TROEF ACHTER DE HAND

Artemis probeerde de deurknop en kreeg voor zijn moeite een verschroeide handpalm terug. Verzegeld. De elf moest hem met haar wapen hebben beschoten. Heel slim. Een variabele minder in de vergelijking. Precies wat hij zelf ook gedaan zou hebben.

Artemis verspilde verder geen tijd aan pogingen om de deur open te krijgen. Het was gewapend staal, en hij was twaalf jaar. Je hoefde geen genie te zijn om dat te kunnen verzinnen, ook al was hij er wel een. In plaats daarvan liep de rechtmatige Fowl-erfgenaam naar de monitorwand en volgde vandaar de ontwikkelingen.

Hij wist onmiddellijk wat de elfBI in zijn schild voerde: de trol naar binnen sturen om hulpgeroep af te dwingen en dat als een uitnodiging op te vatten – en voor je het wist was een brigade van koboldstoottroepen bezig het landhuis in te nemen. Slim. En onvoorzien. Dit was de tweede keer dat hij zijn tegenstanders had onderschat. Maar er zou hoe dan ook geen derde keer komen.

Naarmate het drama zich op de monitoren ontvouwde, schoten Artemis’ gevoelens van afschuw naar trots. Butler had het ’m geflikt. Hij had de trol verslagen, en dat zonder dat er ook maar één enkele smeekbede om hulp zijn lippen was gepasseerd. Terwijl Artemis naar het scherm zat te kijken drong het goed tot hem door, en misschien wel voor de eerste keer, hoe onmisbaar de familie Butler was.

Artemis activeerde de radio met drie frequentiebanden, die op alle frequenties uitzond. ‘Commandant Root, ik neem aan dat u alle kanalen in de gaten houdt…’

Een paar tellen lang kwam er helemaal niets uit de speakers, behalve ruis, en toen hoorde Artemis de scherpe klik van een microfoon die aangezet werd.

‘Ik hoor je, mens. Wat kan ik voor je doen?’

‘Spreek ik met de commandant?’

Door het zwarte gaas filterde een geluid. Het klonk als gehinnik.

‘Nee. Dit is niet de commandant. Ik ben Foaly, de centaur. Ben jij de kidnappende, misdadige mens?’

Het duurde even voor tot Artemis het feit doordrong dat hij werd beledigd. ‘Meneer… eh… Foaly. U hebt klaarblijkelijk niet uw handboek psychologie bestudeerd. Het is niet verstandig om de gijzelnemer tegen zich in het harnas te jagen. Ik zou onevenwichtig kunnen zijn.’

‘Onevenwichtig kunnen zijn? Dat is geen kwestie van kunnen zijn. Niet dat het er veel toe doet. Nog even en je bent toch niet meer dan een wolk radioactieve moleculen.’

Artemis grinnikte. ‘Dat zie je verkeerd, viervoetige vriend. Tegen de tijd dat die biobom tot ontploffing is gebracht, ben ik al lang uit deze tijdsstop verdwenen.’

Nu was het Foaly’s beurt om te grinniken. ‘Je bluft, mens. Als er een manier was om aan het tijdsveld te ontsnappen, dan had ik die wel gevonden. Volgens mij klets je uit je–’

Gelukkig was dit het moment waarop Root de microfoon van hem overnam. ‘Fowl? Commandant Root hier. Wat wil je?’

‘Ik wil u alleen maar laten weten, commandant, dat ik nog steeds, ondanks uw poging tot verraad, bereid ben tot onderhandelen.’

‘Die trol had niets met mij te maken,’ protesteerde Root. ‘Dat is tegen mijn wens gedaan.’

‘Het feit blijft dat het gedaan ís, en nog wel door de elfBI ook. Alle vertrouwen dat we hadden, is weg. Luister, dit is mijn ultimatum. U krijgt een half uur de tijd om het goud hier te brengen, anders zal ik weigeren kapitein Short vrij te laten. Verder zal ik haar niet met me mee nemen als ik het tijdsveld verlaat en laat ik haar dus achter om door de biobom aan flarden geschoten te worden.’

‘Doe niet zo stom, mens. Je maakt jezelf maar wat wijs. De Moddertechnologie ligt lichtjaren achter op die van ons. Er bestaat geen enkele manier om aan het tijdsveld te ontsnappen.’

Artemis boog zich dichter naar de microfoon toe, en glimlachte wolfachtig. ‘Er is maar één manier om daar achter te komen, Root. Bent u bereid om het leven van kapitein Short op uw vermoeden in te zetten?’

Roots aarzeling werd geaccentueerd door het gesis van de storing. Toen zijn antwoord eindelijk kwam, had dat precies het juiste vleugje verslagenheid. ‘Nee,’ zuchtte hij. ‘Dat ben ik niet. Je krijgt je goud, Fowl. Een ton. Vierentwintig karaats.’

Artemis lachte zelfgenoegzaam. Een echte acteur, die commandant Root van ons. ‘Een half uur, commandant. Tel de seconden maar als uw klok stilstaat. Ik wacht. Maar niet lang.’

Artemis verbrak de verbinding, en ging achteruit zitten in zijn draaistoel. Het leek erop dat er in het aas werd gehapt. De elfBI-analysten hadden ongetwijfeld de uitnodiging ontdekt die hij per ongeluk had geuit. De elfen zouden betalen omdat ze dachten dat het goud weer van hen was zodra hij dood was. In rook opgegaan door de biobom. Maar dat zou natuurlijk niet gebeuren. In theorie.

Butler vuurde drie salvo’s af in de deurlijst. De deur zelf was van staal en zou de Verwoester-kogels zo weer naar hem hebben teruggeketst. Maar de lijst was van de oorspronkelijke poreuze steen waarmee het hele landhuis was gebouwd. Dat brokkelde als kalk af. Een heel fundamenteel veiligheidsgebrek, en een gebrek dat hersteld moest worden zodra dit gedoe achter de rug was.

Meester Artemis zat rustig in zijn stoel bij de monitortafel te wachten.

‘Goed gedaan, Butler.’

‘Bedankt, Artemis. We zaten even in de problemen. Als de kapitein niet…’

Artemis knikte. ‘Ja. Ik heb het gezien. Genezen, een van de elfenkunsten. Ik vraag me af waarom ze dat heeft gedaan.’

‘Dat vraag ik me ook af,’ zei Butler zacht. ‘We verdienden het in ieder geval niet.’

Artemis keek fel op. ‘Houd moed, vriend. Het einde is in zicht.’

Butler knikte, en hij probeerde zelfs even te glimlachen. Maar hoewel er genoeg tanden in zijn grijns te zien waren, zat er geen gevoel bij.

‘Binnen een uur is kapitein Short terug bij haar volk en hebben wij genoeg middelen om een aantal wat smaakvoller ondernemingen op touw te zetten.’

‘Ik weet het. Alleen…’

Artemis hoefde er niet naar te vragen. Hij wist precies wat Butler voelde. De elf had hun leven gered en toch stond hij erop haar voor losgeld vast te houden. Voor een man van eer als Butler was dat bijna meer dan hij kon verdragen.

‘De onderhandelingen zijn achter de rug. Ze gaat hoe dan ook terug naar haar soort. Kapitein Short zal geen haar gekrenkt worden. Daar geef ik je mijn woord voor.’

‘En Juliet?’

‘Ja?’

‘Loopt mijn zus nog gevaar?’

‘Nee. Geen gevaar.’

‘De elfen geven ons gewoon hun goud en gaan dan weer weg?’

Artemis snoof zachtjes. ‘Nee, niet helemaal. Zodra kapitein Short vrij is gaan ze Huize Fowl biobombarderen.’

Butler haalde adem om iets te gaan zeggen, maar hij aarzelde. Er zat duidelijk meer achter. Meester Fowl zou het hem wel vertellen wanneer hij het moest weten. Dus in plaats van zijn werkgever te ondervragen, deed hij een eenvoudige uitspraak.

‘Ik vertrouw je, Artemis.’

‘Ja,’ antwoordde de jongen, terwijl het gewicht van dat vertrouwen op zijn voorhoofd geschreven stond. ‘Dat weet ik.’

Knuppel deed wat politici het beste kunnen: verantwoordelijkheid proberen te ontduiken. ‘Uw officier heeft de mensen geholpen,’ barstte hij uit, daarbij zo veel mogelijk verontwaardiging aan de dag leggend. ‘De hele operatie verliep precies zoals gepland, tot jullie vrouw onze afgevaardigde aanviel.’

‘Afgevaardigde?’ gnuifde Foaly. ‘Nu is de trol opeens een afgevaardigde.’

‘Ja. Dat is hij. En die mens heeft gehakt van hem gemaakt. Deze hele situatie zou afgehandeld kunnen zijn, als uw afdeling niet zo incompetent was geweest.’

Normaal gesproken zou Root op dit punt in woede zijn uitgebarsten, maar hij wist dat Knuppel zich aan een strohalm probeerde vast te grijpen en wanhopig zijn best deed zijn carrière te redden. En dus glimlachte de commandant alleen maar. ‘Hé, Foaly?’

‘Ja, commandant?’

‘Hebben we de aanval van de trol op diskette?’

De centaur slaakte een dramatische zucht. ‘Nee, meneer, net toen de trol naar binnen ging, waren de diskettes op.’

‘Wat jammer.’

‘Ja, echt zonde.’

‘Die diskettes hadden nog van onschatbare waarde kunnen zijn voor Uitvoerend Commandant Knuppel bij zijn verhoor.’

Het was gedaan met Knuppels zelfbeheersing. ‘Geef me die diskettes, Julius! Ik weet dat je ze hebt! Dit is dienstweigering!’

‘Er is hier maar één iemand schuldig aan tegenwerking, en dat ben jij, Knuppel. Jij gebruikt deze zaak om hogerop te komen.’

Knuppels gezicht verschoot zo van kleur dat die nu op die van Root leek. Hij had geen grip meer op de situatie, en dat wist hij. Zelfs Mokkul Zwets en de andere vleugelelfen liepen van hun leider weg. ‘Ik heb hier nog steeds de leiding, Julius, dus geef me die diskettes of ik laat je in hechtenis nemen.’

‘O, echt waar? Met wiens leger dan wel?’

Heel even gloeide op Knuppels gezicht zijn oude vertrouwde opgeblazenheid. Maar die ging in rook op toen hij zag dat er nog opvallend weinig officieren achter hem stonden.

‘Dat klopt,’ hinnikte Foaly zachtjes. ‘Je bent geen Uitvoerend Commandant meer. We hebben het net van beneden doorgekregen. Je moet bij de Raad komen, en ik denk niet dat het is omdat ze je een zetel willen aanbieden.’

Het kwam waarschijnlijk door Foaly’s grijns dat Knuppel door het lint ging.

‘Geef me die diskettes!’ brulde hij, terwijl hij Foaly tegen de controleshuttle duwde.

Root kwam in de verleiding ze een tijdje te laten worstelen, maar dit was niet het moment om aan zijn zwaktes toe te geven.

‘Stoute jongen,’ zei hij, terwijl hij met zijn wijsvinger naar Knuppel wees. ‘Niemand mag Foaly slaan – alleen ik.’

Foaly trok wit weg. ‘Voorzichtig met die vinger. Je draagt nog steeds de–’

Roots duim ging per ongeluk langs zijn knokkel, waardoor een piepklein gasventiel openging. Het vrijgekomen gas schoot een verdovend pijltje door de rubberen vingertop heen, zo Knuppels hals in. De Uitvoerend Commandant, die binnenkort soldaat zou worden, viel als een baksteen neer.

Foaly wreef zijn hals. ‘Mooi schot, commandant.’

‘Ik weet niet waar je het over hebt. Dat was een ongelukje. Ik was die nepvinger helemaal vergeten. Ik geloof dat dit al eerder gebeurd is.’

‘O, zonder meer. Jammer genoeg zal Knuppel een paar uur bewusteloos zijn. Tegen de tijd dat hij wakker wordt, is alle opwinding voorbij.’

‘Jammer.’ Root gunde zichzelf een vluchtige grijns, en ging toen meteen weer over tot de orde van de dag. ‘Is het goud er?’

‘Ja, ze hebben het net aangeleverd.’

‘Mooi.’ Hij riep Knuppels schaapachtige manschappen. ‘Laad het op een zweefkarretje en stuur het naar binnen. Wie moeilijk doet, kan zijn vleugels opvreten. Begrepen?’

Hoewel niemand antwoord gaf, was de boodschap begrepen. Zoveel was zeker.

‘Mooi. Aan de slag dan.’

Root verdween in de controleshuttle, en Foaly klepperde achter hem aan. De commandant deed de deur goed dicht.

‘Is hij gewapend?’

De centaur zette een paar belangrijk uitziende knoppen op het grote bedieningspaneel om.

‘Nu wel.’

‘Ik wil dat hij zo snel mogelijk wordt gelanceerd.’ Hij keek door het laserproof, vuurvaste glas. ‘Het is nog een kwestie van minuten hier. Ik zie het zonlicht al doorkomen.’

Foaly boog zich ernstig over zijn toetsenbord. ‘De toverkracht is tanende. Over een kwartier zitten we midden in de bovengrondse dag. De neutrinostromen zijn hun samenhang aan het verliezen.’

‘Ik begrijp het,’ zei Root, wat eigenlijk weer gelogen was. ‘Oké, ik begrijp het niet. Maar dat van dat kwartier begrijp ik wel. Dat betekent dat je nog tien minuten hebt om kapitein Short eruit te halen. Daarna zijn we voor het hele mensenras een weerloos doelwit.’

Foaly activeerde nog een camera. Deze was verbonden met de zweefkar. Hij ging met een vinger bij wijze van experiment over een besturingspaneel. De kar schoot naar voren, en onthoofde Mokkul Zwets daarmee bijna.

‘Dat rijdt lekker,’ mompelde Root. ‘Kan hij de trap op?’

Foaly keek niet eens op van zijn computer. ‘Automatische ontruimingscompensator. Een sluiting van anderhalve meter. Geen punt.’

Root keek hem met een doorborende boze blik aan. ‘Dat doe je alleen maar om mij dwars te zitten, hè?’

Foaly haalde zijn schouders op. ‘Zou kunnen.’

‘Ja, nou, prijs jezelf gelukkig dat mijn andere vingers niet geladen zijn. Is dat duidelijk?’

‘Ja, meneer.’

‘Mooi. Dan gaan we nu kapitein Short eruit halen.’

Holly zweefde onder het portaal. Oranje lichtflarden gingen in strepen door het blauw. De tijdsstop liep ten einde. Nog maar een paar minuten en dan zou Root het hele spul blauwspoelen. Foaly’s stem bromde in haar oortje. ‘Oké, kapitein Short. Het goud is onderweg. Maak je klaar voor vertrek.’

‘Wij onderhandelen toch niet met kidnappers?’ zei Holly verbaasd. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Niets,’ antwoordde Foaly nonchalant. ‘Een gewone ruil. Het goud gaat naar binnen, jij komt naar buiten. We schieten het projectiel af. Grote blauwe knal, en dan is het allemaal voorbij.’

‘Weet Fowl over die biobom?’

‘Ja. Hij weet ervan. Hij beweert dat hij aan het tijdsveld kan ontsnappen.’

‘Dat is onmogelijk.’

‘Klopt.’

‘Maar dan gaan ze allemaal dood!’

‘Nou en?’ wierp Foaly tegen, en Holly kon zich al helemaal voorstellen hoe hij zijn schouders daarbij zou ophalen. ‘Dat krijg je als je je met het Volk gaat bemoeien.’

Holly voelde zich verscheurd. Het stond buiten kijf dat Fowl een gevaar voor de beschaafde onderwereld was. Er zouden maar weinig tranen boven zijn dode lichaam worden gelaten. Maar het meisje, Juliet – die was onschuldig. Zij verdiende nog een kans.

Holly daalde af naar een hoogte van twee meter. Hoofdhoogte voor Butler. De mensen waren bij elkaar gekomen in de puinzooi die vroeger de hal was. Ze hadden onenigheid. Dat voelde de elfBI-officier.

Holly keek beschuldigend naar Artemis. ‘Heb je het tegen ze gezegd?’

Artemis keek terug. ‘Heb ik wat tegen ze gezegd?’

‘Ja, elf, wat moet hij ons gezegd hebben?’ echode Juliet strijdlustig, nog steeds een beetje beledigd over het mesmeriseren.

‘Hou je maar niet van de domme, Fowl. Je weet best waar ik het over heb.’

Artemis kon zich nooit erg lang van de domme houden. ‘Ja, kapitein Short. Dat weet ik. De biobom. Je bezorgdheid zou roerend zijn geweest als die ook op mij van toepassing was geweest. Maar maak je vooral niet druk. Alles verloopt volgens plan.’

‘Volgens plan!’ riep Holly naar adem happend uit, terwijl ze naar de verwoestingen om hen heen wees. ‘Was dit dan allemaal onderdeel van het plan? En dat Butler bijna gedood is? Allemaal volgens plan?’

‘Nee,’ gaf Artemis toe. ‘De trol was een kleine stoorzender. Maar niet relevant voor het algehele plan.’

Holly verzette zich tegen de aandrang om de bleke mens weer een stomp te geven, en wendde zich in plaats daarvan maar tot Butler.

‘Wees nou in ’s hemelsnaam toch eens redelijk! Jullie kunnen niet aan het tijdsveld ontsnappen. Dat is nog nooit iemand gelukt!’

Butlers gezicht had wel uit steen gehouwen kunnen zijn.

‘Als Artemis zegt dat het kan, dan kan het.’

‘Maar je zus dan. Ben je bereid haar leven op het spel te zetten uit loyaliteit aan een crimineel?’

‘Artemis is geen crimineel, juffrouw. Artemis is een genie. En wilt u dan nu alstublieft uit mijn gezichtsveld gaan. Ik hou de hoofdingang in de gaten.’

Holly zoemde omhoog naar zes meter. ‘Jullie zijn gek! Allemaal! Over vijf minuten zijn jullie allemaal tot stof vergaan. Beseffen jullie dat dan niet?’

Artemis zuchtte. ‘We hebben je al antwoord gegeven, kapitein. Alsjeblieft. Dit is een precair moment in het proces.’

‘Proces? Dit is een kidnapping! Heb dan in ieder geval het lef om de dingen bij hun naam te noemen.’

Artemis’ geduld begon op te raken. ‘Butler, hebben we nog kalmerende injecties over?’

De reusachtige bediende knikte, maar zei niets. Als hij precies op dat moment het bevel had gekregen haar onder zeil te brengen, wist hij niet zeker of hij dat zou of kon doen. Gelukkig werd Artemis’ aandacht afgeleid door beweging op de oprijlaan. ‘Ah, het ziet ernaar uit dat de elfBI zich overgeeft. Butler, controleer de zending. Maar blijf op je hoede. Onze elfenvrienden halen hun neus niet op voor beduvelarij.’

‘Moet je horen wie het zegt,’ mompelde Holly.

Butler liep snel naar de verwoeste deuropening, en controleerde het magazijn van zijn Sig Sauer. Hij was bijna dankbaar dat er wat militaire activiteit was, want die leidde hem af van zijn dilemma. In situaties als deze kreeg zijn opleiding de overhand. Er was geen ruimte voor gevoelens.

In de lucht hing nog steeds een fijne stofnevel. Butler tuurde erdoorheen, naar de oprijlaan die daarachter lag. De elfenfilters die voor zijn ogen zaten, gaven aan dat er geen warme lichamen naderden. Er was echter wel een grote kar die zo te zien uit zichzelf naar de voordeur reed. Hij dreef op een kussen van glinsterende lucht. Meester Artemis zou ongetwijfeld de werking van deze machine hebben begrepen, maar Butler interesseerde zich er alleen voor of hij hem buiten bedrijf kon stellen of niet.

De kar bonkte tegen de eerste tree op.

‘Automatische compensator, ammehoela,’ snoof Root.

‘Ja, ja, ja,’ antwoordde Foaly. ‘Ik ben ermee bezig.

‘Het is het losgeld!’ riep Butler.

Artemis probeerde de opwinding die in zijn borst omhoogkwam te dempen. Dit was niet het moment om emoties de overhand te laten krijgen. ‘Kijk of er boobytraps in zitten.’

Butler stapte voorzichtig het portaal in. Onder zijn voeten knerpte het van de scherven van kapotgeslagen gargouilles.

‘Geen vijandigheden. Schijnt zelf-aangedreven te zijn.’

De kar rolde over de trap.

‘Ik weet niet wie dit ding bestuurt, maar diegene mag nog wel een paar lessen nemen.’

Butler boog zich dicht naar de grond en bestudeerde de onderkant van de kar.

‘Geen explosief materiaal zichtbaar.’ Hij haalde een sonde uit zijn zak en schoof de telescopische antenne uit. ‘En ook geen afluisterapparatuur. Niet waarneembaar in elk geval. Maar wat hebben we hier?’

‘O, o,’ zei Foaly.

‘Het is een camera.’

Butler stak zijn hand uit en trok de vissenoogcamera er aan de kabel uit.

‘Welterusten, heren.’

Ondanks de lading reageerde de kar soepeltjes op Butlers aanraking en gleed over de drempel de hal in. Daar stond hij zachtjes te zoemen, alsof hij wachtte tot hij gelost zou worden.

Nu het moment dan eindelijk daar was, was Artemis bijna bang het aan te grijpen. Het was moeilijk te geloven dat zijn slechte plannetje na al die maanden maar een paar minuten van zijn verwezenlijking verwijderd was. Natuurlijk waren die laatste minuten de belangrijkste… en de gevaarlijkste.

‘Maak open,’ zei hij eindelijk, verbaasd over de trilling in zijn eigen stem.

Het was een onweerstaanbaar moment. Juliet kwam aarzelend naderbij, met wijd opengesperde ogen. Zelfs Holly nam een puntje gas terug en daalde neer tot haar voeten net tegen de marmeren tegels kwamen. Butler ritste het zwarte zeildoek open, en sloeg dat terug over de lading.

Niemand zei een woord. Artemis stelde zich voor dat ergens de Ouverture 1812 gespeeld werd. Het goud lag op de kar, opgestapeld in glanzende rijen. Het leek een aura, warmte te hebben, maar ook een duidelijk gevaar. Heel veel mensen waren bereid te sterven of te doden voor de onvoorstelbare rijkdom die dit goud je kon brengen.

Holly was gehypnotiseerd. Elfen hebben een voorliefde voor mineralen, aangezien ze van de aarde zijn. Maar goud was wel hun favoriet. De glans. De allure.

‘Ze hebben betaald,’ fluisterde ze. ‘Niet te geloven.’

Butler pakte een staaf van de stapel. Hij stak de punt van een werpmes in de baar en gutste er een klein flintertje uit. ‘Het is echt,’ zei hij, terwijl hij het schraapsel tegen het licht hield. ‘Deze in ieder geval wel.’

‘Goed zo. Heel goed. Begin maar te lossen, ja? We sturen de kar samen met kapitein Short weer naar buiten.’

Toen Holly haar naam hoorde, was haar goudkoorts meteen verdwenen. ‘Artemis, geef het toch op. Er is nog nooit een mens geweest die het elfengoud heeft weten te behouden. En ze proberen het al eeuwenlang. De elfBI zal alles doen om zijn bezit te beschermen.’

Artemis schudde geamuseerd zijn hoofd. ‘Ik heb je toch al gezegd–’

Holly pakte hem bij de schouders. ‘Je kunt niet ontsnappen! Begrijp je dat dan niet?’

De jongen keek haar koeltjes aan. ‘Ik kan wel ontsnappen, Holly. Kijk me in mijn ogen en zeg me dat ik het niet kan.’

En dat deed ze. Kapitein Holly Short staarde in de blauwzwarte ogen van haar overweldiger en zag daarin de waarheid. En heel even geloofde ze die ook.

‘Er is nog tijd,’ zei ze wanhopig. ‘Er moet íéts zijn wat ik kan doen. Ik heb toverkracht.’

Het voorhoofd van de jongen trok in een geïrriteerde rimpel. ‘Het spijt me dat ik je moet teleurstellen, kapitein, maar er is absoluut niets wat je kunt doen.’

Artemis wachtte even, want zijn blik werd naar boven getrokken, naar de verbouwde zolderkamer. Misschien, dacht hij. Heb ik al dit goud echt nodig? En knaagde zijn geweten niet als een bloedzuiger aan zijn zoete overwinning? Hij riep zichzelf tot de orde. Je aan het plan houden. Je aan het plan houden. Geen emoties.

Artemis voelde een bekende hand op zijn schouder. ‘Is alles in orde?’

‘Ja, Butler. Blijf lossen. Laat Juliet helpen. Ik moet met kapitein Short praten.’

‘Weet je zeker dat alles in orde is?’

Artemis zuchtte. ‘Nee, goede vriend, dat weet ik niet zeker. Maar het is nu te laat.’

Butler knikte en ging weer aan zijn werk. Juliet drentelde als een terriër achter hem aan.

‘Goed, kapitein. Nu eens even over die toverkracht van je.’

‘Wat is daar dan mee?’ Holly’s ogen werden overschaduwd door argwaan.

‘Wat zou ik moeten doen als ik een wens wil kopen?’

Holly keek naar de kar. ‘Nou, dat hangt ervan af. Wat heb je in de aanbieding?’

Root was nou niet wat je noemt ontspannen. Er kwamen steeds breder wordende stroken geel licht door het blauw heen. Nog maar een paar minuten. Minuten. Zijn migraine werd er niet beter op door de stinkende sigaar die zijn systeem volpompte met giftige stoffen.

‘Is al het niet-onmisbare personeel geëvacueerd?’

‘Ja, tenzij ze weer naar binnen geslopen zijn sinds de vorige keer dat u me dat vroeg.’

‘Niet nu, Foaly. Geloof me, dit is niet het moment. Nog iets van kapitein Short?’

‘Niets. Na dat gedoe met die trol zijn we het videocontact met haar kwijt. Ik neem aan dat de batterij kapot is. We kunnen die helm beter maar ZSM van haar hoofd halen, anders worden haar hersenen door de straling gebraden. Dat zou jammer zijn na al dat werk.’

Foaly ging terug naar zijn bedieningspaneel. Een rood lichtje begon zachtjes te flikkeren. ‘Wacht, de bewegingsensor. Er is activiteit bij de hoofdingang.’

Root liep naar de schermen. ‘Kun je dat uitvergroten?’

‘Geen punt.’ Foaly tikte de juiste combinatie in en blies het beeld met vierhonderd procent op.

Root ging op de dichtstbijzijnde stoel zitten. ‘Zie ik wat ik denk te zien?’

‘Reken maar,’ grinnikte Foaly. ‘Dit is nog beter dan de maliënkolder.’

Holly kwam naar buiten. Met het goud.

Beveiliging was binnen een halve seconde bij haar. ‘Gauw uit de gevarenzone, kapitein,’ zei een vleugelelf dringend, terwijl hij Holly bij haar elleboog pakte.

Een andere vleugelelf ging met een stralingssensor over haar helm. ‘Hier zit een breuk in de krachtbron, kapitein. We moeten onmiddellijk uw hoofd spuiten.’

Holly deed haar mond open om te protesteren, en kreeg daar meteen een dot stralingsonderdrukkend schuim in. ‘Kan dit niet even wachten?’ proestte ze.

‘Het spijt me, kapitein. Elke minuut telt. De commandant wil een debriefing voor we de bom tot ontploffing brengen.’ Holly werd snel naar de mobiele controle-eenheid gebracht, waarbij haar voeten de grond nauwelijks raakten. Overal om haar heen waren schoonmakers van Beveiliging het terrein aan het scannen op zoek naar sporen van de belegering. Techneuten ontmantelden de veldschotels, en maakten alles klaar om de stekker eruit te kunnen trekken. Gemopper begeleidde de kar naar de toegangspoort. Het was een vereiste dat alles op veilige afstand gebracht was voor de biobom werd afgevuurd.

Root stond op de trap op haar te wachten. ‘Holly,’ flapte hij eruit. ‘Ik bedoel, kapitein. Je hebt het gehaald.’

‘Ja, meneer. Dank u wel, meneer.’

‘En het goud ook. Dit is een echte veer op je hoed.’

‘Nou, niet alles, commandant. Ongeveer de helft, denk ik.’

Root knikte. ‘Maakt niet uit. De rest krijgen we snel genoeg terug.’

Holly veegde stralingsschuim van haar voorhoofd. ‘Daar heb ik over zitten denken, meneer. Fowl heeft een vergissing begaan. Hij heeft me nooit het bevel gegeven dat ik het huis niet nóg een keer mag binnengaan, en aangezien hij me er de eerste keer zelf binnen heeft gebracht, geldt de uitnodiging nog. Ik zou naar binnen kunnen gaan en de geheugens van de bewoners kunnen wissen. We zouden het goud in de muren kunnen verbergen en morgenavond nog een tijdsstop kunnen doen–’

‘Nee, kapitein.’

‘Maar, meneer–’

Roots gezicht hervond de spanning die hij kwijt was geweest. ‘Nee, kapitein. De Raad is niet van plan zich passief op te stellen tegenover een of andere kidnappende Modderman. Dat zal gewoonweg niet gebeuren. Ik heb mijn orders, en die zijn onwrikbaar, neem dat van mij aan.’

Holly trok Root mee de mobiele controle-eenheid in. ‘Maar het meisje, meneer. Dat is onschuldig!’

‘Oorlogsslachtoffer. Ze heeft op het verkeerde paard gewed. We kunnen niets meer voor haar doen.’

Holly kon haar oren niet geloven. ‘Een oorlogsslachtoffer? Hoe kunt u dat nou zeggen? Een leven is een leven.’

Root draaide zich abrupt om en greep haar bij de schouders. ‘Je hebt gedaan wat je kon, Holly,’ zei hij. ‘Niemand had meer kunnen doen. Je hebt zelfs het grootste gedeelte van het losgeld mee terug weten te brengen. Je lijdt aan wat mensen het Stockholm Syndroom noemen: je voelt je verbonden met je gijzelnemers. Maak je geen zorgen, dat gaat wel over. Maar die mensen daarbinnen, die weten alles. Over ons. Niets kan hen nu nog redden.’

Foaly keek op van zijn berekeningen. ‘Dat is niet waar. Technisch gezien. Welkom terug, trouwens.’

Holly nam niet eens een seconde om terug te groeten. ‘Wat bedoel je: dat is niet waar?’

‘Met mij gaat het goed, dank je.’

‘Foaly!’ riepen Root en Holly in koor.

‘Nou, zoals het Boek ook zegt: “Wint Modderman goud op eigen kracht, Ondanks magie en elfenpracht, Dan is het goud ook echt het zijne, Tot hij in eeuwige slaap verdwijne.” Dus als hij leeft, dan wint hij. Zo eenvoudig ligt het. Zelfs de Raad zal niet tegen het Boek ingaan.’

Root krabde zijn kin. ‘Moet ik me zorgen maken?’

Foaly lachte vreugdeloos. ‘Nee. Die mensen zijn zo goed als dood.’

‘Zo goed als is niet goed genoeg.’

‘Is dat een bevel?’

‘Correct, soldaat.’

‘Ik ben geen soldaat,’ zei Foaly, en hij drukte op de knop.

Butler was verrast, en niet zo’n beetje ook. ‘Heb je het teruggegeven?’

Artemis knikte. ‘Ongeveer de helft. We hebben nog steeds een behoorlijk appeltje voor de dorst. Ongeveer vijftien miljoen dollar tegen de huidige marktwaarde.’

Normaal gesproken zou Butler het niet vragen, maar dit keer moest hij wel. ‘Waarom, Artemis? Kun je me dat vertellen?

‘Natuurlijk.’ De jongen glimlachte. ‘Ik vond dat we de kapitein iets verplicht waren. Voor bewezen diensten.’

‘Is dat alles?’

Artemis knikte. Hij had geen behoefte over de wens te spreken. Dat zou maar als zwakte opgevat kunnen worden.

‘Hm,’ zei Butler, slimmer dan hij eruitzag.

‘Nou, dat moeten we vieren,’ zei Artemis enthousiast, handig van onderwerp veranderend. ‘Champagne, lijkt me.’

De jongen liep snel naar de keuken voor Butler hem met zijn blik kon ontleden.

Tegen de tijd dat de anderen er ook waren, had Artemis al drie glazen Dom Perignon ingeschonken.

‘Ik ben minderjarig, ik weet het, maar ik weet zeker dat moeder het niet erg zou vinden. Voor deze ene keer.’

Butler voelde dat er iets aan zat te komen. Toch pakte hij de kristallen flute aan die hem aangereikt werd.

Juliet keek naar haar grote broer. ‘Is dit in orde?’

‘Ik neem aan van wel.’ Hij haalde adem. ‘Je weet toch dat ik van je hou, hè, zusje?’

Juliet fronste haar voorhoofd – weer zoiets dat de plaatselijke boerenkinkels erg vertederend vonden. Ze gaf haar broer een klap op zijn schouder. ‘Wat ben je toch sentimenteel voor een bodyguard.’

Butler keek zijn werkgever recht aan. ‘Je wilt dat we dit opdrinken, hè, Artemis?’

Artemis keek zonder te knipperen terug. ‘Ja, Butler. Dat wil ik.’

Zonder nog een woord te zeggen dronk Butler zijn glas leeg. Juliet volgde zijn voorbeeld. De bediende proefde het verdovende middel onmiddellijk, en hoewel hij alle tijd had gehad om de nek van Artemis Fowl te breken, deed hij dat niet. Het was niet nodig Juliet in haar laatste ogenblikken bang te maken.

Artemis keek hoe zijn vrienden op de grond zakten. Jammer dat hij ze om de tuin had moeten leiden. Maar als ze van het plan hadden geweten, zou hun angst het kalmerende middel hebben kunnen tegenwerken. Hij tuurde naar de belletjes die in zijn eigen glas rondkolkten. Het was tijd voor de meest gewaagde stap in zijn plan. Met slechts een heel flauw zweempje aarzeling slikte hij de met verdovingsmiddel vermengde champagne door.

Artemis wachtte rustig tot het middel zou gaan werken. Hij hoefde niet lang te wachten, want elke dosis was aan de hand van het lichaamsgewicht berekend. Terwijl zijn gedachten begonnen te tollen, kwam het in hem op dat hij misschien wel nooit meer wakker zou worden. Het is een beetje laat voor twijfels, sprak hij zichzelf vermanend toe, en toen zakte hij weg in bewusteloosheid.

‘Ze is weg,’ zei Foaly, terwijl hij van het bedieningspaneel achteruit leunde. ‘Ik heb er nu geen grip meer op.’

Door gepolariseerde ramen volgden ze de voortgang van het projectiel. Het was echt een fantastisch apparaat. Omdat het grote wapen licht was, kon de radioactieve neerslag met een exacte radius gericht worden. Het radioactieve element dat in de kern gebruikt was, was solinium 2, dat een half-leven van veertien seconden had. Dit betekende in de praktijk dat Foaly de biobom zo kon afstellen dat hij alleen Huize Fowl blauwspoelde, en geen grassprietje meer, plus dat het gebouw binnen een minuut weer stralingsvrij zou zijn. In het geval dat een paar solinium-vlammen zich niet goed lieten richten, zouden ze door het tijdsveld tegengehouden worden. Zo werd moorden wel heel gemakkelijk gemaakt.

‘De vliegroute is voorgeprogrammeerd,’ legde Foaly uit, hoewel niemand ook maar enige aandacht aan hem besteedde. ‘Ze zal de hal binnenzeilen en dan ontploffen. Het omhulsel en het ontstekingsmechanisme zijn van een plasticmengsel en zullen volledig uit elkaar vallen. Zo schoon als wat.’

Root en Holly volgden de boog van de bom. Zoals voorspeld dook hij door de vernietigde deuropening, zonder ook maar een scherfje steen van de middeleeuwse muren te slaan. Holly richtte haar aandacht nu op de neuscamera van het projectiel. Ze ving heel even een glimp op van de statige hal waar ze tot voor kort gevangene was geweest. Die was leeg. Geen mens te bekennen. Misschien, dacht ze. Heel misschien. Toen keek ze naar Foaly en naar de technische snufjes onder zijn vingertoppen. En ze realiseerde zich dat de mensen zo goed als dood waren.

De biobom ontplofte. Een blauwe schijf van geconcentreerd licht knisperde en verspreidde zich, tot hij elke hoek van het landhuis met zijn dodelijke stralen vulde. Bloemen verwelkten, insecten verschrompelden en vissen stierven in hun kom. Geen enkele kubieke millimeter werd gespaard. Artemis Fowl en zijn trawanten hadden niet kunnen ontsnappen. Dat was onmogelijk.

Holly zuchtte en wendde zich af van de nu al in kracht afnemende blauwspoeling. Ondanks al zijn grootse plannen was Artemis toen puntje bij paaltje kwam toch een gewone sterveling gebleken. En om de een of andere reden betreurde ze zijn overlijden.

Root was doortastender. ‘Oké. Pak aan. Volledig stralingsveilige uitrusting.’

‘Het is volkomen veilig,’ zei Foaly. ‘Heb je op school dan nooit opgelet?’

De commandant maakte een snuivend geluid. ‘Mijn vertrouwen in de wetenschap gaat net zover als ik jou kan gooien, Foaly. Straling heeft er een handje van om precies daar te blijven hangen waar bepaalde wetenschappers ons hebben verzekerd dat hij is weggetrokken. Niemand zet een stap buiten de eenheid zonder zijn stralingspak. Dat geldt dus niet voor jou, Foaly. Er zijn alleen tweevoetige pakken. Ik wil jou trouwens toch bij de monitoren hebben, voor het geval dat–’

Voor het geval dat wat? vroeg Foaly zich af, maar hij hield het voor zich. Dan kon hij later nog een keer ik heb je toch gezegd laten vallen.

Root draaide zich om naar Holly. ‘Ben je klaar, kapitein?’

Weer naar binnen gaan? Het idee dat ze drie kadavers moest identificeren stond Holly helemaal niet aan, maar ze wist dat het haar plicht was. Ze was de enige die het huis vanbinnen uit de eerste hand kende.

‘Ja, meneer. Ik ben al weg.’

Holly koos een verduisteringspak uit het rek en trok het over haar overall aan. Zoals het haar geleerd was, controleerde ze de dikte voor ze de gegalvaniseerde kap opzette. Een verlaging van de druk kon op een scheur duiden, en die kon op de lange duur fataal blijken.

Root stelde het invalteam aan de rand van het gebied op. De overgebleven leden van Beveiling I liepen ongeveer net zo warm voor de inval in het landhuis als wanneer ze met Atlanteaanse stinkballonnen zouden moeten jongleren.

‘Weet u zeker dat die grote dood is?’

‘Ja, kapitein Kelp. Hij is dood, hoe dan ook.’

Trubbels was nog niet overtuigd. ‘Wat was dat een ongelooflijk gemeen creatuur. Volgens mij heeft die zo z’n eigen toverkracht.’

Korporaal Wurm giechelde, en kreeg daar onmiddellijk een oorvijg voor. Hij mompelde nog iets over dat hij het tegen mama ging zeggen, en bond toen snel zijn helm vast.

Root voelde dat hij rood aanliep. ‘Vooruit, we gaan. Jullie opdracht luidt: het goud zien te vinden en terugbrengen. Kijk uit voor boobytraps. Ik vertrouwde die Fowl niet toen hij nog leefde, en ik vertrouw hem al helemaal niet nu hij dood is.’

Het woord boobytraps kreeg ieders aandacht. Het idee van een Stuiterende Stefanie-mijn die op hoofdhoogte explodeerde, was genoeg om alle nonchalance bij de manschappen te doen verdwijnen. Niemand bouwde zulke wrede wapens als de Moddermannen.

Holly ging, als jongste Opsporings-officier, op kop. En hoewel er geen vijanden meer in het landhuis zouden moeten zijn, merkte ze dat haar wapenhand automatisch naar de Neutrino 2000 afdwaalde.

Het huis was griezelig stil, met alleen het gesis van de laatste paar solinium-vlammen om die stilte te verlichten. De dood was er ook, in de stilte. Het landhuis was een bakermat des doods. Holly kon het ruiken. Achter die middeleeuwse muren lagen de lichamen van een miljoen insecten, en onder de vloeren lagen de afkoelende lijken van spinnen en muizen.

Ze liepen behoedzaam op de deuropening af. Holly liet een röntgenscanner over het gebied gaan. Onder de vloerstenen lag niets, alleen aarde, en een nest dode geluksspinnetjes.

‘De kust is veilig,’ zei ze in haar microfoon. ‘Ik ga naar binnen. Foaly, heb je je oortjes in?’

‘Ik ben er, schat, ik ben bij je,’ antwoordde de centaur. ‘Tenzij je natuurlijk op een landmijn stapt, want dan zit ik weer in de controlekamer.’

‘Krijg je warmtegebieden door?’

‘Niet na een blauwspoeling. We hebben overal kenmerken van restwarmte. Voornamelijk solinium-vlammen. Die trekken pas over een paar dagen weg.’

‘Maar geen straling, toch?’

‘Dat klopt.’

Root snoof ongelovig. In de koptelefoons klonk dit als een niezende olifant. ‘Het ziet ernaar uit dat we dit huis op de ouderwetse manier zullen moeten doorzoeken,’ mopperde hij.

‘Doe het dan snel,’ raadde Foaly hem aan. ‘Ik geef je maximaal vijf minuten voor Huize Fowl ter aarde stort.’

Holly liep door wat vroeger de deuropening was geweest. Door de dreunende kracht van de ontploffing zwaaide de kroonluchter nog zachtjes heen en weer, maar verder was alles zoals ze het zich herinnerde.

‘Het goud is beneden. In mijn cel.’

Niemand gaf antwoord. Niet met woorden tenminste. Iemand slaagde er wel in te kokhalzen. Recht in de microfoon. Holly draaide zich om. Trubbels lag dubbelgeslagen en greep zijn buik vast.

‘Ik voel me niet lekker,’ kreunde hij. Dat was enigszins overbodig, gezien de plas kots die over zijn laarzen lag.

Korporaal Wurm haalde adem, misschien om een zin uit te spreken met daarin het woord ‘mama’. Wat er echter uit kwam, was een straal geconcentreerde gal. Jammer genoeg had Wurm niet de gelegenheid gehad zijn vizier open te zetten voor de misselijkheid toesloeg. Dat was geen fijne aanblik.

‘Ugh,’ zei Holly, terwijl ze op de open-knop voor het vizier van de korporaal drukte. Een tsunami aan omhooggekomen rantsoenen stroomde over Wurms stralingspak.

‘O, jezus,’ mompelde Root, terwijl hij zich met zijn ellebogen langs de broers werkte. Hij kwam niet erg ver. Eén stap over de drempel en ook hij stond te kotsen, net als de rest.

Holly richtte haar helmcamera op de zieke officieren. ‘Wat is hier in godsnaam aan de hand, Foaly?’

‘Ik ben aan het zoeken. Wacht even.’

Holly kon horen hoe er woest op computertoetsen werd geslagen.

‘Oké. Acuut braken. Ruimteziekte… O nee.’

‘Wat?’ vroeg Holly. Maar ze wist het al. Misschien had ze het aldoor al geweten.

‘Het komt door de toverkracht,’ barstte Foaly los, maar de woorden waren door zijn opwinding nauwelijks te ontcijferen. ‘Ze kunnen het huis niet binnengaan tot Fowl dood is. Het is een soort extreme allergische reactie. Dat betekent, geloof het of niet, dat betekent…’

‘Dat ze het hebben gered,’ maakte Holly zijn zin af. ‘Hij leeft. Artemis Fowl leeft.’

‘D’Arvit,’ kreunde Root, en hij kwakte nog een portie kots op de terracotta tegels.

Holly ging alleen verder. Ze wilde het met eigen ogen zien. Als Fowl’s lichaam hier was, zou dat bij het goud zijn, daar was ze van overtuigd.

Dezelfde familieportretten blikten boos naar haar omlaag, maar nu leken ze eerder zelfvoldaan dan streng. Holly was in de verleiding om een paar vlammen uit de Neutrino 2000 op ze af te vuren. Maar dat was tegen de regels. Als Artemis Fowl hen had verslagen, dan moest dat maar. Er zouden geen vergeldingsmaatregelen volgen.

Ze liep de trap af naar haar cel. De deur zwaaide ook nog een beetje heen en weer van de schok van de biobom. Een solinium-vlam schoot de kamer rond als een gevangen blauwe bliksemschicht. Holly ging naar binnen, toch een beetje bang voor wat ze daar te zien zou krijgen, of juist niet.

Er was niets. Niets doods in elk geval. Alleen goud. Om en nabij tweehonderd baren. Opgestapeld op het matras van haar bed. Keurig nette militaire rijen. Die goeie ouwe Butler, de enige mens die het ooit tegen een trol had opgenomen en won.

‘Commandant? Hoort u mij? Over.’

‘Ik hoor je, kapitein. Aantal doden?’

‘Geen doden, meneer. Ik heb de rest van het losgeld gevonden.’

Er volgde een lange stilte.

‘Blijf eraf, Holly. Je kent de regels. We trekken ons terug.’

‘Maar, meneer. Er moet toch een manier zijn…’

Foaly mengde zich in het gesprek. ‘Geen gemaar, kapitein. Ik tel hier de seconden af tot het daglicht aanbreekt, en ik voorzie problemen als we om twaalf uur ’s middags moeten vertrekken.’

Holly zuchtte. Hij had gelijk. Het Volk kon zijn vertrektijd kiezen, zolang ze maar weggingen voor het veld oploste. Het maakte haar alleen razend dat ze door een mens verslagen waren. En ook nog eens een pubermens.

Ze keek nog één keer de cel rond. Hier was een grote bal vol haat geboren, realiseerde ze zich, en daar moest ze toch vroeg of laat een keer mee in het reine zien te komen. Holly duwde haar pistool terug in zijn holster. Liever vroeg dan laat. Fowl was dit keer de winnaar, maar iemand als hij zou niet in staat zijn op zijn lauweren te rusten. Hij zou terugkomen met een ander plannetje om geld te scoren. En als hij kwam, dan zou Holly Short hem staan op te wachten. Met een groot geweer en een glimlach.

Aan de grens van de tijdsstop was de grond zacht. Een half millennium slechte ontwatering uit de middeleeuwse muren had de fundering min of meer in een moeras veranderd. En dat was dus de plek waar Turf aan de oppervlakte kwam.

De zachte grond was niet de enige reden waarom hij precies deze plek had uitgekozen. De andere reden was de geur. Een goede tunneldwerg kan de geur van goud door een halve kilometer granietrots heen ruiken. Turf Graafmans had een van de beste neuzen van zijn branche.

De zweefkar dreef praktisch onbewaakt rond. Twee Beveiligings-agenten stonden naast het teruggekregen losgeld, maar op dit moment waren ze aan het giechelen om hun zieke commandant.

‘Die kan ’t mooi vergeten, hè, Mokkul?’

Mokkul knikte en deed Roots spuugtechniek na.

Mokkul Zwets’ pantomimevertoning zorgde voor de perfecte dekking voor een staaltje jatwerk. Turf blies zijn ingewanden flink schoon, en klauterde toen de tunnel uit. Als hij iets niet kon gebruiken, dan was het een plotselinge gasuitbarsting waardoor de elfBI op zijn aanwezigheid geattendeerd zou worden. Hij had zich geen zorgen hoeven maken. Hij had Mokkul Zwets met een natte stinkworm in het gezicht kunnen slaan, en dan had de vleugelelf er nog niets van gemerkt.

Binnen een paar seconden had hij een stuk of twintig baren naar de tunnel gebracht. Dit was het gemakkelijkste klusje dat hij ooit geklaard had. Turf moest een grinnik onderdrukken toen hij de laatste twee baren in het gat liet zakken. Julius had hem echt een dienst bewezen door hem in deze zaak te betrekken. Het had allemaal niet beter kunnen uitpakken. Hij was zo vrij als een vogeltje, rijk en, het mooiste van alles, ze dachten dat hij dood was. Tegen de tijd dat de elfBI erachter kwam dat het goud was verdwenen, zat Turf Graafmans al een half continent verder. Als ze er al achter kwamen.

De dwerg liet zich in de grond zakken. Hij zou een paar keer heen en weer moeten gaan om zijn gevonden schat weg te brengen, maar dat was het oponthoud wel waard. Met zo veel geld kon hij vervroegd met pensioen. Hij zou natuurlijk helemaal moeten verdwijnen, maar er begon zich al een plannetje in zijn ontspoorde geest te vormen.

Hij zou een poosje boven de grond gaan wonen. Zich vermommen als een menselijke dwerg, met een afkeer van licht.

Misschien kocht hij wel een penthouse met dikke gordijnen. In Manhattan misschien, of in Monte Carlo. Dat leek misschien vreemd, natuurlijk, een mensdwerg die zichzelf van de zon afschermde, maar hij zou wel een obsceen rijke dwerg zijn. En mensen zijn bereid elk verhaal te geloven, hoe buitenissig ook, als er iets voor ze te halen valt. Bij voorkeur iets groens dat je kunt vouwen.

Artemis hoorde een stem die zijn naam riep. Er zat een gezicht achter die stem, maar dat was onscherp, moeilijk te zien. Zijn vader misschien?

‘Vader?’ Het woord voelde vreemd in zijn mond. Ongebruikt. Roestig. Artemis deed zijn ogen open.

Butler stond over hem heen gebogen. ‘Artemis. Je bent wakker.’

‘Ah, Butler. Jij bent het.’

Artemis kwam overeind, en zijn hoofd tolde van de inspanning. Hij verwachtte dat Butlers hand hem bij zijn elleboog steun zou bieden. Maar die hand kwam niet. Juliet lag op een ligstoel, kwijlend op de kussens. Het drankje was duidelijk nog niet uitgewerkt.

‘Het waren maar slaappillen, Butler. Heel onschuldig.’

De ogen van de bediende glinsterden gevaarlijk. ‘Verklaar je nader.’

Artemis wreef in zijn ogen. ‘Later, Butler. Ik voel me een beetje…’

Butler versperde hem de weg. ‘Artemis, mijn zus ligt gedrogeerd op die bank. Ze heeft bijna het loodje gelegd. Verklaar je nader, zeg ik!’

Artemis realiseerde zich dat hij een bevel had gekregen. Hij overwoog of hij zich beledigd zou voelen, maar besloot toen dat Butler misschien wel gelijk had. Hij was te ver gegaan.

‘Ik heb je niet over die slaappillen verteld omdat je je er dan tegen zou verzetten. Dat is niet meer dan natuurlijk. En het was beslist noodzakelijk voor het plan dat we allemaal onmiddellijk in slaap zouden vallen.’

‘Het plan?’

Artemis liet zich in een gemakkelijke stoel zakken. ‘Het tijdsveld was de sleutel tot deze hele affaire. Dat was de troef die de elfBI achter de hand had. Daardoor zijn ze al die jaren al onverslaanbaar. Elk incident kan beheerst worden. Dat en de biobom vormen een geweldige combinatie.’

‘Maar waarom moesten we dan gedrogeerd worden?’

Artemis glimlachte. ‘Kijk eens uit het raam. Begrijp je het dan niet? Ze zijn weg. Het is voorbij.’

Butler keek door de vitrage. Het licht was fel en helder. Geen sprankje blauw. Niettemin was de bediende niet onder de indruk. ‘Nu zijn ze weg, ja. Maar vanavond zijn ze terug, dat geef ik je op een briefje.’

‘Nee. Dat is tegen de regels. We hebben ze verslagen. Het is voorbij.’

Butler trok een wenkbrauw op. ‘De slaappillen, Artemis?’

‘Ik zie het al, je laat je niet afleiden.’

Butlers antwoord bestond uit een onvermurwbare stilte.

‘De slaappillen. Goed dan. Ik moest een manier bedenken om aan het tijdsveld te ontsnappen. Ik heb het Boek doorgewerkt, maar er stond niets in. Geen enkele aanwijzing. Het Volk heeft zelf nog geen manier gevonden. Dus ging ik terug naar hun Oude Testament, toen hun leven en het onze nog met elkaar waren verstrengeld. Je kent de verhalen wel: elfen die ’s nachts schoenen repareerden, kabouters die huizen schoonmaakten. De tijd dat we nog tot op zekere hoogte naast elkaar leefden. Magische gunsten in ruil voor hun elfenbolwerken. De grootste was natuurlijk de kerstman.’

Butlers wenkbrauw sprong bijna van zijn gezicht af. ‘De kerstman?’

Artemis hief zijn handpalmen. ‘Ik weet het, ik weet het. Ik was zelf ook een ietsepietsie sceptisch. Ons gezamenlijk boegbeeld de kerstman stamt niet af van een Turkse heilige, maar is een schim van San D’Klass, de derde koning van de Boomelfen Dynastie. Hij wordt ook wel San de Misleide genoemd.’

‘Niet echt een titel om over naar huis te schrijven.’

‘Klopt. D’Klass dacht dat de hebzucht van het Moddervolk in zijn koninkrijk geremd kon worden door kwistig met geschenken te strooien. Eén keer per jaar trommelde hij alle tovenaars bij elkaar en die liet hij in uitgestrekte gebieden een grote tijdsstop organiseren. Dan werden hele horden vleugelelfen erop uitgestuurd om de cadeautjes af te leveren, terwijl de mensen sliepen. Dat werkte natuurlijk niet. Menselijke hebzucht kan nooit worden gestild, en zeker niet door geschenken.’

Butler fronste zijn wenkbrauwen. ‘Maar wat als de mensen… wij, wel te verstaan… Wat als we wakker waren geworden?’

‘Ah, ja. Uitstekende vraag. De kern van de zaak. We zouden niet wakker worden. Dat is de aard van de tijdsstop. Je behoudt de staat van bewustzijn waarmee je erin gaat, ongeacht hoe die is. Je kunt niet wakker worden en ook niet in slaap vallen. De laatste paar uur moet je de vermoeidheid in je botten hebben gevoeld, maar je geest stond niet toe dat je in slaap viel.’

Butler knikte. Via een omweg werd het toch allemaal een beetje duidelijker.

‘Dus mijn theorie was dat je alleen maar aan het tijdsveld kon ontsnappen door gewoonweg in slaap te vallen. Ons eigen bewustzijn was het enige dat ons gevangenhield.’

‘Je hebt wel akelig veel op basis van een theorie geriskeerd, Artemis.’

‘Niet alleen op een theorie. We hadden een proefpersoon.’

‘Wie? Ah, mevrouw Fowl.’

‘Ja. Mijn moeder. Door haar door medicijnen gestuurde slaap volgde zij de natuurlijke loop van de tijd, ongehinderd door het tijdsveld. Als ze dat niet had gedaan, zou ik me gewoon aan de elfBI hebben overgegeven en mijn hersens gewillig door hen hebben laten wissen.’

Butler snoof verachtelijk. Hij betwijfelde het.

‘En omdat we dus niet op een natuurlijke manier in slaap konden vallen, heb ik ons allemaal gewoon een dosis van moeders pillen toegediend. Eenvoudig als wat.’

‘Je bent er anders mooi vanaf gekomen. Eén minuut later…’

‘Klopt.’ De jongen knikte. ‘Het was op het eind heel erg spannend. Dat was nodig om de elfBI af te bluffen.’

Hij wachtte even zodat Butler de informatie kon verwerken. ‘Nou, vergeef je me?’

Butler zuchtte. Juliet lag op de ligstoel te ronken als een dronken zeeman. Hij moest plotseling glimlachen. ‘Ja, Artemis. Alles is vergeven. Alleen één ding…’

Ja’.

‘Dit nooit meer. Elfen zijn te… menselijk.’

‘Je hebt gelijk,’ zei Artemis, terwijl de kraaienpootjes rond zijn ogen dieper werden. ‘Dit nooit meer. We zullen onszelf in de toekomst tot smaakvoller ondernemingen beperken. Of dat allemaal legaal is, kan ik je niet beloven.’

Butler knikte. Dat was al heel wat. ‘Goed, jonge meester, moeten we dan nu niet eens bij je moeder gaan kijken?’

Artemis trok zo mogelijk nog bleker weg. Zou de kapitein haar belofte hebben gebroken? Daar had ze zonder meer alle recht toe.

‘Ja. Laten we dat maar eens gaan doen. Laat Juliet maar slapen. Ze heeft het verdiend.’

Hij richtte zijn blik omhoog, langs de trap. Hij durfde er niet op te hopen dat hij de elf kon vertrouwen. Hij had haar immers tegen haar wil gevangengehouden. Hij schold zichzelf in stilte uit. Stel je voor: haar met al die miljoenen laten gaan in ruil voor een wens. O, die lichtgelovigheid.

Toen ging de deur van de zolderkamer open.

Butler trok onmiddellijk zijn wapen. ‘Artemis, achter me. Indringers.’

De jongen hield hem met een zwaai van zijn hand tegen. ‘Nee, Butler. Ik denk van niet.’

Zijn hart bonkte in zijn oren, het bloed klopte in zijn vingertoppen. Zou het waar zijn? Zou het dan echt waar zijn? Op de trap verscheen een gestalte. Als een spookverschijning in een badjas, met nat haar van het douchen.

‘Arty?’ riep ze. ‘Arty, ben je daar?’

Artemis wilde antwoord geven, hij wilde met uitgestrekte armen de statige trap op rennen. Maar hij kon het niet. Zijn hersenfuncties hadden hem in de steek gelaten.

Angeline Fowl kwam de trap af, met een hand lichtjes op de leuning. Artemis was vergeten hoe gracieus zijn moeder kon zijn. Haar blote voeten dansten over de met tapijt beklede treden, en even later stond ze voor zijn neus.

‘Goedemorgen, liefje,’ zei ze vrolijk, alsof het een doodgewone dag was als alle andere.

‘M-moeder,’ stamelde Artemis.

‘Kom, geef me eens een kus.’

Artemis deed een stap naar voren en beantwoordde de omhelzing van zijn moeder. Die was warm en sterk. Ze had parfum op. Hij voelde zich de jongen die hij was.

‘Het spijt me, Arty,’ fluisterde ze in zijn oor.

‘Wat spijt u dan?’

‘Alles. De laatste paar maanden ben ik mezelf niet geweest. Maar alles wordt anders. Het wordt tijd dat ik eens ophoud met in het verleden te leven.’

Artemis voelde een traan op zijn wang. Hij wist niet zeker van wie die traan was.

‘En ik heb niet eens een cadeautje voor je.’

‘Een cadeautje?’ vroeg Artemis.

‘Natuurlijk,’ zei zijn moeder zangerig, terwijl ze hem omdraaide. ‘Weet je dan niet wat voor dag het vandaag is?’

‘Wat voor dag?’

‘Het is Kerstmis, domme jongen. Kerstmis! Daar horen toch cadeautjes bij, of niet?’

Ja, dacht Artemis. Traditie. De kerstman. San D’Klass.

‘En moet je zien hoe het er hier uitziet. Somber als een grafkelder. Butler?’

De bediende stak snel zijn Sig Sauer in zijn zak.

‘Ja, mevrouw?’

‘Bel Brown Thomas voor me. En de creditcardmaatschappij. Heropen mijn rekening. En zeg tegen Hélène dat ik kerstversiering wil. Met alles erop en eraan.’

‘Ja, mevrouw. Alles erop en eraan.’

‘O, en maak Juliet wakker. Ik wil dat mijn spullen naar de grote slaapkamer worden verhuisd. Die zolder is veel te stoffig.’

‘Ja, mevrouw. Ogenblikkelijk, mevrouw.’

Angeline Fowl stak haar arm door die van haar zoon. ‘Zo, Arty, en nu wil ik alles weten. Om te beginnen: wat is er hier gebeurd?’

‘Renovatie,’ zei Artemis. ‘De oude deuropening zat vol vocht.’

Angeline fronste haar wenkbrauwen, absoluut niet overtuigd. ‘Aha. En hoe is het op school? Weet je al wat je wilt worden?’

Terwijl hij met zijn mond deze alledaagse vragen beantwoordde, was Artemis’ hoofd aan het tollen. Hij was weer een jongen. Zijn leven ging ingrijpend veranderen. Om niet de aandacht van zijn moeder te trekken zouden zijn plannen nog slinkser moeten worden dan ze al waren. Maar dat was het hem wel waard.

Angeline Fowl had ongelijk. Ze had wel een kerstcadeautje voor hem meegenomen.