12
Toen Van In op het commissariaat arriveerde, was Versavel al weg. In een eerste opwelling wilde hij hem bellen en vragen of hij zin had een glas te gaan drinken in L’Estaminet, maar bij nader inzien - Versavel mocht dan zijn vriend zijn, sommige dingen hield je beter binnenskamers - zag hij daarvan af. Bovendien was de kans groot dat Versavel het voor Hannelore zou opnemen als hij hem vertelde wat er aan de hand was. Hoe zou jij je voelen als zij jou op een dag met al haar ex-vriendjes confronteerde? Van In hoorde het hem al zeggen. In zijn hoofd begon een gedachte te woekeren die steeds groteskere vormen aannam en zo smerig was dat hij zich schaamde dat ze bij hem was opgekomen. Maar in plaats van ze te verdringen, begon hij argumenten te verzinnen om de beslissing te ondersteunen die hij op het punt stond te nemen. Als Versavel hem niet kon of wilde helpen, was er maar één persoon die hem voldoende goed kende om dat wel te doen. Hij nam de hoorn van de telefoon en toetste een nummer in. Vreemd dat hij het zich na één keer bellen nog herinnerde. Hij liet de beltoon vier keer overgaan voor hij ophing. Nee, dat kon hij niet maken. Stel dat haar man thuis was. Hij stak een sigaret op. In de koelkast stonden nog twee Duvels. Eentje kon geen kwaad, twee waren misschien voldoende om hem op zijn beslissing te doen terugkomen, zeker als hij ze heel snel achter elkaar dronk. Het was verleidelijk, maar het duurde nog twee sigaretten voor hij opstond en naar het keukentje liep waar de koelkast stond. Hannelore gaat dood als ze er ooit achter komt, dacht hij terwijl hij het eerste flesje openmaakte. Je ex-vrouw gaan opzoeken en met haar problemen bespreken uit je nieuwe relatie - als het uitlekte, zou niemand daar begrip voor kunnen opbrengen. Terecht, want zoiets deed je niet. Van In liep terug naar zijn bureau en tikte het nummer van Sonja in. Dit keer wachtte hij tot er werd opgenomen.
‘Hallo, ben jij het?’
‘Pieter.’
De stem van Sonja klonk verbaasd en nieuwsgierig, maar ze maakte geen bezwaar toen hij haar vroeg of hij haar even kon spreken.
‘Kom maar af. Hij is toch niet thuis vanavond.’
Zijn hand trilde toen hij de hoorn neerlegde en in zijn buik leek het plotseling te krioelen van het ongedierte. Hoe moest hij haar straks begroeten? Met een handdruk of met een kus? De vraag hield hem de hele weg bezig, maar toen hij aanbelde, gleed de spanning van hem af Hij gaf haar een kus op de wang, zogezegd omdat zijn handen klam aanvoelden en hij niet wilde dat ze merkte dat hij zenuwachtig was. Het was een vreemd gevoel plotseling weer oog in oog met haar te staan.
‘Je ziet er anders goed uit’, zei hij.
Sonja was kleiner dan Hannelore en een beetje molliger, maar voor een vrouw van vierenveertig zag ze er nog zeer appetijtelijk uit.
‘Jij ook.’
‘Laat me niet lachen.’
Van In klopte op zijn buikje. Zij had hem gekend toen hij nog jong en slank was. Je kont mag er ook nog zijn, wilde hij zeggen toen ze hem voorging naar de salon. De televisie stond aan. Er liep een Vlaamse misdaadserie. Sonja pakte de afstandsbediening en zette het toestel af.
Het deed allemaal een beetje onwennig aan. Van In wist niet goed wat te doen, zij evenmin.
Toen hij wilde vragen of hij mocht gaan zitten, stelde ze het hem zelf voor.
‘Een Duveltje?’
‘Ja, graag.’
‘Je hebt toch niet weer een foto van me nodig?’ zei ze vanuit de keuken.
‘Nee, ik kom om advies.’
Ze lachte.
‘Jij die mij om advies komt vragen. Ben je ziek of zo?’
Veel mannen denken dat het jaren duurt voor hun vrouw hen doorziet, ze hebben het mis. Sonja wist na twee weken al welk vlees ze in de kuip had. Ze was op Van In gevallen omdat hij lief en romantisch was en vanwege zijn jongensachtige blik waarmee hij haar hart had doen smelten, zijn eigengereidheid had ze er met plezier bij genomen.
‘Het gaat over Hannelore.’
‘Dat poppetje van de rechtbank.’
‘We gaan trouwen’, zei Van In.
‘Tiens.’
Ze schonk zijn Duvel in zoals hij het graag had. In één keer en met een kraag van drie vingers breed. Wedden dat het poppetje dat nooit voor hem deed. Ze ging naast hem zitten en stak een sigaret op. Wist hij dat hij hier ook mocht roken.
‘Ze is jaloers op jou.’
‘Dank je.’
‘Vind je dat prettig?’
‘Natuurlijk.’
Van In nam een slok van de Duvel en stak een sigaret op.
‘En op Geertje en Reinhilde.’
‘Je zou voor minder.’
Van In leunde achterover op de bank, strekte zijn benen en slaakte een zucht. Sonja schoof ongemerkt dichterbij tot haar dij die van hem bijna raakte. Toen hij haar een halfuur geleden belde, was ze eerst geschrokken. Maar nu ze de echte reden voor zijn bezoek kende, overviel haar een gevoel van triomf Alles verliep nog beter dan ze zich in haar stoutste dromen had kunnen voorstellen. Ze dacht aan een vers uit de bijbel, iets over een lam dat zich gewillig naar de slachtbank liet leiden.
‘Ik wil eigenlijk weten hoe jij je voelde toen ik…’
‘Heb je weer een jong ding verleid?’
Haar stem klonk plotseling hard en kil. Ze herinnerde zich de avond dat hij zijn relatie met een jonge agente schoorvoetend had toegegeven nog als de dag van gisteren en de pijn die ze daaraan had overgehouden.
‘Nee’, zei Van In. ‘Maar ik heb wel op het punt gestaan het te doen.’
‘Smeerlap.’
‘Daar kun je toch niet kwaad om zijn. We zijn al bijna tien jaar uit elkaar. Ik wilde alleen weten of je het me destijds zou vergeven hebben als ik…’
‘Je had op je knieën van hier naar Mongolië mogen kruipen, Van In. Wat denken jullie mannen toch? Dat je iedereen mag bespringen en je zonden daarna zo maar vergeven worden. Als ik poppetje was, sleurde ik je bij je ballen naar het gerechtsgebouw.’
Sonja begon zich op te winden en het duurde ruim een halfuur voor Van In erin slaagde haar te kalmeren. Eén ding maakte ze hem wel duidelijk: als een vrouw nog maar vermoedde dat haar man nog oog had voor een van zijn ex-vriendinnetjes, werd het beest in haar wakker.
‘Hoe ver zou jij destijds gegaan zijn?’ vroeg hij toen ze wat gekalmeerd was.
Sonja draaide haar hoofd in zijn richting. Haar ogen schoten vuur.
‘Had ik het gekund, ik had je vermoord, Van In.’
‘Dat meen je niet.’
‘Toen wel.’
‘Maar nu niet meer?’
‘Natuurlijk niet, onnozelaar.’
Ze sloeg haar arm om zijn schouder en gaf hem een dikke zoen. Mannen, dacht ze. Ze zijn zo naïef.
‘A propos,’ zei ze, ‘heeft het jongetje de boze heks al kunnen identificeren?’
Van In schudde zijn hoofd.
‘Ik denk dat we de boze heks onderschat hebben’, zei hij. ‘Volgens mij is er nog een andere vrouw in het spel.’
‘Zo zou ik het ook gedaan hebben. Nog een Duveltje?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik zou een vriendin of een kennis vragen iemand - een jongetje bijvoorbeeld - de envelop in ruil voor een fooi te laten afgeven in de veronderstelling dat de politie hem toch in de kraag zou vatten. Kan hij mij nooit identificeren.’
‘Maar waarom al die moeite?’
‘Om je een beetje te jennen, Van In. Iedereen weet toch dat je gefrustreerd raakt als je er niet in slaagt om een zaak op te lossen?’
‘Dus toch Geertje of Reinhilde?’
Sonja haalde haar schouders op.
‘Alsof er maar twee vrouwen bestaan die jij onrecht hebt aangedaan. Nooit gedacht aan vriendinnen of echtgenotes van mannen die jij achter de tralies hebt laten stoppen?’
‘Ik neem nog een Duvel’, zei Van In.
Hij had zich de hele tijd blindgestaard op de andere moorden, waarbij het motief duidelijk in verband stond met ontrouw en echtbreuk, hij had er nooit bij stilgestaan dat er in zijn geval wel eens een andere beweegreden kon zijn. Na vandaag wist hij wel beter. Zijn ex-vriendinnen namen het hem na al die tijd niet meer kwalijk dat hij hen in de steek had gelaten, zelfs zijn ex-vrouw behandelde hem niet onheus. Waarom had ze hem anders spontaan gezoend?
‘Je zou wel eens gelijk kunnen hebben’, zei hij toen Sonja de tweede Duvel inschonk en hem een bordje kaas toeschoof ‘Het probleem is dat ik weer van nul mag beginnen.’
‘Ben jij niet de beste speurder van het land?’
Ze lachten. Van In nam een slok en stopte een paar blokjes kaas in zijn mond. Wie niet wist dat ze al tien jaar gescheiden waren, zou gezworen hebben dat ze een gelukkig stel waren dat van een gezellige avond aan het genieten was.
‘Wat nu?’ vroeg Van In na een poos.
De Duvel was op, het bordje kaas leeg.
‘Als ik jou was, zou ik naar huis gaan. Je excuseren bij poppetje en haar daarna een flinke beurt geven. Als je het tenminste nog zo goed kunt als vroeger. Weet je nog toen we…’
Sonja hield zich in. De herinnering aan die middag dat hij het twee keer achter elkaar had gedaan zonder dat hij uit haar was gegaan, bezorgde haar nog altijd kriebels als ze eraan terugdacht.
‘Bedoel je die keer in de tuin toen ik…’
‘Ja, die keer.’
Ze wilde haar arm weer om zijn schouder slaan, maar hij hield haar tegen.
‘We kunnen beter geen domme dingen doen, Sonja.’
‘Je hebt gelijk.’
Ze drukte zich even tegen hem aan en gaf hem een vluchtige zoen. Van In kreeg het er helemaal koud van. Hij voelde zich ook schuldig, niet omdat hij zich had laten zoenen door zijn ex-vrouw, maar vanwege het gemak waarmee hij zich liet verleiden. Kon hij Hannelore straks wei eeuwige trouw beloven of vertelde hij haar beter op voorhand dat hij gemakkelijk op iemand anders verliefd werd. Dat hij de vrouwen van wie hij echt had gehouden moeilijk kon vergeten en dat een aanraking voldoende was om hem weer in vuur en vlam te zetten?
‘Je mag me altijd nog komen opzoeken als je daar zin in hebt’, zei Sonja toen ze aan de voordeur afscheid van elkaar namen.
‘Wie weet?’ zei Van In automatisch.
Hij verdween als een schim in de nacht. De man die te veel van vrouwen hield. Het had de titel van een boek kunnen zijn. Aan de kerk van Sint-Michiels stak hij zijn laatste sigaret op en keek de rook na die zichtbaar opsteeg in het licht van een straatlantaarn. Hij voelde zich onzeker en triest. Onzeker omdat hij niet was wie hij wilde zijn en triest vanwege het verdriet dat hij Hannelore had aangedaan en alle vrouwen voor haar op wie hij verliefd was geweest. Hij dacht ook aan Anja en aan de drijfveren die haar ertoe hadden gebracht drie mannen te vermoorden die er waarschijnlijk nooit bij hadden stilgestaan dat spelen met iemands gevoelens ook een erge misdaad is die op een of andere manier bestraft moet worden. Ontrouwe mannen vermoorden was bij wet verboden, maar de wet was dan ook door mannen gemaakt, mannen die het vaak zo druk hadden met wetten maken, dat ze hun vrouw verwaarloosden, waardoor die begon te zeuren. Hadden ze een legitiem excuus om er een minnares op na te houden. Hij gooide zijn halfopgerookte sigaret in de goot, haalde diep adem en zette er flink de pas in.
Hannelore zat aan de keukentafel. Voor haar stond een fles port. Ze was half leeg.
Toen Van In haar zo zag zitten, werd het hem allemaal te veel. Hij liet zich neervallen op een stoel en begon te huilen als een klein kind. Na twee minuten kwam ze bij hem zitten, sloeg haar arm over zijn schouder en haalde hem aan.
‘Sorry, Pietertje. Ik weet dat je het allemaal goed bedoelt.’
Haar excuus bracht hem nog meer van streek, waardoor hij nog harder begon te huilen, tot zijn bovenlichaam schokte. Niet omdat hij triest was, maar uit frustratie.
‘Kom’, zei Hannelore. ‘Laten we naar bed gaan.’
Ze pakte hem bij de hand en leidde hem naar boven. In de slaapkamer liet hij zich gewillig door haar uitkleden en instoppen. Daarna ging ze naast hem liggen. De warmte van haar lichaam ging over in dat van hem. Minutenlang bleven ze liggen zonder te bewegen. Genietend van elkaar.
‘Ik heb je gemist’, zei Van In.
‘Ik ook.’
Hij gaf haar een lange zoen terwijl hij zachtjes in haar billen kneep.
Het gebeurde zelden dat Van In te vroeg op kantoor verscheen. De inspecteur die achter de balie van de receptie zat, keek dan ook vreemd op toen hij zijn baas om vijf voor acht zag voorbijlopen. En nog goedgemutst ook, dacht hij toen Van In hem glimlachend een goedemorgen toewenste. Een reden voor het goede humeur kon hij niet verzinnen. De zaak waaraan hij werkte, bleef onopgelost en naar verluidt ging het hem thuis ook niet voor de wind. Er deden zelfs geruchten de ronde dat het geplande huwelijk was afgelast.
Wat de inspecteur achter de balie niet wist, was dat Van In vannacht het vaste voornemen had gemaakt zijn leven te beteren.
‘Goedemorgen.’
Ook Carine keek verbaasd op toen ze Van In zag binnenkomen.
‘Heb je de lotto gewonnen of zo?’ vroeg ze toen hij van de koffie nam die zij had gezet.
Dat deed hij anders nooit, omdat hij de koffie die zij zette niet te zuipen vond. Toen hij na vijf minuten ook geen sigaret opstak, werd ze pas echt ongerust.
‘Je bent toch niet ziek?’
Van In schudde glimlachend zijn hoofd en nipte van de koffie als was het een godendrank. Op weg van de Vette Vispoort naar het politiebureau had hij alle feiten nog eens op een rijtje gezet en hij was tot de conclusie gekomen dat hij nogal overhaast en slordig te werk was gegaan.
‘Zal ik Versavel bellen en zeggen dat hij je niet hoeft op te halen vandaag?’
Van In wierp een blik op de klok boven de deur. Het was drie over acht.
‘Hannelore is thuis’, zei hij. ‘Zij vertelt het hem wel.’
‘Het was maar een voorstel’, reageerde Carine een beetje ontgoocheld.
Van In keek haar aan, maar niet met de blik die ze van hem gewend was. En ze droeg dan nog het rokje waarvan hij ooit gezegd had dat het rond haar kontje paste als krimpfolie om een boek.
‘Kom er even bij zitten, Carine. Ik moet je iets zeggen. En doe de deur dicht voor je gaat zitten.’
Wat nu weer? dacht ze. Versavel kon ieder ogenblik binnenkomen.
‘Weet je wel zeker dat het nu moet?’ vroeg ze.
‘Ik denk het wel. Het komt er anders nooit van.’
Haar hart begon sneller te kloppen en ze kreeg een droge mond. Ze waren al vaak alleen geweest op plekken waar de kans om betrapt te worden klein was en nu wilde hij het per se hier doen.
‘Vooruit dan maar.’
Als Versavel binnenkwam terwijl ze bezig waren, dan was dat maar zo. Als Van In haar gevraagd had om zich op de Markt uit te kleden, had ze het waarschijnlijk ook gedaan.
‘Wat ben je in vredesnaam van plan?’
Van In maakte een afwerend gebaar toen ze haar rokje opschortte.
‘Is het dat niet wat je wilde?’
Carine was allesbehalve preuts en nooit verlegen als ze in een compromitterende situatie verzeild raakte, maar dit keer liep ze rood aan en kon ze door de grond zakken van schaamte.
‘Ik wilde je gewoon duidelijk maken dat het voor eens en altijd afgelopen moet zijn met die spelletjes. Vanaf nu geen insinuaties en geen toevallige aanrakingen meer. Of anders moet ik…’
‘Wat moet je anders, Pietertje?’
‘Je laten overplaatsen naar een andere dienst.’
‘Hmm.’
Ze trok haar schouders naar achter, gooide haar hoofd in haar nek en liep de kamer uit net op het moment dat Versavel binnenkwam.
‘Heeft ze een spook gezien?’
De relatie tussen Carine en Versavel was nooit echt vriendschappelijk geweest. Zij had iets tegen homo’s en hij kon haar daarom niet luchten. Toen Van In hem vertelde wat er gebeurd was, klopte hij hem vriendschappelijk op de schouder. Hij moest zich inhouden om hem ook geen zoen te geven. Zijn dag kon in ieder geval niet meer stuk.
‘De foto’s zitten in een mapje’, zei hij toen Van In hem na het tweede kopje koffie voorstelde het jongetje van de envelop thuis te gaan opzoeken.
‘Hebben we niet meer kans hem op school te treffen?’ vroeg Versavel toen ze de trap afliepen.
‘Ik heb gisteravond zijn ouders gebeld. Die vinden het beter dat we aan huis komen.’
‘Dat is attent van je.’
‘Je kent me toch, Guido. Ik ben de discretie zelve.’
‘Je bent toch niet ziek?’
‘Dat heeft Carine me net ook gevraagd.’
Van In had in een uur al geen sigaret meer gerookt en hij voelde zich nu al beter. Benieuwd hoe lang het zou duren voor Versavel erop lette.
‘Ik heb nog eens zitten nadenken over die Anja Van der Weyden’, zei Versavel.
Hij klikte zich vast en zette de motor aan. Een speciaal rechercheteam was nu al dagen bezig met het natrekken van haar verleden en ze hadden al tientallen mensen verhoord met wie ze de voorbije jaren in aanraking was gekomen, maar niets wees erop dat ze Ida Raes en of Laetitia Proot van vroeger kende. De computer crime unit van de federale politie had zelfs de gewiste informatie op de harde schijf van haar computer voor een groot deel weten te reconstrueren en ook dat had niets opgeleverd. De enkele keren dat ze telefonisch contact hadden gehad, dateerde van na de feiten.
‘Volgens mij zijn ze elkaar op een dag toevallig tegen het lijf gelopen, zijn ze over hun respectieve mannen beginnen te kletsen en hebben ze het plan opgevat om hen te vermoorden.’
‘Of ze kennen elkaar al veel langer dan we tot nu toe hebben gedacht’, zei Van In.
‘Dan moeten we nog dieper in hun verleden gaan wroeten. Als we op iets stoten dat hen bindt, is het een koud kunstje om achter de identiteit te komen van de vrouw die jou bedreigt.’
‘Dat kan nog weken duren.’
Anja, Ida en Laetitia waren veertigers net als Sonja en de ex-liefjes van Van In. Hoe ver moesten ze teruggaan in de tijd voor ze iets vonden dat hen met elkaar in verband bracht?
‘Laat het me ten minste proberen.’
‘Ze hebben in ieder geval niet op dezelfde school gezeten, ze zijn geen lid geweest van een jeugdbeweging of sportclub en hebben nooit bij hetzelfde bedrijf gewerkt. Geloof me, Guido, het is zoeken naar een speld in een hooiberg.’
‘Of ik nu ja of nee zeg, je doet het toch.’
Hij keek Versavel zijdelings aan. De bezorgde trek om zijn mond verdween nog zelden sinds hij wist dat Van In met de dood bedreigd werd.
‘Welk nummer was het ook weer?’
‘Vierenzestig’, zei Van In.
Ze stapten uit. Een overvliegende airbus deed hen allebei opkijken.
‘Dat ik daar niet aan heb gedacht.’
‘Waaraan?’ vroeg Van In verbaasd.
‘Wie weet hebben ze elkaar op reis leren kennen?’
‘Zoek je het nu niet een beetje te ver?’
‘Waarom? Het gebeurt wei vaker dat vrouwen die alleen op reis gaan ter plaatse elkaars gezelschap opzoeken. En waarover denk je dat ze kletsen als ze een paar cocktails op hebben?
Van In kon hem geen ongelijk geven.
Hij belde aan op het nummer vierenzestig en wachtte geduldig af tot er werd opengedaan.
‘Ik neem contact op met alle reisbureaus in de regio’, zei Versavel. ‘En vraag ze of ze de namen van de vrouwen door hun bestanden willen halen.’
‘Tja’, zei Van In.
De vrouw die de deur openmaakte, glimlachte beleefd toen Van In zich voorstelde. Ze was blij dat de heren van de politie geen uniform droegen, de buren deden al moeilijk genoeg sinds ze wisten dat Steven een paar uur op het commissariaat had doorgebracht.
‘Het zal niet lang duren’, zei Van In toen hij de ongerustheid in haar ogen bemerkte.
Steven bleek een pienter jongetje te zijn.
‘De vrouw die me de envelop bezorgde, had een grotere neus’, zei hij kordaat toen Van In hem de foto’s liet zien.
En daarmee was de kous af.
‘Wat doen we nu?’ vroeg Van In toen ze tien minuten later weer in de auto zaten.
‘Dat heb ik toch gezegd.’
‘Alsjeblieft, Guido, je gaat toch niet echt alle reisbureaus aflopen?’
‘Natuurlijk.’
‘Zou het niet gemakkelijker zijn Ida en Laetitia te vragen waar ze de voorbije jaren op vakantie zijn geweest?’
‘Je vergeet Sonja.’
‘Ida, Laetitia en Sonja’, herhaalde Van In met een zucht.
‘Gemakkelijker wel. Maar denk je dat ze ons dat zullen vertellen als ik gelijk heb?’
‘Als je ongelijk hebt, is er geen reden waarom ze het niet zouden doen.’
‘Oké. Jij je zin.’
Hoewel Van In niet veel heil verwachtte van het initiatief, deed hij alsof zijn neus bloedde. Versavel bedoelde het goed en dat kon hij hem niet kwalijk nemen.
‘Vergeet niet dat ik morgen trouw’, zei hij.
Eigenlijk had hij meer zin om de rest van de dag op een terras door te brengen om er zich voor te bereiden op zijn vrijgezellenavond. Er kon hem toch niets overkomen als hij onder de mensen bleef?
‘Ik heb Hannelore beloofd dat ik je vanavond in nuchtere toestand naar huis breng’, sneerde Versavel, die Van Ins gedachten leek te raden.
‘Eentje maar.’
‘Geen sprake van.’
‘Ik trouw niet met jou, Guido.’
‘Gelukkig maar’, grijnsde Versavel. ‘Met mij zou je het niet onder de markt hebben.’
Sonja wachtte tot haar man in de auto zat voor ze de deur van de slaapkamer op slot deed, een blikken doos uit een geheime bergplaats in de kleerkast haalde en op bed ging zitten. In de doos zaten vergeelde brieven. Ze liet ze een voor een onder de toppen van haar vingers ritselen. Het waren er dertien in totaal.
Lieve schat,
Het is halfdrie en ik mis je. Hoe lang nog? Vanavond heb je weer eens bewezen hoeveel je van me houdt. Ik sterf van verlangen als ik naar je foto kijk je mooie bruine ogen, de blos op je wangen, de zachte welving van je borsten, de heerlijke warmte van je dijen. Ik zie je graag, poppemie, ik zal van je dromen als ik ooit nog de slaap kan vatten. Je bent nu van mij, poppemie. Niemand die ons nog kan scheiden. Ik wil één met je zijn, één met je blijven ieder uur van de dag, iedere minuut,iedere seconde wil ik de geur van je lichaam opsnuiven, je proeven, je strelen van je neus tot de toppen van je tenen, ieder plekje van je huid beroeren met mijn tong, je zoenen tot de dageraad me dronken maakt van verlangen, ik beloof dat ik altijd bij je blijf, de dingen met je deel waar jij van houdt, me onderwerp aan al jouw wensen. Lieve poppemie, als je nu door het raam naar buiten kijkt, zie je dezelfde sterren als ik, ademen we dezelfde lucht in. Ik stuur je een zoentje door de hemel, het paradijs dat straks het onze wordt.
Slaap zacht, poppemie.
Ze las de brief twee keer voor ze aan de volgende begon en daarna de derde tot ze ze allemaal gelezen had. Dat deed ze na iedere moord opdat de woede niet zou afnemen die al jarenlang in haar binnenste zat opgesloten. Nu Anja dood was, zat er niets anders op dan zelf te handelen. Ze dacht terug aan de merkwaardige vakantie die ze samen met Ida, Laetitia en Anja op Gran Canaria had doorgebracht, de eindeloze gesprekken die ze over de mannen hadden gevoerd en het plan om hen van kant te maken dat daar uiteindelijk uit voortgevloeid was. Laetitia had in het begin wat tegengesputterd maar Ida en Anja hadden zich direct geëngageerd. Alleen zij wilde nog meer. Voor je Van In vermoordt, moet hij beseffen dat zijn leven zinloos is geweest zowel op emotioneel als op professioneel vlak, had ze tegen Anja gezegd. Hij kan het gewoon niet hebben dat zijn theorietjes niet kloppen. Daar wordt hij gewoon gek van. Anja had maandenlang aan een plan gewerkt dat hem op de rand van een zenuwinzinking moest brengen en dat er zo gek uitzag dat het bijna geniaal was. De truc met de Visakaarten bijvoorbeeld vond ze schitterend, net als de inval om zichzelf en Lieven door twee amateur-acteurs te laten vervangen, maar het grappigste was dat ze Van In er uiteindelijk achter hadden laten komen dat zij de dader was en hij niet over voldoende bewijsmateriaal beschikte om haar te laten arresteren. Ze hadden er alle vier intens van genoten. Het was alleen jammer en ongelooflijk triest dat Anja op een stomme manier om het leven was gekomen. Nu moest ze zelf de laatste klus klaren, maar afgezien van het verdriet om de dood van haar vriendin vond ze het eigenlijk niet erg Van In van kant te maken. Haar motief om hem te vermoorden was minstens even sterk als dat van Anja, die het had gedaan omdat Lieven Van der Weyden haar gedwongen had abortus te plegen en ze die slag nooit te boven was gekomen. Sonja was benieuwd welk gezicht Van In zou trekken wanneer zij hem zou vertellen waarom ze hem dood wilde. Had hij ooit begrepen welke schade het drama van 13 oktober 1992 bij haar had aangericht? Ze klapte het deksel van de blikken doos dicht en borg ze weer op in de kleerkast.
Mevrouw Raes schrok zichtbaar toen Van In haar vroeg waar ze de voorbije jaren op vakantie was geweest, maar ze herstelde zich nog voor Versavel goedkeurend kon knikken.
‘Ik zie niet in wat mijn vakanties te maken hebben met de moord op mijn man’, reageerde ze afgemeten. ‘Als ik u was, zou ik de moordenaar proberen op te sporen in plaats van mijn privé-leven uit te vlooien.’
Van de mevrouw die hem een paar dagen geleden nog vriendelijk te woord had gestaan, bleef niet veel over.
‘Als u niet maakt dat u hier wegkomt, dien ik een klacht in bij het parket wegens huisvredebreuk. Wie denkt u in godsnaam dat u bent?’
Versavel kwam tussenbeide en probeerde de gemoederen te bedaren, maar hij ving bot. Mevrouw Raes werd nu pas echt kwaad.
‘Bemoeit u zich maar met uw eigen vuile zaakjes, klokkenluider’, schreeuwde ze.
Versavel werd wel eens vaker voor vieze homo of vuile jeannette uitgescholden, niemand had hem ooit klokkenluider genoemd.
‘U beledigt een inspecteur’, zei Van In rustig. ‘Ik kan u laten vervolgen wegens smaad aan de politie.’
‘Doe het dan, onnozel manneke.’
Ida hield al lang niet meer van mannen. Het waren allemaal leugenaars, lafaards of blaaskaken, die, als het er echt op aankwam, vrouwen beschouwden als minderwaardige wezens die ze alleen nodig hadden om hun driften op bot te vieren. Het was jammer dat Anja dood was, anders zou het commissarisje de dans niet ontsprongen zijn.
‘Als ik u was, zou ik op mijn woorden letten, mevrouw.’
Van In zei ‘mevrouw’ maar dacht aan een ander woord, een paar andere woorden eigenlijk.
‘En als ik u was, zou ik stante pede ophoepelen.’
Versavel was geen gokker, anders dan Van In hield hij alleen rekening met feiten en hij zou nooit iemand van iets beschuldigen als hij daar niet zeker van was, maar dit keer vond hij dat het welletjes was geweest.
‘We zullen u voorlopig met rust laten’, zei hij. ‘Maar wees gerust, we komen terug. Om u te arresteren wegens medeplichtigheid aan de moord op uw man.’
Ida trok grote ogen, ze hapte naar adem en keek Versavel giftig aan. In haar binnenste was de hel losgebroken, demonen wakkerden de onrust aan die haar al dagen uit haar slaap hield. Blufte de homo of beschikten ze echt over aanwijzingen die haar de das om konden doen? Hoe moest ze reageren? Ze koos opnieuw voor de aanval.
‘Ik zal jullie niet alleen laten vervolgen wegens huisvredebreuk maar ook voor het uiten van valse beschuldigingen. Is dat begrepen, klokkenluider? Schandalig dat ze zoiets bij de politie tolereren.’
De maat was vol. Versavel stond op het punt zijn spreekwoordelijke kalmte te verliezen. Zijn neusvleugels trilden van woede. Twintig jaar geleden, toen homo’s op veel minder tolerantie konden rekenen dan tegenwoordig, had hij dat soort verwijten vaak naar zijn hoofd gekregen. Hij had de pijn en de frustratie die daarvan het gevolg waren proberen te verdringen en hij dacht daarin geslaagd te zijn. Hij had ongelijk. Het deed nog altijd evenveel pijn als toen.
‘Kom, Guido. We zijn weg.’
Van In legde zijn arm om de schouder van zijn vriend en leidde hem mee naar de auto.
‘Het mens is gek’, zei hij.
Ze stapten in. Van In stak een sigaret op en wachtte om Versavel de gelegenheid te geven een beetje af te koelen. Het gebeurde niet vaak dat zijn vriend zich opwond, maar als het zover kwam, wist hij dat hij hem het best met rust kon laten tot het ergste over was en hij zelf weer begon te praten. In principe duurde dat maar een paar minuten.
‘Ik denk niet dat ze gek is.’
‘Je hebt haar in ieder geval flink de daver op het lijf gejaagd.’
Versavel knikte, startte de motor en liet het raampje wat naar beneden voor de rook.
‘Zeg me nu eens eerlijk, Pieter. Valt het zo erg op dat ik geen hetero ben?’
‘Dat weet je toch zelf.’
‘Ik wil het uit jouw mond horen.’
Versavel werkte al meer dan acht jaar met hem samen, en als hij het hem destijds niet zelf had verteld, zou Van In nog steeds onwetend zijn over het feit dat zijn vriend de Griekse beginselen aankleefde. Versavel had geen raar loopje, hij hield zijn handje niet op de manier die we allemaal kennen, zijn stem klonk normaal en hij kleedde zich niet opvallend anders.
‘Je hebt het me zelf moeten vertellen. Ben je nu tevreden?’
Versavel knikte.
‘Misschien heeft ze het van een van de collega’s gehoord?
‘Dat denk ik niet.’
‘Van wie dan wel?’
‘Sonja weet het.’
Van In haalde zijn schouders op. Hij kon moeilijk geloven dat zijn ex-vrouw deel uitmaakte van het complot, maar hij kon niet ontkennen dat Versavel wel eens gelijk zou kunnen hebben. Het enige dat niet in het plaatje paste, was dat Sonja niet over een motief beschikte dat zwaar genoeg woog om hem te vermoorden.
‘Laten we eerst mevrouw Proot nog een bezoekje brengen’, zei hij.
‘En dan?’
‘Daarna mag jij de reisbureaus natrekken.’
‘Pieter, je trouwt morgen.’
‘Doe het dan overmorgen.’
‘Laten we hopen dat het dan niet te laat is.’
‘Je gaat me toch niet in de steek laten zeker?’
Versavel zou als getuige bij het huwelijk optreden. Dat hadden ze maanden geleden al met elkaar afgesproken.
‘Dat weetje toch.’
‘En vergeet in godsnaam de ringen niet’, zei Van In.
‘Daar kun je van op aan.’
Ze reden het viaduct bij het station onderdoor. Het bezoek aan mevrouw Proot zou niet veel tijd in beslag nemen en waarschijnlijk ook niet veel opleveren, maar wat konden ze nog meer doen? Een derde bezoek aan Sonja was in ieder geval uitgesloten. Van In keek op de dashboardklok. Het was twintig voor twaalf Hij was van plan zijn vrijgezellen- avond vroeg in te zetten.
Anders dan Ida Raes maakte Laetitia Proot geen bezwaar toen Van In haar vroeg waar ze de voorbije jaren op vakantie was geweest. Ze nodigde hen zelfs uit op het aperitief.
‘U bent dus nooit alleen op vakantie geweest?’ zei Van In toen ze hem de lijvige fotoalbums een voor een aanreikte als was het een gezellig avondje onder vrienden.
Op de eerste pagina van elk album stonden in zwierige letters de datum, het jaartal en de bestemming en Erwin Proot kwam regelmatig op de foto’s voor. Het duurde ruim drie kwartier voor Van In ze allemaal had doorgenomen, hoewel hij dat behoorlijk snel deed.
‘Vorig jaar zijn we door omstandigheden thuis moeten blijven’, zei ze toen Van In haar vroeg waarom ze toen niet op reis waren geweest. ‘Bij Erwin was er een verstopte kransslagader ontdekt die we hebben moeten laten dotteren. Geen ingreep van betekenis, maar Erwin is altijd al een hypochonder geweest. Niemand, ook de artsen niet, kon hem ervan overtuigen dat een vakantie hem meer goed dan kwaad zou doen. Je weet hoe mannen zijn, hé?’
Ze glimlachte beurtelings naar Van In en Versavel. Gelukkig had Ida haar tien minuten geleden gebeld, en had ze zich kunnen voorbereiden.
‘Nog een glaasje, commissaris?’
Ze stond op van de bank en dartelde naar het tafeltje waar de fles stond. Lustige weduwen, Van In wilde ze de kost niet geven.
‘U beseft toch dat het van cruciaal belang is voor het onderzoek dat u de waarheid spreekt?’
Van In formuleerde de zin met opzet zo. Het klonk niet als een dreigement, maar hij liet wel doorschemeren dat hij niet veel geloof hechtte aan haar verhaal. Anders dan Ida Raes bleef Laetitia Proot rustig. Ze sprak de waarheid, of Ida Raes had haar gewaarschuwd.
‘Ik heb niets te verbergen, commissaris. Waarom zou ik de waarheid voor u verzwijgen?’
‘Omdat we over aanwijzingen beschikken die in uw nadeel spreken’, zei Van In.
‘Hoe bedoelt u, in mijn nadeel?’
De glimlach verdween van haar gezicht.
‘We hebben redenen om aan te nemen dat u betrokken bent bij de moord op uw man.’
Ze liet haar mond openvallen en schudde langzaam haar hoofd.
‘Ligt het aan de drank of zijn jullie knettergek geworden? Het is niet omdat Erwin en ik niet de beste verstandhouding hadden dat ik hem wilde vermoorden. Gaat het bij jullie thuis dan zo goed dat er nooit ruzie wordt gemaakt of iemand misschien een scheve schaats rijdt? We leven niet meer in de negentiende eeuw, commissaris.’
‘Ik trouw pas morgen’, flapte Van In eruit.
‘Voor de eerste of de tweede keer?’
Er verscheen weer een glimlach om haar lippen.
‘Zo ziet u maar’, zei ze triomfantelijk. ‘Of moet ik nu ook aannemen dat uw ex-vrouw u daarom om zeep wil helpen?’
‘Nee.’
Versavel kon zijn oren bijna niet geloven. Wat bezielde Van In in vredesnaam om daarop in te gaan? Waren het de zenuwen voor morgen of was hij de pedalen kwijtgeraakt omdat het onderzoek voor de zoveelste keer was vastgelopen?
‘We komen er wel achter of u al dan niet de waarheid spreekt, mevrouw Proot’, zei hij streng. ‘Bij mijn weten is niemand er ooit in geslaagd een perfecte moord te plegen.’
‘Ik vind jullie best grappig’, lachte Laetitia. ‘Zal ik nog een fles openmaken? Kunnen we lekker verder lol trappen.’
‘Ze wist dat we zouden komen’, zei Van In.
‘Dat denk ik ook.’
‘Er moet toch iets zijn waarop we die vrouwen kunnen betrappen.’ Hij had bijna krengen gezegd.
Versavel wreef bedachtzaam over zijn snor. De enige manier om te bewijzen dat Laetitia Proot loog, was een huiszoeking. Hij was er bijna zeker van dat ze vorig jaar wel op reis was geweest en er ergens in een kast een album lag met de foto’s die ze toen had genomen. Het enige probleem was dat geen enkele onderzoeksrechter daaraan zou meewerken.
‘Waar laat jij je filmrolletjes ontwikkelen?’
‘Ik heb een digitaal toestel’, zei Van In.
‘Je weet wel wat ik bedoel.’
‘In de Ezelstraat.’
‘Vlak bij jou in de buurt dus.’
Het gezicht van Van In klaarde op.
‘Je bent geniaal, Guido.’
In de omgeving bevonden zich drie zaken waar je daarvoor terechtkon. Twee ervan waren krantenwinkels, de derde werd uitgebaat door een fotograaf die hoofdzakelijk videoreportages maakte van bruiloften omdat hij van foto’s en de verkoop van camera’s allang niet meer kon leven. In de krantenwinkels vingen ze bot. Bij de fotograaf hadden ze meer geluk. Hij kende mevrouw Proot goed en omdat ze ieder jaar omstreeks dezelfde tijd op vakantie ging, herinnerde hij zich nog haarscherp wanneer ze voor het laatst filmrolletjes bij hem had gekocht.
‘Vorig jaar in september’, zei hij. ‘Net voor ze naar Gran Canaria vertrok.’