HOOFDSTUK VIII

 

 

Klaasje wordt lna genoemd en vindt er niets aan

 

Het was kort na Sinterklaas en druilerig, regenachtig weer. Klaasje liep door de Beukenstraat, een van de hoofdstraten van Zutphen, langs de gezellig verlichte winkelramen. De meeste winkels hadden al Kerstetalages gemaakt en in deze tijd vond Klaasje het jammer, dat ze op een dorp woonde, want daar maakten ze nooit zoveel werk van de etalages.

De mensen uit het dorp kochten immers toch wel bij hen. Och ja, Jansen, de bakker, en Kraak, de kruidenier, hadden wat rood papier om hun lampen, maar daar hield het dan toch mee op.

Klaasje bleef staan voor een lederwinkel, waar allerlei tassen lagen uitgestald. Naar tassen keek ze graag, al had ze van oom Patricus een reuze leuk reticuultje gekregen, helemaal handgeborduurd, uit Amerika.

Langzaam liep Klaasje verder. Wacht, ze zou bij Korenaar, de banketbakker, een gebakje gaan eten. Achter in de winkel stonden een paar ronde tafeltjes, met gezellige stoeltjes er om heen geschikt. De zaak werd na vieren dikwijls bestormd door H. B. S. ’ers van allerlei leeftijd, die er een gedeelte van hun zakgeld kwamen versnoepen. Een paar maal was Klaasje er met Riek geweest en ze hadden het allebei echt genoeglijk gevonden.

Maar daar na Sinterklaas hun zakgeld aardig gedund was, waren ze er nog niet weer toe gekomen. Doch nu besloot Klaasje het er van te nemen. Ze moest een paar boodschapjes voor grootmoeder doen en kon daardoor ook wat langer uitblijven. Bovendien hadden ze niet veel huiswerk, dus kon ze daar fijn van profiteren. Niemand had er dus hinder van.

Klaasje deed de winkeldeur open en ging in een van de stoeltjes zitten. De juffrouw bracht haar twee gebakjes op een schoteltje.

Als grootmoeder haar zo eens zag zitten en twee gebakjes snoepen! Hé, daar liep Joke langs de winkel, maar voor dat Klaasje haar kon aanroepen, was ze al in een smal steegje naast de banketbakkerij verdwenen. Klaasje was er niet rouwig om, want ze kon het nog steeds niet goed met haar nichtje vinden. Niet, dat ze ooit woorden hadden, maar het was met Joke precies als met grootmoeder. Als Joke iets tegen haar zei, kon ze niet antwoorden. Klaasje had dit tegen niemand durven bekennen, zelfs niet tegen Riek, want die vond Joke heel aardig. Joke was bij hen in de klas gekomen, terwijl Bert in de vierde en Niek in de vijfde hun plaats hadden gevonden. Met Niek was Klaasje de beste vrienden, doch met Bert wilde het ook niet lukken. Nu ze hier zo alleen zat na te denken, kon ze eigenlijk zelf niet begrijpen, waarom het niet ging.

De ochtend na grootmoeders verjaardag was Klaasje wakker geworden en had naast haar bed een snoezig reticuultje gevonden. Er lag een lap prachtige stof bij voor een jurk en nog wat kleinigheden. Voor grootmoeder had oom Patricus ook allerlei mooie dingen meegebracht. Klaasje had hem er uitbundig voor bedankt, doch oom had gezegd, dat ze tante moest bedanken, want die had alles uitgezocht.

Na die tijd had ze de familie niet dikwijls meer gezien. Enkele weken na hun aankomst, nog voor Sinterklaas, had oom een huis gekocht in Warnsveld. Toen waren het een paar drukke weken geweest voor de familie. Met Sinterklaasavond waren ze allemaal bij grootmoeder op bezoek gekomen en Klaasje had die avond wel plezier gehad, want Niek had zulke gekke rijmpjes bij haar presentjes gemaakt, dat ze het uitproestte van het lachen.

Klaasje keek op de klok. Wat was het al laat! Verschrikt sprong ze overeind en wilde de winkel uitgaan. Maar de juffrouw hield haar tegen want ze vergat helemaal te betalen. Met een kleur als vuur voldeed ze haar schuld. Buiten liep ze weer op zichzelf te mopperen.

Ze kon het niet nalaten om even de Lange Hofstraat in te lopen, langs mijnheer Winter. Trouw ging ze iedere vrijdag naar de winkel en ze had er al heel wat mooie tekeningen gezien. Die vrijdagen waren lichtpuntjes voor Klaasje.

Met spanning wachtte ze op vaders komst, want ze had niet vergeten, dat grootmoeder tegen mijnheer Linden had gezegd, dat hij maar eens met haar vader moest praten. Ze tekende veel en mijnheer Linden en ook mijnheer Siemen waren heel tevreden over haar. Wel kreeg ze veel aanmerkingen, waar ze in het begin niet aan had kunnen wennen, maar nu begreep ze wel, dat het nodig was, omdat ze nog zo heel veel moest leren.

Bij de zaak van mijnheer Winter klopte ze even op de winkeldeur en wuifde hem gedag. Zodra mijnheer Winter haar zag, wenkte hij haar en Klaasje maakte, dat ze naar binnen kwam. Misschien had hij een mooie tekening aangekregen. Doch het was iets geheel anders. Achter het gordijn, dat het kantoor van de winkel scheidde, zag Klaasje mijnheer Siemen staan. Vlug liep ze op hem toe en begroette hem hartelijk. Grootmoeder zou zeker heel verbaasd zijn geweest, als ze haar Klaasje hier bezig had gezien.

Hier kon ze heel goed praten, al was ze heus nog wel eens verlegen. Maar dat gaf niet.

„Zo, Marja, ik hen blij, dat ik je zie, ” zei mijnheer Siemen, die een biljet stond te lezen. „Ik heb een nieuwtje. ”

„Is het een leuk nieuwtje, mijnheer Siemen?, ” vroeg Klaasje nieuwsgierig.

„We gaan een tekenwedstrijd houden voor kinderen en jongelui, ’ vertelde mijnheer Siemen. „Het onderwerp is vrij en je wordt naar je leeftijd in klassen verdeeld. Je doet er toch zeker aan mee? ”

„Natuurlijk, ” knikte Klaasje.

„Mijnheer Winter houdt daarna een tentoonstelling van de inzendingen, als ze beoordeeld zijn. Zorg maar dat je een eerste prijs krijgt. Je maakt mijnheer Linden en mij niet te schande, hoor! ”

Klaasje lachte. „Wanneer moet die tekening ingezonden worden?, ” vroeg ze.

„Dat wordt nog bekend gemaakt, Maar ik denk vóór Kerstmis, ” lichtte mijnheer Siemen haar in.

Klaasje nam afscheid van hem en vervolgde haar weg in de richting van de bus.

Op de Rozengracht werd ze op haar schouders geklopt. „Ha, Ina, ” hoorde ze Joke zeggen.

Verbaasd draaide ze zich om. „Ben jij het?, ” vroeg ze verbaasd. „Hoe noemde je me? ”

„Ina, ” antwoordde Joke vrolijk, terwijl ze de arm van haar nichtje pakte. Klaasje hield haar arm expres wat stijf.

„Doe niet zo akelig stijf, ” lachte Joke. „Op school doe je tegen Riek heel anders dan tegen mij. ”

Klaasje 'begreep niets van haar nichtje. Joke deed veel vrolijker dan anders.

„Hoe kom je er bij om me Ina te noemen?, ” vroeg ze kort.

„Ik heb het gisteravond met Niek en Bert over je gehad, ” vertelde Joke openhartig. „En toen hebben we uitgemaakt, dat we Ina veel leuker vonden dan Klaasje. ”

„Wat een onzin, ” bromde Klaasje, die zichzelf nu niet meer wilde bekennen dat ze al dikwijls er aan gedacht had om haar naam te veranderen, omdat Klaasje zo stijf klonk.

„Helemaal geen onzin, ” meende Joke. „Ik ga je voortaan Ina noemen, of je er naar luistert of niet. ”

Klaasje haalde op haar oude, onverschillige manier de schouders op. Wat moest Joke nu eigenlijk van haar?

„Je loopt na schooltijd altijd zo gauw weg, ” verweet Joke haar. „Dikwijls wil ik met je praten, maar je bent meestal zo verdwenen of je staat met die tekenleraar te praten. Toen ik nog in Amerika woonde, vond ik het eerst verschrikkelijk om naar Holland te gaan. Maar toen moeder vertelde, dat er een nichtje van mijn eigen leeftijd zou zijn, had ik me er echt veel van voorgesteld. ”

„Ik had me er net zo goed veel van voorgesteld, ” antwoordde Klaasje tot haar eigen verwondering. „En toen jij eindelijk kwam, had ik niks aan je. ”

„Je bent met oma eens een avond bij ons geweest, ” bracht Joke in herinnering. „Je hebt de hele avond stijf op je stoel gezeten en geen woord tegen me gezegd. Dacht je soms, dat ik dat leuk vond? Alleen met Niek praat je wel eens en daarom heb ik hem gisteravond gevraagd, hoe hij dat aanlegde. ”

„Jij hebt je eigen vriendinnen en juist meisjes, die ik niet kan uitstaan, ” zei Klaasje. „Die Marianne de Meester zie ik liever niet dan wel. Nineke gaat wel, maar die durft nooit voor haar nichtje. ”

„Nineke mag jou wat graag en Marianne zegt nooit iets lelijks van je, ” verdedigde Joke haar vriendinnen.

„Kan me niet schelen, ” bromde Klaasje, even onvriendelijk als in het begin. „Al ben ik je nichtje, daarom heb ik nog niks met je te maken! ” „Ik moest erg aan je wennen, ” vertelde Joke. „Jij zag er heel anders uit, dan ik me had voorgesteld. Je had dikwijls zo’n gekke jurk aan en met die hoge schoenen er bij, was het geen gezicht. ”

Even zei Klaasje niets. Dan barstte ze uit: „Daar kan ik toch zeker niets aan doen? Grootmoeder laat die kleren voor me maken. Toen jullie er nog niet waren, was grootmoeder veel strenger voor me. Dacht je, dat ik ooit oma heb mogen zeggen of oom Pat? Nee, ik moest oom Patricus zeggen! Nu je vader zelf heeft gezegd, dat ik oom Pat mag zeggen, vindt grootmoeder het goed. Altijd heeft juffrouw Catrien, de naaister van het dorp, mijn jurken moeten maken. Tekenen vond grootmoeder onzin, leren op de H. B. S. ook. Ik moest naaien, koken en strijken leren en zo kan ik wel door gaan. Het is nogal gemakkelijk voor jullie om te oordelen. ”

„Word er maar niet zo kwaad om, ” zei Joke verschrikt. „Zo heb ik het niet bedoeld. Zou het dan niet geholpen hebben, als je daar eens met oma over gepraat had?? Je doet dikwijls zo stug en oma zelf is ook nogal stug, dat is juist zo moeilijk. Ja, ik zou uit mezelf niet aan al die dingen gedacht hebben, hoor, maar Niek heeft dat allemaal gezegd. Hij is een schat. ”

„Dat vind ik ook, ” antwoordde Klaasje uit de grond van haar hart. Ze hadden gedurende het gesprek steeds maar rondgelopen en er niet op gelet, dat ze doornat waren geworden van de motregen.

„Ik ga naar de bus, ” zei Klaasje eindelijk. „Anders wordt grootmoeder ongerust. ”

„Ik breng je even, ” antwoordde Joke. „Moet je eens luisteren. Heb je die stof, die we uit Amerika hebben mee gebracht, nog steeds in huis? Of heeft die juffrouw Catrien die lap al? ”

„Nee, ” antwoordde Klaasje. „Ik heb de stof boven in mijn kastje zitten en hoop, dat grootmoeder het goed vindt, dat Mineke de jurk maakt. ”

„Ik heb een nog veel leuker plannetje, ” antwoordde Joke. „Mams kan heel goed naaien. Ze heeft altijd al mijn kleren gemaakt. Ik vraag, of zij je jurk wil naaien. Dan zul je eens zien, hoe leuk die je zal staan. ”

„Doe dat nou maar niet, ” antwoordde Klaasje kortaf. „Ik.... ”

„Ik weet zeker, dat je het leuk vindt, ” riep Joke blij. „Ik vraag het vanavond nog. ”

„Daar is de bus al, ik moet hard lopen, hoor, ” viel Klaasje haar in de rede.

„Dag Ina, ” zei Joke plagend. „Tot morgen, dan praten we nog veel meer. ”

„Luister eens, ” hield Klaasje haar tegen. „Ik heb heus niet willen klagen over grootmoeder hoor. Ze is een lieve schat. Ik was een beetje kwaad en daarom zei ik die dingen. Ik vind.... ”

„Ik vind.... ik vind...., ” bauwde Joke haar na, „ik vind jou een echte zwartkijkster. Vader zegt ook, dat je veel te weinig lacht. Dag Ineke. ”

„Ineke, Ineke, ” mompelde Klaasje, terwijl ze naar de bus liep. „Ze lijkt wel gek. ”

Toen ze eenmaal in de bus zat, vergat ze Joke, want ze moest ineens weer aan de tekenwedstrijd denken. Misschien kon ze er een prijs mee winnen. Maar wat zou ze tekenen? Als ze een prijs won, zou vader er misschien ook geen bezwaar meer tegen hebben, dat ze er wat meer van leerde.

Bij de halte midden in het dorp stapte Klaasje uit. Ze holde naar huis. Door het raam zag ze grootmoeder bezig aan de keukentafel. Plotseling bleef Klaasje verschrikt staan. Ze had vergeten naar die nicht van grootmoeder te gaan, die in Zutphen woonde. Dat kwam door dat geklets van Joke, dacht Klaasje bij zichzelf. Die nicht woonde op de Rozengracht en kwam haast nooit meer in het dorp, omdat ze slecht ter been was. Nu was ze een dezer dagen jarig geweest en grootmoeder had aan Mineke gevraagd, of ze een krentenbrood wilde bakken. Niemand kon dat zo lekker als Mineke. Dat had Klaasje bij de nicht moeten brengen en nu kwam ze thuis met het krentenbrood in haar schooltas. Wat zou grootmoeder wel zeggen?

„Ben jij daar, Klaasje?, ” hoorde ze grootmoeder roepen. Ze had natuurlijk Klaasjes stappen om het huis heen gehoord. Al werd grootmoeder ook wat ouder, haar gehoor was nog best.

„Ja, ” antwoordde Klaasje een beetje benepen en ging het huis binnen. Ze scharrelde nog een beetje in het grote portaal rond, omdat ze er tegen op zag om onder grootmoeders ogen te komen. Ze moest toch door de zure appel heen bijten.

„Dag grootmoeder, ” groette ze zo opgewekt mogelijk.

„Dag Klaasje, ” antwoordde grootmoeder. „Wat ben je verschrikkelijk laat. Heeft mijn nicht je zo opgehouden? ”

„Nee, grootmoeder, want ik heb totaal vergeten om naar haar toe te gaan, ” kwam er benepen uit.

Verbaasd keek grootmoeder haar kleindochter aan.

„Hoe komt dat nou?, ” vroeg ze verbaasd. „Dat begrijp ik niet. Ik heb het je toch gevraagd en merkte je dan niet, dat je tas zwaarder was dan anders? ”

Beschaamd schudde Klaasje het hoofd.

„Geef het brood maar hier, ” zei grootmoeder stroef.

Toen ze even later aan de avondmaaltijd zaten, kon Klaasje zichzelf niet uitstaan. Ja, Joke had gemakkelijk praten, dat ze niet zo stroef moest doen, maar als die ogen van grootmoeder je zo verwijtend aankeken, was het net, alsof je die ogen overal zag. Riek noemde het 'mieren’, als Klaasje zulke dingen zei, maar Riek had daar nooit last van.

„Ik zal het krentenbrood morgen wegbrengen, grootmoeder, ” beloofde Klaasje even later schuchter.

„Hoeft niet meer, ” was alles wat grootmoeder zei. „Ik zal het Mineke wel vragen. Je lijkt nog wel een klein kind, inplaats van een meisje van bijna veertien jaar. ”

„Ik kan het toch niet uitstaan, ” barstte Klaasje plotseling uit. „Een poosje geleden had u aan Joke gevraagd of ze knoopjes voor u uit Zutfen wilde meebrengen. Toen vergat ze het, net zoals ik dit vergeten heb. En u zei alleen maar: 'Geeft niet, hoor deerntje, dan zal Klaasje het wel doen’. ”

Klaasje keek grootmoeder verwijtend aan en opeens was het net of grootmoeder zou gaan lachen. Maar dat verbeeldde ze zich toch, want grootmoeder ging gewoon verder met eten.

„Ja, nou zegt u niks, ” ging Klaasje verder, die hoe langer hoe opstandiger werd. „U.... ”

Grootmoeder schoof haar bord opzij. „Deerntje, nou moet je eens niet zo hard van stapel lopen. De laatste tijd, sinds Joke er is, heb ik wel eens gemerkt, dat je een beetje jaloers op haar bent. ”

„Dat ben ik niet hoor!, ” verdedigde Klaasje zich, uit zucht tot tegenspreken. „Ik.... ”

„Sssst, ” kalmeerde grootmoeder haar. „Luister! Jij bent vanaf je derde jaar bij me en het is me soms, alsof je mijn eigen kind bent. Dat lijkt misschien wel niet zo, maar toch voel ik het zo. Eigenlijk had ik je die dingen pas willen zeggen als je wat ouder was. Maar de laatste tijd ben je zo groot geworden, dat ik heel goed met je kan praten. Joke vind ik een lief meisje en ze is ook een kleindochter van me. Maar jij betekent iets heel anders voor me en bovendien wil ik tegenover je vader ook, dat ik je zo goed mogelijk opvoed. Dat lijkt soms heel moeilijk voor me. Vooral sinds Joke hier is en ik haar bezig zie, voel ik wel, dat ik misschien te streng voor je ben geweest. En ook heb ik je heel anders gekleed en.... ”

„En ik mocht geen oma zeggen en geen oom Pat en ik kreeg een gymnastiekpakje met een rok, inplaats van met een broekje. En u vond tekenen gek.... ”

„Je moet niet vergeten, dat ik oud ben. Vroeger zeiden we altijd Patricus en tegen je vader Hendricus. Heus kind, het is allemaal voor je bestwil geweest. En tekenen vond ik helemaal niet gek, want ik ben erg.... trots op je, dat je zo aardig tekent en ik hoop, dat je het in de toekomst nog beter leert. Maar als ik steeds deze dingen zou zeggen, zou je over het paard getild raken en zou je misschien denken, dat je alles kon. Begrijp je me nu een beetje? ”

Klaasje, die wel gemerkt had, dat grootmoeders stem af en toe een beetje haperde, knikte zwijgend.

„En ik heb aan tante Miek gevraagd, of ze zich in de loop van de tijd een beetje met jouw kleding wil bemoeien, ” vervolgde grootmoeder. „En.... ”

Maar ze zag geen kans meer om haar zin af te maken, want Klaasje vloog haar om haar hals en omhelsde haar zo stijf, dat grootmoeder bijna geen adem meer kon halen. „U bent een lieve schat!, ” riep ze uit. „Dat heb ik ook tegen Joke gezegd. En.... en.... ze willen me daar Ina noemen, maar ik blijf veel liever Klaasje. ” „Het kan me niet schelen, hoe ze je daar noemen, je bent en blijft mijn Klaasje en ik vind het fijn, dat jij me 'grootmoeder’ noemt, ” antwoordde grootmoeder. Ze drukte het meisje even tegen zich aan. „Vooruit, we gaan de boel opruimen, ” zei grootmoeder, terwijl ze een beetje moeizaam opstond. „Kom Klaasje, aan je huiswerk. ” Dit laatste klonk al weer net zo stroef als anders, bedacht Klaasje, maar ditmaal vond ze het niet erg. Ze pakte haar boeken en ging aan haar werk.