich eenzelfde overgang ten aanzien van ervaringen waar ze pas na hun geboorte mee in aanraking zijn gekomen. De eerste glimlach is hét bewijs dat het zover is.

Staren

Als Bas in zijn zitje ligt plaats je een wit beertje of een glinsterende bol in zijn buurt. Hij kan er wel tien minuten onafgebroken naar staren. Haal je dat beertje of die bol weg, dan begint hij te protesteren met klaaggeluidjes, met onrustig bewegen of zelfs met huilen. Hij houdt duidelijk erg van staren naar een opvallend voorwerp vlak bij hem. In de vorige fase stonden de reacties van de cellen achter in Bas’ oogjes en de spieren rond zijn oogbollen nog los van elkaar. Nu sluiten ze op elkaar aan en vormen ze met elkaar een systeempje: met die spieren richt hij zijn ogen zodanig dat hij gedurende enige tijd hetzelfde voorwerp blijft zien. Misschien hing er al eerder een mobiel boven Bas’ wieg of een speelgoedketting in zijn kinderwagen. Dat was echter meer een versiering voor jou en het bezoek dan dat hij daar zelf wat aan had. Vanaf nu is dat anders. Vanaf nu kijkt hij gretig naar de mobiel en de speelgoedketting.

Aardig in deze fase is het proefje met de spulletjeslijn. Je spant een touwtje over Bas’ wieg en je hangt er met wasknijpers elke dag andere spulletjes aan, als ze maar heldere kleuren hebben: bolletjes wol, bestek uit een kinderserviesje, poppetjes, enzovoort. Je zult zien dat hij er telkens met veel plezier naar kijkt.

Bewegingen met de blik volgen

Als Laura naar een blinkend doosje in haar directe omgeving kan blijven kijken, gaat ze dat doosje ook met haar blik volgen als je het langzaam zijwaarts beweegt. Bij het stilstaande doosje moet ze de spieren rond haar oogbollen en de reacties van de cellen achter in haar ogen op elkaar afstemmen, maar het bewegende doosje volgen is iets ingewikkelder. Daarbij moet ze die spieren ook nog eens een beweging laten maken zonder het doosje uit het oog te verliezen. Eerst volgt Laura het bewegende doosje door haar ogen mee te laten bewegen, maar later kan ze het doosje met haar ogen fixeren terwijl ze haar nekspieren gebruikt om haar hoofd met het doosje mee te laten draaien.

In plaats van een voorwerp met de hand te laten bewegen kun je ook een balletje langzaam tussen je handen laten rollen, of je laat een treintje heen en weer rijden. Op zonnige dagen dient zich een heel andere mogelijkheid aan. Met een stilstaand spiegeltje laat je het zonlicht op de wand vallen. Als Laura naar de lichtvlek kijkt, beweeg je langzaam het spiegeltje en dus ook die lichtvlek.

Horen en zien met elkaar in verband gebracht

Je wilt Laura naar een bewegend voorwerp laten kijken. Om er zeker van te zijn dat ze dat doet, kun je in plaats van een blinkend doosje ook een muziekdoos, een rammelaar of een ander voorwerp dat geluid maakt nemen. Als ze de muziekdoos met haar blik volgt, houdt dat in dat ze wat ze ziet en wat ze hoort met elkaar in verband brengt. Het lukt Laura de eerste keer niet om een bewegend voorwerp met haar blik te volgen, ook niet als dat voorwerp geluid maakt.

Neem een sleutelbos, houd die op een centimeter of 40 recht voor haar ogen en laat hem rammelen. Als ze naar de bos kijkt, laat je hem langzaam opzij bewegen. Omdat ze naar hetzelfde punt in de ruimte blijft kijken, verliest ze de sleutelbos uit het gezicht. Als je hem bijvoorbeeld al 5 centimeter hebt verplaatst, zoekt ze hem met haar blik weer op, want ze blijft het gerammel horen. Je zult zien dat ze de sleutelbos echt weer moet zoeken, want terwijl jij de sleutelbos met constante snelheid en langs een rechte lijn laat bewegen, volgt ze hem met haar blik schoksgewijs en langs een zigzag-lijn.

Dat schokken en dat gezigzag duiden erop dat Laura aanvankelijk nog geen notie heeft van zulke simpele zaken als ‘constante snelheid’ en ‘rechte lijn’. Dat betekent dus dat ze de sleutelbos echt iedere keer helemaal kwijt is wanneer hij in beweging blijft. Ze moet hem dus ook elke keer helemaal opnieuw zoeken. Vandaar het zigzaggen. En omdat het even duurt voordat ze zich realiseert dat ze niet meer ziet wat ze nog wel hoort, verloopt haar zoeken en terugvinden in schokjes.

Het proefje met de rammelende en zich verplaatsende sleutelbos maakt in al zijn eenvoud duidelijk dat we tijdens het waarnemen niet als een fototoestel registreren wat er in de buitenwereld te zien is. Ook het volgen van een voorwerp dat langzaam en constant langs een rechte lijn voortbeweegt, vergt een activiteit van de kant van de waarnemer. Laura doet er enkele weken over om dat volgen langs een rechte lijn en met een constante snelheid te doen in plaats van zigzaggend en met schokken.

Wanneer je als volwassene een constante beweging, bijvoorbeeld van een fietser of van een rijdende auto, met je blik volgt, maak je dus gebruik van waarnemingspatronen die je in je allerprilste kinderjaren hebt verworven. Ook het allereenvoudigste is kennelijk niet vanzelfsprekend, want Laura moet er in het begin zichtbaar enige moeite voor doen om die rammelende sleutelbos op zijn trage maar regelmatige reis te volgen.

Luisterspelletjes

Hoe zoekend Laura’s eerste volgen ook is, het betekent wel dat ze vanaf nu een geluid in haar omgeving kan proberen te plaatsen: ze zoekt met haar oogjes vanuit welke richting het geluid komt. Ze heeft immers geleerd dat je dingen die je hoort, ook kunt zien of weer kunt zien als ze uit je blikveld zijn. Vandaar dat de hemel op haar wieg er nu al af kan: om rond te kunnen kijken zit hij haar alleen maar in de weg. Die hemel kun je ook door een geluidmakende mobiel boven haar wieg vervangen – dan sla je twee vliegen in een klap. Je kunt bijvoorbeeld een mobiel met een muziekdoos kopen of je maakt er zelf een door stroken van metaal of plastiek dicht tegen elkaar aan een kleerhanger te bevestigen.

Vanaf nu kun je leuke luisterspelletjes met Laura doen, zoals voor haar zingen of op verschillende plekken in de kamer geluiden maken, zoals in je handen klappen, op een triangel tikken en wijnglazen tegen elkaar laten klinken.

Zithouding en onderlijf bekijken

In de eerste levensweken viel Bas’ hoofdje naar voren als hij in een zithouding terechtkwam zonder dat je zijn hoofdje en rug ondersteunde. Ook bleef hij opzij kijken als hij werd verschoond. Maar nu houdt hij zijn hoofdje in de zithouding recht en kijkt hij wel naar de onderkant van zijn lichaam als je hem verschoont.

Beide reacties hangen samen met het sterker worden van allerlei spiergroepen. Spieren worden echter niet zomaar van zichzelf krachtiger. Daar zit een psychologische reden achter. In dit geval heeft Bas onder meer door het staren geleerd dat hij naar bepaalde voorwerpen kan blijven kijken. En daar moet hij in sommige houdingen zijn rug- en nekspieren voor gebruiken. Om dezelfde reden kan Bas zijn hoofdje een poosje opheffen als hij op zijn buik ligt. Later ondersteunt hij zich daarbij op zijn onderarmen. Starend naar een voorwerp blijven kijken, breidt hij nu uit door zijn hoofdje opgericht te houden en naar een voorwerp voor zich te kijken.

Blijven knijpen

Bas heeft jouw vinger in een van zijn handjes gekregen. Hij blijft er minutenlang in knijpen. Dit blijven knijpen is net zo’n systeempje als dat van het staren. Dat wil zeggen, de spieren van zijn vingertjes en de tastzin in de huid van zijn vingertjes sluiten nu op elkaar aan in plaats van los van elkaar te staan als in de vorige fase.

Na enkele minuten knijpen haal je je vinger voorzichtig uit Bas’ handje. Hij reageert met protestgeluiden en -gebaren: een gespannen ‘Eh, eh’, boksbewegingen met zijn handjes, huilerigheid of wat zijn manier van protesteren maar is. Kennelijk vindt hij het fijn om in je vinger of in een ander voorwerp waar zijn vingertjes omheen kunnen, een poosje te blijven knijpen.

Glimlachen

In het staren, in het volgen van bewegingen, in het combineren van zien en horen en in het blijven knijpen is het duidelijk dat kinderen van vier à zes weken over de hele linie niet meer puur biologisch functioneren. Dat er een psychologisch element in is gekomen blijkt heel duidelijk uit het feit dat ze laten merken bepaalde dingen prettig te vinden. Je kietelt Laura eventjes op haar buik of onder haar voetjes – ze glimlacht. Je laat wat lieve geluidjes horen – weer die betoverende glimlach. Je laat je gezicht bewegen en glimlacht tegen haar – opnieuw glimlacht ze tegen je op een manier die je hart doet smelten.

Laura’s eerste glimlach verschijnt zo rond vier à zes weken. Daarvoor vroeg je je regelmatig af of ze al glimlachte wanneer je haar gezichtje zag. Vooral na het eten leek het erop dat er een glimlach rond haar mondhoeken speelde. Toch was dat niet zo: ze ontspande zich van het zuigen, wat een inspannende bezigheid is. Die ontspannen mondhoeken hingen dus nauw samen met het stillen van haar honger, oftewel met het bevredigen van een biologische behoefte. Het kenmerkende van het glimlachen is nu juist dat die los staat van behoeftes: Laura heeft geen biologische behoefte om gekieteld te worden, aan lieve woordjes of aan het zien van bewegende gezichten. Misschien dat ze daar ooit een psychologische behoefte aan zal krijgen, maar voorlopig is het voldoende dat ze plezier heeft in dat soort zaken. En kennelijk heeft ze enig besef van dat plezier want ze glimlacht, op eigen initiatief en allerminst omdat ze zich ontspant na het bevredigen van een biologische behoefte.

Duidt de eerste glimlach op herkenning?

De eerste keer dat Bas hartveroverend tegen je glimlacht, vraag je je waarschijnlijk af of hij je nu herkent of je te kennen wil geven dat hij je lief vindt. Dat lijkt niet het geval. Bas glimlacht namelijk ook al gauw in zijn badje en weer iets later bij het zien van zijn badje. En als hij nu met jou in een lift omhoog of omlaag gaat, verschijnt er ook een brede glimlach op zijn lippen. Kennelijk vindt hij het wel leuk dat zijn evenwichtsorganen worden geprikkeld, want hij ziet en weet niet dat hij omhoog of omlaag gaat.

Je kunt Bas ook aan het glimlachen krijgen door hem een voorwerp te laten zien dat hij nog niet kent; eventueel laat je het ook even bewegen. Je laat bijvoorbeeld een zakdoek een paar keer even voor hem slingeren of je laat een molentje een paar keer draaien. Hij glimlacht er vrijwel zeker om. Kennelijk glimlacht Bas ook om voorwerpen. Dat is des te zekerder als je ervoor zorgt dat jij bijvoorbeeld een beetje rechts van Bas zit, terwijl je de zakdoek of het molentje aan zijn linkerkant houdt.

Het is dus niet terecht om van de eerste glimlach te denken dat die voor Bas zelf communicatieve betekenis heeft. Evenmin glimlacht hij alleen bij iets menselijks zoals jouw gezicht of om een poppetje dat op een mens lijkt.

Voorzover Bas naar een gezicht glimlacht, doet hij dat vooral vanwege de ogen erin, omdat die schitteren. Ook reageert hij geamuseerd op een masker of op een ballon waarop je een gezicht met ogen hebt getekend.

Graagtes

De eerste glimlach staat dus niet voor herkenning of communicatie. Waar duidt hij dan wel op? De eerste glimlach en het glimlachen in de maanden daarna heeft ermee te maken dat Laura iets leuk vindt of ergens plezier in heeft. We zeggen dat Laura nu tot ‘graagtes’ in staat is. Dat wil zeggen, ze geeft er blijk van dat ze iets graag heeft. Dat kan inderdaad jouw gezicht of jouw stem zijn, maar ook een poppetje dat al dan niet op een mens lijkt of gekietel op haar buikje. Behalve glimlachen duiden ook kirren, smakken en gorgelen op een graagte. Veel kinderen in deze fase houden er ook van opgezwaaid te worden in allerlei vlieg- en valspelletjes. Andere voorbeelden van graagtes zijn: zacht over de buik gewreven worden, wat troostend en kalmerend werkt; een fopspeen in de mond hebben; mama’s geur, ook als die er niet is, bijvoorbeeld door een blouse die door haar is gedragen bij het kind te leggen; het zien van een onbekend gezicht; in een kinderzitje liggen, dat bij de geringste beweging een beetje wiebelt; het hebben van een favoriete slaaphouding; uit de wieg genomen worden, wat het huilen doet ophouden.

Verschillende manieren van huilen

Dat er in deze fase een psychologisch element in Bas’ en Laura’s functioneren is gekomen, blijkt niet alleen uit glimlachen, kirren en andere reacties die op graagtes duiden, maar ook uit de keerzijde daarvan: Bas en Laura vertonen ook reacties die erop duiden dat ze bepaalde dingen niet graag hebben. We noemen dat ‘naarheden’.

Zo maakt Bas protestgeluidjes als je hem verlegt en huilt hij krijsend bij het aanraken van pluche, dekens en andere harige voorwerpen. En we zagen al dat hij protesteert of huilt als hij tegen zijn zin niet meer ergens in kan blijven knijpen. Ook weigert hij uit de fles te drinken als je hem die voor het eerst geeft – kennelijk heeft hij graag de borst en is die fles voor hem aanvankelijk iets naars. Over die naarheid is hij heen te helpen door de speen met moedermelk in te wrijven of door moedermelk in de fles te doen en de hoeveelheid andere melk iedere volgende keer te verhogen.

Protestgeluiden, huilen en nerveus spartelen zijn belangrijke middelen voor Bas om er uiting aan te geven dat hij iets naar vindt. Over het huilen valt nog te melden dat hij nu verschillende manieren van huilen ontwikkelt: hard huilen met lange uithalen bij honger; huilen met felle, korte uithalen bij pijn; klaaglijk jammeren bij verveling; zichzelf in slaap jengelen. Om het verschil van dit psychologisch geladen huilen met het reflexmatige huilen van de vorige fase tot uitdrukking te brengen hebben we die laatste vorm van huilen al eerder ‘schreien’ genoemd.

Net als bij de glimlach is het criterium of er bij het huilen louter iets biologisch in het spel is of niet. Nemen we het blijven knijpen in jouw vinger. Bas doet dat graag, maar het is niet zo dat hij een biologische behoefte heeft om te knijpen. Zou hij zo’n behoefte wel hebben, dan had hij dat blijven knijpen al vanaf zijn geboorte moeten doen. En dat is niet het geval: de grijpreflex is in de loop van de eerste weken verdwenen en daarna volgt op het sluiten van zijn vingertjes om een voorwerp heen, dat ze weer snel open gaan.

Zuigelingenmassage

Zuigelingen hebben het over het algemeen graag dat ze op hun armpjes, beentjes, borst, buikje, ruggetje en gezichtje gemasseerd worden. In de vorige fase waren ze nog te weinig in psychologisch opzicht van hun omgeving gescheiden om van een massage te kunnen genieten. Warm blijven was toen hoofdzaak. Wat masseren vanaf een maand betreft vinden zuigelingen het vooral fijn om vanaf de heupen naar de voetjes bestreken te worden of van de schouders naar de handjes. De omgekeerde richting vinden ze minder prettig. Anders gezegd: naar voetjes en handjes toe zijn graagtes, maar ervanaf naarheden.

Meewerken en corrigeren

Toen je Laura tijdens haar eerste levensweken aan het verzorgen was, onderging ze je handelingen geheel passief en werkte ze als het ware niet met je mee. Maar nu gebruikt ze allerlei spieren als je haar optilt, wast of aan- of uitkleedt. Door dat meewerken is haar verzorging voor jou gemakkelijker geworden en voor haar prettiger.

Ook merk je dat het gemakkelijker is om Laura te dragen. Onder het dragen gebruikt ze nu haar spieren op zo’n manier dat ze de horten en stoten corrigeert wanneer je een bocht maakt of wanneer je je bukt.

In al dit meewerken en corrigeren komen graagtes en naarheden tot uiting: door haar spiergebruik onder het verzorgd en gedragen worden, vermijdt Laura allerlei onaangenaamheden die ze ondervindt als jij haar armpje door een mouw wringt of als jij je bukt om iets op te rapen. De woorden ‘meewerken’ en ‘corrigeren’ zouden ten onrechte kunnen suggereren dat Laura al begrijpt welke bewegingen ze moet maken om jouw handelingen soepeler te laten verlopen, en dat ze die bewegingen opzettelijk uitvoert omdat ze met je wil samenwerken. Van zo’n begrip is echter nog geen sprake. Daarom is ‘meegeven’ misschien een beter woord. Niettemin, haar meegeven beleef jij beslist als een vorm van meewerken.

Taalontwikkeling

Vanaf ongeveer vier weken gaat Laura zelf geluidjes maken. Die klinken meestal als ‘ah’, ‘eu’ en ‘eh’. Die produceert ze doordat ze haar stemspleet aanspant wanneer er lucht langs stroomt. Enige weken later gaat ze er ook de spieren van haar mond, van haar tong en dergelijke bij aanspannen. Dan brengt ze steeds meer klanken voort, zoals gekir, ‘rrr’ en gorgelgeluidjes. Als ze de spieren die ze ook bij het zuigen gebruikt, tevens aanspant, hoor je klanken als ‘fff’ en ‘mmm’.

Met geluidjes spelen

Precies zoals Bas een tijdje naar iets kan staren of ergens in kan blijven knijpen, zo kun je hem nu ook een poosje met geluidjes horen spelen. Hij vangt zijn eigen geluidjes op en zet die voort in een soort zelfimitatie.

Alles draait om de mond

We hebben gezien dat Bas’ handjes en hoofdje tijdens de eerste weken van zijn leven niet goed op elkaar waren afgestemd: hij schrok als zijn handjes onverwacht voor zijn ogen voorbijzwiepten en hij krabde zich met zijn eigen vingertjes. Maar nu stemt Bas horen en zien op elkaar af, namelijk in het zoeken van een geluidsbron. Of hij stemt het kijken en een tafereeltje in de buitenwereld op elkaar af, in het staren. Zo stemt hij ook de bewegingen van zijn handjes en de plaatsen op zijn gezicht waar ze terechtkomen, op elkaar af. Dat gebeurt telkens als hij zijn vingertjes in zijn mond stopt, bijvoorbeeld als hij verder wil drinken wanneer zijn moeder hem een rustpauze geeft. En hij brengt veel van wat in zijn handje terechtkomt naar zijn mond om erop te sabbelen.

Geen grijppogingen

Laura kan naar een voorwerp blijven kijken of er zelfs naar staren. Ook kan ze in een voorwerp blijven knijpen. Maar ze legt nog geen verbanden tussen haar ogen en handen. In feite verbindt ze haar handen en mond met elkaar, zoals we zojuist bij Bas hebben gezien.

Dat voor Laura haar ogen en handjes nog onafhankelijk van elkaar bestaan, blijkt onder meer uit het feit dat ze nog niet naar een voorwerp grijpt, ook niet als dat binnen handbereik is. Je houdt een blinkend doosje op 15 à 20 centimeter voor haar. Ze kijkt er met een glimlach naar, maar ze doet geen poging het te pakken. Als ze het doosje al aanraakt, is dat in psychologisch opzicht louter toevallig, want het voortdurend reflexmatig bewegen met armen en handen is nog niet helemaal verdwenen. Daarom is de kans vrij groot dat ze er vroeg of laat toch tegenaan komt, zeker als je het doosje heel dicht bij haar houdt. Maar ze gebruikt haar handjes niet om iets dat ze met haar ogen ziet, opzettelijk te pakken.

Niet naar de handjes kijken

Als Bas een poosje in je vinger blijft knijpen, kijkt hij daarbij niet naar jouw hand of die vinger. Handjes en oogjes staan in deze fase immers los van elkaar. Dat dat zo is, blijkt ook uit het volgende proefje.

Bas ligt op zijn rug op de commode, met zijn armpjes naast zich, en kijkt naar boven. Zijn beide handjes zijn dus buiten zijn blikveld. Je kietelt hem in zijn rechterhandje. Zijn voortdurende bewegingen stoppen even en zijn ogen gaan wat verder open. Hij heeft kennelijk in de gaten dat er iets met hem gebeurt, maar hij komt niet op het idee naar zijn rechterhandje te kijken. Hij maakt dus geen aanstalten met zijn ogen naar een handje te kijken als hij daar wat voelt. Omdat Bas nog niet opzettelijk naar zijn handjes kan kijken, komt hij er ook niet toe het stokje waar hij een poosje in lag te knijpen te zoeken als het om wat voor reden dan ook uit zijn handje is gevallen. Als hij nog graag even was blijven knijpen, reageert hij met protestgebaren en -geluiden. Om verder te kunnen knijpen is hij dus afhankelijk van hoe jij dat protest uitlegt. Misschien heb je helemaal niet gezien dat hij lag te knijpen – dan heeft hij pech, al vraag jij je nog zo hard af wat er toch scheelt.

Geen onderzoek van de omgeving

Omdat Bas geregeld voorwerpen langdurig bekijkt of erin knijpt en omdat Laura bewegende voorwerpen met haar blik volgt, kunnen we ons afvragen of daar een interesse in de buitenwereld aan ten grondslag ligt. Die vraag lijkt ontkennend beantwoord te moeten worden. Zo stopt Bas een balletje in zijn mond, niet om het met zijn lippen en tong te bevoelen en te onderzoeken maar om te genieten van het gesabbel. Hij staakt dat gesabbel alleen als het balletje hem pijn doet (bijvoorbeeld omdat er een scherpe punt aan zit) of als het vies smaakt. Als hij werkelijk geïnteresseerd was in het balletje, zou hij het ook met zijn ogen onderzoeken en zou hij bijvoorbeeld kijken waar die scherpe punt zit, die hem pijn doet. Ook staren en knijpen doet Bas niet omwille van het voorwerp waar hij naar staart of waar hij in knijpt. Hij grijpt bijvoorbeeld niet naar het beertje naast hem, waar hij minuten lang naar ligt te kijken, en hij kijkt niet naar de pen, waar hij in ligt te knijpen.

Bas maakt in deze fase nog geen onderscheid tussen zichzelf en zijn omgeving. Om dat onderscheid te kunnen maken zou hij de situatie moeten kunnen overzien als hij bijvoorbeeld naar dat beertje aan het staren is. Dat staren staat echter helemaal op zichzelf: hij brengt het zelfs niet in verband met zijn handjes. Er is dus niets van waaruit hij zijn staren kan overzien om uit te maken welk aandeel hij zelf heeft in het zien van dat beertje, en welk aandeel de buitenwereld heeft in dat tafereeltje.

Ook bij de eigen geluidjes die Laura maakt, valt niet aan te nemen dat ze zich realiseert dat zij die geluidjes maakt. Dat kun je gemakkelijk nagaan door een bepaald geluidje van haar te imiteren, als ze net andere geluidjes heeft gemaakt. Ze heeft bijvoorbeeld kort tevoren ‘arr’ gezegd; jij doet dat na: ‘arr’; ze zegt opnieuw ‘arr’; jij weer ‘arr’; zij weer ‘arr’ en zo gaat het misschien nog even door.

Met andere woorden, in deze fase imiteert Laura haar eigen geluidjes in haar spel net zo gemakkelijk als dat ze dat met die van jou doet. Daarbij staat wel voorop dat je een geluid maakt dat ze in haar klankrepertoire heeft, want het imiteren van een willekeurig geluid begint pas rond haar eerste verjaardag.

Vraag-en-antwoord-spelletjes

Omdat Bas in zijn horen geen onderscheid maakt tussen geluiden die hij zelf voortbrengt en geluiden uit zijn omgeving, kun je een vraag-en-antwoord-spelletje met hem doen: hij maakt een geluidje; jij brengt een klank voort uit zijn repertoire; hij maakt weer een geluidje – dat van jou, maar misschien ook een ander; enzovoort. Dat ‘vragen’ en ‘antwoorden’ moet inderdaad binnen Bas’ klankrepertoire gebeuren, want op dierengeluiden, belletjes en dergelijke reageert hij anders: met een glimlach of met bangelijkheid als het geluid hem wat al te woest klinkt, maar niet door zelf ook een geluidje te maken.

Stemming overnemen

Omdat Laura geen onderscheid tussen zichzelf en haar omgeving maakt, neemt ze de stemming van haar omgeving gemakkelijk over. Als er geruzie in haar omgeving is, reageert ze schrikachtig en angstig. Als jij geïrriteerd bent omdat alles tegenzit terwijl je haast hebt, reageert ze ongeduldig en onrustig. Maar als jij lieve woordjes zegt, geeft haar dat troost en verschijnt er weer een glimlach op haar gezichtje. Omdat je weet dat Laura in deze fase jouw stemming gemakkelijk overneemt, kun je haar het beste even apart laten als je snel iets moet af krijgen of als je met iemand een verwikkeling wilt uitpraten. Zorg er wel voor dat ze zich dan aan een of andere graagte kan overgeven: naar een treintje staren, naar een muziekdoos luisteren of in een stokje knijpen.

Totale betrokkenheid

Bas maakt geen onderscheid tussen zichzelf en zijn omgeving. Als hij in een pen blijft knijpen, weet hij niet welk aandeel hij daarin levert en welk aandeel de buitenwereld. Hij verbindt dit knijpen niet met zijn kijken, want hij kijkt niet naar de pen. Hij zoekt die pen ook niet als hij onverhoopt uit zijn knuistje glijdt.

Wel ervaart hij dat hij enige moeite moet doen om zijn geknijp voort te kunnen zetten. En dus is het begrijpelijk dat hij totaal betrokken is bij dit knijpen, want dat geknijp staat op zichzelf en hij merkt zijn eigen inspanning.

Vandaar dat hij vele minuten door kan gaan met een bezigheid, in dit geval knijpen.

Bas’ totale betrokkenheid blijkt ook als hij blij is. Dan is hij niet slechts blij met zijn mondje door te glimlachen of te lachen, maar als het ware met zijn hele lijf omdat hij onder het (glim)lachen ook met zijn armpjes zwaait en met zijn beentjes trappelt.

Een ander voorbeeld van die totale betrokkenheid is Bas’ reactie als hij verkouden is. Zijn neusje zit helemaal dicht en dat speelt hem uiteraard parten onder het drinken want normaal gesproken blijft hij onder het zuigen via zijn neus ademen. Maar nu maakt hij zijn mondje om de paar slokken los van mama’s tepel om vervolgens met zijn hele lijfje in beweging te komen: hij snuift met zijn neusje, blaast met zijn mondje en schudt met armpjes en beentjes. In Bas’ totale betrokkenheid komt pas verandering als hij zijn handjes en ogen op elkaar gaat afstemmen. Dat gebeurt in de volgende fase, waarin hij onder meer grijpt naar dingen die hij in zijn directe omgeving ziet.