HOOFDSTUK II

 

 

Klaasje doet examen.

 

Na die avond, waarop grootmoeder met Klaasje over haar opleiding had gesproken, had grootmoeder er geen woord meer over gezegd. Wel had ze Klaasje opgedragen een brief aan vader te schrijven, waarin ze hem moest vertellen over haar toekomstplannen. Klaasje had zich nauwgezet van die taak gekweten en bovendien vermeld, dat ze het liefst tekende en daar graag les in wilde hebben. Ze was erg nieuwsgierig, wat vader er op zou antwoorden.

Toen ze ’s morgens grootmoeder goedendag had gezegd, om naar Zutphen te gaan voor het toelatingsexamen, had grootmoeder helemaal niet laten blijken, dat Klaasje eigenlijk iets bijzonders ging doen. Het was net een gewone schooldag, vond Klaasje. Maar zelf voelde ze zich helemaal niet gewoon. Als ze aan het hoge H. B. S. gebouw dacht, begon haar hart in haar keel te bonzen. Ze kon zich niet voorstellen, dat zij, als alles goed afliep, ook geregeld dat gebouw in en uit zou gaan.

Bij de dwarsweg, waar Mineke Horstink woonde, keek Klaasje niet opzij, want ze was bang, dat ze dan hard naar het vertrouwde huisje zou toelopen, om nog even een bekend gezicht te zien. En dan zou ze er vast niet meer weg kunnen komen.

Maar voor dat ze goed en wel de weg voorbij was, hoorde ze haar naam roepen. Nu moest ze wel omkijken en ze zag Mineke hard komen aanfietsen. Klaasje bleef staan en was er verschrikkelijk blij om. Nu kon ze er toch niets aan doen, dat ze Mineke nog zag.

Mineke stapte met een hoogrode kleur af. „Kind, wat heb ik me moeten haasten, ” zei ze. „Ik was al bang, dat ik je niet meer zou zien. Doe maar goed je best hoor en hier heb ik wat lekkers voor jou. ” Ze frommelde even zenuwachtig in de tas, die aan haar stuur hing en duwde Klaasje een rol flikken in de hand.

„Wat moet ik daar mee doen?, ” vroeg Klaasje beduusd, die de rol flikken een eindje van zich af hield.

Mineke barstte in lachen uit. „Jij bent me er toch eentje, ” riep ze, toen ze weer op adem was gekomen. „Opeten natuurlijk. ”

„O ja, ” antwoordde Klaasje en moest er zelf ook een beetje om lachen.

„Ga nou maar gauw, ” jachtte Mineke. Ze verschikte iets aan het hoge kraagje van Klaasjes jurk.

„Zie ik er gek uit?, ” vroeg Klaasje een beetje angstig. Toen ze vanmorgen haar beste, donkerblauwe jurk had aangetrokken, was die niet helemaal naar haar zin geweest. Als ze nog dacht aan Nineke van de dokter, zou ze de jurk wel willen wegstoppen. Maar grootmoeder had goedkeurend geknikt, toen ze beneden was gekomen en dat had haar weer wat gerust gesteld. Doch onder de keurende blik van Mineke kreeg ze het toch een beetje benauwd.

„Je ziet er netjes uit, ” weerde Mineke af en Klaasje vond, dat ze net een gezicht trok, alsof ze het niet meende. Ze had echter geen tijd om er verder over na te denken en zei Mineke gedag.

Na nog een paar maal naar haar te hebben omgekeken, vervolgde ze haar weg. Toch aardig van Mineke, om haar die rol chocola te geven. Dat gebeurde haar niet dikwijls. Grootmoeder zei altijd, dat chocola niet gezond was. Maar Mineke zag er toch goed uit en die kreeg dikwijls chocola van Jo Evers. Jo Evers zou wel gauw met Mineke trouwen. Dat had ze grootmoeder een poosje geleden tegen oom Jan horen zeggen. Jammer, dan zou ze vast niet meer bij grootmoeder komen om haar te helpen.

Klaasje kreeg het warm onder het lopen en hield met een van haar vingers het kraagje wat verder van haar hals. Als die chocola maar niet smolt in de tas, bedacht ze met schrik. Ze bleef aan de kant van de weg staan en inspecteerde de inhoud van haar schooltas. Met een zucht van verlichting liep ze verder. Ze wenste, dat alles maar vast achter de rug was.

Klaasje hoorde een geratel van wielen achter zich. Ha, daar kwam Derksen, de melkboer aan. Hij ging naar Zutfen om klanten te bedienen. Misschien vroeg hij haar wel om mee te rijden.

En ja hoor, dicht bij haar hield hij het paard in. „Zo Klaasje, waar ga jij zo vroeg naar toe? ”

„Ik moet in Zutfen examen doen voor de H. B. S., ” antwoordde ze gewichtig.

„Dat is niet mis, ” meende de melkboer. „Rijd een eindje mee! ”

Dit liet Klaasje zich geen tweemaal zeggen en ze klauterde naast Derksen op de bok. Ze vond het leuk naar de lange staart van het paard te kijken, dat er de lastige vliegen mee afweerde.

„Jij gaat dus een geleerde juffer worden, ” begon Derksen. „Dat zal me wat worden. ”

Klaasje lachte. Derksen kwam ook bij grootmoeder en ze vond hem een aardige man. Heerlijk zat ze op die hoge bok. Hier ving ze tenminste wat wind, zodat ze het niet meer zo warm had.

„Wat ga je nou allemaal leren?, ” vroeg Derksen verder, die er wel eens meer van wilde weten.

„Dat weet ik zelf nog niet, ” lachte Klaasje. „Ik ga eerst toelatingsexamen doen en als ik daar voor zak, kom ik er helemaal niet. ” Derksen grinnikte eens. „Je had die zwarte krullen wel mogen afknippen, ” plaagde hij. „De examinatoren zullen er bang van worden. Wij in Voorst zijn er aan gewend, maar je weet nooit hoe ze het daar zullen opnemen. ”

Even verstrakte Klaasje, maar toen ze het lachende gezicht van Derksen zag, maakte dat alles weer goed. Wat deed ze toch kinderachtig, om daar kwaad om te worden.

„Grootmoeder had de schaar weg gemaakt, ” grapte ze terug. „En daarom heb ik het maar zo gelaten. ”

„Het is toch wat te zeggen, ” merkte Derksen op. „Nou, ik vind die krullen van jou wat mooi. ”

Klaasje kreeg er een kleur van. Dat had hij niet moeten zeggen, want daar meende hij immers niets van, meende ze.

Voor dat ze er iets op kon antwoorden, zwenkte Derksen al de IJsselbrug op, zodat Klaasje ineens weer al haar aandacht bij het komende examen had.

„Ik zal je bij de Waterstraat afzetten, ” zei Derksen, nadat ze een poosje zwijgend naast elkaar hadden gezeten.

Klaasje knikte. De wagen ratelde over de hobbelige keien van de IJsselkade en haar tanden klapperden van het schokken. Ze zag de dikke wangen van Derksen trillen en moest er in zichzelf om lachen. Bij de hoek van de straat, waar ze wezen moest, hield hij het paard in. „Nou Klaas, klim er maar af, ” zei Derksen goedig. Hij hief zijn hand op om haar te groeten en zette Bruin weer aan. Klaasje bleef hem nakijken, totdat hij uit het gezicht verdwenen was.

Toen ze de straat in liep begon haar hart sneller te kloppen in het vooruitzicht van al die vreemde gezichten, die ze zou zien. Ze zou heus de enige niet zijn, die toelatingsexamen deed. Van de meisjes, waarmee zij om ging, zou er geen naar de H. B. S. gaan. Wel van het groepje, waar Nineke van de dokter bij hoorde. Klaasje had zich voorgenomen net te doen, alsof ze hen niet kende, als ze hen zou tegen komen. Ze ging eerst poolshoogte nemen bij het schoolgebouw en zag er slechts een klein groepje medeslachtoffers.

Langzamerhand was het drukker geworden en eindelijk had Klaasje ook Nineke en haar nichtje gezien, die te midden van een kring meisjes druk stonden te praten. Klaasje was een beetje uit hun buurt gebleven en toen ze even daarna het schoolgebouw betrad, kostte het haar geen moeite om zich afzijdig te houden.

De dag was als in een droom voorbij gegaan. En nu liep ze hier, net als al de anderen, te wachten op de uitslag. In het middaguur had ze zich, haast-je-rep-je, uit de voeten gemaakt en was naar de tekeningen gaan kijken in de etalage van de zaak in de Lange Hofstraat, waar ze de laatste weken geen gelegenheid voor had gekregen, omdat Mineke tegenwoordig de boodschappen in Zutphen deed. Klaasje hoopte, dat ze nu maar gauw de uitslag zou horen, want van dat lange wachten werd je echt vervelend.

Eindelijk werden ze binnen geroepen en het allereerste werden de namen van de twee leerlingen voorgelezen, die gezakt waren. Klaasje was er niet bij, dus kon ze omtrent de uitslag al gerust zijn. Toen haar naam met luide stem werd voorgelezen, kreeg ze het er koud van. Klaassens, Klazina! Dat klonk toch leuk om je eigen naam zo te horen. Op hetzelfde ogenblik hoorde ze achter zich een onderdrukt gelach.

„’k Ben blij, dat ik niet zo heet, ” ving ze een zacht gefluister op. Klaasje kreeg een kleur tot in haar hals.

Nadat ze nog enkele raadgevingen hadden gekregen mochten ze het gebouw verlaten. Klaasje maakte zich uit de voeten, want ze wilde zo gauw mogelijk naar Voorst.

In de ruime, vierkante hal hoorde ze haar naam roepen. Onwillekeurig draaide ze zich om en zag, dat Nineke Ilartog haar had geroepen. „Fijn, dat je geslaagd bent, ” zei Nineke hartelijk en gaf haar een kneepje in de arm. „Ik gelukkig ook. Ik ben toch wel een beetje zenuwachtig geweest. ”

Klaasje stond tot haar grote ergernis met haar mond vol tanden. Ze knikte maar eens en even stonden de meisjes, zonder iets te zeggen, elkaar aan te staren.

„Nineke, waar bleef je toch zo gauw?, ” vroeg een meisje, dat Klaasje vroeger op de dag in gezelschap van Nineke had gezien. „We zochten je overal. ”

Op hetzelfde ogenblik kwam Ninekes nichtje aanhollen.

„O, sta je weer met dat kind van Klaassens te praten?, ” vroeg deze vinnig. „Wat wil je toch van haar? ”

„Dat gaat jou niks aan!, ” snauwde Klaasje, voor dat Nineke had kunnen antwoorden. „Bemoei je met je eigen zaken. ”

Even keek het nichtje verbluft naar Klaasje, dan antwoordde ze spottend:

„Jij hoort niet op een H. B. S. Heb maar niet zo’n praats. Je mag wel zorgen, dat je in september met een andere jurk aankomt, want dit vod „Marianne!, ” onderbrak Nineke, die er tot dusver een beetje hulpeloos had bijgestaan. „Je lijkt wel mal. Ik zal toch zeker met haar praten als.... ”

De rest van de zin ontging Klaasje, want ze was naar buiten gerend in de richting van de IJsselkade. Wat een lelijkerd was die Marianne! Ze had niks met dat kind te maken en het kon haar ook niet schelen, dat ze haar jurk niet mooi vonden. Grootmoeder en zij vonden hem wel mooi en met de anderen had ze niets te maken.

Op hetzelfde ogenblik wist ze, dat ze zichzelf voor de mal hield, want ze vond de jurk helemaal niet aardig. Maar dat wilde ze niet bekennen en ze beende met grote stappen in de richting van de brug. Ze probeerde een schoolliedje te neuriën, maar de melodie bleef haar in haar keel steken door de opkomende tranen. Ze probeerde aan allerlei prettige dingen te denken en eindelijk gelukte het haar om de tranen terug te dringen. Ze leek wel mal om zich door zo’n kind van streek te laten brengen, praatte ze tegen zichzelf. Wacht maar, ze zou eens een heel mooie tekening maken. Dan wist die Marianne vast niet, wat ze zag.

Nu begreep ze ook, dat die natuurlijk gelachen had, toen haar naam werd opgelezen. Net of Marianne zo’n mooie naam was.

Zo piekerend over haar wedervaren van de afgelopen dag, was ze al gauw in de buurt van het dorp gekomen. Plotseling dacht ze aan de rol flikken. Ze had helemaal vergeten er eentje te nemen. Vlug maakte ze dat verzuim goed. Mmm. Lekker smaakte dat. Ze zou maar niet aan grootmoeder zeggen, dat Mineke haar die chocola gegeven had.

Klaasje ging aan de kant van de weg zitten en verorberde de hele rol chocola. Boe, wat kreeg je daar een volle maag van. Nou ja, dat zou wel overgaan. Ze zou een bos bloemen voor grootmoeder plukken. Van die paarse, die langs de slootkant groeiden. Ze wist de naam er wel niet van, maar dat gaf niet.

Een kwartiertje later stapte Klaasje welgemoed verder, met een grote hos bloemen in haar linker hand.

Bij de dwarsweg stond ze even in tweestrijd, of ze Mineke de uitslag van het examen zou gaan vertellen. Maar het leek haar toch beter, om regelrecht naar grootmoeder te gaan.

Toen ze hun huis in het zich kreeg, begon ze harder te lopen. Ze had opeens geen geduld meer.

Door het raam zag ze, dat grootmoeder in de woonkeuken bezig was. Ze rende naar binnen, gooide de deur open en zei trots: „Grootmoeder, ik ben geslaagd. ”

„Zo Klaas, dat is prachtig, maar ik had ook niet anders verwacht, ” antwoordde grootmoeder, knikte haar toe en ging door met haar werkzaamheden.

Klaasje stond een beetje uit het veld geslagen in de haar zo vertrouwde omgeving rond te kijken. Wat had ze eigenlijk verwacht? Grootmoeder had wel gedacht, dat ze slagen zou.

„Kijk eens, wat een mooie bloemen ik voor u geplukt heb, ” begon ze. „Ze groeien aan de slootkant. ”

„Ja, ik heb ze wel eens gezien, ” antwoordde grootmoeder. „Maar je had die bloemen niet moeten meeslepen, ik heb hier toch bloemen genoeg. ”

Lusteloos ging Klaasje de bloemen in het water zetten.

„Wat heb je daar?, ” vroeg grootmoeder, terwijl ze Klaasje hij de zoom van haar jurk pakte. „Zit er een vlek op je jurk? ”

Klaasje rukte zich los en keek er onverschillig naar. „O, een beetje modder, ” zei ze. „Wat geeft dat nou! ” „Dat geeft een heleboel, ” meende grootmoeder. „Het is je beste jurk en daar moet je een beetje zuinig op zijn. ”

„Ik vind het een afschuwelijke jurk, ” barstte Klaasje uit. „Het is een vod en ik.... ik.... ”

„Kalm een beetje, ” kalmeerde grootmoeder. „Jij doet niets met die jurk. Je trekt die jurk uit en je doet je daagse aan. Ik zal morgen die vlek er uit halen. ”

Klaasje mopperde: „Ik vind het een lelijk ding. ”

Toen maakte ze dat ze naar boven kwam. Driftig trok ze de sluiting los, roetste het kledingstuk over haar hoofd en gooide het in een hoek. Even later riep grootmoeder van beneden, dat ze moest komen eten. Klaasje wilde de kamer uitgaan, doch op het laatste ogenblik viel haar oog op de verfrommelde jurk. Even aarzelde ze, dan pakte ze haar op en hing haar over de rug van de stoel.

Beneden deed grootmoeder, alsof er niets was gebeurd en tijdens de maaltijd probeerde Klaasje te vertellen wat ze die dag had meegemaakt. Alleen het gesprek met Nineke Hartog hield ze voor zich. Eerst kon ze niet goed uit haar woorden komen, doch toen grootmoeder belangstellend naar een paar dingen vroeg, ging het heter. Met het eten zat ze een beetje te spelen, want door de chocola was haar trek overgegaan. Grootmoeder zei er niet veel van, maar haalde een grote griesmeelpudding met bessensap uit de kelder.

Dat was nog eens wat! Zo maar midden in de week pudding. En wat voor eentje! Dit ging er beter in dan de gewone aardappelen. Klaasje had net een gevoel, alsof ze haar maag moest vasthouden, zo zwaar voelde hij aan. Toen ze het tegen grootmoeder zei, dansten er lichtjes in grootmoeders ogen. Klaasje wist niet wat ze zag, want grootmoeder beweerde altijd, dat je wel genoeg moest eten, maar nooit je maag mocht voelen. Zou grootmoeder toch ’n beetje blij zijn, dat ze geslaagd was? Juist toen ze de tafel hielp afruimen, liep Mineke voorbij het raam, gevolgd door Jo Everts.

„Ha, Mineke!, ” schreeuwde Klaasje en zonder zich verder aan grootmoeder te storen, gooide ze baldadig de deur open en viel Mineke om de hals. Ze zag nog juist, dat grootmoeder het hoofd schudde, maar het kon haar niets schelen.

„Laat me los, ” lachte Mineke. „Ik kan bijna geen adem meer halen. ” „Ik ben geslaagd! Ik ben geslaagd! Ik ben geslaagd!, ” zong Klaasje, terwijl ze probeerde Azor bij zijn voorpoten te pakken, die blaffend om haar heen sprong.

Mineke en Jo waren gaan ztiten, nadat ze grootmoeder begroet hadden en keken lachend naar Klaasje.

„Ga nou maar eens zitten, ” commandeerde Mineke. „Ik wist van te voren, dat je zou slagen en daarom heb ik voor een verrassing gezorgd. ” Klaasje kreeg een kleur als vuur.

Mineke gooide een plat pakje naar haar toe. „Maak zelf maar open, ” zei ze.

Ook grootmoeder kwam langzaam naderbij om te zién, wat er te voorschijn zou komen.

Voorzichtig vouwde Klaasje het krakende papier open en voor haar opengesperde ogen lag er een jumpertje van hetzelfde model als Nineke van de dokter een paar weken geleden gedragen had. Alleen was dit vuurrood.

„Nou, hoe vind je het?, ” drong Mineke aan. „Rood staat je vast wel goed. Als je het aan hebt bij die zwarte krullen, zul je op een zigeunerinnetje lijken. ”

Klaasje keek grootmoeder en Mineke om beurten aan. Dan knuffelde ze Mineke, totdat deze rood in haar gezicht werd van benauwdheid. „Mag ik het ook eens aan?, ” grapte Jo. „Ik vind het zo’n mooie kleur. ” Klaasje lachte maar eens.

„Ik heb het zelf gebreid, ” vertelde Mineke aan grootmoeder. „Ik vond het een aardig patroon en die meisjes van Klaasjes leeftijd staat het zo aardig. ”

Grootmoeder knikte een beetje stroef, maar pakte toch het jumpertje op om het eens nader te bekijken.

„Prachtig, hè?, ” vroeg Klaasje, terwijl ze grootmoeder in spanning aankeek.

„Je moet maar vragen of je er een lapje grijze stof bij mag kopen, ” zei Mineke. „Dan zal ik er wel een rokje voor je bij maken. ”

„Mag het, grootmoeder?, ” bedelde Klaasje, die het gevoel had, dat ze nu van alles aan grootmoeder durfde vragen.

„We zullen wel eens zien, ” antwoordde grootmoeder vaag. „Ik zal eerst eens koffie gaan zetten. ”