Hoofdstuk 2: Denken over denken

In dit hoofdstuk:

  • Nadenken over denken
  • De computer van de geest inschakelen
  • Ideeën verwerken

Hoe zou het zijn als je niet kon denken? Je zou geen objecten kunnen herkennen, geen problemen kunnen oplossen en niet kunnen communiceren. Je zou flink in de nesten zitten.

We merken onze denkprocessen zelden op. Je kunt het vergelijken met achtergrondmuziek die altijd aanwezig maar nooit prominent is. Denken lijkt vanzelf te gaan en automatisch te verlopen. Mijn ‘geest’ was voor mij altijd iets vanzelfsprekends en ik schonk er zelden aandacht aan. De enige keer dat ik echt wakker schrok en mijn geest opmerkte, was toen-ie op vakantie ging. Volgens mij wist ik niet echt wat ik bezat, totdat mijn geest was verdwenen. Maar hoe zou ik weten dat mijn geest ervandoor was als ik hem niet meer bezat? We kunnen deze vraag het beste stellen op nachtelijke filosofiebijeenkomsten aan de stamtafel van het plaatselijke café. Wat dit hoofdstuk betreft, mag je ervan uitgaan dat we allemaal over hersenen beschikken en dat we allemaal het vermogen hebben om te denken.

Waar denk je aan?

Wat is denken precies? In de psychologie noemt men het denken cognitie (en denkprocessen cognitieve processen). Daarmee wordt op de mentale verwerking van informatie gedoeld, en dit omvat herinneren, redeneren, problemen oplossen, conceptualiseren en jezelf iets voorstellen.

Denken bestuderen is geen koud kunstje. Weet je waarom? Omdat het zo moeilijk waarneembaar is! Als je iemands schedel zou lichten en naar binnen zou turen, zou je denkprocessen dan kunnen zien? Nee, alleen maar een gekreukelde grijs-roze massa (de hersenen). In de beginjaren van het psychologische onderzoek vroegen psychologen aan proefpersonen die aan denkexperimenten deelnamen, om introspectie te bedrijven. Introspectie is je eigen innerlijk observeren en daarover rapporteren. Bij ingewikkelde hersenprocessen is deze methode echter hopeloos ontoereikend.

Tegenwoordig maken psychologen gebruik van computermodellen en andere ingewikkelde onderzoeksmethoden om het denken te bestuderen. Een andere reden waarom introspectie uit de gratie viel, is dat sommige van de belangrijkste denk­aspecten die we als vanzelfsprekend vinden, niet voor intro­spectie vatbaar zijn. Hoe diep we ook in onze hersenen turen, de bouwstenen ervan kunnen we niet ontdekken, aangezien we alleen de eindproducten ervaren.

Een vergelijking met de computer

Nadat de moderne computer op het toneel was verschenen, begonnen psychologen en aanverwante onderzoekers de handelingen die door computers worden verricht, als mogelijke modellen van het menselijk denken te beschouwen. Dit was een significante doorbraak. Het gebruik van de computer als een model voor hoe denken in zijn werk gaat, staat bekend als het computermodel van de hersenen (en van het denken). Het idee is zowel vérgaand als simpel: de menselijke hersenen en al zijn ingewikkelde processen, zoals waarnemen, denken, problemen oplossen enzovoort, vormen een informatieverwerkende procedure, een rekenproces. Het brein is een informatieverwerkende machine.

Informatie verwerken

Belangrijk.eps

Bij de verwerking van informatie doorloopt jouw geest de volgende stappen:

1. Stimulusinformatie bereikt de hersenen vanuit de zintuigen. (Je ziet Justin Timberlake voor de eerste keer dansen.)

2. De betekenis van deze informatie wordt geanalyseerd. (Je hersenen denken: ‘Nou, dat zijn pittige dans­bewegingen.’)

3. Er worden verschillende mogelijke reacties gegenereerd. (Je hersenen proberen uit te vissen hoe hij zijn dansje doet.)

4. Een van die reacties wordt uitgevoerd en kritisch bekeken. (Je doet je schoenen uit en probeert het zelf uit in de huiskamer.)

Denken is dus een proces dat de analyse van informatie behelst. Maar wat is ‘informatie’? Laten we er om te beginnen van uitgaan dat denken altijd op iets betrekking heeft. Wanneer ik denk, denk ik altijd aan iets: een auto, een persoon, een gebeurtenis en dergelijke. Van wat voor soort ‘dingen’ maakt een computer bij zijn berekeningen gebruik? Wel, neem een van de eenvoudigste typen informatieverwerkers, een rekenmachine. Van wat voor soort objecten maakt een rekenmachine voor zijn bewerkingen gebruik? Van getallen of symbolen, nietwaar? Denken is het verwerken van mentale- of denksymbolen. Denksymbolen zijn mentale representaties van objecten uit de wereld om ons heen.

Denken bestaat uit symbolen die informatie over de wereld en de objecten binnen die wereld representeren, en uit de manipulatie van die symbolen. De mentale manipulatie van symbolen is gebaseerd op het combineren, splitsen en op andere manieren combineren van symbolen tot ingewikkeldere reeksen of symboolsystemen die betekenis hebben. Neem het woord deur nog eens. Het bestaat uit eenvoudige onderdelen die letters worden genoemd; de specifieke combinatie van die letters vormen het specifieke woord deur en het beeld van het bijbehorende object. De letters kunnen anders worden geordend, zodat ze het woordje dure opleveren, maar dat woord verwijst naar iets heel anders en dus naar een heel andere gedachte. ­Hopelijk zie je in dat zelfs een eenvoudig systeem als het alfabet een welhaast oneindige verzameling grotere en betekenisvollere symbolen of representaties kan opleveren.

Waar komen al deze symbolen vandaan? Ze worden gegenereerd door dingen in de wereld gewaar te worden. Wanneer ik een roos zie, is er een overeenkomstige representatie van die roos in mijn geest aanwezig terwijl ik erover nadenk.

Conceptualiseren

Wanneer ben je voor het laatst met een vriend of vriendin uitgegaan om gewoon wat te babbelen? Gingen jullie op een terrasje zitten? Praatten jullie over recente romances en frustrerende relaties in jullie leven? Of over de politiek of het weer? Het maakt eigenlijk niet uit waarover jullie praatten, want in elk geval praatten jullie over een concept.

Een concept is een gedachte of idee die een verzameling verwante ideeën representeert. ‘Romance’ is een concept, net als ‘relatie’, ‘politiek’ of ‘weer’. Deze concepten worden in de vorm van symbolen in jullie informatieverwerkende denksystemen gerepresenteerd. Hoe komen ze daar terecht? Wanneer objecten kenmerken gemeenschappelijk hebben, representeren ze hetzelfde concept.

Belangrijk.eps

Al vroeg in onze jeugd worden categorieattributen steeds meer gecombineerd. Uit eenvoudige kenmerken worden grotere eenheden gesmeed, waardoor je conceptuele kennis over de objecten in de wereld om je heen uiteindelijk gigantische afmetingen aanneemt. Maar we weten allemaal dat ons denken veel ingewikkelder is dan simpelweg afzonderlijke woorden begrijpen. Na verloop van tijd gaan we afzonderlijke woordconcepten tot zinconcepten combineren, zinconcepten tot alineaconcepten combineren enzovoort. Dit proces bouwt constant voort op zichzelf.

‘Oorlog is een hel’ is een voorbeeld waarbij de twee concepten oorlog en hel met elkaar verband houden.

  • Je bouwt mentale modellen via een bundeling van logische uitspraken die je helpen te begrijpen hoe de dingen samenhangen. Een voorbeeld daarvan is:

Oorlog is een hel.

De Tweede Wereldoorlog was een oorlog.

De Tweede Wereldoorlog was een hel.

  • Bij het begrijpen zijn schema’s de basiseenheden. Schema’s representeren de wereld en zijn het gevolg van de organisatie van mentale modellen in grotere groepen. Een voorbeeld daarvan is: ‘Sommige soldaten die in de Tweede Wereldoorlog vochten, werden psychologisch getraumatiseerd. Sommige mensen denken dat dit door de extreme oorlogsomstandigheden kwam. Sommige mensen hebben zelfs gezegd dat oorlog een hel is.’

Attributen worden tot concepten gecombineerd, concepten worden tot logische uitspraken gecombineerd en logische uitspraken worden tot mentale modellen gecombineerd. Mentale modellen, ten slotte, worden gecombineerd tot schema’s die als basiseenheden dienen om de wereld te begrijpen en te representeren.

Laten we het voorbeeld boek eens bekijken. Combineer het boekconcept met een ander concept, bijvoorbeeld lezen. Koppel deze concepten vervolgens aan weer een ander concept, bijvoorbeeld bibliotheek. Je hebt nu drie concepten die aan elkaar gerelateerd zijn: boek, lezen en bibliotheek. Deze drie concepten kunnen leiden tot het concept studeren (het tegenovergestelde van lezen voor je plezier). Studeren kan vervolgens worden ingebed in een groter schema, bijvoorbeeld school of naar school gaan.

Denken om te overleven

Menselijk denken is afhankelijk van een conceptueel begrip en een representatie van de wereld waarin we leven. Maar gesteld dat we al deze concepten in ons brein hebben, wat doen we daar dan mee? Hoe maakt ons denken gebruik van concepten (zoals ‘studeren’ of ‘winkelen’) om in de wereld onze weg te vinden en alledaagse problemen op te lossen? Als denken een vorm van rekenen is en onze hersenen als krachtige computers kunnen worden beschouwd, hoe worden deze berekeningen dan precies uitgevoerd? We weten weliswaar dat onze mentale taal uit concepten, uitspraken, mentale modellen en schema’s bestaat, maar hoe sturen deze brokken georganiseerde kennis ons denken en gedrag in de praktijk?

Meestal verlopen denkprocessen ordelijk en doelgericht. Sommige mensen zijn zelfs van mening dat denken logisch en rationeel is. Geordend denken wordt door regels bepaald en heeft als doel om de talrijke problemen op te lossen waarmee we elke dag worden geconfronteerd. Wat is het belangrijkste probleem dag in, dag uit? Overleven. Denken heeft een doel en het stuurt onze handelingen zodat we dat doel, in leven blijven, kunnen realiseren.

Belangrijk.eps

In de volgende paragrafen maak je kennis met de basismechanismen van het denken, ook wel de architectuur van het denken genoemd. Het betreft de denkregels. Behalve dat kennis over de wereld in de vorm van concepten wordt gerepresenteerd, behelst denken de volgende elementaire componenten:

  • Invoer. Sensorische informatie vanuit de buitenwereld of vanuit onze hersenen zelf.
  • Geheugen. Een systeem dat voor de opslag van kennis noodzakelijk is. Informatie over de wereld wordt in onze geest en in ons geheugen opgeslagen. Verjaardagen, namen en andere stukjes informatie worden allemaal in ons geheugen opgeslagen.
  • Denkprocessen. Regels die bepalen hoe de informatie uit het geheugensysteem wordt gebruikt (redeneren, problemen oplossen en logische analyse). Neem bijvoorbeeld rekenen. Als ik honderd getallen in mijn geheugen heb opgeslagen en ik een rekenkundig probleem moet oplossen, bepalen deze operaties hoe ik dat probleem oplos.
  • Uitvoer. Actieprogramma’s die aan de rest van de geest en het lichaam meedelen wat er moet worden gedaan nadat de denkprocessen zijn voltooid.

Invoer

Het invoergedeelte van cognitieve processen maakt eigenlijk geen deel uit van het denkproces. In feite hebben we hier met perceptie te maken. De invoerfase is de plaats waar de informatie over de wereld in onze hersenen belandt. Onze zintuigen (zien, horen, tastzin, smaak en reuk) voeren alle informatie aan.

Hoe we onthouden en vergeten

Denken behelst de manipulatie van mentale symbolen die in de vorm van concepten zijn opgeslagen en representaties zijn van de objecten die we in de wereld tegenkomen. Hoe worden deze mentale concepten opgeslagen? Kwestie van geheugen!

Er bestaan drie aparte opslagsystemen in het geheugen: sensorisch geheugen, kortetermijngeheugen en langetermijngeheugen.

Sensorische opslag

Sensorisch geheugen is een geheugen van uiterst korte duur waarin informatie wordt opgeslagen die via je zintuigen binnenkomt. Kijk naar de zon, sluit je ogen en kijk ergens anders naar. Wat gebeurt er dan? Je ziet nog een paar momenten lang een nabeeld van de zon.

Kortetermijngeheugen

Kortetermijngeheugen (in het Engels vaak afgekort tot STM) bestaat uit de informatie die op dit moment in je bewustzijn actief is. Het zijn de dingen waarvan je je momenteel bewust bent. Het licht op de pagina van dit boek, de woorden die je momenteel leest, het gerommel van je maag en de geluiden van het verkeer buiten maken allemaal deel uit van je bewustzijn en worden allemaal in je STM opgeslagen. Zaken waar je je niet bewust van bent, kunnen overgedragen worden aan het langetermijngeheugen of gewoonweg vergeten worden.

Hoeveel informatie kun je in je kortetermijngeheugen opslaan? Men is het er over eens dat de capaciteit van het kortetermijngeheugen ongeveer zeven items (plus of min twee) is. Dit wordt wel het ‘magische getal 7’ genoemd.

Betekent dit dat ik slechts zeven woorden, zeven cijfers of zeven andere simpele items in mijn kortetermijngeheugen kan opslaan? Nee, gelukkig niet; dankzij een proces dat chunking wordt genoemd, kan ik veel meer informatie opslaan. Een klassiek voorbeeld van chunking is het ezelsbruggetje, waarbij je een groter brok informatie splitst en aan een zinnetje koppelt om het gemakkelijker te kunnen herinneren.

Een item verblijft ongeveer 18 seconden in het kortetermijnsysteem. Je kunt die periode alleen verlengen door het item te herhalen. Herhaling (rehearsal) is het proces waarbij je iets in gedachten of hardop blijft herhalen om het niet te vergeten.

Langetermijngeheugen

Als de informatie in het kortetermijngeheugen lang genoeg wordt herhaald, belandt het desbetreffende item uiteindelijk in je langetermijngeheugen (in het Engels vaak afgekort tot LTM). Er zijn twee verschillende manieren om informatie naar je langetermijngeheugen over te brengen:

  • Pure herhaling (uit je hoofd leren). Door de informatie te blijven herhalen wordt deze in het langetermijngeheugen opgeslagen.
  • Uitvoerige herhaling (begrijpend leren). Je gaat met de informatie aan de slag en je integreert het in je bestaande kennis. Wanneer informatie betekenis voor je heeft en naar iets verwijst dat je al kent, kun je de informatie gemakkelijker onthouden en moeilijker vergeten.

In theorie is de capaciteit van het langetermijngeheugen onbegrensd, aangezien onderzoekers nog geen manier hebben kunnen bedenken om de capaciteit van dat geheugen vast te stellen. Onthoud gewoon dat het langetermijngeheugen over voldoende vermogen beschikt om het karwei te klaren. Dat klinkt misschien een beetje vreemd als je bedenkt hoe veel informatie we vergeten. Als de informatie ergens in ons brein is opgeslagen, waarom vergeten we dan zoveel dingen?

Waneer we informatie vergeten die in ons langetermijngeheugen is opgeslagen, komt dat grotendeels omdat die informatie niet bereikbaar is, en niet zozeer omdat de informatie niet meer aanwezig zou zijn.

VrijeAssociatie.eps

Als je de volgende keer naar een speech luistert, probeer dan eens het begin, het middenstuk of het afsluitende gedeelte te onthouden. Wellicht valt je dan iets op wat door psychologen de seriële positiecurve wordt genoemd. Informatie aan het begin en het eind is gemakkelijker te onthouden dan informatie in het midden. Waarom is dat zo?

De seriële positiecurve treedt op omdat de informatie aan het begin van de show of de lezing na verloop van tijd gewoonlijk naar het langetermijngeheugen verhuist. De informatie aan het eind van de show bevindt zich nog in je kortetermijngeheugen, aangezien deze informatie nog kersvers is. En het middengedeelte? Dat is gewoon weg.

Vergeet het maar!

Heeft iemand je ooit gezegd dat je iets maar moest vergeten? Probeer het volgende eens. Denk niet meer aan kaas. Helpt dat? Denk je dan inderdaad niet meer aan kaas, of juist meer aan kaas? Wanneer iemand je opdraagt iets te vergeten, ga je er ironisch genoeg juist meer aan denken. ‘Vergeet het’ is dus een advies van niks. Als ze werkelijk willen dat je iets vergeet, moeten ze het juist helemaal niet noemen.

Denkprocessen

De derde stap in het denkproces omvat het uitvoeren van mentale processen of activiteiten. Twee vaak voorkomende soorten mentale activiteiten zijn problemen oplossen en redeneren.

Problemen oplossen

Problemen oplossen klinkt vrij simpel. Je hebt een probleem en je lost het op. Neem de televisieserie Baantjer. Geen moord zo ingewikkeld of De Cock (met c-o-c-k) kan de dader in de kraag vatten. Hij verzamelt zo veel mogelijk gegevens, zet ze op een rijtje en krabt zich op zijn hoofd. Vervolgens praat hij met barman Lowietje die een duistere opmerking plaatst, maar daarmee wel steevast het laatste zetje tot de oplossing geeft. Ik denk dat De Cocks vaardigheden om problemen op te lossen groter zijn dan de mijne.

Newell en Simon (1972) kunnen worden beschouwd als de pioniers van de psychologie van het probeemoplossen. In bijna elk onderzoek naar het oplossen van problemen worden ze geciteerd. Ze noemen de volgende vier elementaire stappen van het probleemoplossingsproces:

1. Erkennen dat er van een probleem sprake is. (Lijkt op het idee dat je een verslavings- of alcoholprobleem niet te lijf kunt gaan voordat je toegeeft dat dit inderdaad een probleem is.)

2. Een representatie van het probleem construeren, inclusief de begintoestand en het uiteindelijke doel.

3. De mogelijke oplossingen genereren en evalueren.

4. Een mogelijke oplossing selecteren.

5. De oplossing uitvoeren en bepalen of het de gewenste oplossing is.

Tip.eps

Deze stappen worden soms samengevat tot de afkorting ­IDEAL (Bransford en Stein, 1993):

I = identify (identificeer het probleem)

D = define (definieer en representeer het probleem)

E = explore (verken de mogelijke strategieën)

A = action (ga tot actie over)

L = looking back (kijk terug en evalueer het geheel)

Er bestaan waarschijnlijk net zo veel oplossingsstrategieën als er problemen zijn. We weten allemaal hoe we door ‘trial en error’ een probleem kunnen proberen op te lossen. Dat wil zeggen: je probeert lukraak wat mogelijkheden uit en met vallen en opstaan bereik je de oplossing. Deze werkwijze is niet bijster doelmatig, maar soms is dat het enige middel waarover we beschikken.

Tip.eps

Hier volgen nog enkele gebruikelijke probleemoplossingsmethoden:

  • Middel-doelanalyse. Deze strategie behelst het splitsen van het probleem in kleinere subproblemen die moeten worden opgelost om het eindresultaat te kunnen bereiken.
  • In terugwaartse richting werken. Deze methode om een probleem op te lossen lijkt op iets uit elkaar halen en weer in elkaar zetten om er achter te komen hoe het object (of het probleem) in elkaar zit.
  • Brainstormen. Een methode waarbij zo veel mogelijk oplossingen voor het probleem worden aangedragen zonder ze meteen te verwerpen of uit te werken. Het maakt niet uit hoe onwaarschijnlijk, irreëel, belachelijk of idioot de oplossingen zijn; je bedenkt ze gewoon allemaal en je verwerpt ze zodra je niet meer mogelijke oplossingen kunt bedenken. Zelfs mijn idee om ijskasten zonder deur te maken om het opwarmingseffect van de aarde te stoppen, hoort in deze categorie thuis.
  • Analogieën en metaforen. Deze methoden maken gebruik van een gelijksoortig, al opgelost probleem om een niet verwant probleem op te lossen. De Cubaanse raketcrisis was vergelijkbaar met een spelletje, waarbij twee spelers elkaar in de ogen keken en degene die het eerst met zijn ogen knipperde, de verliezer was. Ik denk dat president Kennedy in dit spelletje een kei was.

Logisch redeneren

Vermoedelijk zijn redeneren en het vermogen om problemen logisch op te lossen, twee dingen die mens en dier van elkaar onderscheiden. Redeneren kan worden omschreven als een denkproces waarbij conclusies worden getrokken op basis van premissen die aan de conclusie voorafgaan. Premissen beschrijven een bepaalde stand van zaken. ‘Alle brandweerauto’s zijn rood’. Een andere premisse is bijvoorbeeld: ‘Mijn vader is brandweerautochauffeur’. Een logische conclusie kan dus zijn: ‘Mijn papa rijdt voor zijn werk in een rode auto’. Redeneren kan ons helpen uitzoeken of onze conclusies geldig zijn en of ze logisch zinvol zijn.

Maar stel nu dat er werd beweerd: ‘Alle brandweerauto’s zijn rood. De auto van mijn vader is rood. Daarom is de auto van mijn vader een brandweerauto’. Dit is niet logisch! De eerste premisse zegt niet dat alle auto’s rood zijn, maar alleen dat brandweerauto’s rood zijn. Allerlei auto’s kunnen rood zijn, waaronder brandweerauto’s. Mijn vader zou bijvoorbeeld in een rode Toyota kunnen rijden. Logica is een manier om onze redeneringen te verifiëren.

Bij alle elementaire redeneerproblemen zijn twee basiscomponenten betrokken:

  • Premissen. Dit zijn verklaringen over een bepaald object of een bepaalde gebeurtenis die een conclusie moeten ondersteunen.
  • Conclusies. Dit zijn de punten die aan de premissen worden ontleend. Ze zijn alleen geldig als ze logisch uit deze premissen volgen.

Uitvoer

Tot dusverre ziet denken er als volgt uit:

Invoer → Geheugen → Er worden denkprocessen uitgevoerd

Wat blijft er nu nog over? De uitvoer van het denkproces, oftewel de actiefase of de uitkomst. Als ik getallen te horen krijg waarmee ik een rekenprobleem moet oplossen, zoek ik in mijn geheugen naar een aftrekmethode, ik voer de operatie mentaal uit, waarna mijn hersenen mijn handen het bevel geven om de uitkomst op papier te zetten. Deze uitvoer wordt soms een motorisch programma genoemd omdat er spierbewegingen bij betrokken zijn. De oplossing van het aftreksomprobleem is eveneens uitvoer, maar dan mentale uitvoer in plaats van een motorisch programma, en wel uitvoer die ik kan uiten door mijn mondspieren te gebruiken. Op dat moment wordt het een motorisch programma.

Denken dat je superslim bent

Lange tijd hebben psychologen geprobeerd uit te zoeken wat intelligentie is. Er zijn voorbeelden te over van situaties waarin intelligentie afwezig is. Een blik op televisieprogramma’s waarin homevideo’s worden getoond, is daarvoor al voldoende.

Belangrijk.eps

We verschillen allemaal in onze probleemoplossende vermogens, logische denkvermogens, taalvaardigheden en in onze vaardigheden om concepten te begrijpen en aan te leren, met abstracties om te gaan, ideeën te integreren, doelen te bereiken enzovoort.

Om een concretere omschrijving te geven: intelligentie is een verzameling vermogens die een persoon in staat stelt te ervaren, te leren, te denken en zich met succes aan de wereld aan te passen. Een dergelijke ruime definitie schept ook ruimte voor concepten als levenswijsheid, een vermogen waarvan veel psychotherapiepatiënten beweren dat therapeuten dat niet bezitten.