HOOFDSTUK VI

 

 

Grootmoeders verjaardag

 

Het was begin november en de storm loeide over de daken. Klaasje lag diep onder de dekens en luisterde naar ’t lawaai, dat de wind veroorzaakte. Verschillende malen was Klaasje de afgelopen nacht haar bed uit gewipt. Als ze een poosje geslapen had, schrok ze weer wakker, door het vallen van dakpannen, die door de storm werden afgerukt. Doch dit was niet alleen de oorzaak van Klaasjes slechte slapen. De volgende dag zou grootmoeder jarig zijn en dat vond ze altijd een erg gewichtige dag.

Opnieuw gleed Klaasje haar bed uit. Ze liep naar het tafeltje, waarop een vierkant, plat pakje lag. Voorzichtig betastte Klaasje het pakje. Het was de tekening, die mijnheer Siemen van haar gemaakt had. Toen Klaasje de tekening voor het eerst zag, kon ze niet uitgekeken raken. Ze had er aan moeten wennen.

Ze had de tekening in haar schooltas meegebracht en het was haar niet meegevallen om alles zo lang voor grootmoeder geheim te houden. Gelukkig had ze Mineke in het complot kunnen betrekken, zodat ze tenminste tegen iemand haar hart had kunnen luchten. Mineke had haar de raad gegeven er een lijstje voor te kopen. Dit had Klaasje een goed idee gevonden en toen ze op een vrijdag naar mijnheer Winter was gegaan, had ze de tekening weer meegenomen. Hij had deze voor haar ingelijst en nu lag het pakje dan kant en klaar op de tafel in Klaasjes kamer. Ze had haar spaarpot er helemaal voor moeten leegmaken, doch dat had haar niet kunnen schelen.

Op school had ze het na die gedenkwaardige zaterdag heel wat gemakkelijker gekregen. Een enkele maal probeerde Marianne nog wel eens om haar te kleineren in de ogen van haar medeleerlingen, doch dat gelukte haar niet. Klaasje kwam haar altijd halverwege tegen en trok zich niets meer van haar aan. In Riek Plaatsman had ze een trouwe bondgenote gevonden. Wel kwamen de beide meisjes in hun vrije tijd niet bij elkaar thuis, doch dit kwam doordat ze in verschillende dorpen woonden. Het kwam er niet van. Op school waren ze echter de beste vriendinnen. Bovendien sloten de andere meisjes zich nu ook meer bij Klaasje aan.

Klaasje had de laatste maand een echte tekenmanie. Op de vrije middagen, na haar huiswerk, ieder vrij uurtje kon je haar achter haar tafeltje zien zitten. Grootmoeder mopperde er wel eens over. Ze zat veel te vaak alleen in de woonkeuken en Klaasje beweerde, dat ze daar niet tekenen kon. Ze schreef lange brieven aan vader over haar tekenen, in de hoop, dat hij het goed zou vinden, dat ze er later meer van zou leren. Over mijnheer Siemen had ze hem nog niets geschreven, omdat ze bang was, dat vader er iets over zou terug schrijven. Grootmoeder las altijd alle brieven. Klaasje zou blij zijn, als de verjaardag achter de rug was, dan kon ze tenminste openlijk over alles praten.

Klaasje dook haar bed weer in. Het was immers nog veel te vroeg, al had ze zich ook voorgenomen zo vroeg mogelijk op te staan. Hè, ze zou nog best even willen slapen. Gelukkig was grootmoeder op zaterdag jarig, dus zou ze om half een al uit school thuis komen. Maar hoe Klaasje ook ging liggen, de slaap wilde niet meer komen. De storm raasde voort en het leek wel of hij nog steeds in kracht toenam. Klaasje huiverde bij de gedachte, dat ze er over een paar uur uit zou moeten.

Ten einde raad gooide ze zich op haar rug en ging aan allerlei dingen denken. De laatste dagen had ze het met grootmoeder steeds over de Amerikaanse familie gehad. Ze konden elk ogenblik in Holland aankomen, want ze waren onderweg. Maar de juiste datum hadden ze niet geschreven, want ze gingen eerst nog naar New York toe om winterkleren te kopen. Daar zouden ze zo’n beetje vakantie houden, en oom Patricus had geschreven, dat hij niet precies wist, hoe veel tijd dat zou nemen.

Het mooiste vond Klaasje wel, dat ze de eerste tijd bij grootmoeder en haar in huis zouden komen. Wel gingen ze ook nog naar de familie van tante Miek, maar die woonde in Rotterdam en oom Patricus wilde het allerliefst in Gelderland wonen. Het zou nog heel wat moeite kosten om een huis te vinden voor het gezin. Klaasje was benieuwd, waar ze terecht zouden komen. Ze hoopte, dat ze in de buurt van Voorst een huis op de kop konden tikken.

Nu kon ze het niet meer in bed uithouden. Met een sprongetje wipte ze er uit en ging op de gangklok kijken, hoe laat het was. Kwart over zes wezen de wijzers.

Voldaan glipte Klaasje naar haar kamertje. Ze waste zich en kleedde zich aan. Natuurlijk deed ze haar rode jumpertje aan. Dat vond ze nog altijd het gezelligste kledingstuk, dat ze bezat. Het grijze rokje was weer helemaal in orde. Grootmoeder had gelukkig nog iets van de stof overgehouden, zo dat Mineke er een keurig baantje had kunnen inzetten.

Ze had wel een nieuwe schooljurk van grootmoeder gekregen, maar die was, zoals gewoonlijk, erg tegengevallen. Wonder boven wonder had ze zelf in Zutphen de stof mogen uitkiezen. Ze was van de ene winkel naar de andere gelopen om te slagen. Tenslotte had ze een vrolijk geruite stof genomen, die een van de meisjes van haar klas ook droeg.

Klaasje had bij grootmoeder gebedeld, of Mineke de jurk mocht maken, doch daar was niets van ingekomen. Met het rokje was dat wat anders geweest, omdat Mineke het bijbehorende truitje zelf had gebreid. Grootmoeder had al jaren en jaren lang een naaister uit het dorp. Juffrouw Catrien, zo werd ze door iedereen in het dorp genoemd, naaide keurig, maar erg stijfjes.

Met grootmoeder had Klaasje een model uitgezocht en juffrouw Catrien had opdracht gekregen de jurk te maken. Zo op de plaat had het model heus wel iets geleken. Nu was het al lang een droom van Klaasje om een jurk met zakken te hebben en daarom was ze, zonder grootmoeder iets te zeggen, de volgende dag bij juffrouw Catrien binnen gewipt om haar te zeggen, hoe ze het wilde hebben. De naaister had aandachtig geluisterd en ijverig ’ja’ geknikt. Doch toen de jurk thuis kwam, was er niets, dat op een zak leek te bespeuren en bovendien had juffrouw Catrien de garnering niet zo genomen als op de plaat, zodat het weer net zo’n stijf jurkje was geworden als al de andere.

In het begin was Klaasje er woedend over geweest, doch daar ze wel wist, dat dit haar niets hielp, had ze zich er langzamerhand bij neergelegd.

Zodra Klaasje klaar was met aankleden, liep ze op haar tenen naar beneden. Ze hield het pakje onder de arm geklemd! Haar eerste werk was de luiken voor de ramen te openen. Dan kon ze tenminste zien, wanneer het goed licht werd buiten. Nu moest ze proberen koffie te zetten, want grootmoeder hield niet van thee. Gewoonlijk werd er de zogenaamde ’kannetjeskoffie’ gedronken, maar ter ere van de verjaardag wilde Klaasje eens extra haar best doen en koffie filtreren. Bij bijzondere gelegenheden had Klaasje het grootmoeder wel eens zien doen en ze probeerde zich te herinneren, hoe het precies in zijn werk ging. Eindelijk had ze het dan toch zo ver, dat ze het kokende water op de koffie kon gieten. Maar hoe Klaasje haar best ook deed, de koffie liep niet door. Het filtertje bleef vol water staan.

Klaasje nam het filtertje van het potje en schudde er eens aan. Doch het hielp niets. Ten einde raad roerde ze er met een lepeltje in. Nu scheen het iets beter te gaan. Onderzoekend keek ze naar het drabbige, bruine laagje, dat zich onder in het potje vormde. Het leek haar niet bepaald een smakelijk kopje koffie te worden.

Resoluut pakte ze de gewone koffiekan van grootmoeder, spoelde haar om en zette op de gewone wijze koffie. Dan maakte ze vlug een paar beschuiten klaar. Grootmoeder hield daar zo van. Door al de pech met het koffie zetten liep het al tegen zeven uur.

Plotseling schoot het Klaasje te binnen, dat het in de keuken nog steenkoud was. Zij zelf voelde dat niet, maar grootmoeder kon niet meer zo goed tegen de koude. Vlug liep ze naar het groene salamanderkacheltje en keek er in. Tot haar grote verwondering had grootmoeder het de vorige avond al helemaal klaar gelegd, zodat ze het alleen maar aan hoefde te steken. Ze had dit zeker expres gedaan, dacht Klaasje bij zichzelf. Het was al jaren lang de gewoonte, dat Klaasje op grootmoeders verjaardag eerder opstond. Ze haalde lucifers en na een paar minuten knetterde het aanmaakhout al vrolijk.

Nadat ze de tafel keurig had gedekt, deed ze een stapje achteruit en bezag het geheel. Het pakje legde ze naast grootmoeders bord. Nu zou ze grootmoeder maar gaan roepen. Maar plotseling bedacht ze, dat ze van het restje geld, dat ze had overgehouden van het lijstje, nog een bos chrysantjes had gekocht. Ze had donkerrode uitgezocht. Dikwijls had ze er de laatste maanden naar gekeken. Maar ja, ze kon toch maar zo geen chrysantjes kopen? Daarom was ze blij, dat ze er nu een reden voor had gehad. Klaasje haalde een grote vaas en schikte de bloemen er in. Ze zette de vaas zo lang op tafel neer. Daar zouden de bloemen het eerste opvallen, als grootmoeder de woonkeuken binnen kwam. Ze zou het licht nog maar even aanlaten, want dat verdiepte de glans van de bloemen.

Juist toen ze naar boven wilde lopen, hoorde ze gestommel. Ze begreep, dat grootmoeder was opgestaan en vond het nu leuker, haar in de keuken op te wachten. Tevreden bezag Klaasje alles nog eens. Het zag er gezellig uit, vond ze. Weer moest ze aan de Amerikaanse familie denken en dat deze de eerste tijd hij hen in huis zou komen. Grootmoeder had al gezegd, dat ze dan maar naar de huiskamer moesten verhuizen, want misschien vonden tante Miek en de kinderen het niet prettig in de keuken. Klaasje kon zich niet indenken, dat iemand hun keuken niet gezellig zou vinden. En sinds ze op school niet meer zoveel moeilijkheden had, was het net, alsof ze alles bij grootmoeder in huis nog gezelliger vond dan vroeger.

Er werd op de deur geklopt. Klaasje sprong verschrikt overeind. Wie kon daar nu zo vroeg zijn? Ze deed nieuwsgierig de deur open. Tot haar grote verrassing stond Jo Evers, de verloofde van Mineke, voor de deur. Hij stak haar een langwerpig pak toe en vertelde, dat ze dat voor grootmoeder moest neerzetten en dat Mineke later op de dag zou komen feliciteren.

„Dank je wel, Jo, ” antwoordde Klaasje. „Boe, wat is dat zwaar! Ik zal het aan grootmoeder geven, hoor. Maar ze is nog niet beneden. ” „Het is een krentenbrood, ” verklapte Jo. „Je kunt het beter uitpakken. Dat staat aardiger. Dag. ”

Klaasje deed de deur achter hem dicht en droeg het pak naar de tafel. Voarzichtig deed ze het dubbele papier er af en slaakte een kreet van verrassing. Het was een prachtig krentenbrood. Mineke had het natuurlijk zelf gebakken. Klaasje legde het op een in het oog lopende plaats neer, zodat grootmoeder het dadelijk zou zien.

Het was net op tijd, want Klaasje hoorde sloffende voetstappen op de trap en even later kwam grootmoeder, knipperend tegen het licht, binnen.

Klaasje liep op haar af, sloeg de armen om haar hals en feliciteerde haar hartelijk.

„Dank je wel, deerntje, ” bedankte grootmoeder. „Ben je al vroeg opgestaan? ”

„Gaat nog al, ” antwoordde Klaasje en voerde haar aan de hand mee naar de tafel. Grootmoeder sloeg haar handen in elkaar van verrassing, bij het zien van de feestelijke tafel.

„Hmm, wat ruikt het hier lekker naar koffie, ” zei ze, terwijl ze tegelijkertijd een onderzoekende blik in het rond wierp. Klaasje was daar vroeger altijd van onder de indruk geweest, want grootmoeder deed dit bij alle voorkomende gelegenheden. Nu begreep ze het echter beter, want ze had het laatst eens aan Mineke verteld. Mineke had er erg om moeten lachen en haar uitgelegd, dat dit een gewoonte van grootmoeder was, omdat ze gewend was rond te kijken, alsof alles wel naar haar zin gebeurd was. Klaasje had het altijd als een onvriendelijk gebaar beschouwd. Ze was blij, dat ze er met Mineke over gesproken had, anders zou het weer een domper op haar vreugde gezet hebben.

„Zal ik eerst koffie inschenken?, ” vroeg Klaasje. „Of wilt u dadelijk al kijken, wat er in het pakje zit? ” In haar hart hoopte ze, dat grootmoeder beginnen wilde met het pakje.

„Och kind, ik kan toch zelf wel koffie inschenken, ” protesteerde grootmoeder. „Ik.... ”

„Hè, nee, grootmoeder, laat mij ’t nou doen, ” drong Klaasje aan. Ze liep bedrijvig naar de koffiepot en zag, dat grootmoeder aarzelend ging zitten. Meteen kwam ze tot de ontdekking, dat ze vergeten had melk te koken. Hè, wat vervelend. Grootmoeder had toch nooit geduld, als iemand iets voor haar deed. Niks zeggen!

Alsof het haar dagelijkse gewoonte was, zette Klaasje de melkkoker op het gas.

„O, is de melk nog niet warm?, ” vroeg grootmoeder weer. Geen enkele beweging van het kind ontging haar. „Nou, dan schenk ik het dadelijk wel in. Kom eerst maar bij me zitten. ”

Doch nu wilde Klaasje haar zin doordrijven. Ze bleef bij het gas staan, tot dat de melk kookte en schonk daarna zonder ongelukken de koffie in.

„Niet zo veel suiker, kind, ” hield grootmoeder haar hand tegen. „Dan lost het niet op. ”

Klaasje was eigenlijk blij, toen ze tegenover grootmoeder zat; grootmoeder maakte haar zenuwachtig.

Grootmoeder knabbelde op haar gemak aan de beschuiten.

Klaasje kon nu toch wel zien, dat grootmoeder het gezellig vond, al leek dat niet altijd zo.

Opeens stond grootmoeder op en nam de vaas met bloemen van de tafel. Klaasje keek haar verbaasd aan.

„Vindt u de bloemen niet mooi, grootmoeder?, ” vroeg ze.

„Ja zeker, ” was het antwoord. „Maar je weet nooit of er beesten in zitten. En met al dat eten op tafel.... ”

Klaasje was een beetje teleurgesteld. Ze wist zelf niet waarom, maar grootmoeder deed alles zo anders dan zijzelf.

Toen de koffie op was, boog de oude vrouw zich over het krentenbrood.

„Dat heeft Jo van Mineke gebracht, ” vertelde Klaasje blij. „Ze komt vandaag nog feliciteren. Mineke heeft het brood vast zelf gebakken, denkt u niet? ”

„Ja, ja, ” knikte de oude vrouw. „Ze had alleen wat boter op de korst moeten smeren, want dan gaat het brood meer glanzen. Maar het zal toch wel goed smaken, denk ik. ”

Ineens kreeg Klaasje angst, dat grootmoeder de tekening van haar niet mooi zou vinden. Met bonzend hart zag ze hoe grootmoeder haar bril ging opzetten. Haar gerimpelde handen, die een klein beetje beefden, betastten het pakje aan alle kanten. „Voor grootmoeder. Van Klaasje, ” had Klaasje er in mooie drukletters op gezet.

Voorzichtig werd het papier er afgewikkeld en eindelijk hield ze het presentje van haar kleindochter in de handen.

Enigszins verwonderd keek ze naar de tekening. Dan bekeek ze de achterkant en legde het lijstje op de tafel neer.

„Dat is een mooi plaatje, m’n kind, ” zei ze. „Dank je wel, hoor. ” Ze liep om de tafel heen en kuste Klaasje op de wang.

Klaasje keek grootmoeder oplettend aan. Wat was dat nou? Zag grootmoeder niet wat de tekening uitbeeldde? Vol spanning wachtte ze.

Grootmoeder streek nog eens over het lijstje. „Een mooi lijstje!, ” prees ze. „Dat heeft vast een groot gedeelte van je spaarpot opgeslokt. ” Klaasje kon niets zeggen. Ze wilde vragen, of grootmoeder niet zag, dat het haar kleindochter was. Ja, ze wilde eigenlijk van alles vragen. Maar het was weer of haar mond en keel werden dichtgesnoerd. Bedrukt stond ze van de tafel op.

„Kun jij op weg naar school even gaan vragen of Mineke vanmorgen een uurtje kan komen om de buitenboel te doen? Je weet nooit, of de Amerikaanse familie gauw komt. En je zult net zien, als de boel vuil is, staan ze voor je neus. ”

Klaasje wist heel zeker, dat ze geen zin had om naar Mineke te gaan, want die zou natuurlijk vragen, hoe grootmoeder de tekening had gevonden. En dan zou ze moeten vertellen, dat grootmoeder niet eens gezien had, dat zij het was. O ja, in het begin, toen zij pas de tekening van mijnheer Siemen in ontvangst had genomen, had zij er ook aan moeten wennen. Doch ze had dadelijk gezien, dat de gelijkenis goed was. Mineke zelf had het ook gezegd.

„Hoor je me niet, Klaasje?, ” vroeg grootmoeder ongeduldig.

„Ja.... ja grootmoeder, ” stotterde Klaasje. „Maar ik heb geen tijd meer, want ik moet vanmorgen een uur vroeger op school zijn. ” Zonder blikken of blozen jokte ze weer tegen grootmoeder, alsof ze nooit beloofd had, te proberen het niet meer te doen.

„Dat is ook wat, ” mompelde grootmoeder. „Daar heb je me gisteren niets van gezegd. ”

„O, heb ik vergeten, ” antwoordde Klaasje op de oude, onverschillige manier. Ze rende naar boven om haar tas te halen. Toen ze beneden kwam, zei grootmoeder: „Je moet maar met de bus gaan, deerntje, want het stormt zo. ”

Klaasje bromde iets, dat op een toestemming leek en probeerde zo onopvallend mogelijk te verdwijnen. Ze ging natuurlijk niet met de bus. Dan zou ze helemaal te vroeg op school zijn. Met een armzwaai zei ze grootmoeder gedag en liep naar buiten. Was de zonnebloem er nou nog maar, dacht ze opstandig, toen ze naar het tuinhek liep. In de tijd, dat de zonnebloemen in het voortuintje bloeiden, had Klaasje soms hele verhalen tegen hen gehouden, want het leek net, alsof die bloemen vriendelijke gezichten hadden. De grootste had haar altijd vriendelijk gedag gezegd, als ze langs kwam. In een vertrouwelijke bui had ze het eens aan Riek Plaatsman verteld. Deze had haar even verbaasd aangezien en was in lachen uitgebarsten. Toen ze tot bedaren was gekomen, had ze gezegd: „Zeggen zonnebloemen ook al iets? Goed dat ik het weet, want ik heb nog nooit naar die dingen geluisterd. Jij bent me er toch eentje! ”

Klaasje had een kleur gekregen, maar toch kon ze het van Riek wel hebben, als die haar plaagde, want ze voelde, dat het Brummense meisje haar wel mocht.

Klaasje liep mismoedig langs de straatweg. De storm was wat gaan liggen, maar toch vielen aan alle kanten takken naast haar neer. Toen er op het laatst een flinke tak op haar hoofd viel, kreeg ze er genoeg van. Ze naderde juist een stopplaats van de bus en besloot naar Zutphen te rijden. Dan kon ze daar nog een beetje rondzwerven, zonder dat er takken op haar hoofd zouden vallen.

Even later kwam de bus er al aan. Klaasje groette de chauffeur en ging op het achterste bankje zitten. Er zaten weinig mensen in en er heerste een echt slaperige stemming. Klaasje zat weggezakt in haar hoekje en keek over de kale weilanden. Nog steeds moest ze er aan denken, dat grootmoeder de tekening niet herkend had. En toch kon ze het eigenlijk van zichzelf niet uitstaan, dat ze grootmoeder er niet even op gewezen had. Zo gek zou dat toch niet geweest zijn. Boos op zichzelf en iedereen stapte ze uit de bus.

Ze liep een heel eind langs de IJsselkade, totdat het tijd werd om naar school te gaan. Wel was ze nog rijkelijk vroeg, maar de school zou nu toch wel geopend zijn. Ze probeerde niet meer aan de mislukte morgen te denken, doch dat wilde niet dadelijk gelukken. Vlak bij school hoorde ze Riek roepen. Ze draaide zich om en zag, dat Riek langzaam achter haar aan kwam.

„Ja, ik heb heus geen zin om hard te lopen. Wacht maar een beetje op me. Ik krijg in de bus altijd zo’n slaap, ” zuchtte Riek. Over het algemeen kwam Riek op de fiets naar school, maar met de storm viel dat eind niet mee.

Samen slenterden de meisjes naar school. „O, Klaas, wel gefeliciteerd met de verjaardag van je grootmoeder, hoor!, ” zei Riek plotseling, toen ze even zwijgend naast elkaar hadden voortgelopen. „Toen ik vanmorgen opstond, dacht ik eraan, maar door die slaapbus was ik het totaal vergeten. ”

„O, dank je wel, ” antwoordde Klaasje flauwtjes.

„En hoe vond ze de tekening?, ” informeerde Riek, die dadelijk bemerkte, dat er iets niet pluis was.

„Ze zag niet eens, dat ik het was, ” flapte Klaasje er uit. Ze had het eigenlijk niet willen vertellen, zo vervelend vond ze het, maar het was er uit voor ze het wist.

Riek schoot in de lach en toen ze het verontwaardigde gezicht van Klaasje zag, begon ze nog harder te lachen. Ze kon niet meer verder lopen. Klaasje liep kwaad door. Op een sukkeldrafje holde Riekje achter Klaasje aan.

„Wat zei ze wel, toen ze er achter kwam?, ” vroeg ze verder.

Klaasje haalde haar schouders op. Een ander zou ze geen antwoord meer gegeven hebben, maar tegen Riek kon ze niet op. „Ik.... ik heb het niet verteld, ” aarzelde ze.

Riek bleef perplex staan. „Een leuke kleindochter ben jij, dat moet ik zeggen, ” stak ze resoluut van wal. „Daar kan die grootmoeder van jou toch niks aan doen, dat ze je niet dadelijk in die tekening herkende? Ik heb nog nooit zo iemand als jij gezien. ”

Klaasje gaf geen antwoord en ook Riek zei niets meer. Toen ze het klasselokaal wilde binnen gaan, zei Riek nog: „Ik zou het haar vanmiddag maar gauw gaan vertellen. Zo erg is het niet. ”

Klaasje antwoordde niet. Ze kon toch niet vertellen, dat haar keel dan dicht gesnoerd werd, als ze zoiets moest zeggen? Nog enkelen, die ingewijd waren, vroegen naar de tekening. Klaasje maakte zich er gauw van af en was blij, dat de lessen begonnen. In de pauze hield ze zich een beetje schuil, uit angst, dat ze mijnheer Linden tegen het lijf zou lopen.

De morgen kroop voorbij. Toen het eindelijk half één was geworden, maakte Klaasje zich snel uit de voeten. Naar Riek en de andere meisjes keek ze niet meer om. Ze liep regelrecht naar het station om de bus te pakken en even later hobbelde het vehikel al over de IJsselbrug. Toen ze in het dorp uitstapte, kwam Mineke haar tegemoet lopen. Klaasje wilde oversteken om haar niet te zien, doch het was Mineke kennelijk om haar te doen en met een paar grote passen was ze bij haar.

„Ik dacht wel, dat je met deze bus zou komen, ” zei ze. „Loop je even met me op? Ik moet juist een paar boodschappen doen voor je grootmoeder, dan kun je me mooi helpen dragen. Het is voor de visite vanmiddag, want oom Jan en nog een paar tantes zullen wel komen. ” Klaasje bromde iets. „Ben je uit je hummetje?, ” informeerde Mineke vriendelijk. „En dat op de verjaardag van je grootmoeder? ”

„Wat kan mij dat schelen?, ” antwoordde Klaasje zo onverschillig mogelijk.

Mineke, die haar pappenheimers wel kende, probeerde haar een beetje af te leiden. Klaasje had zeker iets onprettigs op school gehad. Plotseling begon Mineke te lachen. „Je grootmoeder had je niet herkend van de tekening, hè?, ” vroeg ze. „Ik heb het haar uitgelegd, want voor zo ver ik kon nagaan, had jij het niet gedaan. ”

„Natuurlijk niet, ” antwoordde Klaasje vinnig. „Ze zat er gewoon naar te kijken alsof ’t niets bijzonders was. Dan ga ik vertellen, wat die tekening eigenlijk voorstelt. ”

„O, ben je daarom boos!, ” zei Mineke langzaam. „Hoe is het mogelijk! Je moet niet vergeten, dat je grootmoeder niet meer zo jong is, Klaasje. Toen ik haar vertelde dat jij het was, straalden haar ogen. Ze begreep alleen niet hoe dat kon, dat je zo uitgetekend was. Dat moet je haar zelf maar vertellen. ” „Dat doe ik toch niet, ” antwoordde Klaasje halsstarrig.

„Foei, wat ben je weer koppig, ” zei Mineke streng. Ze waren langzamerhand bij de winkel gekomen, waar ze zijn moesten. Mineke ging echter niet naar binnen, doch bleef vlak voor Klaasje staan. „Je moet eens goed naar me luisteren, ” begon ze. Aan haar besliste toon hoorde Klaasje, dat Mineke haar iets ernstigs te zeggen had.

„Ik kan me heel goed voorstellen, dat het een teleurstelling voor je was, toen grootmoeder je niet herkende van de tekening. Maar je had haar alles moeten uitleggen en dan zou je zelf gezien hebben, hoe blij ze er mee was. Misschien begrijpt je grootmoeder je niet altijd, maar ze zorgt heel goed voor je en houdt ook verschrikkelijk veel van je. Maar ja, ze is veel ouder dan jij en ook veel ouder dan ik. Daardoor doet ze de dingen wel eens anders, dan wij het zouden doen. Maar ze heeft altijd het allerbeste met je voor. Doe dus thuis niet vervelend en vertel haar alles over mijnheer Linden en die schilder. ” Mineke gaf Klaasje een vriendschappelijke klap op haar schouder en wilde de winkel binnen gaan. Maar Klaasje hield haar terug.

„Ik kan heus niet altijd tegen grootmoeder praten, ” legde ze uit. „Dan wil ik het wel, maar als ze me aankijkt, gaat het niet. ”

„Dan kijk je onder het praten maar een andere kant op, of je vertelt het in het donker, ” zei Mineke eenvoudig.

Opeens moest Klaasje weer aan die avond denken, toen ze grootmoeder in het donker de leugentjes had opgebiecht. Toen was grootmoeder veel liever geweest, dan gewoonlijk het geval was.

Ze zuchtte eens en wilde Mineke vergezellen naar de winkel. Doch deze hield haar tegen. „Je kunt misschien beter naar huis gaan, ” stelde ze voor. „Er is nu nog geen visite en dan kun je alles nog vertellen. ” Klaasje knikte en liep langzaam in de richting van huis. Toen ze grootmoeder in de keuken bezig zag, begon haar hart te bonzen. Ze kon het van zichzelf niet uitstaan.

„Dag Klaasje, ” zei grootmoeder. „Ben je met de bus gekomen? ” Voor dat Klaasje kon antwoorden, vervolgde ze: „Och, ga even voor me naar de bakker. Mineke doet ook al wat boodschappen voor me. Wil je dit dan nog even doen? ”

Klaasje knikte. „Grootmoeder...., ” begon ze.

„Wat is er?, ” vroeg grootmoeder verstrooid, terwijl ze in haar portemonnee zocht.

„Niks, ” antwoordde Klaasje onlogisch. Grootmoeder gaf haar de boodschappen op en Klaasje vertrok, waarbij ze de deur onredelijk hard achter zich dicht sloeg.

Toen ze terug kwam, was Mineke ook in de keuken. Ze stond op het punt om naar huis te gaan en zou in de middag nog wel even terugkomen met Jo. Voor de echte verjaardagsvisite, zoals ze het noemde. Klaasje veinsde de grimassen van Mineke niet te zien. Mineke wilde natuurlijk te weten komen, of ze al iets gezegd had. Maar Klaasje ging naar boven en wachtte tot dat ze het tuinhek dicht hoorde slaan. Toen ging ze weer naar beneden en vond de tafel gedekt. Even later zaten grootmoeder en zij tegenover elkaar te eten. Tersluiks had Klaasje al eens gekeken, waar grootmoeder de tekening had neergelegd. Ze zag, dat het pakje naast de bloemen lag. Grootmoeder had het dus weer ingepakt. Zo blij was ze er mee!

Toen grootmoeder de tafel begon af te nemen, zei ze ineens tegen Klaasje: „Och m’n deerntje, ik had toch helemaal niet gezien, dat jij het was, toen je me vanmorgen die tekening gaf! Je moet maar denken, ik had de slaap nog in m’n ogen. Later, toen Mineke het verteld had, heb ik de tekening eens goed bekeken en toen zag ik het duidelijk. Vertel me eens, wie heeft dat gedaan? Je hebt het goed geheim gehouden, hoor! ”

„Zal ik later wel eens vertellen, hoor, ” antwoordde Klaasje stug. „Heb ik nou geen zin in. ”

„Dat is misschien ook heter, ” meende grootmoeder. „Er moet nog zo veel gebeuren, voor dat de visite komt. Help me maar even afdrogen. ”

Hoewel ze het zelf nu niet had willen vertellen, vond Klaasje het zo ook niet goed. Zwijgend pakte ze een theedoek.