2
Te uwer eer en glorie

‘Moet die domme gans bij ons in de kamer zitten?’ zeiden zij. ‘Wie brood wil eten moet het verdienen; eruit met die keukenmeid.’ Zij namen haar mooie kleren weg, deden haar een oud grijs jak aan en gaven haar klompen aan de voeten. ‘Kijk eens hoe fraai onze prinses uitgedost is,’ riepen ze lachend en brachten haar naar de keuken. Daar moest het meisje van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat hard werken, voor dag en dauw opstaan, water halen, het vuur aanmaken, koken en wassen. Bovendien deden de zusters al het mogelijke om haar verdriet te doen, ze bespotten haar en strooiden de erwten en linzen in de as, zodat zij ze weer moest gaan zitten uitzoeken. ’s Avonds als zij moe was van het werken, mocht zij niet in een bed gaan slapen, maar moest zij bij de haard gaan liggen, en omdat zij er daardoor altijd stoffig en vuil uitzag noemde men haar Assepoester.’ 13

Stel je wordt uitgenodigd voor een feestje. Je verheugt je erop en trekt je beste pak aan. Eenmaal daar aangekomen word je nauwelijks welkom geheten en al snel krijg je een theedoek in je handen gedrukt en word je de keuken in geloodst, waar de afwas wacht. Aan die afwas komt geen eind, het hele feestje gaat grotendeels langs je heen. Na afloop zegt de gastvrouw nauwelijks ‘bedankt’ en je kunt gaan. Hoe zou je je dan voelen? Gebruikt en voor de gek gehouden! Bedrogen en vernederd! Zo gebruikt en vernederd als Assepoester kunnen volwassen kinderen zich voelen wanneer ze ontdekken dat ze slechts of voornamelijk dienden om hun ouders op hun wenken te bedienen. Natuurlijk kun je die theedoek weigeren, maar niet als je vier jaar bent, als je afhankelijk bent, niet als je niet beter weet.

Wanneer een kind door zijn ouders ‘uitgenodigd’ wordt om aan het feestje des levens deel te nemen gaat het lang niet altijd om het kind zelf. Ouders zetten vaak kinderen op de wereld omdat ze zelf erg behoeftig zijn en bewust of onbewust hopen dat het kind in al hun noden zal voorzien. Een kind wil graag aan die verwachtingen voldoen omdat het van zijn ouders houdt, altijd en tot in lengte van dagen… ook wanneer de ouders niet van hem of haar houden.

Kindertjes voor het bloeden

Niet alle mensen met een moeilijke jeugd hebben een sterke partnerwens en een sterke kinderwens, maar het komt vaak voor dat een onveilige of traumatische jeugd de partner- en kinderwens versterkt. Onvervulde behoeften en innerlijke psychische conflicten vragen om vervulling en om oplossingen. Ze vormen een onevenwichtigheid in onszelf waarbij we ons niet prettig voelen. In feite streven we bewust – maar vooral ook onbewust – altijd naar een evenwicht, in ons leven, in onze relaties en vooral ook in onszelf. De sterke partner- en kinderwens kan een verborgen wens zijn naar ‘heling’ van oude wonden. Er kan een diep verlangen achter schuilgaan naar iemand die onvoorwaardelijk van je houdt. De partner en de kinderen moeten dan de pleister op de wonde worden, de doekjes voor het bloeden… Zo kan bijvoorbeeld de man met sterke kinderwens, die slechts ‘tot eer en glorie’ van zijn ouders leefde, onbewust de wens koesteren ‘iemand helemaal alleen voor zichzelf’ te willen bezitten. Een dochter die in relatie tot haar ouders nauwelijks van betekenis was, heeft wellicht de behoefte om in een relatie met haar partner en eigen kind alsnog van grote betekenis te worden; ze dringt zich dan bijvoorbeeld voortdurend aan hen op. Wanneer ze vroeger vaak in de steek werd gelaten, wil ze zich misschien erg graag binden aan iemand die altijd bij haar zal blijven. En een man die vroeger onmachtig was, wil nu misschien juist te veel macht… over zijn vrouw en over zijn kind! Wanneer een jonge vrouw vroeger faalde in de ogen van ouders, zal ze nu mogelijk aan haar ouders willen laten zien dat ze wel wat kan… en het ‘ideale huwelijk’ en het arme doch ‘geweldig opgevoede’ kind moeten daarvan het bewijs zijn. Als ze vroeger ongelukkig was, zullen haar partner en haar kind haar eindelijk gelukkig moeten maken.

Ouders die ‘noodlijdend’ zijn, zoals Gaby Stroecken het noemt in haar boek Het miskende kind in onszelf,14 zullen hun kinderen ‘narcistisch bezetten’. Narcistisch betekent: ‘de zelfliefde betreffend’. Je spreekt van narcistische bezetting wanneer het kind voornamelijk dient ter opbouw en instandhouding van een positief gevoel van eigenwaarde van zijn of haar ouders, en wanneer het kind onvervulde wensen en verlangens van de ouders moet vervullen.

Het kind heeft vertrouwen in zijn omgeving en het schenkt deze ook vertrouwen. Door de noodlijdendheid van de ouders wordt dit vertrouwen geschonden. De onschuldige baby wordt verraden. In de eerste plaats door datgene wat ouders ‘nalaten’ te doen: te weinig koestering geven, het kind niet zien in zijn eigenheid en deze eigenheid niet respecteren. Op de tweede plaats wordt het vertrouwen van het kind geschonden door datgene wat ze het kind ‘aandoen’: het kind vormen naar het beeld dat zij er van hebben, een beeld dat voortkomt uit het eigen vervormde zelfbeeld, gebaseerd op de trauma’s uit de eigen kindertijd.

Er zijn dus heel veel oneigenlijke redenen om een partner en kinderen te willen. Oneigenlijk, omdat partners en kinderen niet bedoeld zijn om openstaande rekeningen te vereffenen. Verwonde kinderen die ouders zijn geworden en de kinderen als doekjes voor het bloeden gebruiken, hebben eigenlijk nog een appeltje te schillen met hun eigen ouders, maar ze schillen dat appeltje niet omdat ze vermoeden dat het te bitter zal smaken.

Het monsterverbond15

Onvolwassen en onverantwoord ouderschap begint dus meestal met een gedreven zoektocht naar een partner, die niet zelden uitmondt in een foute partnerkeuze. Een problematische partnerkeuze, ook wel een neurotische partnerkeuze genoemd, is grotendeels gebaseerd op de hiervoor genoemde onvervulde verlangens, onverwerkte conflicten en gebeurtenissen uit het verleden. Een gezonde partnerkeuze is gebaseerd op een (min of meer) verwerkt verleden, op een grotere mate van autonomie, op de mogelijkheid om echt een diepe en intieme verbinding aan te kunnen gaan. De partner mag het ‘beleg op de boterham’ zijn, maar hoeft niet het brood zelf te zijn. Beiden zijn bij elkaar omdat ze elkaar erg leuk, lief en aardig vinden, omdat interessen overeenkomen en omdat de aanwezigheid van die ander iets toevoegt aan het toch al prettige leven.

In het boek Het monsterverbond wordt uitgelegd hoe neurotische relaties gedoemd zijn te mislukken. Mensen die een ‘monsterverbond’ sluiten (een tegennatuurlijk verbond, dat groei en ontwikkeling tegengaat) zijn psychisch onvolwassen gebleven – in feite zijn het beschadigde kinderen. Het zijn de slachtoffers van een onveilige of traumatische jeugd zonder dat zij dat zelf altijd beseffen. Ze klampen zich als drenkelingen aan elkaar vast en gaan samen in een soort van draaikolk ten onder.

Wanneer twee beschadigde mensen een relatie aangaan ontstaat er een soort ‘gezamenlijke dans’, een soort van onbewust heimelijk verbond, een onbewust samenspel, gebaseerd op en gecentreerd rondom oude, onverwerkte, persoonlijke conflicten. Deze gezamenlijke ‘dans’ versterkt vaak de ongunstige persoonlijkheidsproblemen van beide partners, waardoor ze samen steeds meer ‘uit de maat’ raken.

Als er uit deze relaties kinderen geboren worden, komt het broze evenwicht nog meer onder druk te staan en worden de kinderen meestal betrokken bij dit onbewuste samenspel, bij deze gezamenlijke dans, in een poging het evenwicht te herstellen of te handhaven.

Het gevende kind

Een kind is zeer geschikt als projectiescherm voor alle onvervulde verlangens en conflicten van zijn onvolwassen en beschadigde ouders, omdat kinderen als baby eerst nog tamelijk ‘blanco’ lijken te zijn qua persoonlijkheid. Natuurlijk zijn er in aanleg al allerlei talenten en eigenschappen aanwezig, maar die moeten gedurende zijn of haar ontwikkeling nog duidelijk worden en verder ontkiemen.

Een kind is als een stuk vruchtbare grond: in aanleg is alles aanwezig. De grond draagt oude sterke zaden van vorige generaties in zich, die prachtige planten en bloemen kunnen worden. Misschien huizen er ook onkruidzaden en ziektekiemen in de grond, maar met de juiste verzorging zullen de bloemen waarschijnlijk in de meerderheid zijn. Onvolwassen ouders vertrouwen niet op de eigen ‘kiemkracht’ van hun kinderen. Ze hebben moeite om het kind te laten zijn zoals het in wezen is en zich toont aan zijn of haar omgeving. Ze ‘rukken’ misschien alles ruw uit de grond wat vanzelf opkomt, en ‘planten’ van alles in hun kinderen wat niet zal aanslaan. Ook zullen ze wat zij voor ‘onkruid’ aanzien bestrijden met de gifspuit waardoor er helemaal niets meer zal groeien – of de bloem wordt in de knop gebroken omdat ze de bloeiende natuur schaamteloos en onbescheiden vinden. Misschien zijn ze wel jaloers op de bloemen van het kind en confronteert dat hen op die manier te veel met de tijd dat ze zelf in hun bloei werden geknakt.

Onvolwassen ouders zien vooral wat ze willen zien; ze neigen ertoe hun eigen waarneming te bevestigen en gaan zich daarnaar gedragen. Kinderen zullen zich juist vaak gedragen naar wat de ouders van hen verlangen, over hen zeggen en in hen projecteren, omdat ze zich op de eerste plaats natuurlijk niet echt bewust zijn van de projecties en manipulaties van hun ouders. Stroecken16 schrijft hierover: ‘Een kind kan het onderscheid niet maken tussen liefde en narcistische bezetting.’ Het is vol vertrouwen en naïef, ervaart zijn opvoeders als groot, machtig en belangrijk en wijs, en dus klopt het altijd wat ze van hem willen en over hem zeggen.

Op de tweede plaats zijn kinderen zeer ‘geschikt’ om te worden uitgebuit, geëxploiteerd en ingezet voor eigen ‘gebruik’, omdat ze afhankelijk van hun ouders zijn. Doet het kind niet wat de ouder verlangt, dan volgt er straf, afwijzing enzovoort. Zonder verzorging is het kind gedoemd tot sterven, dus instinctief zal het zich aanpassen aan de machtige partij waarvan het afhankelijk is. Op de derde plaats wil het kind ook aan de verwachtingen van zijn ouder voldoen omdat een kind wil geven en wil helpen. Kinderen hebben een bijna onuitputtelijke behoefte om aan hun ouders te geven, ze dragen een bron van liefde in zich, waaruit ze lang kunnen tappen, maar ouders zien dit gevende en helpende gedrag van hun kinderen lang niet altijd.

Ivan Boszormenyi-Nagy, een Hongaarse gezinstherapeut, benadrukt in zijn werk en in zijn boek Invisible Loyalties17 hoe het kind altijd wil geven aan beide ouders. In een redelijk gezonde gezinssituatie krijgen kinderen de mogelijkheden om te geven, maar ze worden daarin niet overvraagd en het gevende gedrag wordt ook erkend en gezien. De ouders maken aan het kind duidelijk dat ze het waarderen om de persoon die het is en om wat het doet. Het kind weet dat het bijdraagt aan het levensgeluk van zijn ouders, niet zozeer vanwege alles wat het voor hen doet, maar juist vanwege de manier waarop, om wie het in wezen is en nog moet worden.

Juist vanwege die behoefte om te geven aan zijn ouders zal het kind de uitgesproken en onuitgesproken wensen en verlangens van zijn ouders oppikken en aanvoelen en zal het proberen die wensen en verlangens te vervullen, ook wanneer dit onmogelijk is. Het kind zal zelf dus actief willen deelnemen aan ‘het onbewuste samenspel’, de ‘gezamenlijke dans’ van zijn onvolwassen ouders, om zo bij te dragen aan het individuele welzijn van de ouders en aan het gezinsevenwicht, ook wanneer dit een gestoord evenwicht is en ook wanneer de ‘dans’ het kind zelf bijna de kop kost. De uitgesproken wensen, eisen en verwachtingen kunnen beklemmend, tegenstrijdig en verwarrend zijn, maar onuitgesproken wensen en verlangens zijn veel funester: het zijn die opdrachten die niet opgedragen worden, maar niettemin op subtiele wijze worden gecommuniceerd.

Wanneer ouders psychisch onvolwassen zijn en hun kinderen ‘narcistisch bezetten’, hun niet kunnen geven wat ze nodig hebben en hen betrekken bij het ‘dwangmatige onbewust samenspel’ in de relatie, raken kinderen structureel beschadigd en overbelast. Ze kunnen dan niet worden wie ze in potentie zijn. Ze zijn als het ware de steunpilaren van hun ouders. In plaats van dat de ouders de kinderen dragen, ‘dragen’ nu de kinderen de ouders. In zo’n situatie kunnen de ouders het gezin niet op een goede manier aansturen en kan het gezin als geheel niet naar behoren functioneren.

Starre gedragspatronen

Hoe zou een gezin dan moeten functioneren? Op de eerste plaats heeft het gezin als functie en taak de individuele gezinsleden te voeden, te verzorgen en te beschermen tegen gevaar. Daarnaast moeten de kinderen opgevoed en begeleid worden op weg naar volwassenheid. Tegelijkertijd vindt in het gezin als sociale groep ook cultuuroverdracht plaats: we leren van onze ouders wat in de maatschappij waarin wij opgroeien, acceptabel en normaal is en wat niet. Er vindt dus een overdracht van waarden en normen plaats en we leren allerlei sociale en praktische vaardigheden, zodat we ons later in de maatschappij zullen kunnen handhaven. Om deze functies van het gezin goed tot hun recht te laten komen, moet een gezin als sociale groep – met de ouders aan het hoofd en als constante factor – zich voortdurend ontwikkelen en transformeren. De omgang met elkaar en met anderen buiten het gezin moet kunnen veranderen naar gelang de behoeften van de individuele gezinsleden in de verschillende leeftijdsfasen. Ouders hebben bijvoorbeeld andere opvoedingscapaciteiten nodig en gaan anders met hun kleine kinderen om dan met pubers. Binnen de gezinstherapie spreken we dan ook van de verschillende ‘gezinsfasen’ waarin een gezin zich kan bevinden.

Problematische ouders hebben onvoldoende persoonlijke en relationele mogelijkheden om te transformeren, ze kunnen hun gedrag niet afstemmen op de behoeften van hun kinderen in de verschillende leeftijdsfasen en ze hebben een vrij beperkt arsenaal aan gedragsmogelijkheden, die in de ene fase wel adequaat kunnen zijn, maar in de andere totaal niet. Wanneer ouders maar een beperkt gedragsrepertoire hebben, ontstaan er al snel starre gedragspatronen in het gezin. Deze patronen vormen een soort van ‘netwerk van spoorlijnen’, waarlangs het gedrag van ieder gezinslid zich telkens manifesteert. Er ontstaat dus een zeer vast omlijnde manier van doen van alle gezinsleden, waarbij de ouders meestal niet op de behoeften achter het gedrag van het kind reageren, maar op het gedrag zelf. Als Marietje bijvoorbeeld vervelend doet, vraagt moeder zich niet af waaróm ze zo lastig is, maar reageert ze steeds op dezelfde manier, met dezelfde scheldwoorden, en vader doet er direct nog een schepje bovenop, waarna Marietje steevast begint te huilen; haar oudere zusje probeert het altijd voor haar op te nemen, maar het jongere broertje grijpt zijn kans en probeert juist op dat moment bij mama in een goed blaadje te komen… De gedragingen van de verschillende gezinsleden versterken elkaar, de patronen worden steeds manifester, maar in deze gezamenlijke ‘rituele dans’ is er toch ook weer sprake van een zeker evenwicht – al is dat een gestoord evenwicht. Sommige gedragspatronen in gezinnen zijn beter te voorspellen dan de vertrektijden van de treinen bij de NS.

Kluwen- en loszandgezinnen

Je hebt gezinnen waarin de verschillende gezinsleden met hun voorkeursgedrag voortdurend te sterk bij elkaar betrokken zijn en waarbij kinderen in grote mate de behoeften van hun ouders moeten vervullen. Deze gezinnen worden vanwege hun overbetrokkenheid wel kluwengezinnen genoemd. In deze gezinnen bemoeit iedereen zich met de ander in positieve of negatieve zin, maakt zich zorgen om hem of haar. Het verdriet van de een is onmiddellijk het verdriet van de ander, maar ook een ruzie tussen twee wordt een ruzie van het hele gezin. Het woord privacy kennen ze niet. Buitenstaanders worden meestal geweerd, het contact met de buitenwereld blijft beperkt tot het hoognodige. Het zijn gesloten gezinnen, die bol kunnen staan van de problemen; hulp wordt echter niet snel gevraagd of toegelaten, want ‘we lossen onze problemen zelf wel op’.

Er bestaan ook loszandgezinnen. In deze gezinnen getuigen de vaste gedragspatronen van te weinig onderlinge betrokkenheid. Ieder gaat zijn of haar eigen gang, de een weet niets van de ander. Ouders weten meestal niet waar hun kinderen uithangen, ze weten niets van de problemen van hun kinderen… enzovoort.

Problematische gezinnen zijn meestal te loszand- of te kluwenachtig. Over het algemeen wordt aangenomen dat met deskundige hulp kluwengezinnen wel wat ontward kunnen worden, maar loszandgezinnen zijn moeilijk te ‘plakken’. Met andere woorden: je kunt mensen wel leren elkaar iets meer met rust te laten, elkaars grenzen en privacy te respecteren, enzovoort, maar betrokkenheid en belangstelling voor elkaar aanleren is veel moeilijker.

In gezonde gezinnen zijn de gezinsleden onderling wel sterk bij elkaar betrokken, maar de individuele leden worden ook gestimuleerd tot zelfstandig gedrag, in het nemen van eigen beslissingen en verantwoordelijkheid, en onderlinge verschillen mogen er zijn. De omgangsvormen en rollen zijn minder rigide (er is minder kluwen- of loszandgedrag) en kunnen veranderen naar gelang de situatie of de taak van dat moment. De grenzen ten opzichte van de buitenwereld zijn flexibel, ze zijn niet gesloten – bezoekers, vrienden enzovoort zijn van tijd tot tijd zeer welkom – maar de deur blijft soms ook even dicht, opdat het gezin even als gezin bij elkaar kan zijn. Conflicten worden in een gezond gezin niet vermeden, maar worden zoveel mogelijk opgelost en ouders lossen hun problemen zelf ook grotendeels op, desnoods met behulp van mensen buiten het gezin, en belasten hun kinderen er niet mee.

Noodsignalen18

Er kunnen tal van oorzaken zijn waarom ouders hun gezinnen niet runnen zoals het zou moeten, maar toch is er een drietal grote lijnen te onderscheiden.

Op de eerste plaats zijn er ouders die structureel slecht in hun vel zitten, zeer prikkelbaar of labiel zijn vanwege allerlei maatschappelijke, persoonlijke en of relationele problemen, waardoor ze de kinderen nauwelijks kunnen verdragen. Deze ouders beseffen soms wel dat ze niet goed functioneren, maar ze hebben zichzelf niet in de hand. Ze laten zich te veel door hun problemen bepalen en belasten hun kinderen er te veel mee.

Vervolgens zijn er ouders die geen idee hebben hoe je met kinderen moet omgaan, omdat ze zelf nooit fatsoenlijk zijn behandeld door hun eigen ouders. De kinderen worden onbeschaamd ingezet voor eigen welzijn en gebruik, op een ander moment weer genegeerd, niet begrepen, afgeblaft, vernederd, gekleineerd. Aan tafel worden zaken besproken die niet voor kinderoren bestemd zijn, de kinderen zien dingen die ze beter niet kunnen zien en moeder maakt ruzie met haar driejarige kleuter alsof het kindje een volwassene is. Deze ouders hebben een enorm gebrek aan pedagogische vaardigheden en zouden eigenlijk lange tijd begeleiding nodig hebben.

Ten slotte zijn er ook ouders die zo onverschillig en egocentrisch zijn dat ze nauwelijks naar hun kinderen omkijken. Ze hadden misschien nooit kinderen gewild, maar die kwamen toch, enkel omdat de ouders vergaten of te onwillig of onverschillig waren om voorbehoedsmiddelen te gebruiken en het op een gegeven moment te laat was voor een abortus. Wanneer kinderen op deze manier ‘ontvangen’ worden, zullen ze in de verste verte niet de positieve aandacht krijgen die ze nodig hebben om gezond op te groeien. Het perspectief voor deze kinderen is erg slecht. Deze ouders zijn zelfs met gedwongen hulpverlening vaak moeilijk te motiveren hun verantwoordelijkheden op te pakken.

Kinderen kunnen zeer duidelijk zichtbaar en ernstig verwaarloosd en beschadigd worden, maar er bestaan ook subtielere manieren. Niet zozeer de kwantiteit van het contact tussen ouders en kind bepaalt de kwaliteit van de relatie. Er zijn ouders die de hele dag thuis zijn, niets te doen hebben en toch nauwelijks naar hun kinderen omkijken. Ze zijn niet gericht op hun kinderen, maar op zichzelf, op hun favoriete soap, op de buurman of -vrouw, op alles en iedereen, maar niet op het kind. Het kind wordt gedoogd zolang het maar niet ‘lastig’ is, en het wordt gebruikt voor de boodschappen en ingezet in het huishouden zodra het kan lopen. Elke wens van het kind waarvoor de ouder wat moeite moet doen, is te veel. ‘Jij gaat niet spelen bij dat vriendje, want dan moet ik je weer ophalen en daar heb ik geen zin in.’ ‘Nee, dat vriendje mag hier ook niet spelen, want dan maken jullie herrie en daar kan ik niet tegen.’ Alles draait om de egocentrische ouder en het kind komt op de laatste plaats.

Of de ouder nu vanwege persoonlijke problemen, vanwege pedagogische onmacht of uit onverschilligheid het kind verwaarloost, in feite maakt het voor de beleving van het jonge kind meestal niet veel uit. Het moet leren leven met de realiteit dat de ouder heel vaak geen ouder kan zijn. De ouder heeft het kind nodig voor zijn eigen welzijn en omdat het kind niets liever wil dan de ouder gelukkig maken, neemt het taken en rollen op zich die meestal veel te zwaar zijn voor zijn kleine schouders.

Voor de buitenwereld – familieleden en anderen die persoonlijk of beroepsmatig met het gezin te maken hebben – is het in de meeste gevallen heel duidelijk dat er veel problemen in het gezin zijn. Er zijn talloze signalen die erop wijzen dat de kinderen te zwaar belast en of verwaarloosd worden. In een artikel in de Volkskrant 19 worden twee docenten aan het woord gelaten van ‘zomaar een praktijkschool die allemaal een laatje trieste kinderen in hun hoofd’ en in hun klas hebben. Kinderen die worden geslagen en zonder eten, in te krappe kleren, naar school worden gestuurd. Kinderen die door hun ouders in de steek zijn gelaten, gedumpt zijn. Kinderen van verslaafde ouders die rondzwerven op stations. Pogingen om hulp te organiseren lopen vaak stuk op lange bureaucratische procedures en getouwtrek tussen hulpverlenende instanties onderling en strijd tussen de instanties en de ouders zelf.

Er zijn echter ook gezinnen waarbij het ogenschijnlijk allemaal heel normaal verloopt. Niemand heeft iets in de gaten, want tijdens bezoek gedragen de ouders zich perfect en zijn ze aardig tegen de kinderen. Ze komen altijd op ouderavonden en natuurlijk gaan de kinderen goed verzorgd naar school. Toch kunnen ook deze gezinnen bol staan van onmacht, agressie en verwaarlozing, waarbij de kinderen ernstig lijden onder de psychische terreur van hun ouders.

Om signalen van kindermishandeling, verwaarlozing en andere ernstige problemen op te pikken volstaan gezond verstand en gevoel meestal, omdat de misstanden overduidelijk zijn. In andere gevallen heb je wel deskundigheid nodig, omdat het er ogenschijnlijk allemaal zo gewoon aan toe gaat. Maar veel belangrijker dan deskundigheid op dit gebied is moed. Moed om de signalen op te pikken en vastberadenheid om iets te doen. Maar dan moet je wel weten wát je kunt doen. Dat is voor iedere burger lang niet altijd helder. Ook betrokken hulpverleners moeten moed hebben, maar tevens mogelijkheden zien om goed door te kunnen verwijzen en dat moet dan ook effect hebben. Wanneer verwijzingen nooit zin lijken te hebben en hulpverlening, ondanks alle inspanningen, uiterst moeizaam of niet tot stand komt, dan werk je in de hand dat omstanders en hulpverleners hun ogen steeds meer gaan sluiten voor deze problemen in de samenleving. Wat heeft het voor zin om van alles te zien en te signaleren als je toch niets kunt doen? Veel! Misschien kan dat buurmeisje eens uitgenodigd worden, lust ze wel eens een glaasje limonade en wil ze even knuffelen met de hond! Wellicht is er een klusje dat nodig moet gebeuren, zodat het kind een zakcentje kan verdienen en wat meer van huis is. Het zijn kleine dingen die helpen en grote gevolgen kunnen hebben. Sociale steun en vertrouwensfiguren buiten het gezin kunnen het kind soms een klein beetje bescherming bieden.

Yasmin (50)

Er was bij ons heel veel narigheid in het gezin, te veel om op te noemen, maar er was één rots in de branding: mijn meester van de lagere school. Ik heb hem zes jaar gehad. Iedere morgen kwam ik aandraven en sprong ik in z’n armen; hij pakte me dan op, zwierde me even rond en zette me dan weer neer. Ik was het enige kind dat deze ‘behandeling’ kreeg. Hij zei dan: Daaaar is ze weer… mijn kleine Yasmin!! Hij was voor de andere kinderen ook lief, maar ik had een speciaal plekje in zijn hart. Ik wist dat, ik voelde dat. Dat gaf me de kracht om vol te houden. Iedere morgen was dit het hoogtepunt van mijn dag. Wanneer mijn moeder weer eens heel gemeen was geweest dacht ik: Maar meester houdt van mij.

Niet klagen, maar dragen en vragen om kracht…

Wanneer kinderen hun ouders moeten ‘dragen’ in plaats van andersom, noemt men dat binnen de psychologie parentificatie. In dit woord zit het Engelse parent verscholen; het betekent dan ook dat het kind in feite de ouderrol vervult t.a.v. zijn ouder. Kinderen kunnen op verschillende manieren geparentificeerd worden. Een aantal vormen van parentificatie wordt hieronder nader uitgelegd.

Doe-het-zelfkind

De doe-het-zelfkinderen redden zichzelf zo goed en zo kwaad als het kan en proberen hun ouders ook nog wat te ondersteunen. Ze helpen in het huishouden en ze voeden hun jongere broertjes en zusjes op. In deze loszandgezinnen, waar veel te weinig kwalitatief goede aandacht is, is het min of meer ‘wildwest’: er is te weinig structuur, er gelden zeer primitieve wetten, net als in de jungle waarin alleen de sterksten overleven. Soms is er sprake van extreem bandeloos gedrag van beide ouders en zijn ze verslaafd aan seks, drugs, drank, gokken en combinaties daarvan.

De moderne, sociaal meer geaccepteerde variant van deze verwaarlozende gezinnen bestaat ook. Het zijn de superdrukke en verwende ouders die alles willen doen en willen bezitten wat maatschappelijk aanzien heeft, en daar horen kinderen bij. Ze leven een druk leven met drukke banen, drukke vrienden, drukke hobby’s. En ze hebben drukke kinderen… omdat emotionele rust en ruimte bij de ouders ontbreekt. Deze drukke kinderen worden naar drukke crèches gebracht, naar naschoolse opvang en naar oppasmoeders, en ze worden naar drukke kennissen gesleept die ook weer drukke kinderen hebben, enzovoort. Deze kinderen krijgen soms enge diagnoses opgeplakt omdat ze op hun derde al overspannen zijn en in de galop van hun ouders niet mee kunnen komen. Deze ouders zeggen vast en zeker: ‘Mijn kinderen komen op de eerste plaats.’ Hun kinderen weten echter wel beter.

Frits (45)

Mijn ouders hadden nooit kinderen moeten krijgen, maar helaas fokten ze maar raak. Er zijn in totaal acht kinderen geboren, waarvan er twee voor het eerste levensjaar overleden. Mijn jongste broer heeft zich opgehangen toen hij tien jaar was.

Alles wat in een gezin niet moet gebeuren, gebeurde bij ons. Mijn vader dronk enorm en sloeg ons en mijn moeder. Mijn moeder werd door hem ge dwongen om zich te prostitueren, in ons eigen huis. Ik heb gezien hoe mijn eigen moeder met allerlei mannen naar bed moest, soms met meerdere tegelijk. Ze dronk zelf ook stevig en er waren drank-en-seksorgies tot diep in de nacht. Mijn zussen moesten soms ook op komen draven, wat ze overigens niet altijd deden. Wanneer het echt foute boel was, sloten wij kinderen ons met ons allen op in de kelder. We deden dan de deur op slot, probeerden wat te slapen, wat niet lukte natuurlijk, en durfden pas naar buiten te komen als het helemaal stil was. Dan troffen we mijn vader en moeder laveloos ergens aan, op bed, op de bank of op de grond, tussen een enorme puinhoop. We ruimden dan de boel wat op of slopen het huis uit, zwierven over straat en soms gingen we naar school.

Het gedresseerde kind

De hiervoor beschreven kinderen worden aan hun lot overgelaten en groeien op in een soort wildernis, maar er zijn ook kinderen die te veel worden opgevoed, die als het ware gedresseerd worden. Ze leven vanaf de eerste dag in een keurslijf. Ze krijgen als baby de fles als de ouders denken dat ze die moeten krijgen, niet wanneer ze honger hebben, en zo gaat het maar door. Het levenspad is volledig door hun ouders voor hen uitgestippeld en die weg is smal! de kinderen worden gedresseerd om iemand te worden die ze niet zijn, misschien ook niet willen of kunnen zijn, maar die ze van hun ouders moeten zijn. Kinderen zijn voor deze ouders mooie kansen. Kansen om alsnog datgene te verwezenlijken wat ze zelf nooit voor elkaar hebben gekregen. Alle onvervulde wensen en idealen van de ouders worden in het kind geprojecteerd. Het kind wordt met een enorme opdracht opgescheept – wat het kind zelf zou willen en wie dat kind zelf is, doet er voor deze ouders niet toe…

Eigenschappen en kwaliteiten die de ouders niet bevallen worden afgestraft of genegeerd, en gedrag dat de ouders wenselijk vinden wordt voorgeschreven en bevestigd. Het principe van (weinig) belonen en (flink) straffen kenmerkt hun opvoedingsstijl. Hoe dresseer je een hond? Zo dus! In deze gezinnen heerst vaak een strakke moraal. Nauwkeurig is beschreven wat wel en niet hoort, wat mag en niet mag. Kinderen lopen vanaf het moment dat ze dat kunnen op hun tenen.

Wanneer de dressuur gaat in de richting van een strenge moraal en orde en netheid gaan de ouders ervan uit dat kinderen in wezen slecht zijn, stukken vervuilde grond. De grond moet ontgift worden, het kwade en slechte moet voortdurend worden bestreden, anders worden het geen nette burgers. Fouten zijn nooit om van te leren, maar je moet ze hardhandig afstraffen. Of ze gaan er juist van uit dat een kind een soort ‘onbeschreven blad’ is dat je vol moet schrijven. Ze gaan er niet van uit dat een kind in potentie al veel in zich heeft, maar ze denken dat ze er van alles ‘in moeten stoppen’. Ze geloven niet in eigen creativiteit, nieuwsgierigheid, intelligentie en ontwikkelingsmogelijkheden van hun kind, en daarmee beledigen en ontkennen ze het kind ten diepste.

De opvoedingsdressuur kan ook in de richting van de kunst, muziek, sport enzovoort gaan. Wie kent ze niet, de ouders langs de voetbalvelden die hun kinderen de huid vol schelden wanneer ze niet scoren. Iedere ouder zal zeggen dat het kind het allemaal zelf wil, dat het zelf zo ambitieus is. Maar achter menig ambitieus kind schuilt een nog ambitieuzere ouder en het kind is slim genoeg om te weten dat het alleen maar bij zijn ouders kan scoren wanneer het aan hun onvervulde wensen en verlangens tegemoetkomt.

Als een kind niet zichzelf, maar alleen een verlengstuk van zijn ouders moet worden, mag hij niet het landschap van zijn eigen leven vormgeven. Ouders ‘beplanten’ zijn leven en vullen het zelf in. Zij bepalen zijn schoolopleiding… natuurlijk mag hij niet naar de kunstacademie. Zij bepalen zijn beroepskeuze… vanzelfsprekend neemt hij de zaak van vader over. Ze bepalen zijn partnerkeuze… hij ziet zelf ook wel dat hij met die vrouw echt niet thuis kan aankomen. Veel mensen trouwen niet de man of vrouw van hun eigen dromen, maar die van hun ouders. Om vervolgens op hun vijftigste erachter te komen dat ze niet een eigen leven hebben geleid, maar dat van hun ouders.

Hendrik (25)

Mijn vader was een tiran in huis. Vreselijk streng, niets kon en mocht en wij slopen als kinderen als bange dieren door het huis. Hij was verbitterd en negatief over alles en in feite diep gefrustreerd. Mijn moeder had net als wij helemaal niets te vertellen en verzette zich nooit tegen hem. Hij was huisarts en was graag specialist geworden, maar dat is er om de een of andere duistere reden nooit van gekomen. Van jongs af aan ben ik door hem enorm gepusht om goed mijn best te doen op school, want ik moest en zou specialist worden. In de puberteit ging ik me heftig verzetten en deed ik vrijwel niets meer op school. Dat maakte hem gek van woede en strenge straffen bleven natuurlijk niet uit, maar dat deed me niet zoveel. Stiekem genoot ik ervan dat ik iets had waarmee ik hem dwars kon zitten, want verder bepaalde hij heel mijn leven. Toen ik ten slotte besloot in de verpleging te gaan, heeft hij zich volledig van mij afgewend alsof ik zijn zoon niet meer ben. Hij negeert me, vraagt nooit ergens naar en op mijn diploma-uitreiking is hij niet geweest. Nee, mijn vader is geen goede verliezer…

Gezelschaps‘dier’

Sommige kinderen hoeven geen pronkstukken te worden, ze hoeven eigenlijk helemaal niets te worden, ze hoeven er alleen maar te zíjn voor hun ouders. Deze ouders ‘houden’ kinderen net zoals je dieren kunt ‘houden’, voornamelijk voor de gezelligheid en voor het doorbreken van de stilte en de eenzaamheid. Soms is één kind genoeg, maar sommige ouders ‘houden’ er meer kinderen op na… om het risico te vermijden dat ze ook maar één minuut alleen zullen zijn. Misschien is de ouder bang voor de eenzaamheid en de stilte, bang voor de innerlijke leegte.

De ouder haalt de baby te pas en te onpas uit de wieg, ook wanneer het kind heerlijk ligt te slapen, omdat de ouder behoefte heeft aan knuffels. Het gaat natuurlijk niet naar de kleuterschool en van de basisschool wordt het voortdurend thuisgehouden met smoesjes. Het wordt van arts naar arts gesleept omdat het ziek zou zijn, maar in feite omdat moeder behoefte heeft aan aandacht. Het kind wordt zwak, afhankelijk en klein gehouden, want de ouder kan niet zonder zorgproject. Wie het kind zelf is, doet er niet toe – de ouder verdiept zich net zo weinig in de belangen en de verlangens en in de persoonlijkheid van het kind als de doorsneedierenbezitter zich verdiept in de ‘persoonlijkheid’ van z’n hond of poes.

Jason (34)

Mijn moeder kon niet alleen zijn. Ik merkte dat aan kleine dingen. Ik werd veel thuisgehouden van school omdat ik zogenaamd ziek was, en wanneer ik er niet was lag ze veel op bed. Ze deed van alles voor mij en maakte me totaal niet zelfstandig. Ik schaamde me soms voor mijn vrienden omdat ze me als een kleuter bleef behandelen. Ik mocht nooit mee met schoolreisjes, zogenaamd vanwege mijn zwakke gezondheid, maar ik had eigenlijk nooit wat. Ik ben pas op mijn dertigste het huis uit gegaan en dan nog met heel veel moeite. Ik wilde mijn moeder niet achterlaten, kon ’s nachts uren in bed huilen om haar. Niet normaal natuurlijk. Ik realiseer me pas sinds kort dat mijn hele jeugd in het teken heeft gestaan van het invullen van haar leegte. Mijn eigen leven is erbij ingeschoten, ik durfde nooit aan een vriendin te beginnen omdat ik dan mijn moeder in de steek zou moeten laten. Nu heb ik dan eindelijk een vriendin en ik wil haar niet laten schieten voor mijn moeder, maar mijn moeder keert zich nu boos van mij af en dreigt met zelfmoord. Ik houd er sterk rekening mee dat ze dat op een dag doet. Ik denk niet dat ik dat aan kan, dan is mijn leven ook afgelopen.

Kopp-kind

Kinderen die als gezelschaps‘dier’ moeten fungeren, lijken wat op de kinderen die moeten samenleven met een ouder met een psychiatrische aandoening, met dit verschil dat deze kinderen niet klein gehouden worden vanwege het feit dat de ouder behoefte heeft aan een zorgproject, maar dat ze juist op zeer jonge leeftijd al veel te volwassen moeten zijn. Ze moeten de psychiatrische ouder ondersteunen als een soort buddy of blindengeleidehond. Alles wat de ouder niet wil, niet kan of niet durft te doen, wordt door het kind overgenomen. Samen gaan ze boodschappen doen, moeder durft dat niet alleen vanwege haar fobieën. Het kind leent een kopje suiker bij de buren, belt met instanties, regelt dat de huisarts in huis komt en de kapper. sommige kinderen zijn al op hun zesde volwaardige huishoudsters en maatschappelijk werksters en blijven dat heel hun leven. Kinderen die in dergelijke omstandigheden groot worden noemen we Kopp-kinderen: kinderen van ouders met psychiatrische problemen. Er zijn ouders met psychiatrische problemen die verantwoordelijkheid nemen voor hun ziekte, ervoor zorgen dat de kinderen niet te zwaar belast worden en professionele hulp regelen voor henzelf en het hele gezin. Maar er zijn ook veel psychiatrische patiënten die geen hulp vragen of het niet krijgen, waardoor het hele gezin lijdt onder de schrijnende omstandigheden. Sommige symptomen van psychiatrische ziektebeelden zijn heel akelig, vooral voor kleine kinderen. Schizofrenie kan zo’n ziekte zijn, of manische depressiviteit. De ouder heeft misschien wanen en buitensporige angsten, is zeer onberekenbaar in zijn of haar gedrag of wil misschien zichzelf en de kinderen wat aandoen. Voortdurend hangt er een dreiging in de lucht en uit schaamte daarover worden andere kinderen nooit mee naar huis genomen.

Er kunnen gezinsomstandigheden zijn die het noodzakelijk maken dat kinderen een flink steentje bijdragen in het huishouden. Dat hoeft niet schadelijk te zijn, als ze daarin maar niet overbelast worden. De hulp die ze bieden mag nooit hun draagkracht te boven gaan en moet qua tijd en duur beperkt zijn, zodat de kinderen ook aan zichzelf en hun eigen ontwikkeling toe kunnen komen. De ouders moeten de kinderen erkenning geven voor hun hulp, en de regie en de verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen binnen het gezin moeten in handen blijven van de vader of moeder of van een andere volwassene. Je zou kunnen stellen dat de kinderen dan meehelpen in het gezin onder ‘supervisie’ van een volwassene. In de nu volgende situatie namen de ouders totaal geen verantwoordelijkheid voor hun eigen ziekte en kregen maatschappelijk werksters geen poot aan de grond.

Maaike (54)

Zowel mijn moeder als mijn vader is ernstig psychiatrisch ziek. Mijn moeder heeft zo ongeveer alle diagnoses al gehad en in feite weten we nog niet precies wat ze heeft, mijn vader heeft last van allerlei dwanghandelingen. Mijn moeder werd regelmatig opgenomen en dan runde ik als meisje van acht het huishouden. Dat werd allemaal heel normaal gevonden. Ik werd dan thuisgehouden van school en zorgde voor de baby, voor mijn kleine zusje en voor mijn vader. Regelmatig stond er iemand van school op de stoep om te vragen waar ik bleef, maar op het platteland werd het toch vanzelfsprekend gevonden dat je als kind meehielp wanneer er thuis problemen waren. Vanwege de angsten van mijn vader mocht niemand anders ons helpen, en maatschappelijk werksters van de instelling waar mijn moeder was opgenomen werden allemaal snel weer de deur uit gewerkt. Niemand hield het ook uit bij mijn vader, die heel moeilijk in de omgang was. Ik ben uiteindelijk wel getrouwd, maar heb mijn hele huwelijk lang twee gezinnen gerund. Maar nu ben ik sinds een tijdje overspannen, ik trek het niet meer. Ik ben op en wil rust.

Verpleegster

Het kan ook zijn dat een ouder niet psychisch ziek, maar wel lichamelijk niet in orde is. Ook dan komen kinderen – net als de Kopp-kinderen – vaak in verpleegstersrollen terecht. Langdurige ziekte, ernstig of minder ernstig, brengt altijd heel veel extra pijn, spanning en verdriet met zich mee. Ook in een gezin waarin de ouders het in alle opzichten goed proberen te doen, is het een ware kunst om de boel zo draaiende te houden dat er toch voor kinderen een goed leef- en groeiklimaat blijft. Maar in gezinnen waarin de ouders geen verantwoordelijkheid nemen voor deze situatie, kunnen de kinderen ernstig worden belast en beschadigd. Deze gezinnen kunnen veranderen in ‘grafkelders’, in ‘medische centra’, in ‘rouwaula’s’, in ‘gebeds- en bedevaartsoorden’.

Dirk-Jan (45)

Mijn moeder was chronisch ziek en lag hele dagen op bed. Ze had last van ernstige hoofdpijnaanvallen en moest heel veel rust houden. Die hoofdpijnen had ze werkelijk, dat kon je zien aan haar ogen, maar hoe ze ermee omging was niet normaal. Wanneer ze zo’n aanval had, schreeuwde ze het hele huis bij elkaar. Wij lagen soms in bed te slapen en dan werden we wakker van het geschreeuw en gekerm van m’n moeder. Maar het ergste waren al die kerkgangers over de vloer… Mijn ouders waren streng gelovig en ze dachten dat die pijn een straf van God was; er werden veel gebedsdiensten bij ons thuis gehouden. Er werd ook aan duivelbezwering gedaan, heel eng. Wij kinderen moesten daarbij aanwezig zijn. Ik herinner me zoveel angst – angst voor de duivel, angst om stoute dingen te doen zodat ik ook ziek zou worden of mijn moeder misschien wel dood zou gaan. Er waren steeds mensen van de kerk over de vloer, die met ons baden, zongen en kaarsen aanstaken. Ik kan nu geen kaars meer zien, en ook geen kerk meer trouwens. Wij deden alle huishoudelijke taken als kind, die gemeenteleden staken geen poot uit. Wij maar rennen met koffie en koeken, en zij maar bidden! Wanneer mijn moeder een aanval kreeg, moesten wij haar pillen toedienen. Zetpillen die je anaal moest inbrengen. Dat is toch geen taak voor een kind van zes!

Het beschermende kind

Zoals al eerder gezegd beschikken niet alle ouders over voldoende pedagogische en sociale vaardigheden om hun kinderen te bieden wat ze nodig hebben. Sommige ouders zullen uit pedagogische onmacht zeer autoritair worden; hun kinderen kunnen zich dan aanpassen of de strijd met hen aanbinden, afhankelijk van hun positie in het gezin en van hun karakter.

Er zijn echter ook ouders die zich te zwak en onzeker opstellen. Ze zijn misschien niet al te intelligent, of ze hebben nooit geleerd stevig door te pakken. Weer anderen zijn van nature misschien erg onhandig in contacten, ook in het contact met hun kinderen. Wanneer hun kinderen gedrag vertonen dat bij hun ontwikkeling hoort – ze zijn bijvoorbeeld koppig, driftig of ze proberen hun ouders uit –, dan schrikken de ouders daarvoor terug, weten ze niet in te grijpen en de situatie zo te beïnvloeden dat het voor alle partijen goed afloopt. Dit kan tot gevolg hebben dat kinderen hun eigen ontwikkeling opgeven om hun ouders te sparen. Ze willen hun ouders de onmacht en de schaamte besparen, omdat ze de paniek in de ogen van hun ouders niet kunnen verdragen. Dus krijgen ze geen driftaanvallen meer, worden ze gedwee als makke schaapjes en puberen ze niet, want dat is zo zielig voor hun ouders. Ze weten dat moeder nachten wakker zal liggen wanneer ze uit zullen gaan, dus gaan ze niet uit. Ze weten dat vader hen niet kan helpen bij dat huiswerk, omdat hij alleen maar lagere school heeft gehad, dus vragen ze hem niets. Ze merken dat moeder verlegen wordt bij een vraag over ‘ongesteld’ worden, dus vragen ze dat ook maar niet. Ze willen hun ouders niet in verlegenheid brengen en hen niet nog onzekerder maken dan ze al zijn.

Jannie (45)

Mijn beide ouders zijn slechthorend en zwakbegaafd. Ik ben normaal begaafd en ik wist al heel jong als kind dat mijn ouders mij niet aankonden. Ik kan me nog de paniek in de ogen van mijn moeder herinneren wanneer ik eens boos was. Op den duur was ik dat nooit meer. Zo rond mijn zesde drong het al tot mij door dat mijn ouders anders waren dan andere vaders en moeders. Mijn moeder verzorgde mij en zichzelf ook niet goed en andere kinderen zeiden daar dan iets van… kinderen zijn keihard, hoor. Toen ik iets ouder was, ging ik meer voor haar zorgen, dan zei ik dat ze naar de kapper moest, ik epileerde haar kin en snorharen en dat onderging ze dan allemaal braaf. Wanneer ik aan mijn ouders denk, heb ik zoveel medelijden met ze… ze worden zo uitgekotst door deze maatschappij, voor sommige mensen is er gewoon geen plek op deze wereld. Intens lieve mensen zijn het, maar inderdaad niet al te snugger – nou en…? We kunnen niet allemaal even intelligent zijn. Maar ik ben toch wel door mijn jeugd in de problemen gekomen. Het valt niet mee als je alles alleen moet doen en ook nog eens je ouders op sleeptouw moet nemen. Maar ik wil geen kwaad woord over ze horen… ze horen bij mij en ik bij hen, en ik hou intens veel van ze.

Bemiddelaar en speelbal

Wanneer ouders in een heftige onderlinge strijd zijn verwikkeld, worden kinderen vaak als een soort maatschappelijk werksters bij die strijd betrokken. Ze worden ingezet als gesprekspartner, adviseur, bemiddelaar, trooster, enzovoort. Beide ouders proberen het kind aan hun zijde te krijgen en omdat het kind wil helpen, loyaal is aan beide ouders en niet wil kiezen voor een van de twee, komt het klem te zitten. Het kind wordt min of meer als een bal in een flipperkast heen en weer gespeeld tussen beide ouders. Ouders kunnen dat bijvoorbeeld doen door elkaar te overtroeven met cadeautjes, dure uitjes, enzovoort. Ze proberen dan de liefde van hun kind zo’n beetje te kopen en daarmee hun positie tegenover de andere ouder te versterken. Het kind kan ook gepaaid worden met complimenten en veel bevestiging voor zijn hulpvaardige gedrag, of de ouders rivaliseren voortdurend met elkaar over wie er het slechtst aan toe is. Het kind rent zich dan rot van de een naar de ander om beiden te vriend te houden en te bedienen.

Shanna (25)

Mijn ouders hebben zo lang ik me kan herinneren een slecht huwelijk. Mijn moeder heeft me altijd in vertrouwen genomen en vertelde veel over wat ze bij mijn vader tekortkwam. Vanaf de puberteit sprak ik ook meer met mijn vader, hij nam me soms mee voor een autoritje en deed dan zijn beklag over mijn moeder en dan begreep ik hem ook wel weer. Ik probeerde beiden te adviseren en te steunen en elke keer wanneer ik thuis kwam was ik zenuwachtig en bang voor de spanning. Ik wist op den duur zoveel van mijn beide ouders dat ik helemaal klem kwam te zitten, ik wist bijvoorbeeld ook dat mijn moeder een buitenechtelijke affaire had, terwijl mijn vader dat niet wist. Ik vond dat ik het allemaal maar aan moest kunnen en hoopte ontzettend dat ze het goed zouden krijgen. Elke keer zag ik hen stomme dingen doen, waarvan ik wist dat het olie op het vuur zou zijn. Wat ik ook deed, het hielp in feite niets of alleen maar tijdelijk… het was water naar de zee dragen.

Het kan natuurlijk ook zo zijn dat het kind niet zozeer uitgespeeld wordt tussen beide ouders, maar wel steeds een bemiddelende rol op zich neemt in het gezin, omdat het ruzies en meningsverschillen niet kan verdragen. Een beetje bemiddelen kan soms geen kwaad, maar wanneer één kind structureel die rol te vaak op zich neemt, dan komt het te weinig aan zichzelf toe en leert het niet dat anderen hun eigen boontjes maar moeten doppen. Kinderen die voortdurend neigen tot bemiddelen tussen hun ouders of tussen broertjes en zusjes, moeten daarin dus door hun ouders worden gecorrigeerd. Als het gezin echter een bemiddelaar nodig heeft, zal dit gedrag te veel worden versterkt.

Bondgenoot

Wanneer kinderen niet door beide ouders betrokken worden bij de echtelijke conflicten, maar door één ouder structureel en langdurig betrokken worden in de strijd tegen de andere ouder, is er sprake van coalitievorming. Bij een coalitie spannen verschillende partijen samen tegen een andere partij om zo sterker en machtiger te zijn.

Een kind is in principe altijd loyaal aan beide ouders en juist deze loyaliteit komt in het geding wanneer een kind in een verbond tegen de andere ouder opgezet wordt. Het kiest voor de een tegen de ander en zal zich ten opzichte van de ouder waar hij zogenaamd tegen is, ook een verrader voelen. Wanneer de loyaliteit aan een van beide ouders niet meer openlijk kan worden geuit, zal het kind toch ‘sluipwegen’ zoeken om ook trouw te kunnen zijn aan de andere ouder, al lijken die wegen misschien onlogisch.

Heleen van Royen (40)

Wij waren verdeeld in kampen. Het was een oorlogssituatie. Het gevoel van veiligheid, dat was er niet. Dat heb ik gemist, denk ik. Ik koos voor mijn moeder, tegen mijn vader, terwijl ik naderhand inzag dat ik hem daarmee tekort heb gedaan. Ik kan soms een enorm gevoel van reparatiedrang krijgen, zo van: kon ik het maar allemaal goed maken. Maar sommige dingen zijn niet recht te breien. Dat is het verdrietige: dat het niet goed is gegaan, dat het nog steeds moeizaam gaat in mijn familie.20

Waakhond

Een kind dat in een coalitie gevangen zit met een van de ouders tegen de andere ouder, wordt niet zelden een bewaker van diegene die gecontroleerd moet worden. Vader is bang dat zijn vrouw overspel zal plegen en het meisje trekt eropuit om te controleren waar moeder uithangt. Moeder is bang dat vader te veel zal zuipen in zijn stamkroeg en stuurt haar zoon om vader in de gaten te houden en hem mee te nemen naar huis. Moeder is bang dat haar gokverslaafde man zijn geld zal vergokken en het kind moet altijd mee boodschappen doen zodat hij niet in de verleiding zal komen. Uiteindelijk kunnen kinderen zo betrokken worden bij de problemen van hun ouders dat het lijkt alsof het wel of niet vreemdgaan van moeder, het wel of niet vergokken van het huishoudgeld, hun verantwoordelijkheid wordt. Lukt het niet om vader uit die kroeg te halen, dan heeft het kind voor zijn of haar eigen gevoel gefaald.

Patty (25)

Mijn moeder had een vriend en iedereen wist dat. Ze is zelfs even weggeweest om eventueel met hem verder te gaan, maar dat werd toch niets. Een paar weken later kwam ze weer terug, ze kon ons niet missen. Maar toen ze weer thuis was, waren we allemaal bang dat ze haar vriend niet zou kunnen loslaten. We hielden haar in de gaten. Ik ging altijd mee de stad in wanneer ze boodschappen wilde doen, en ik controleerde haar telefoon en haar e-mail.

Koppelaar

Wanneer ouders gescheiden zijn, zie je vaak dat kinderen hun uiterste best doen om vader en moeder weer bij elkaar te brengen. Kinderen hebben vrijwel altijd reparatiewensen na een scheiding, dat is normaal. Ze willen niets liever dan dat ouders bij elkaar blijven, papa en mama horen voor hun gevoel bij elkaar en ze vinden het zielig voor diegene die niet wil scheiden. Ze worden met verdriet geconfronteerd, met ruzie, met onmacht, en ze willen niets liever dan beide ouders gelukkig zien. Wanneer ze nog klein zijn, kunnen ze helemaal niet begrijpen dat liefde voorbij kan gaan: ‘Ik begrijp niet dat papa mama niet meer lief vindt, want ik vind haar wel lief.’ Ze zijn misschien bang dat het hun schuld is dat papa weg wil. ‘Als hij mama niet meer lief vindt, vindt hij mij dan nog wel lief? Ben ik dan wel uit liefde geboren?’ Kinderen voelen zich uiteraard altijd in de steek gelaten als een ouder het gezin verlaat, ook al blijft er contact. En wanneer papa bij een andere mevrouw gaat wonen, die ook twee kleine kindjes heeft, dan is hij daar vast gaan wonen omdat hij die kindjes veel liever vindt! Daarnaast zijn kinderen soms ook heel praktisch en hebben ze geen zin in gesleep van de ene ouder naar de andere, in verhuizen, een andere school, andere vriendjes. Kortom, er zijn genoeg redenen voor kinderen om te wensen dat ouders weer bij elkaar komen. Wanneer ouders verstandig zijn, dan maken ze zo snel mogelijk duidelijk dat die wens een illusie is. Dat de scheiding definitief is en papa en mama niet meer bij elkaar zullen komen. Dan kan het kind gestimuleerd worden om te rouwen en om afscheid te nemen van het gezin zoals het ooit was. De gescheiden ouders zullen zelf ook moeten rouwen om dit verloren huwelijk en om het afscheid. Wanneer ouders dat niet kunnen en zelf ook bewust of onbewust sterke reparatiewensen hebben, dan zie je vaak dat kinderen gaan helpen bij die reparatiepogingen. Ze proberen het nieuwe huwelijk van mama tot een hel te maken, en papa mag absoluut geen andere vriendin in huis halen. Ze stellen alles in het werk om ouders weer bij elkaar te brengen: papa moet bij het thuisbrengen van zijn dochter mama per se een kusje geven, anders is het huis te klein; vakanties moeten koste wat het kost met z’n allen worden doorgebracht, en ook met kerst en andere hoogtijdagen doen ze net alsof ze niet gescheiden zijn. Ouders versterken op die manier de reparatiewensen van hun kinderen. Ze doen er beter aan om niet in al die wensen mee te gaan en kinderen te stimuleren om hun gevoelens te uiten. De kinderen moeten zo weinig mogelijk belast worden met de heftige gevoelens en ambivalenties van hun ouders.

Klaas (55)

Mijn ouders hadden een vreselijk slecht huwelijk. Mijn vader sloeg mijn moeder met een riem, haar bloed zat soms op de muren. Uiteindelijk is hij bij haar weggegaan, dat bracht rust. In de periode daarna had mijn moeder het natuurlijk moeilijk met de verwerking van alles wat er was gebeurd. Dat ze niets voor hem had betekend, vond ze geloof ik nog het ergste. Toen ze ouder werd, fantaseerde ze soms dat hij op zijn sterfbed naar haar zou vragen, dat ze dan naar hem toe zou gaan en dat ze hem dan alles zou vergeven. Mijn vader ging als eerste dood en natuurlijk heeft hij niet naar haar gevraagd. Ik fantaseerde daarna vaak dat als mijn moeder dood zou gaan, ik haar naast hem zou kunnen begraven. Ze is onlangs overleden en ze ligt niet naast hem. Het is goed zo.

Boksbal

Sommige ouders zijn volkomen gefrustreerd, over zichzelf, over de relatie, over hun werk, over de buren, over heel het leven… ze zoeken een boksbal om zich op af te reageren, en kinderen zijn daar erg geschikt voor. Want meestal slaan ze niet terug en ze doen inderdaad wel eens dingen die niet mogen, ze vragen wel eens te veel aandacht, ze zeuren wel eens… of ze doen niets bijzonders, maar wie een kind wil slaan vindt altijd wel een stok. Vader heeft net ruzie met zijn vrouw gehad en komt gefrustreerd de kamer binnen. Zijn zoon moet het ’s avonds ontgelden en krijgt een enorm pak slaag omdat hij niet direct luistert. Zo wordt de agressie jegens zijn vrouw verplaatst naar het kind. Het kan ook zijn dat vader die agressie jegens zijn vrouw niet voelt, min of meer wegdrukt, omdat hij haar op een voetstuk plaatst en de relatie met haar idealiseert. Als moeder dit tegenover vader ook doet, kan er een situatie ontstaan waarbij het kind min of meer de drager wordt van de afgesplitste agressie van de ouders. Ouders ontkennen de problemen onderling, ze hebben maar één probleem en dat probleem heet Jantje… als Jantje niet zo lastig was, was er niets aan de hand… Meer dan eens leidt dit tot ernstige vormen van kindermishandeling, waarbij soms zelfs kinderen overlijden.

Het komt ook voor dat kinderen zich min of meer zelf aanbieden als boksbal, om andere broertjes of zusjes te beschermen: ‘Als pa mij slaat, laat hij mijn moeder en kleine broertje met rust.’ Is pa seksueel gefrustreerd, dan kan eenzelfde opofferingsstrategie ontstaan: ‘Als hij met mij seks heeft, laat hij moeder (die een hekel heeft aan seks) en mijn kleine zusje met rust.’

Arjan (35)

Ik werd vroeger mishandeld door mijn vader en mijn moeder, en niet zo’n beetje ook. Ik weet nu dat ze ernstige huwelijksproblemen hadden, maar dat wist ik toen natuurlijk niet. Ze gebruikten voorwerpen als riemen en lange latten en ze bedachten elke keer weer wat nieuws. Ik moest zonder dekens op de harde betonnen grond slapen wanneer ik straf had, en ik werd met opzet overgoten met kokend water. Natuurlijk liep ik ernstige verwondingen op. Ik zit vol littekens en mijn ene oor is blijvend beschadigd, waardoor ik niet goed meer kan horen. Er zijn vreselijke dingen gebeurd, ik kan er nauwelijks over vertellen. Wanneer mijn opa niet ingegrepen had, was ik er nu niet meer geweest, dat weet ik wel. Het woord mishandeling is eigenlijk nog te zacht uitgedrukt, ik werd in feite gemarteld. Het systematisch steeds weer uitdenken van nieuwe, nog gruwelijker en nog effectievere straffen lijkt toch op marteling? Dat doen ze in oorlogen ook!

Zondebok

De zondebok lijkt in veel opzichten op de hiervoor genoemde boksbal, maar een zondebok ofwel zwart schaap wordt niet alleen drager van de afgesplitste agressie van de ouders, maar ook drager van alle zonden, al het slechte, alle schaduwkanten van zijn ouders en andere broers en zussen. Net zoals ouders hun idealen en onvervulde wensen in een kind kunnen projecteren, kunnen ze ook hun eigen schaduwkanten in een kind projecteren. Alle eigen angsten, frustraties en negatieve eigenschappen die de ouders in zichzelf niet herkennen, worden dan wel gezien in het kind. En in de opvoeding worden deze schaduwkanten dan met harde hand bestreden.

In sommige gezinnen wordt het ene kind de drager van al de idealen van de ouders en het andere kind wordt de drager van de schaduwzijde van de ouders waardoor er veel rivaliteit tussen de kinderen kan ontstaan en er vaak sprake is van een ongelijke en onrechtvaardige behandeling. Ouders bevestigen in hun gedrag steeds weer dat wat ze (willen) zien in hun kinderen waardoor de kinderen zich vaak ook werkelijk volgens de idealen van hun ouders of als een zondebok gaan gedragen.

Vaak wordt de zondebok ook uitgestoten uit de familie, waardoor de familie het ideaalplaatje van het nette en leuke gezin en de ideale ouders overeind kunnen houden. De zondebok wordt het liefst vergeten en verzwegen, maar blijft op afstand een belangrijke rol vervullen als drager van de schaduw en het kwade waarin ook al het kwade van ieder individueel gezinslid kan worden geprojecteerd. Dankzij de zondebok kan het gezin zogenaamd harmonieus en in vrede doorleven. De zondebok torst – en gaat gebukt onder – het onkruid van de hele familie en de rest pronkt met de bloemen.

Birgit (26)

Ik ben de jongste van twee kinderen. Mijn ouders zijn beiden zeer gelovig. Alles verliep in ons gezin best harmonieus en er was nooit iets aan de hand, behalve met mij dan. Mijn moeder noemde mij ‘een parasiet en een duivels kind’. Van jongs af aan kon ik nooit iets goed doen, in tegenstelling tot mijn jongere zusje, die op handen werd gedragen; zij was ‘het Godsgeschenk’. Ik was vreselijk jaloers op haar en kon niet goed met haar opschieten. Ik was altijd het kneusje, de onhandige, de valse, de gemene. Mijn moeder vergeleek mij altijd met haar oudere zus, met wie ze een slecht contact had omdat die zus niet naar de kerk ging. Ik heb me toch met heel veel moeite wat losgemaakt van mijn familie door in opstand te komen tegen mijn moeder en toen was de boot helemaal aan. Ik ben in de puberteit weggelopen van huis en nu heb ik weinig contact meer met hen. Ik ben niet uitgenodigd voor het dertigjarige huwelijksfeest van mijn ouders. Ze zijn bang dat ik me niet netjes zal kleden en me niet vroom zal gedragen. Ik overweeg toch te gaan trouwens, ik laat me niet zomaar wegmoffelen en nee… waarschijnlijk zal ik me niet zo netjes en vroom gedragen, inderdaad!

De meeste zondebokken gaan zelf geloven in de negatieve projecties van hun familieleden, omdat het werkt als een hersenspoeling. Ze realiseren zich vrijwel nooit welke belangrijke ‘zondedragende’ en verbindende functie ze in het gezin vervullen. Waren zij er niet, dan zouden de andere familieleden hun eigen schaduwkanten moeten dragen en dat zou hun gevoel van eigenwaarde te veel aantasten.

Uitverkorene

Het zusje van Birgit uit het vorige voorbeeld lijkt beter af te zijn dan Birgit zelf. Dit is maar zeer de vraag. Ze kan misschien bij haar ouders geen kwaad doen, maar ook zij kan niet worden wie ze zelf is. Ze moet zich gedragen naar de positieve projecties van haar ouders, ze moet talloze – vaak onuitgesproken – verwachtingen waarmaken en wanneer ze daarin faalt, dan weet ze onbewust dat ze de liefde van haar ouders zal verspelen. Want die liefde van haar ouders voor haar is absoluut niet onvoorwaardelijk. En natuurlijk zal ze zich ook schuldig voelen ten opzichte van haar zus. Ze kan niet loyaal aan haar zijn, ze laat haar zus in de steek. De zondebok die zich noodgedwongen los moet maken van de familie kan nog ontdekken wie hij of zij zelf is, de uitverkorene blijft meestal gevangen in de idealiseringen van zijn of haar ouders.

Peter-Hans (34)

Ik heb een heel goed contact met mijn ouders, ze dragen me op handen en zijn heel trots op mij. Ik geef veel lezingen in het land en iedere keer zijn ze erbij. Ik heb geen relatie, woon nog thuis, wel zo makkelijk. Volgens mijn broers ben ik altijd voorgetrokken, ik zie dat zelf niet zo. Ik ben blij dat mijn ouders zich om mij geen zorgen hoeven te maken, ze hebben al zorgen genoeg om mijn broer, die doet alles wat God verboden heeft. Mijn moeder was bij een paranormale genezer geweest en die had haar gezegd dat één iemand van de familie tot grote dingen in staat zou zijn. Mijn moeder belde me direct daarna op en vertelde me dat. Ik ben erg benieuwd wat de toekomst nog voor me in petto heeft. Ik hoop niet dat ik foute keuzen maak, maar alle beslissingen neem ik overwogen en mijn ouders denken gelukkig altijd met mij mee.

Plaatsvervangende partner

Soms komen kinderen in een partnerrol terecht omdat de behoeftige ouder geen bevredigende relatie met zijn of haar partner heeft, of omdat er geen andere partner is. Een partnerrol is altijd schadelijk voor kinderen, want wanneer een moeder zich tegenover haar kind gedraagt als een echtgenote en ze haar zoontje behandelt als haar man, dan is het kind geen kind meer en heeft het ook geen moeder meer. Bovendien is het kind niet opgewassen tegen de taken van een partner.

Theo (20)

Mijn moeder is alleenstaand en ik was altijd haar mannetje. Ze nam me mee naar feestjes en dan moest ik gearmd met haar lopen. In haar grote Mercedes zat ik naast haar op een kussen zodat ik groter leek. Ik had veel gel in mijn haren, die strak naar achter werden gekamd, zoals Elvis Presley. Ik sliep bij haar in bed en ik moest haar strelen en haar met mijn hand bevredigen. Toen ik groter was wilde ze dat ik haar penetreerde, maar dat lukte me niet. Ze droeg me op handen, ik was haar afgod en kon niets fout doen. Ik kreeg heel veel geld en kon verder doen wat ik wilde, maar ik moest wel veel thuis zijn. We keken samen op de bank tv en ik dronk al jong stevige borrels met haar mee. In de puberteit ging ik steeds meer beseffen dat het tussen mij en mijn moeder niet normaal was, en ik probeerde me los te maken. Dat lukte niet overigens. Ik raakte aan de harddrugs en ben opgenomen geweest wegens een overdosis. Ik weet niet of ik verder wil leven, ik schaam me zo diep over de seksuele relatie die ik met mijn moeder had; ik denk niet dat ik ooit nog een normale verhouding aan zal kunnen, en alleen zijn wil ik ook niet. Dan maar dood.

Als kinderen een partnerrol moeten vervullen is er soms sprake van seksueel misbruik. De partnertaken worden tot in het bed doorgevoerd, zou je kunnen zeggen. In een gezin waarbij het meisje of de zoon door vader wordt misbruikt, zie je vaak dat het slachtoffer in de rol van partner van vader terechtkomt. Moeder komt in de rol van Assepoester en gedraagt zich ondergeschikt aan vader en het slachtoffer.

Wanneer de moeder seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoont tegenover de kinderen, zien we eenzelfde verschuiving qua posities. Vader is dan vaak afwezig door werk of is qua persoonlijkheid een ‘sul’ die alles goed vindt en volledig naar het pijpen van zijn vrouw danst. In beide gevallen gedragen de gedegradeerde partners zich te zwak om hun kinderen voor het misbruik te behoeden.

Er kan ook sprake zijn van ‘psychische of emotionele incest’. Het kind vervult in emotioneel opzicht de taken van een partner en heeft eenzelfde belangrijke positie in het geheel, maar er is geen sprake van daadwerkelijk seksueel contact. De jonge dochter heeft bijvoorbeeld tot diep in de nacht serieuze gesprekken met vader, terwijl moeder al lang en breed op bed ligt.21

Hulp-ouder

Vaak worden de kinderen die plaatsvervangend partner zijn ook plaatsvervangend ouder. Ze worden dan nog eens extra belast, komen ernstig emotioneel in de knel, maar krijgen daarmee ook te veel macht in het gezin over de andere kinderen. Niet zelden misbruiken ze die macht tegenover de jongere kinderen. Jongens worden bijvoorbeeld gewelddadig of misbruiken hun jongere zussen of broers seksueel. Omdat de zwakke ouder dit min of meer negeert en hem dit toestaat, krijgt hij alle ruimte om zijn gang te gaan. De zwakke ouder kan het kind ook deze machtspositie gunnen uit schuldgevoel, omdat hij of zij weet dat hij tegenover dit kind – dat zoveel overneemt – tekortschiet. De hulpouder wordt dader zonder dat hij er zelf veel aan kan doen. Hij zit emotioneel klem, is enerzijds zelf nog kind, maar moet ook al volwassen zijn. Hij zoekt misschien troost en affectie bij zijn jongere zusjes, maar is tegelijkertijd misschien een puber met heftig oplaaiende seksuele gevoelens. Troost zoeken, experimenteren en seksueel misbruik kunnen dan soms dicht bij elkaar liggen, vooral als het kinderen betreft en er geen ouders zijn die een oogje in het zeil houden. De jonge dader maakt slachtoffers, maar allen zijn ze noodlottige passagiers op een stuurloos schip.

Plaatsvervangend partnerschap hoeft niet altijd samen te gaan met hulpouderschap.

Wanneer beide ouders niet functioneren, zoals in het gezin van Frits (zie p. 35), nemen de kinderen de ouderlijke taken zo goed en zo kwaad als het gaat op zich, zonder dat ze in een partnerrol terechtkomen.

Marjo (40)

Sinds de scheiding van mijn ouders gingen de oudere broers en zussen mijn moeder helpen bij de opvoeding van de kleintjes. Mijn oudste zus probeerde ons fatsoen bij te brengen. Ze leerden ons hoe je met vork en mes moest eten, hoe je iemand netjes een hand moest geven, enzovoort. Mijn broer vervulde een soort vaderrol voor mij. Ik was dol op hem, ik zocht hem veel op en hij hielp mij soms met mijn huiswerk. Wanneer ik bij hem op zijn kamer was, gebeurden er ook dingen die ik niet wilde: hij misbruikte mij seksueel. Ik heb dit lang niet als seksueel misbruik willen zien, ik wilde hem blijven zien als mijn lieve broer en niet als mijn aanrander. Nu weet ik dat hij beide was en dat maakt het juist zo moeilijk. Ik vind het intens verdrietig voor hem dat hij niet beschermd werd tegen zichzelf, hij was ook nog maar een kind. Ik vind het ook heel verdrietig voor mijzelf… dat ik niet beschermd ben tegen hem.

Bliksemafleider

Er zijn kinderen die helpen op een manier die niet direct als helpen wordt gezien, vooral niet door hun eigen ouders. Intelligente kinderen voelen al heel jong feilloos aan dat er spanningen zijn tussen de ouders, zonder dat die nadrukkelijk worden uitgesproken, en kunnen lastig gedrag gaan vertonen om de ouders af te leiden van hun eigen problemen. Daarmee proberen ze dus de ouders te helpen. Dit lastige gedrag kan zich bijvoorbeeld uiten in slaapproblemen… het kind komt op een avond tien keer naar beneden en controleert daarmee de sfeer beneden. Er zijn ook kinderen die zo lastig worden, brutaal of agressief, dat beide ouders hun handen er vol aan hebben om het in het gareel te houden. Eén doel is dan bereikt, weet het kind onbewust: mijn ouders hebben niets gemeenschappelijks meer, maar nu hebben ze in ieder geval mij nog als gemeenschappelijk probleem. Ze moeten wel bij elkaar blijven om mij aan te kunnen… Menigeen zal denken dat kinderen niet zo denken, en het gedrag van lastige kinderen wordt dan ook veel te weinig in verband gebracht met de problemen van de ouders. Kinderen denken misschien niet altijd zo bewust over zaken na, maar ze voelen wel degelijk aan of de spanning tussen de ouders oploopt of afneemt door hun gedrag. En wanneer ze voelen dat de spanning afneemt, zullen ze zich onbewust daarnaar blijven gedragen. Jezelf opofferen door een probleemgeval te worden kan een effectief middel zijn om de ouders aan elkaar te binden. In feite lijkt dit ‘lastige’ kind qua gedrag soms wel wat op de zondebok, maar de gezinsdynamiek in een gezin met een zondebok is wezenlijk anders. Een zondebok gaat zich dan wel steeds meer gedragen naar en identificeren met de negatieve projecties van de ouders, maar de ouders zijn in eerste instantie de actieve partij. Een bliksemafleider neemt zelf van het begin af aan een actieve houding aan en wil zijn ouders met zijn lastige gedrag onbewust helpen.

Pieter (20)

Mijn ouders hadden een slecht huwelijk en als kind wist ik dat gewoon. Ze hadden nooit ruzie waar ik bij was, maar ik voelde de spanning meters dik in huis hangen. Ik vroeg m’n moeder vaak of ze papa wel lief vond en dan schrok ze van die vraag. Ik merkte dat wel… Ik was altijd bezig mijn ouders met elkaar te verbinden. Ging ik met mijn moeder weg, dan dramde ik net zo lang tot mijn vader ook meeging. Dat drammen en zeuren ging min of meer een eigen leven leiden. Ik werd moeilijk in de omgang. Ik wilde niet naar bed, niet naar school, niet spelen bij andere kinderen. Daardoor kwamen we bij de hulpverlening terecht en de gezinstherapeut vroeg heel direct aan mij waarover ik me zorgen maakte. Ik was nog maar acht jaar, maar ik kan het me nog heel goed herinneren. Ik zei toen dat ik zo bang was dat papa en mama zouden gaan scheiden en moest toen vreselijk huilen. Mijn ouders vielen steil achterover… die dachten dat ik niets van de problemen had gemerkt… maar je bent toch niet gek wanneer je acht bent… Die gezinstherapeute was de eerste die me serieus nam en me een goeie vraag stelde, nou, toen gaf ik dus ook antwoord.

Zorgobject

Kinderen kunnen lastpakken worden om ouders met elkaar te verbinden, maar ze kunnen ook zorgenkindjes worden. Altijd ziek, zwak en misselijk. Buikpijn, hoofdpijn, moe, niet willen spelen, depressief, verdrietig, ongelukjes – ‘altijd heeft dat kind wat,’ verzuchten de ouders, die er maar druk mee zijn. Een kind kan op deze manier uiting geven aan de innerlijke spanningen die het ervaart, en helpt ondertussen de ouders door ze af te leiden en ze te verbinden door deze gezamenlijke zorg voor hem. Kinderen kunnen daar ver in gaan, soms komen ze zelfs in ziekenhuizen terecht en worden ze voortdurend onderzocht en medisch bekeken. Als ze geluk hebben, worden de problemen in verband gebracht met de gezinssituatie thuis en volgt er een verwijzing naar de jeugdhulpverlening of volgt er een opname op een afdeling voor kinderpsychiatrie, wegens suïcidaal gedrag bijvoorbeeld of wegens eetproblemen, rare gewoonten en tics, of eigenaardige, op epilepsie lijkende aanvallen, enzovoort.

Trudie (25)

Ik ben als klein kind een tijdje opgenomen geweest op een soort psychiatrische afdeling. Ik was opgehouden met praten, ik weet zelf eigenlijk ook niet meer precies waarom, maar ik heb het lang volgehouden. Zo lang zelfs dat mijn ouders zich ernstig zorgen gingen maken. Uiteindelijk ben ik op kinderpsychiatrie terechtgekomen en daar ben ik een jaar gebleven. Mijn ouders kwamen er regelmatig naar toe en hadden ook gesprekken. Ik weet nog dat ik er veel speelde, met de andere kinderen, maar ook met een mevrouw. Ze was erg aardig.

Ik heb er met mijn moeder laatst nog eens over gesproken en ze zei dat ik, zo klein als ik was, al heftig gereageerd had op de spanningen die er toen waren in het gezin. Mijn vader was in die tijd overspannen, maar wilde daar geen hulp voor zoeken. Uiteindelijk zijn ze door mijn klachten toch bij de hulpverlening terechtgekomen en is mijn vader zelf ook een tijdje opgenomen geweest. Grappig, dat je als klein kind zoiets onbewust voor elkaar weet te krijgen!

Vervangkind

De dood van een kind kan een enorme impact hebben op het gezin. Ouders kunnen er ernstig door worden getraumatiseerd. Het hangt van heel veel factoren af hoe deze gebeurtenis verwerkt zal worden. Hoe lang heeft het kind geleefd, hoe en waaraan is het overleden, hoe lang is het ziek geweest, hoe goed was de begeleiding van artsen en hulpverleners, hoeveel steun hebben ze gehad van andere familieleden en kennissen? Wat waren de verwachtingen van de ouders ten opzichte van dit kind, wat hebben ze nog meer te verstouwen gehad, hoe was hun relatie, hoe was hun eigen leven daarvoor? Hoe psychisch gezond waren de ouders voor het overlijden, hoe gingen ze met eerder verdriet om, was er ander verdriet? soms moet een kind dat geboren wordt na de dood van een vorig kind, diens plaats innemen, soms krijgt het letterlijk dezelfde naam. De verwachtingen die de ouders ten opzichte van het dode kind hadden, worden dan overgedragen op het ‘nieuwe’ kind, waardoor het onvrij is om zichzelf te zijn en te worden. Het kan ook zijn dat de ouders zich niet opnieuw durven hechten aan de baby, uit schuldgevoel of omdat ze bang zijn het weer te zullen verliezen. Soms speelt het verdriet om het vorige kind nog een grote rol; het vervangkind voelt dan dat het zijn ouders moet troosten en doet alles om hen te sparen.

Marlies (40)

Toen mijn moeder van mij in verwachting was, verloren mijn ouders hun eerste dochter door een auto-ongeluk. Dramatisch is dat voor mijn ouders geweest. Vooral mijn moeder is volgens mijn vader nooit meer de oude geworden. Ze was heel boos op het leven, het had haar een poets gebakken zei ze steeds. Ze is altijd verbitterd gebleven. Ook op mij was ze boos… ik kreeg dezelfde naam als mijn zusje, maar in feite zat ik haar in de weg. Ik werd vier maanden na haar dood geboren en mijn moeder kon dat helemaal niet aan, weer een nieuw kind. Ze lag zelf depressief in bed en we hadden gezinsverzorgsters. Ze wilde heel lang niets van mij weten, tot grote wanhoop van mijn vader die haar tekort probeerde goed te maken door heel lief voor mij te zijn. Maar dat hielp niet genoeg. Ik heb altijd last gehouden van het feit dat ik die andere Marlies had moeten zijn… ik wilde mijn moeder haar dochter teruggeven zodat ze gelukkig zou worden – het is me niet gelukt.

Kinderen kunnen in gezinnen nog tal van andere rollen op zich nemen: misschien is er in het gezin wel een trooster, die direct met zakdoeken rondgaat wanneer er wat aan de hand is, of een clown, die probeert iedereen op te vrolijken met z’n grapjes. Wellicht is er in een ander gezin een advocaat, die het altijd voor iedereen opneemt, of een aanklager, die altijd knokt voor rechtvaardigheid, of een therapeut die iedereen begrijpt en goede adviezen geeft. Misschien is er iemand die altijd de heilige onschuld speelt… hij heeft nooit wat gedaan natuurlijk…, en de gek of de nar neemt niemand serieus en wordt ook zelf door niemand serieus genomen. In een gezond gezin kunnen kinderen oefenen met gedrag en met de verschillende rollen; op die manier leren ze zichzelf kennen, leren ze zich breed te ontwikkelen en sociale vaardigheden opdoen waar ze later hun voordeel mee kunnen doen. Maar als de clown altijd de clown moet blijven, zal het lachen hem misschien toch een keer vergaan; als de trooster altijd moet troosten, maar zelf nooit getroost wordt, dan zal hij misschien depressief worden en later ook nergens troost kunnen vinden.

Stank voor dank

Alle hiervoor beschreven kinderen zijn kinderen die niet om zichzelfs wil waren uitgenodigd op ‘het feestje des levens’, maar om hun ouders te bedienen. Ze waren de assepoesters van de familie, ook al hadden ze een zogenaamde ‘uitverkoren’ positie. Assepoester betekent volgens sommigen ‘diegene die op de nederigste plaats is gezet’ en volgens anderen ‘diegene die voor het heilige haardvuur zorgt, een priesteres’, maar letterlijk betekent het ‘zij die in de as blaast om het vuur aan te wakkeren’.22 Dat deze assepoesters het vuur gaande houden in de gezinnen waarin ze opgroeien, dat is zeker. Het trieste is dat hun ouders hun investeringen niet herkennen en niet erkennen. De ouders zien niet dat de kinderen hen ‘bedienen’ ten koste van zichzelf.

Wanneer je investeringen niet worden erkend, dan kun je twee dingen doen. Je kunt nog meer gaan investeren en gaan geven in de hoop ooit gezien te worden… of je kunt stoppen met investeren, je boos en gekrenkt terugtrekken en uit boosheid en verongelijktheid gaan pakken, nemen, graaien… wat er te graaien valt: ‘als ik niet krijg waar ik recht op heb, dan neem ik waar ik recht op heb.’ de Hongaarse therapeut Boszormenyi-nagy noemt dit ‘destructief recht’.

Maatschappelijk gezien is het nog steeds zo dat mannen meer opgevoed worden om te nemen waar ze recht op hebben, vrouwen leren vaker om te blijven geven… tot het bittere einde… Bovenbeschreven miskende kinderen zullen vaak, als ze geen hulp krijgen, later voor zichzelf een feestje bouwen en hun kinderen zullen wederom worden belast met… de bediening.