Woord vooraf

De meeste ouders hebben hun kinderen lief. Uit cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dan ook dat de meeste ouders het goed doen. Ze doen het ‘goed genoeg’ en meer is niet nodig: kinderen hebben hun eigen aard en veerkracht en slaan zich door veel heen. De meeste kinderen in nederland doen het dus prima, in vergelijking met kinderen in de ons omringende landen, en zijn tevreden over hun ouders. Ze zijn vooral tevreden over de mogelijkheid tot onderhandelen met hun ouders – niet voor niets blijven ze nog lang thuis wonen. Gepraat wordt er dus zeker.

Maar een kleine groep ouders lukt het niet om hun kinderen liefde en veiligheid te bieden. Of misschien nog wel liefde, maar geen steun en begrip. Of misschien nog wel af en toe steun of begrip, maar even vaak ook niet als de ouders zelf overspoeld worden door hun eigen zorgen.

Kindermishandeling, seksueel misbruik, het prostitueren van je eigen kinderen – we horen er dagelijks over. Soms worden kinderen vermoord en dan waart er even een schok door Nederland. Ouderliefde blijkt niet vanzelfsprekend te zijn, hoe graag we dat ook zouden willen geloven.

Daarbij leven we in een tijd van grote dubbelzinnigheid. Aan de ene kant bestaat de neiging tragische levensgeschiedenissen uit te melken, zoals bij emotie-tv, waar menselijk leed in dienst van de kijkcijfers wordt gesteld. Aan de andere kant is er grote onverschilligheid voor de wérkelijke effecten van verwaarlozing en misbruik en mishandeling. Hoewel er steeds meer bekend is over de langdurige effecten, lijken we niet te beseffen dat een kind hier niet overheen groeit, maar de sporen ervan zijn hele leven met zich meedraagt en die mogelijk ook doorgeeft aan zijn eigen nageslacht. We weten inmiddels voldoende hoe kindermishandeling en seksueel misbruik leiden tot onomkeerbare veranderingen van het stress-systeem. Dit geeft problemen in de zich ontwikkelende hersenen. Problemen met stressregulatie, geheugen en concentratie, lichamelijke gezondheid en hechting zijn het gevolg.

Met vrij eenvoudige middelen (vroege opsporing op consultatiebureaus, een betere organisatie van moeder-en-kindzorg, signalering op scholen en bij de jeugdgezondheidszorg) zou veel leed voorkomen kunnen worden. Gelukkig lijkt in sommige gemeenten het tij te keren en worden de problemen serieus opgepakt, in de vorm van ouder-kindbureaus.

Maar als het mis gaat, wat dan?

In Niemandskinderen laat Carolien Roodvoets zien wat er kan gebeuren als het mis gaat in gezinnen, en wat voor een invloed dit heeft op het gevoel van veiligheid, vertrouwen, en zelfwaarde. Ze laat de verschillende patronen zien die we kennen: het misbruikende gezin, waarvan de leden allemaal gevangen zijn in het vanzelfsprekend weten en niet-weten; het gezin waar de rollen zijn omgedraaid, omdat de ouders door ziekte of stoornissen niet in staat zijn hun rol als ouder te vervullen, de gezinnen waar controle met te harde hand uitgeoefend wordt; de gezinnen waar het kind het object wordt van alle frustraties van de ouder(s) en als boksbal wordt gebruikt voor fysieke en verbale vernederingen. De schrijfster laat dit zien op een heldere, toegankelijke en aansprekende manier. Wie zo’n jeugd heeft meegemaakt zal zich erin herkennen, wie zelf kinderen opvoedt zal inzicht krijgen in de dynamiek van wat er mis kan gaan, en wie als partner of als kind geconfronteerd wordt met de gevolgen zal het gedrag van de ‘Niemandskind’-partner of -ouder kunnen gaan begrijpen.

Nelleke Nicolai
psychiater-psychotherapeut