1
Oorlogskinderen

Vluchten kan niet meer, ik zou niet weten hoe. Vluchten kan niet meer… ik zou niet weten waar naartoe. Hoe ver moet je gaan…2

Veel kinderen groeien op in een oorlogsgebied. We zijn er bijna dagelijks getuige van via de krantenfoto’s en tv-beelden. Ze spelen tussen de puinhopen en groeien op tussen de puinhopen. Ze overleven en leven verder, of sterven en overleven niet. Hoe ze opgroeien weten we niet. De oorlogskinderen die in ons leven voorbijflitsen via de media zullen we nooit leren kennen en misschien willen we hen ook wel niet echt leren kennen… Laat oorlog alsjeblieft ver van ons bed blijven.

Er zijn ook andere oorlogen, er zijn kinderen die opgroeien in privé-oorlogsgebied. Dagelijks zijn ze getuige van – en betrokken bij – de oorlog die in hun gezin woedt. Deze kinderen worden meestal wel groot, maar vraag niet hoe. De privé-oorlog speelt zich vooral achter gesloten deuren af. Waar kun je nog heen wanneer je bij je eigen familie niet veilig bent? Als je je eigen vader en moeder niet kunt vertrouwen, wie dan nog wel? Veel kinderen die opgroeien in privé-oorlogsgebied kunnen nergens heen, ze zijn gegijzeld in hun eigen bestaan. Voor hen bestaan er geen schuilkelders en zijn er helaas vaak ook maar weinig getuigen. En lang niet iedereen wil de slachtoffers kennen: ‘Laat de privé-oorlog van een ander ver van mij blijven, ik heb aan mijn eigen leven al genoeg.’

Het laatste taboe

Niet iedereen die een tuin heeft, houdt van die tuin of van tuinieren. Zo houden ook niet alle ouders van opvoeden en of van hun kinderen, ook al zeggen ze van wel. Sommige mensen houden van niets en niemand, zelfs niet van hun eigen kroost – daarvoor zijn ze te veel beschadigd. Liefde moet zich uiten in liefdevol gedrag, anders is het een loos woord.

Dat ouders altijd van hun kinderen zouden houden is een hardnekkige fabel die voor een belangrijk deel in stand wordt gehouden door de ouders en hun kinderen zelf. Sommige ouders zijn zich niet bewust van het feit dat ze niet van hun kinderen houden. Ze weten niet wat liefde is omdat hun ouders ook niet konden liefhebben. Anderen die zich daarvan wel bewust zijn, durven er nauwelijks over te spreken. Niet (kunnen) houden van je kind is als onderwerp taboe – misschien wel het laatste taboe. Dat bespreek je niet even op een feestje, en zelfs bij de therapeut op de bank wordt dit onderwerp liever vermeden. Het is te beladen en te pijnlijk. Ook het kind zal in eerste instantie niet graag erkennen dat het opgroeit bij liefdeloze ouders. Het zal hen vaak verontschuldigen, hun verwaarlozende gedrag goedpraten, want het heeft de illusie van liefde nodig als basisvoorwaarde om te mogen bestaan.

Hardnekkige mythen en fabels

Het ouderschap, en in het bijzonder het moederschap, wordt al eeuwenlang verheerlijkt, geromantiseerd en geïdealiseerd.

Nog geen halve eeuw geleden werden mannen verondersteld het hoofd van het gezin te zijn. Ze werkten buitenshuis en bemoeiden zich niet veel met de kinderen. Een goede vader was een beschermende, wijze man die ‘zondags het vlees kwam snijden’ en door de week het geld binnen bracht. De kinderen moesten hem met ontzag behandelen en hij behandelde de kinderen afstandelijk maar liefdevol, ietwat streng doch altijd rechtvaardig.

Van vrouwen werd verwacht dat ze niets liever wilden dan het moederschap. Ze moesten ondergeschikt zijn aan de vader en namen als vanzelfsprekend de verzorgende en huishoudelijke taken op zich. Wanneer zij dat goed deden en zonder morren, waren zij goede echtgenotes en moeders. Een goede moeder wist instinctief wat goed was voor haar kind, zij voelde zijn behoeften feilloos aan en was haar kind volledig toegewijd. Geen moeite was haar te veel en zij cijferde zich volledig weg ten gunste van haar kroost. Wanneer haar kinderen gelukkig waren, was zij ook gelukkig. Haar liefde voor haar kind was ‘puur natuur’ en natuurlijk. In het wild zogen de moederdieren hun jongen ook liefdevol, ze verzorgen en beschermen ze met gevaar voor eigen leven! Wanneer je niet van je kind houdt, ben je dus erger dan een dier… dan ben je eigenlijk een monster. Ouders waren goede ouders wanneer ze de kinderen via de toen geldende strenge pedagogiek groot brachten. Over agressie van ouders ten opzichte van hun kinderen werd niet gesproken, behalve wanneer het zozeer uit de hand liep dat de kinderbescherming eraan te pas moest komen.

Het opvoedingsklimaat is door de jaren heen behoorlijk veranderd. Er is een milder pedagogisch klimaat ontstaan en het maatschappelijke besef dat de familie lang niet altijd een veilige haven is, neemt toe. Toch zijn de mythen rondom ouderschap hardnekkig. Ontaarde vaders en moeders lijken nog steeds alleen in sprookjes te bestaan, en zelfs in sprookjes zien we dat agressie en verwaarlozing vooral aan de stiefmoeder wordt toegedicht. Agressie en liefdeloos gedrag van ouders ten opzichte van hun kinderen wordt nog steeds nauwelijks besproken in tijdschriften, opvoedingsbladen en tv-programma’s. Alleen excessen als moord, extreme verwaarlozing en mishandeling halen de krant.

Romantische ideaalbeelden rondom natuurlijk ouderschap zitten diep in ons allen verankerd, met als gevolg dat we de realiteit van het ouderschap onvoldoende onder ogen willen zien. Deze ideaalbeelden verhogen de drempels voor ouders om open te durven zijn over hun onmacht, onwil, angst, haat, jaloezie, razernij, woede en perversies ten opzichte van hun kinderen, en ze dragen bij aan het zwijgen van hen die er slachtoffer van worden.

De onveilige hoeksteen

De meeste kinderen worden niet door vreemden getraumatiseerd, maar door hun eigen bloedverwanten. Maar wat is eigenlijk een trauma? Het begrip is veelvuldig misbruikt om de impact van nare ervaringen weer te geven. Wanneer Marietje ziet dat haar poes onder een auto komt en ze wordt daarna liefdevol door haar ouders opgevangen, dan hoeft deze nare ervaring niet per se traumatisch te zijn. De gebeurtenis moet natuurlijk wel worden verwerkt, waarbij de ouders een belangrijke rol kunnen spelen. Maar als Marietje ziet dat vader haar poes doodschopt, dan is dit wel degelijk een traumatische ervaring. Het kind heeft door toedoen van vader geen poes meer, maar nog veel erger… ook geen liefdevolle vader meer! En wanneer moeder dan ook nog eens niet ingrijpt, staat het kind dus alleen en is het machteloos overgeleverd aan de agressie en passiviteit van haar ouders. De oorspronkelijke ervaring zal waarschijnlijk ook niet verwerkt kunnen worden omdat ze té angstig en té verwarrend is en niet gedeeld kan worden met de ouders, die nu als vijandig ervaren worden. Om door te kunnen leven moet deze ervaring min of meer worden ‘vergeten’, ‘verdrongen’, ‘verwrongen’. (De manier waarop het kind doorleeft na een traumatische gebeurtenis wordt nader uitgediept in hoofdstuk drie.)

In het boek Trauma en herstel van J.L. Herman3 wordt het begrip trauma goed uitgelegd:

Traumatische gebeurtenissen gaan in het algemeen gepaard met tegen het leven of het lichaam gerichte bedreigingen, of met een persoonlijke confrontatie met dood en geweld. Ze brengen een gevoel van volslagen hulpeloosheid en doodsangst teweeg en roepen reacties op die bij een catastrofale gebeurtenis passen.

In hetzelfde boek wordt verder beschreven dat er bij blootstelling aan een traumatische gebeurtenis

vrijwel altijd een gevoel van hevige angst, hulpeloosheid, onmacht en dreigende vernietiging ontstaat […]. De schade wordt vergroot wanneer het slachtoffer overrompeld wordt door de gebeurtenis, er geen ontsnappen aan is, en keer op keer aan de gebeurtenis wordt blootgesteld. […] De kans op schadelijke gevolgen neemt toe wanneer de gebeurtenis gepaard gaat met een fysieke schending of fysiek geweld, met blootstelling aan een extreme mate van geweld of met het waarnemen van gruwelijke vormen van sterven.

Er is in psychologenland veel geschreven en gediscussieerd over de term ‘trauma’, over de herinneringen eraan – en de gevolgen ervan. Nare ervaringen werden soms met elkaar vergeleken en tegen elkaar afgewogen en dit kon leiden tot onfrisse gesprekken en teksten over ‘erg, erger, ergst’. In feite kan alleen het slachtoffer zelf de impact van een bepaalde gebeurtenis bepalen, maar toch is het van belang om de term ‘trauma’ niet te snel te gebruiken omdat het geen recht doet aan de slachtoffers van werkelijk buitensporig nare ervaringen.

Er zijn veel kinderen in onze samenleving die zonder meer onder gruwelijke omstandigheden groot worden en dus ernstig getraumatiseerd worden, met alle gevolgen van dien. Er zijn echter ook veel kinderen die misschien niet zozeer ernstig getraumatiseerd worden volgens de definitie van Herman, maar wel zeer onveilig opgroeien. Ze worden dan wel niet blootgesteld aan zeer ingrijpende en nare ervaringen, zoals bij huiselijk geweld, incest, verkrachting het geval is, maar ze krijgen structureel niet wat ze nodig hebben van hun ouders om op te groeien tot evenwichtige volwassenen. Ze worden bijvoorbeeld emotioneel en pedagogisch verwaarloosd, verbaal gekleineerd dan wel genegeerd, of zijn getuige van een slecht huwelijk, lijden onder de spanningen van hun ouders en worden ingezet als steunpilaar. De ouders zijn er dan niet voor de kinderen, maar de kinderen moeten er voor de ouders zijn en komen zo te weinig aan hun eigen ontwikkeling toe.

In dit boek zullen de begrippen ‘traumatische jeugd’ en ‘onveilige jeugd’ door elkaar gebruikt worden, omdat het onderscheid zo moeilijk te maken is en er vaak sprake is van een glijdende schaal. Wanneer er overduidelijk sprake is van traumatiserende situaties, zal het woord trauma gebruikt worden. Als dat niet helemaal duidelijk is of als er sprake was van emotionele en pedagogische verwaarlozing, zal het begrip ‘onveilige jeugd’ gebruikt worden. Wat overigens niet wil zeggen dat de gevolgen daarvan ook niet desastreus kunnen zijn…

Op de website van stuk, een theatergroep bestaande uit acht jongeren die een productie hebben gemaakt over kindermishandeling wordt kindermishandeling als volgt gedefinieerd:

Mensen denken dat het kindermishandeling is wanneer je heel erg wordt geslagen door je ouders, of wanneer je seksueel wordt misbruikt. Dat klopt, dat is kindermishandeling. Maar wanneer je nooit complimenten krijgt en altijd wordt vernederd door je ouders? Dat is ook niet goed. Of je ouders zijn nooit blij voor je wanneer je iets is gelukt, of ze geven je nooit aandacht, of ze zijn er nooit wanneer je hulp nodig hebt. En verwaarlozing kan ook mishandeling zijn. Dat er nooit gezond eten in huis is en je altijd naar de patatzaak moet, of geen warme kleren hebt of bescherming tegen angsten. Daar heb je recht op als kind. Er zijn ouders die dat niet kunnen geven, omdat ze zelf mishandeld zijn of er slecht aan toe zijn. Dan is het nog steeds kindermishandeling, maar dan doen ouders dat uit onmacht. Er zijn ook ouders die je slaan of verwaarlozen omdat ze vinden dat dat normaal is. Dat is niet normaal!!4

Enkele cijfers over de situatie in Nederland:5

• Per jaar worden in Nederland 80.000 kinderen mishandeld. Elke week sterft er een kind aan mishandeling door ouders.6

• Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling krijgt elk uur een serieuze melding van kindermishandeling binnen, 24 uur per dag, 365 dagen per jaar. Vorig jaar waren dat 838 baby’s van 0 jaar, 753 baby’s van 1 jaar, 881 peuters van 2 jaar, 870 peuters van 3 jaar, 841 kinderen van 4 jaar, 825 kinderen van 5 jaar, 791 kinderen van 6 jaar, 737 kinderen van 7 jaar, en zo verder…7

• Van alle 16-jarige meisjes is 8% ernstig seksueel misbruikt door een familielid. De helft langer dan een jaar. De meeste meisjes zijn tussen de 8 en 12 jaar. 98% van de daders is man. Het aantal kindermisbruikzaken dat het Openbaar Ministerie behandelt is de laatste jaren redelijk stabiel: elke dag zeven zaken, 365 dagen per jaar. Seksueel misbruik door een familielid komt voor in alle milieus, bij alle soorten geloof, onder autochtonen en allchtonen.8

• Per jaar zijn meer dan 100.000 kinderen getuige van huiselijk geweld. Ze voelen de spanning, horen de kreten, zien de verwondingen. Kinderen die thuis getuige zijn van geweld lopen ernstige psychische schade op. Huiselijk geweld en gezinsgeweld zijn een enorm probleem. Kinderen die thuis getuige zijn van geweld lopen ernstige psychische schade op. Van deze kinderen raakt 40% tot 60% getraumatiseerd doordat zij getuige zijn van de mishandeling door en van hun ouders. Naar schatting is tussen de 30% en 40% van deze kinderen zelf eveneens slachtoffer, omdat zij ook mishandeld worden of omdat zij tussenbeide komen.9

• Van de 140.000 gesprekken die de Kindertelefoon in 2003 voerde, gingen er ruim 9300 over mishandeling. Daarvan ging het in 51% over geweld in de gezinssituatie, 8% over geweld binnen een relatie en 41% over geweld in andere situaties. 54% van de gesprekken betreft lichamelijke mishandeling, 39% betreft seksuele mishandeling, verkrachting, ongewenste intimiteiten, 7% betreft geestelijke mishandeling, verwaarlozing.10

Het gezin als hoeksteen van de samenleving is helaas soms dus verre van veilig, maar een bron van ellende. Ouders – en de gezinnen die zij vormen – kunnen op veel verschillende manieren ziek, gestoord, traumatiserend en onveilig zijn. De mate waarin beide ouders psychisch gezond en psychisch volwassen zijn, is zeer bepalend voor het leef-, woon- en opvoedklimaat dat zij zullen creëren.

Volwassen en onvolwassen ouderschap

Goed ouderschap begint bij een goede partnerkeuze en bij een goede partnerrelatie. Wanneer partners van elkaar houden, elkaar kunnen steunen en overwegend liefdevol en respectvol met elkaar omgaan, conflicten en verschillen niet uit de weg gaan maar grotendeels kunnen oplossen, wanneer ze de ander niet fundamenteel willen veranderen, maar elkaar kunnen accepteren, dan is er een goede basis voor ouderschap. Ouderschap vraagt veel wanneer je het goed wilt doen, en steun van een partner en/of van een andere belangrijke volwassene is dan onontbeerlijk.

Om een goede ouder te kunnen zijn, moet je een ‘ouderpositie’ kunnen innemen. Het woord ‘ouder’ refereert ook aan het woord ‘verstandig’, aan ‘wijsheid’, aan ‘rijpheid’. Je moet dus een zekere mate van psychische volwassenheid bereikt hebben en psychisch redelijk gezond functioneren. Maar wanneer is een mens volwassen, hoe volwassen moet je zijn en wat is psychische gezondheid? Volgens het Nationaal Kompas Volksgezondheid zijn mensen psychisch gezond

wanneer ze een subjectieve beleving van welzijn, autonomie en competentie hebben; wanneer ze zich in staat voelen de eigen intellectuele en emotionele mogelijkheden te verwezenlijken; wanneer er sprake is van succesvol functioneren, wat resulteert in productieve activiteiten, bevredigende relaties met anderen en de mogelijkheid tot aanpassen en omgaan met tegenslagen.11

Deze definitie is natuurlijk heel breed, maar met name het aspect van bevredigende relaties met anderen kunnen opbouwen en kunnen omgaan met tegenslagen is van belang voor de mate waarin iemand een goede opvoeder kan zijn.

Niemand is perfect, het is dus de kunst om goed genoeg te zijn… om genoeg volwassen en psychisch gezond te zijn. Iedereen behandelt een ander wel eens minder aardig, met te weinig respect, enzovoort. Altijd zullen er onbewuste motieven in ons handelen meespelen waar we zelf (nog) geen zicht op hebben. Het is onvermijdelijk dat kinderen opgescheept worden met onverwerkte zaken van hun ouders. En natuurlijk kan iemand een periode lang psychisch minder lekker in zijn vel zitten. Maar de mate waarin ouders daarvoor verantwoordelijkheid willen nemen maakt het verschil tussen volwassen en onvolwassen ouderschap. Wanneer volwassen en psychisch gezonde ouders fouten maken ten opzichte van hun kinderen, dan geven ze die fouten toe. Ze proberen de schade te herstellen en herhaling te voorkomen. Het vertrouwen in de ouder blijft dan meestal bestaan en de rechtvaardigheid is niet in het geding. Onvolwassen ouders zien hun eigen fouten en gebreken veel te weinig en zullen de klachten van de kinderen negeren. Fouten worden dan niet rechtgezet, er wordt niets van geleerd, waardoor het ene incident volgt op het andere. Het basisvertrouwen van het kind in de ouders wordt dan fundamenteel en ernstig beschadigd.

De geschiedenis herhaalt zich

Als mensen niet van tuinieren houden maar wel een tuin hebben, dan komt er meestal van die tuin niet veel terecht. Ze gaan liefdeloos om met de planten, wieden onkruid niet – waardoor bloemen en planten overwoekerd raken – en hanteren de gifspuit misschien al te driftig. Wanneer ouders niet van hun kinderen kunnen houden, komt er meestal ook niet veel van hen terecht. Soms wonderlijk genoeg ook wel! Net zoals in een verwaarloosde tuin sommige planten nog prachtig kunnen bloeien, zo kunnen kinderen ook bloeien tegen de verdrukking in. Wonderen en raadselen bestaan gelukkig nog.

Maar vaker zien we de verkommerde kinderen op consultatiebureaus, op spreekuren van huisartsen. We komen ze tegen binnen de jeugdzorg, in internaten, op straat waar ze de boel vernielen, en op latere leeftijd in gevangenissen en tuchtscholen, en nog weer later bij de echtscheidingsbemiddelaar. Ten slotte komen we ze opnieuw tegen bij de jeugdzorg, nu niet meer als kind, maar als ouder van een ‘moeilijk’ kind. Beschadigde ‘kinderen’ krijgen zelf kinderen, waar vervolgens weer niet veel van terechtkomt en zo herhaalt de geschiedenis zich…, maar niet altijd. Gelukkig zijn niet alle volwassenen met een traumatisch verleden per definitie ongeschikt als ouders. Er zijn ouders die van een nare jeugd veel hebben geleerd over hoe het vooral niet moet. Ze zien van anderen of weten van zichzelf hoe het wel moet en gedragen zich daarnaar. Ook is het niet zo dat zeer slechte ouders altijd een rampzalig verleden hebben. De wondere – en bonte – wereld van de gedrags- en persoonlijkheidsstoornissen laat zich niet zo gemakkelijk verklaren, en een oorzaak voor onvolwassen, onverantwoordelijk en liefdeloos ouderschap is dan ook nooit eenduidig. Dat er echter nogal eens een relatie bestaat tussen onverantwoord en liefdeloos ouderschap en een onveilige of traumatische jeugd van de ouders zelf is zeker. Veel ouders die hun geschiedenis herhalen willen hun kinderen wel een gelukkige jeugd bezorgen juist omdat zij het zelf als kind zo slecht hebben gehad, maar ze mislukken daarin omdat ze hun eigen geschiedenis niet hebben verwerkt. Dit falen in de opvoeding maakt hen verbitterd en teleurgesteld en dat versterkt meestal de agressieve gevoelens ten opzichte van het kind.

Maar ook al hebben ouders beiden een rampzalig slechte jeugd achter de rug, zij blijven toch verantwoordelijk voor hun eigen gedrag jegens hun kinderen. Het onderkennen van het feit dat je geen goede ouder bent en hulp en ondersteuning moet zoeken is altijd mogelijk, voor iedereen, en er is dus nooit een excuus wanneer dat niet gebeurt.

Mensenrechten… kinderrechten

Kinderen hebben net als volwassenen rechten, alleen kunnen ze zelf niet altijd voor die rechten opkomen omdat ze te weinig macht hebben. Volwassenen behandelen kinderen nogal eens als ‘onpersonen’, als ‘rechtelozen’. Onmachtige kinderen kún je ook gemakkelijk negeren!

Wanneer er in dit boek over onvolwassen, onverantwoordelijk of liefdeloos ouderschap geschreven wordt, wordt er ouderschap bedoeld waarbij de rechten van het kind structureel worden genegeerd of worden geschonden en gaat het niet over betere of slechtere opvoedingsstijlen. Er zijn veel verschillende opvoedingsstijlen, over smaak en stijl valt wel te twisten, maar niet in dit verband. Wanneer kinderen opgroeien in onveilige of traumatiserende omstandigheden, gaat het meestal niet over opvoedingsstijl, maar gaat het over het schenden van kinderrechten. Deze rechten zijn beschreven in het Verdrag van de Rechten van het Kind. Dit verdrag bestaat sinds november 1989 en is opgesteld door UNICEF (een onderafdeling van de VN).

Er zijn totaal vierenvijftig kinderrechten omschreven, onderverdeeld in vier hoofdgroepen:12

• Recht op leven

• Recht op liefde

• Recht op vrijheid

• Recht op zorg

Er zijn ouders die vrijwel alle rechten van hun kinderen negeren en schenden; die biologische verwekkers verdienen de titel ‘ouders’ in feite niet.

Groene vingers

Wanneer je van tuinieren houdt ga je zorgvuldig om met je planten. Je wandelt graag rond in je tuin en kijkt wat er nodig is: voldoende bijmesten, liever geen gif spuiten, snoeien… niet te veel en niet te weinig, op de juiste manier en op het juiste tijdstip. Verpoten wanneer de plant op een bepaalde plek niet gedijt. De tuin niet verstikken met overbezorgdheid en controle, maar zoveel mogelijk de natuur z’n gang laten gaan, binnen de perken. Water geven bij droogte en de planten beschermen tegen vorst en hagel. Verplegen bij ziekte en ongedierte en hekjes of haagjes plaatsen om te voorkomen dat onverschilligen of vandalen met lompe stappen de planten vertrappen. En naast al deze zorg en arbeid is een tuin er vooral ook om van te genieten… om van te houden, om in te zitten en om in te zijn. Een goed onderhouden tuin zal je uitbundig voor je inspanningen belonen.

Opvoeden is net als tuinieren en kinderen zijn net planten: sommige kinderen zijn kwetsbaar en fragiel, andere zijn sterk, taai en wilskrachtig als onkruid. Het opvoedingsklimaat, de grond waarin ze wortelen en ten slotte de toewijding van de verzorgers zullen grotendeels bepalen of de kinderen zullen gedijen. Geef je ze wat ze nodig hebben, dan komen ze meestal wel tot hun recht. Onthoud je hun daarentegen essentiële ‘levensmiddelen’, dan verpieteren ze in letterlijke of psychologische zin.

Om een kind tot bloei te laten komen, heb je groene vingers nodig. Enige kennis van zaken over opvoeden is handig, maar belangrijker is liefde, aandacht, toewijding en verantwoordelijk gedrag. Opvoeden betekent goed kijken naar het kind, naar wie het is en wat het nodig heeft om tot volle bloei te komen.

Het betekent voorzichtig ‘wildgroei’ terugsnoeien zonder vitale takken te beschadigen, het betekent fouten met mildheid bejegenen. Begeleiden zonder te verstikken, niet te veel trekken en duwen, maar uitnodigen, ombuigen, afleiden, aanbieden van mogelijkheden en stimuleren, zonder haast, met geduld.

Het betekent eigen fouten toegeven, excuus aanbieden en fouten herstellen waar dat mogelijk is. Kinderen opvoeden vraagt veel liefde, geduld, wijsheid en zelfvertrouwen en vooral de overtuiging dat het kind zelf in potentie alles in zich heeft om een mooi en uniek mens te worden. Het is aan de ouder om het kind op die reis naar volwassenheid te begeleiden, te coachen. Om dat te kunnen moet je volwassen genoeg zijn om te kunnen ouderen, en nog een beetje kind zijn om het kind te kunnen aanvoelen en te begrijpen.