ONTVOERING

Artemis’ grote probleem was het lokaliseren: hoe moest hij een elf of een kabouter vinden? Het was zo’n geniepig stelletje wezens dat al god-weet-hoeveel millennia op aarde was en waar nog steeds niet één foto, niet één filmbeeldje of video-opname van was. Niet eens van die Loch-Ness-achtige flauwekul. Ze waren niet bepaald sociaal aangelegd. En ze waren slim ook – niemand had ooit de hand op elfengoud weten te leggen.
Maar er had ook nog nooit iemand toegang tot het Boek gehad.
En raadsels waren heel eenvoudig, als je de sleutel maar had.
Artemis had de Butlers in zijn studeerkamer ontboden, en sprak hen nu vanachter een minilessenaar toe. ‘Er zijn bepaalde rituelen die elke elf moet uitvoeren om zijn toverkracht weer op te laden,’ legde Artemis uit.
Butler en Juliet knikten, alsof dit een doodgewone uitleg was. Artemis bladerde door zijn versie van het Boek en koos een passage uit.
Uit de aarde bloeit op uwe kracht
wees dankbaar om deze gunst der macht
Pluk het magisch zaad waar u het ziet staan
Bij kronkelend water, oude eik en volle maan
En begraaf het ver van de plek waar u het vond
Artemis legde de tekst weg. ‘Begrijpen jullie het?’
Butler en Juliet bleven knikken, maar zagen er nog steeds volkomen verbijsterd uit.
Artemis zuchtte. ‘De elf of kabouter zit aan bepaalde rituelen vast. Bepaalde heel specifieke rituelen mag ik wel zeggen. Die kunnen we gebruiken om er een op te sporen.’
Juliet stak haar hand op, ook al was ze zelf vier jaar ouder dan Artemis.
‘Ja?’
‘Nou, het geval wil, Artemis,’ zei ze aarzelend, terwijl ze een pluk blond haar rond haar vinger draaide op een manier die de plaatselijke boerenpummels bijzonder aantrekkelijk vonden, ‘dat over die kaboutertjes.’
Artemis fronste zijn wenkbrauwen. Dat was een slecht teken. ‘Wat bedoel je, Juliet?’
‘Nou, kabouters. Je weet toch dat die niet echt zijn, hè?’
Butler kreunde. Het was eigenlijk zijn schuld. Hij was er nooit toe gekomen zijn zus over de ins en outs van deze missie in te lichten.
Artemis keek hem verwijtend aan. ‘Heeft Butler het hier dan nog niet met je over gehad?’
‘Nee. Moest dat dan?’
‘Ja, dat moest zeker. Misschien was hij bang dat je hem zou uitlachen.’
Butler kromp in elkaar. Dat was precies waar hij bang voor was. Juliet was de enige persoon ter wereld die hem met akelige regelmaat uitlachte. De meeste andere mensen deden dat één keer. Eén keer, meer niet.
Artemis schraapte zijn keel. ‘Laten we er verder even van uitgaan dat het elfenvolk daadwerkelijk bestaat, en dat ik geen wauwelende imbeciel ben.’
Butler knikte zwakjes. Juliet was nog niet overtuigd.
‘Goed dan. Zoals ik al zei: het Volk moet een speciaal ritueel volbrengen om zijn krachten opnieuw op te laden. Als ik het goed begrijp moeten ze een zaadje plukken van een oude eik in de bocht van een rivier. En dat moeten ze bij volle maan doen.’
Butlers ogen begonnen op te klaren. ‘Dus we hoeven alleen maar–’
‘De weersatellieten erop door te lopen, hetgeen ik al heb gedaan. Geloof het of niet, maar er zijn niet zo veel oude eiken meer – en dan ga ik ervan uit dat oud honderd jaar of meer betekent. Als je de bocht in de rivier en de volle maan erbij neemt, zijn er precies honderdnegenentwintig lokaties in dit land die in de gaten gehouden moeten worden.’
Butler grijnsde. Surveillance. Nu sprak de meester tenminste taal naar zijn hart.
‘Er moeten voorbereidingen worden getroffen voor de aankomst van onze gast,’ zei Artemis, terwijl hij een getypt A-viertje aan Juliet gaf. ‘Deze veranderingen moeten in de kelder uitgevoerd worden. Zorg daarvoor, Juliet. Exact zoals het daar staat.’
‘Oké, Arty.’
Artemis fronste zijn wenkbrauwen, maar heel lichtjes. Om redenen die hij zelf niet goed begreep vond hij het niet zo heel erg als Juliet hem bij het koosnaampje noemde waar zijn moeder hem altijd mee aansprak.
Butler krabde peinzend aan zijn kin.
Artemis zag het. ‘Vraag?’
‘Nou, kijk, Artemis. Die vleugelelf in Ho Chi Minh Stad…’
Artemis knikte. ‘Ik weet het. Waarom hebben we háár niet gewoon ontvoerd?’
‘Precies, meneer.’
‘In de Almanak van het Volk van Chi Lun, een manuscript uit de zevende eeuw dat uit de verdwenen stad Sh’shamo is overgeleverd, staat: “Als een elf eenmaal sterkedrank heeft gedronken met het Moddervolk” – dat zijn wij overigens – “zijn ze in de ogen van hun broers en zusters voor eeuwig dood.” Er was dus geen enkele garantie dat die elf ook maar een onsje goud waard was. Nee, goede vriend, we hebben vers bloed nodig. Alles duidelijk zo?’
Butler knikte.
‘Mooi. Dan zijn er nog een paar dingen die je voor onze uitstapjes bij maanlicht moet kopen.’
Butler bekeek het vel papier: basisvelduitrusting, een paar raadselachtige dingen, niet al te ingewikkeld, behalve… ‘Een zonnebril? Voor ’s nachts?’
Als Artemis glimlachte, zoals hij nu deed, verwachtte je bijna dat er vampiertanden uit zijn tandvlees te voorschijn zouden springen. ‘Ja, Butler. Een zonnebril. Vertrouw me nou maar.’
En dat deed Butler dan ook. Onvoorwaardelijk.
Holly activeerde de verwarming in haar pak en klom tot vierduizend meter. De Kolibrievleugels waren super-de-luxe. Op de batterijdisplay waren vier rode staven te zien – meer dan genoeg voor een snel tripje over het vasteland van Europa en over de Britse eilanden. De voorschriften luidden natuurlijk dat je altijd, indien mogelijk, over water moest reizen, maar Holly kon de verleiding nooit weerstaan om in het voorbijgaan de besneeuwde top van de hoogste Alp aan te tikken.
Het pak beschermde Holly tegen de ergste weersomstandigheden, maar ze kon de kou toch nog in haar botten voelen trekken. De maan leek gigantisch groot vanaf deze hoogte – ze kon de kraters op het oppervlak met gemak zien. Vanavond was het een volmaakte bol – een magische volle maan. De afdeling Immigratie zou zijn handen vol krijgen als de duizenden elfen met heimwee naar de oppervlakte onweerstaanbaar naar boven getrokken werden. Een groot percentage zou het halen, en zou waarschijnlijk in hun algehele vrolijkheid voor heel wat herrie zorgen. De buitenste laag van de Aarde zat vol illegale tunnels, en het was onmogelijk die allemaal in de gaten te houden.
Holly volgde de Italiaanse kust tot aan Monaco, en vandaar vloog ze over de Alpen naar Frankrijk. Ze was dol op vliegen, net als alle elfen. Volgens het Boek hadden ze ooit zelf vleugels gehad, maar de evolutie had hun die kracht ontnomen. Allemaal, behalve de vleugelelfen. Eén stroming dacht dat het Volk van vliegende dinosauriërs afstamde. Misschien van de pterodactylus. Een groot deel van de skeletbouw van het bovenlichaam was hetzelfde. Deze theorie zou in elk geval het kleine botknobbeltje op beide schouderbladen verklaren.
Holly speelde nog even met het idee om naar Disneyland Parijs te gaan. De elfBI had daar een paar undercoveragenten gestationeerd, van wie de meeste bij het Sneeuwwitje-sprookje werkten. Het was een van de weinige plekken op Aarde waar het Volk zich ongemerkt kon vertonen. Maar als een toerist een foto van haar wist te maken en die op internet zou zetten, dan zou Root haar beslist haar badge afnemen. Met een zucht van spijt vloog ze over de regen van kleurig vuurwerk onder haar.
Toen Holly eenmaal boven het Kanaal was, ging ze laag vliegen, dansend over de witgekamde golven. Ze riep de dolfijnen, en die kwamen naar de oppervlakte en sprongen op uit het water om een eindje met haar mee te reizen. Ze kon aan de dolfijnen zien dat de zee erg vervuild was – hun huid was wit uitgeslagen en ze hadden rode zweren op hun rug. Ze glimlachte wel, maar haar hart brak. Het Moddervolk had heel wat te verantwoorden.
Eindelijk doemde de kust voor haar op. Het oude land – Ierland. Éiriú, het land waar de tijd was begonnen. De meest magische plek op Aarde. Het was dan ook hier geweest, tienduizend jaar geleden, dat het oude elfenras, de Dé Danann, tegen de demon Fomorians had gevochten, en daarbij de beroemde Reuzenweg met hun krachtige magische explosies hadden uitgehouwen. Hier stond ook de Lia Fáil, de rots in het midden van het universum, waar de elfenkoningen en later de mens Ard Rí waren gekroond. En het was ook hier, spijtig genoeg, dat het Moddervolk het meest op de toverkracht was afge-stemd, en dat leidde weer tot een veel hoger Volk-waarnemingspercentage dan waar op Aarde ook. Gelukkig dacht de rest van de wereld dat de Ieren gek waren, een theorie die de Ieren zelf niet snel zouden rechtzetten. Ze hadden op een of andere manier in hun hoofd gezet dat elke elf, waar hij ook ging, een pot goud met zich mee sleepte. Het klopte inderdaad dat de elfBI een losgeldfonds had, vanwege de zeer riskante bezigheden van de officieren, maar daar had nog nooit een mens een klompje vanaf genomen. Dit weerhield de Ierse bevolking in het algemeen er echter niet van zich in de buurt van een regenboog op te houden in de hoop de bovennatuurlijke loterij te winnen.
Maar toch, als er één ras was waar het Volk genegenheid voor voelde, dan waren het wel de Ieren. Misschien kwam het door hun buitenissigheid, misschien door hun toewijding aan de craic, zoals ze het noemden. En als het Volk echt verwant was aan de mensen, zoals een andere theorie wilde, dan kon je er donder op zeggen dat het allemaal op Smaragdeiland begonnen was.
Holly riep een landkaart op haar polslokator op, en stelde die in op magische toplokaties. De beste plek zou natuurlijk Tara zijn, vlak bij de Lia Fáil, maar op een avond als deze zou elke traditionele elf met een pasje voor bovengronds daar rond de heilige plek aan het dansen zijn, dus die kon ze maar beter mijden.
Er was een tweederangsplek niet ver bij haar vandaan, een stukje terug van de zuidoostkust. Gemakkelijk vanuit de lucht te bereiken, maar afgelegen en te onguur voor de menselijke landrotten. Holly nam gas terug en daalde naar tachtig meter. Ze hupte over een stekelig, groenblijvend bos, en kwam uit op een in maanlicht badende wei. Een rivier sneed het veld als een kronkelende zilveren draad in tweeën, en daar, genesteld in de bocht van een meanderlus, stond de trotse eik.
Holly keek op haar lokator of er vormen van leven te bespeuren waren. Toen ze had besloten dat de koe die twee weilanden verderop stond geen bedreiging vormde, zette ze haar motoren uit en daalde neer bij de voet van de indrukwekkende boom.
Vier maanden lang patrouilleren. Zelfs Butler, de doorgewinterde professional, begon een grondige afkeer te krijgen van de lange nachten vol vochtigheid en insectenbeten. Gelukkig was het niet elke avond volle maan.
Het ging altijd precies hetzelfde. Ze gingen doodstil in hun met folie beklede schuilplaats zitten, Butler controleerde regelmatig zijn apparatuur en Artemis staarde zonder met zijn ogen te knipperen door de lens van de telescoop. Op avonden als deze leek de natuur oorverdovend in hun benauwde ruimte. Butler had zin om te fluiten, een praatje te maken, wat dan ook, om de onnatuurlijke stilte maar te verbreken. Maar Artemis’ concentratie was onverbiddelijk. Hij stond geen verstoring of aandachtsverslapping toe. Dit was werk.
Vanavond waren ze in het zuidoosten. De meest ontoegankelijke plek tot nu toe. Butler had drie keer heen en weer gemoeten naar de jeep om de apparatuur over een hekje, een moeras en twee weilanden te sjouwen. Zijn laarzen en broek waren aan flarden. En nu moest hij in de schuilplaats zitten terwijl het slootwater het zitvlak van zijn broek doordrenkte. Artemis was er op een of andere manier in geslaagd smetteloos te blijven.
De schuilplaats was een ingenieus ontwerp – er was al interesse getoond in de productierechten, met name uit militaire hoek, maar Artemis had besloten het patent aan een multinational in sportartikelen te verkopen. Hij was gemaakt van een elastisch polymeerfolie op een frame van glasvezel met ontelbaar veel scharnieren. Het folie, vergelijkbaar met het folie dat de NASA gebruikte, hield de warmte binnen en zorgde er tegelijkertijd voor dat het gecamoufleerde materiaal geen warmte uitstraalde. Hierdoor zouden dieren die gevoelig waren voor warmte hun aanwezigheid niet opmerken. Door de vele scharniertjes kon de schuilplaats zich bijna als een vloeistof bewegen, en dus van elke holte waar hij in werd gegooid de vorm aannemen. Kant-en-klare schuilplaats en gunstige waarnemingspost. Je deed de zak met klittenband gewoon in een gat en trok aan het touwtje.
Maar met alle vernuft van de wereld werd de sfeer er nog niet beter op. Er zat Artemis iets niet lekker. Dat zag je aan het web van vroegtijdige rimpeltjes dat vanuit de hoek van zijn donkerblauwe ogen uitwaaierde.
Na een paar nachten van vergeefs wachten wist Butler genoeg moed te verzamelen om het te vragen…
‘Artemis,’ begon hij aarzelend, ‘ik weet dat het mijn zaken niet zijn, maar ik weet dat er iets niet in de haak is. En als ik iets kan doen om te helpen…’
Artemis zei een paar tellen niets – in die tellen zag Butler het gezicht van een kleine jongen. De jongen die Artemis geweest had kunnen zijn.
‘Het komt door mijn moeder, Butler,’ zei hij ten slotte. ‘Ik begin me af te vragen of ze ooit…’
Toen flitste het rode lampje van het naderingsalarm aan.
Holly hing de vleugels over een lage tak en deed het bandje van haar helm los om haar oren wat lucht te geven. Je moest voorzichtig zijn met elfenoren: een paar uur in de helm en ze begonnen al te schilferen. Ze masseerde de punten. Gelukkig was de huid niet droog. Dat kwam omdat ze die dagelijks met vochtinbrengende crème insmeerde, in tegenstelling tot mannelijke elfBI-officieren. Als die hun helm afzetten was het net of het begon te sneeuwen.
Holly bleef even staan om van het uitzicht te genieten. Ierland was zonder meer een heel mooi land. Zelfs het Moddervolk was niet in staat geweest dat kapot te maken. Nog niet in ieder geval. Nog een paar eeuwen, en dan hadden ze ook dat voor elkaar. De rivier kronkelde vriendelijk, als een zilveren slang, sissend waar het water over een stenige bedding tuimelde. De eikenboom hing er krakend overheen, en zijn takken schuurden in de stevige bries tegen elkaar.
Aan het werk nu. Als ze daar eenmaal mee klaar was, kon ze nog de hele avond de toerist uithangen. Een zaadje. Ze had een zaadje nodig. Holly boog zich naar de grond en veegde de droge bladeren en takjes van de klei. Haar vingers sloten zich om een glad eikeltje. Fluitje van een cent, toch? Ze hoefde hem nu alleen nog maar ergens anders te planten en dan zouden haar krachten weer toestromen.
Butler controleerde de draagbare radar en zette het geluid zachter voor het geval de apparatuur hun positie zou verraden. De rode lijn ging met een gekmakende traagheid over het scherm, en toen… Flits! Een staande figuur naast de boom. Te klein voor een volwassene, de verkeerde proporties voor een kind. Hij keek naar Artemis en stak zijn duimen omhoog. Dat zou er een kunnen zijn.
Artemis knikte en zette de spiegelende zonnebril op. Butler volgde zijn voorbeeld en duwde snel het beschermkapje voor de nachtkijker van zijn wapen. Dit was geen gewoon pijltjesgeweer. Het was speciaal gemaakt voor een Keniaanse ivoorjager en had de reikwijdte en het snelvuurvermogen van een kalasjnikov. Butler had het voor een habbekrats gekocht van een ambtenaar, nadat de ivoorstroper terechtgesteld was.
Ze kropen muisstil de nacht in. De kleine gestalte vóór hen maakte een geval van zijn schouders los en tilde een het hele gezicht bedekkende helm van een hoofd dat beslist niet menselijk was. Butler sloeg de riem van zijn geweer twee keer om zijn pols en trok de kolf tegen zijn schouder. Hij activeerde de kijker en… midden op de rug van de figuur verscheen een rode stip. Artemis knikte en zijn bediende haalde de trekker over–
Ondanks een kans van één op een miljoen was dat precies het moment waarop de figuur zich naar de grond boog.
Boven Holly’s hoofd zoefde iets, iets wat in het licht van de sterren glinsterde. Holly had genoeg veldervaring om te weten dat ze onder vuur lag, en onmiddellijk krulde ze haar elfenlijfje op tot een bal om een zo klein mogelijk doelwit te vormen.
Ze trok haar pistool en rolde naar de beschutting van de boomstam, haar hersenen pijnigend over de mogelijkheden. Wie zou er op haar schieten, en waarom?
Naast de boom stond iets te wachten. Iets wat grofweg de grootte van een berg had, maar heel wat mobieler was.
‘Leuke erwtenschieter,’ grijnsde de berg, en hij nam Holly’s wapenhand in een vuist ter grootte van een koolraap. Holly wist haar vingers een nanoseconde voordat ze als brosse spaghetti zouden breken, los te wurmen.
‘Ik neem aan dat je niet wilt overwegen je vreedzaam over te geven?’ zei een kille stem achter haar.
Holly draaide zich om, haar ellebogen omhoog, klaar voor de strijd.
‘Ah,’ zuchtte de jongen. ‘Niet dus.’
Holly zette haar beste moedige gezicht op. ‘Achteruit, mens.
Je weet niet wie je voor je hebt.’
De jongen lachte. ‘Ik denk dat jij degene bent, elf, die niet op de hoogte is van de feiten.’
Elf? Hij wist dat ze een elf was.
‘Ik heb toverkracht, modderworm. Genoeg om jou en je gorilla in varkensdrek te veranderen.’
De jongen kwam een stap dichterbij. ‘Moedige woorden, dame, maar niettemin gelogen. Als je, zoals je zei, toverkracht had, dan zou je die ongetwijfeld al wel gebruikt hebben. Nee, ik denk dat je het te lang zonder het Ritueel hebt gedaan en dat je hier bent om je krachten weer op te laden.’
Holly was met stomheid geslagen. Hier stond een mens voor haar neus die heel nonchalant de heilige geheimen spuide. Dit was rampzalig. Catastrofaal. Dit kon het einde van generaties lange vrede betekenen. Als de mensen op de hoogte waren van subculturen onder elfen, dan was het slechts een kwestie van tijd voor de soorten elkaar de oorlog verklaarden. Ze moest iets doen, en ze had nog maar één wapen in haar arsenaal.
De mesmer is de laagste vorm van toverkunst en je hebt er maar een heel klein beetje kracht voor nodig. Er zijn zelfs mensen die er talent voor hebben. Zelfs de meest krachteloze elf is in staat elk levend menselijk wezen volslagen kierewiet te maken.
Holly riep het laatste piezeltje toverkracht van onder uit haar schedel op. ‘Mens,’ zei ze met gedragen stem, die plotseling galmde van de bastonen. ‘Jouw wil is de mijne.’
Artemis glimlachte, veilig achter zijn spiegelende bril. ‘Dat durf ik te betwijfelen,’ zei hij, en hij knikte kortaf.
Holly voelde hoe de pijl het verstevigde materiaal van haar pak doorboorde, waar hij zijn lading curare en op succinylcholine chloride gebaseerd kalmeringsmiddel in haar schouder deponeerde. De wereld loste zich ogenblikkelijk op in een reeks op en neer dansende kleurige bellen, en hoe Holly ook probeerde, ze leek maar één gedachte te kunnen vasthouden, en die gedachte was: hoe wisten ze dat? – hij wervelde door haar hoofd terwijl ze in bewusteloosheid wegzakte. Hoe wisten ze dat? Hoe wisten ze dat? Hoe wisten ze…
Artemis zag de pijn in de ogen van het wezentje toen de holle naald in haar lichaam drong. En heel even had hij een slecht voorgevoel. Een vrouw. Dat had hij niet verwacht. Een vrouw, net als Juliet, of moeder. Toen ging dat moment voorbij en was hij zichzelf weer.
‘Goed schot,’ zei hij, en hij boog zich voorover om hun gevangene goed te kunnen bekijken. Inderdaad beslist een meisje. Nog knap ook. Op een spitse manier.
‘Meneer?’
‘Hm?’
Butler wees naar de helm van het wezentje. Die lag half begraven in een berg bladeren waar de elf hem had laten vallen. Uit de bol kwam een zoemend geluid.
Artemis pakte het geval bij de riempjes op, op zoek naar waar het geluid vandaan kwam.
‘Aha, daar hebben we ’m.’ Hij plukte de camera uit zijn houder, en lette daarbij goed op dat de lens van hem af wees. ‘Elfentechnologie. Heel indrukwekkend,’ mompelde hij terwijl hij de batterij uit de gleuf wipte. De camera piepte en ging toen uit. ‘Loopt op kernenergie, als ik me niet vergis. We moeten zorgen dat we onze tegenstanders niet onderschatten.’
Butler knikte en liet hun gevangene in een grote plunjezak glijden. Nog iets wat over twee velden, een moeras en een hekje moest worden gesleept.