Commentaar

Tot beter begrip van het evangelie naar Maria, volgt hier een korte uitleg van de tekst. Het is een zowel ernstig als lichtvoetig commentaar. Ernstig in de poging de wondere wereld van de gnosis open te leggen, lichtvoetig in het besef dat een gedicht geen commentaar behoeft. De uitleg bij de overgeleverde fragmenten van het evangelie geef ik meestal zonder in discussie te gaan met al bestaande commentaren. Welke commentaren ik geraadpleegd heb, is in de literatuurlijst vermeld. De uitleg bij de door mij herschreven bladzijden is uiteraard achteraf bedacht. Dat wil zeggen, dat ik mij bij het schrijven van dit deel van het evangelie niet van alle betekenissen bewust ben geweest die ik er in mijn commentaar aan toeken.

Bladzijde 1

Het evangelie naar Maria zoals hier gepresenteerd, begint met een proloog die doorloopt tot en met de eerste zes regels van bladzijde 2. Deze aanhef is verwant met die van het evangelie naar Johannes. De verwoording is vrouwelijk, zowel voor de scheppende Godheid als voor de verlossende Verschijning.
De tekst maakt een toespeling op de gnostische voorstelling, dat de Sophia, de Wijsheid, via een tussenfase - hier als de tijd opgevat - de sterfelijke wereld heeft voortgebracht.

In het verlangen van mensen naar de hereniging met de Godheid in het Pleroma (dat is de eeuwige geestelijke volheid) door bemiddeling van de Christus, klinkt de theologie van het 'evangelie der Waarheid' door.

De woordkeus is behalve in overeenstemming met de ideeen van de gnosis - wij leven hier in het 'vergeten' van onze oorsprong, en kunnen door het 'weten', de gnosis, terugkeren naar God - ook in overeenstemming met canonieke teksten. De Scheppende is de Plaats (Maqom) en onze terugkeer (tesjoeva) brengt ons thuis.

Het slot van bladzijde 1 is een toespeling zowel op het historische verhaal van Jezus in Getsemane, als op de 'hemelreis van de ziel' in het evangelie naar Maria.

Bladzijde 2

In de eerste verzen van bladzijde 2 is de eenheid verwoord tussen de mannelijke mens Jezus en de, naar woordgeslacht vrouwelijke,Verschijning van de verrezen Christus. De androgyne Godheid en de verlossing van de mens in een androgyne heelwording, herinneren aan intuities van joodse en christelijke gnosis (Pagels 1980: III). In het evangelie naar Maria komt androgynie ter sprake op de overgeleverde bladzijden 9 en 18 en op de herschreven bladzijde 13.

In zijn artikel 'De vrouw in de Gnosis' (Quispel 1988:72) schrijft Gilles Quispel: '(In het Nirwana van het oorspronkelijke paradijs) is ook de gespletenheid van de mens opgeheven. De oorspronkelijke mens, Adam, was man en vrouw in een voordat Eva uit zijn zijde genomen werd.Toen de slaap der onbewustheid op hem viel - de eigenlijke val -, is die volledigheid verloren gegaan, de tegenstelling en strijd der geslachten is een feit geworden. Maar Jezus is gekomen om die gespletenheid op te heffen. Hij, de Zoon des Mensen, was zelf androgyn, man en vrouw. De christenen moeten hem navolgen en ook van man en vrouw een eenheid in zichzelf maken, dan is de Zoon des Mensen in hun innerlijk verwerkelijkt. Het Evangelie van Thomas (Logion 106) zegt het zo: "Wanneer jullie de twee een maken, zullen jullie zelf Zonen des Mensen worden, en wanneer jullie zegt: berg, verplaats je, dan zal hij zich verplaatsen".'

Gershom Scholem wijst erop in zijn boek 'Ursprung und Anfange der Kabbala', dat in joodse gnosis de verlossing bestaat in de overwinning van het mannelijke en het vrouwelijke in een androgyne eenheid. Het gaat niet om de vereniging van het mannelijke en het vrouwelijke als voorwaarde voor de verlossing, maar juist om de overstijging van beide in de altijdzijnde goddelijke eenheid (Scholem 1962:125, 126).
'Als de besneeuwde Hermon is hij'...

Deze passage is geinspireerd door het Hooglied, in het bijzonder Hooglied 4:8. Dat gedeelte van het Hooglied is een lofzang van de bruidegom op de bruid. Hier is het omgekeerde het geval. Het Hooglied is in de Joodse gnosis een geliefd boek (Scholem 1962: 17). De beeldloosheid van de goddelijke mysterien wordt ondervangen door het mystiek geinspireerde liefdeslied. De relatie van Maria Magdalena tot Jezus wordt in de gnosis vaak beschreven als een spirituele liefdesrelatie. Maria weet dat de verrezen Jezus niet kan worden vastgehouden in de aardse liefde (Joh. 20).

De vroeg bloeiende amandelboom met zijn sneeuwwitte bloesem is een teken van messiaanse tijd. Maria kan niet anders dan het fysieke lijden van de leerlingen willen verhinderen. In de gnosis wordt een theologie van martelaarschap, dat vrijwel altijd leidt tot nieuw bloedvergieten, afgewezen.

De derde passage op bladzijde 2 drukt de verlossing uit die Maria ervaart door de tussenkomst van de Christus. Er is een toespeling op Joh. 6:27.

Als Maria zegt, dat zij door haar geboorte 'tegenstrijdig' is geworden, bedoelt zij, dat haar binnengaan in de materiele wereld spanning en strijd veroorzaakt ten opzichte van haar geestelijke roeping. Door de Verlosser is zij een geworden, dat wil zeggen volkomen herenigd, met haar spirituele wezen. De gnosis kent het concept van de syzygieen:'niets is enkelvoudig, alles is tweeslachtig, het een en het ander, paarsgewijs, polair, dialectisch, een Zijn in beweging' (Quispel 1988:75). Eenlingen zijn in de ware zin in-dividu, ongedeeld. Zij zijn hersteld in hun volkomenheid, en niet meer tegenstrijdig. In het evangelie naar Thomas staat in Logion 75: 'Jezus zei: Velen staan bij de deur, maar de eenlingen zijn het, die zullen ingaan tot het bruidsvertrek.' Voor het woord 'eenling' staat in de tekst 'monachos', waarvan het woord 'monnik' is afgeleid.

Bladzijde 3

Maria Magdalena roept ertoe op, in de traditie van Jeruzalem te blijven. Zelf afkomstig uit Migdal in Galilea, kiest Maria voor deze 'moederstad' en niet voor de Petrus-traditie in Rome.

De 'tuin van Levi': het Joodse leerhuis. Deze Levi bepaalt ook het slot van het evangelie naar Maria.
'Een liederenlied', dat wil zeggen 'Sjir hasjirim', het Hooglied. De woorden van Salome zijn een toespeling op Logion 61 van het evangelie naar Thomas:
'Salome zei (tot Jezus): Ik ben uw leerling.'
De afwijzende houding van Petrus is ook te vinden in het slot van het evangelie naar Thomas:
'Simon Petrus zei tot hen: Laat Maria van ons weggaan, want vrouwen zijn het Leven niet waardig.'

De verrezen Heer verschijnt om het voor Maria op te nemen. In de gnosis is 'zoeken' een volwaardige geloofshouding. Er volgen enkele citaten, die bekend zijn uit de canonieke evangelien: Mat. 7:7, Luc. 11:9; Luc. 24:5, Luc. 17:21; Joh. 20:27; Op. 21:6, 22:13.

De Verlosser maakt een toespeling op het slot van het Hooglied en citeert nu, op zijn beurt, het lied van de bruid. Hij bevestigt daarmee de liefde en het gezag van Maria:

'Haast u, mijn geliefde, en doe als de gazel of als het hertejong op bergen vol balsemkruid.'

Bladzijde 4

Geinspireerd door het evangelie naar Johannes volgen enkele woorden van Jezus in de vorm van 'Ik ben'. Vergelijkbare uitspraken zijn te vinden in Joh. 1:9 en Op. 19:11.

'Ik ben de wortel van Isai' doet denken aan Op. 22:16. 'Ik ben de mens van Mamre' is geinspireerd door Gen. 13:18. In het verhaal van Gen. 18 verschijnt de Eeuwige aan Abraham als drie reizigers. Abraham ontvangt hen gastvrij, met gerechten van onder andere drie maten meel. Het getal drie speelt in de rest van bladzijde 4, associatief, een leidende rol.

Andreas is een van de genoemde leerlingen in de overgeleverde fragmenten, vergelijk bladzijde 17.
De drievoudige leegte wordt bereikt wanneer de mens zich afkeert van de weg waarop zowel daden als woorden berekend en berekenend zijn. Die onspirituele levenswijze is in termen van gnosis de slaap van de vergetelheid, dat wil zeggen: de mens is vergeten een geestelijk wezen te zijn. Jezus roept op om de weg van inkeer te gaan. In de ontlediging van het door eigendunk en eigenbelang belaste zelf, ligt de weg van zelfkennis en Godskennis. Wij kunnen zo de verlossende aanwezigheid van Jezus in ons innerlijk vinden. Op bladzijde 8 wordt dat met zoveel woorden gezegd. Wij zullen dit levensgeheim niet kunnen begrijpen, zolang wij onze medemensen schuldig verklaren aan onze eigen dwaalweg.

Bladzijde 5

'Een zwaard tegen een oor': in Joh. 18:10-11 staat de berisping die Petrus ontvangt van Jezus.
berisping die Petrus ontvangt van Jezus. 21. De weg van de gnosis leidt tot rechtvaardig handelen, want alleen wie 'wakker' is, kan woorden van God met daden doen samenvallen. 'Die ons verlost heeft': Jezus verwijst als broeder van de leerlingen naar de Eeuwige, die hem uit de dood heeft opgewekt. In Op. 22:9 wordt Johannes erop gewezen door de engel, dat hij alleen God zal aanbidden (vgl. ook Op. 19:10). Tegenover Maria Magdalena spreekt de verrezen Heer over 'mijn broeders en zusters' (Joh. 20:17).
Johannes kan vereenzelvigd worden met 'de geliefde leerling' in het gelijknamige evangelie (Joh. 13:23-25). De Verlosser wijst na zijn opstanding de geliefde Johannes op zijn taak in de gemeenschap, zoals hij dat doet tegenover de geliefde Maria Magdalena (Joh. 20). Daarna is er een toespeling op de mystieke relatie tussen Jezus en Johannes. De berg Hermon uit het Hooglied (vgl. bladzijde 2) rijst weer op.
'Zoek de rots...': Ex. 17:6, Num. 20:11, Ps. 78:15-16, Ps. 105:41. De doortocht door de woestijn wordt in dit beeld opgeroepen.
'Klief de steen...' Jezus is als de rots waaruit water welt. In Logion 77 van het evangelie naar Thomas staat:'Kloof een stuk hout, ik ben daar; licht de steen op en gij zult mij daar vinden.'

Bladzijde 6

Geboren worden uit water en geest, is een beeldspraak uit het evangelie naar Johannes (Joh. 3:5-6). De eerste passage op deze bladzijde maakt verschillende toespelingen op het nieuwe leven van hen die in de doop gewassen zijn.

De honingraat vond ik na de herschrijving van deze bladzijde terug in 1 Sam. 14:24-29. Daar wordt verteld dat Jonathan, later de geliefde vriend van David, helder ziet door de honing uit de honingraat.

Het bad van Betesda komt ter sprake in Joh. 5:2 en wat volgt.'Alles is rein voor de reinen van hart' kan verbonden worden met Mat. 5:8, Mat. 15:18 en Joh. 15:3.

'Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken': Joh. 15:5.

Tomas bleef terzijde staan: vergelijk Joh. 20:24 en verder. Het evangelie naar Johannes staat van oudsher in aanzien in de gnosis. Tomas is een van de evangelisten van deze alternatieve traditie. Tomas doet hier wat Jezus eerder gezegd heeft: 'Omhels mij niet in een bijzijn. Omhels elkaar als broeders' (bladzijde 5). Jezus weet, dat Tomas worstelt met de vraag naar het opstandingslichaam (Joh. 20:24 e.v.).

De volgende verzen verwijzen naar de oorsprong van de schepping en naar de oorspronkelijke schepping die wij zijn: een van geest doorlicht lichaam. Petrus vraagt, of deze oorspronkelijk goede schepping nu al in aanleg hersteld is, zoals de gnosis leert, of aan het eind van de tijden hersteld zal worden.

Bladzijde 7

Hier begint de overgeleverde tekst van het evangelie. De vraag naar de aard van de materie heb ik laten aansluiten op de vraag naar de aard van het opstandingslichaam in het voorafgaande.

De Koptische tekst is hier zo gehavend, dat tekstuitgevers en commentatoren tot verschillende, zelfs tegengestelde, betekenissen komen. Ik heb gekozen voor de lezing:'Zal de materie tenietgaan of niet?' Deze vertaling heb ik gekozen om de duizeling die zij teweegbrengt, tot in de afgrond van het 'niet niet tenietgaan'.

De vloeiende beweging waarin het einde van de materie zich voltrekt, is in harmonie met het begin ervan. Het antwoord van de Verlosser doet de onnatuurlijkheid van nucleaire proeven des te scherper uitkomen.

De vraag van Petrus naar de zonde van de wereld (vgl. Joh. 1:29) sluit aan bij de problematiek van de materie. Volgens gnostische voorstellingen is de intrede van de ziel in de stoffelijke wereld een vorm van overspel. De ziel kan zich gaan hechten aan de beeltenis die in deze vereniging ontstaat. Zij blijft in de materie hangen en gaat verkeerd handelen. Zij kan zich echter ook hechten aan de beeltenis van het Goede, de Christus. Deze verlost haar uit haar gevallen staat. De Christusbeeltenis rust van nature in de diepte van de ziel. Zij behoeft alleen te ontwaken.
Vermaningen van de Verlosser als 'Wie oren heeft om te horen, hore' (b.v. Mat. 11:15) en 'Wie het begrijpen kan, begrijpe het', laten zien hoe de canonieke traditie en de gnosis gemeenschappelijke bronnen hebben.
De dwaalweg voor de mens bestaat erin, dat zij/hij, gehecht aan de materie, in psychische problemen verstrikt raakt en blijft. Psychosomatische verschijnselen (onrust woedt...) bepalen ons dan.Wanneer we, dankzij de hulp van de Verlosser, aan de goddelijke Beeltenis in onszelf gehoorzaam zijn en mensen van geest worden, komen wij tot rust.

Het Griekse 'makarios' heb ik weergegeven met de 'Verheerlijkte', om te benadrukken dat Jezus hier spreekt als de verrezen Heer. De vrede die hij geeft, is de volmaakte vrede (vgl. ook Joh. 14:27).

In de Koptische tekst staat voor 'nam afscheid met de vredesgroet' hetzelfde Griekse woord als op bladzijde 9 bij de begroeting door Maria. In mijn weergave van deze twee teksten heb ik het verband willen benadrukken.

Op te merken valt nog, dat in de synoptische traditie alleen Lucas de innerlijke aanwezigheid van de Heer verwoordt: Luc. 17:21. 'Het evangelie van het Koninkrijk' behelst eerst een innerlijke herschepping en vandaaruit de goede leefwijze.
In de eerste regels lees ik de levensopvatting van de gnosis, waarbij de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens centraal staat. Deze verantwoordelijkheid wordt geijkt door het volgen van de Verlosser. Door anderen bedachte wetten zijn geen vrijmakende, maar eerder onderdrukkende wetten. De Tora is een vrijmakende 'wet', beter 'wegwijzer', ten leven. Met 'wetgever' zal daarom mijns inziens een instantie worden bedoeld die niet regeert vanuit spirituele vrijheid, maar vanuit psychosomatische gebondenheid. Deze regels kunnen zowel betrokken worden op de gnostische wereldbeschouwing waarbij de demiurg zijn wetten stelt, als op de cultureelmaatschappelijke situatie in de mediterrane wereld van de tweede eeuw, waarin zowel Romeinse wetgeving als gedetailleerde wetgeving afgeleid uit de Tora aan mensen hun gedragswijze voorschreef.

Een andere betekenis van de eerste verzen op bladzijde 9 kan de volgende zijn: door deze woorden van de Verlosser krijgt het evangelie vrij baan in de wereld. Er worden geen voorwaarden gesteld aan de aanvaarding van het evangelie.

Het verdriet van de leerlingen doet denken aan de beschrijving in het evangelie naar Johannes in hoofdstuk 16. In dat hoofdstuk komt ook de spanning van de joodse leerlingen tegenover de synagoge ter sprake. De leerlingen, mannen en vrouwen, dreigen de moed te verliezen. Zij huilen allen bij het vertrek van Jezus. De zendingsopdracht van Jezus brengt hen in een benarde positie. Een lijdensweg lijkt zich te ontsluiten.

Toen stond Maria op: in de kring van leerlingen neemt Maria Magdalena nu de leiding. Zij groet de broeders en zusters met de groet waarmee Jezus afscheid heeft genomen. Zij neemt zijn onderwijs over.

Deze scene doet denken aan gelijksoortige taferelen in het Eerste Testament. Debora zingt in haar lied: 'totdat ik opstond, Debora, opstond als een moeder in Israel' (Ri. 5:7). In 1 Sam. 1:9 wordt verteld 'eens... stond Hanna op'.Als neergang en moedeloosheid de overhand dreigen te krijgen onder het volk, is een vrouw de noodzakelijke 'richter'.

'Laat je hart niet meer verdeeld zijn': eenwording van de innerlijke mens, tot in de kern die is verenigd met het Goede, dat is de menswording waarom het hier gaat. De Verlosser heeft deze kiem van geest bevrijd, hersteld, tot volheid gebracht. 'Mens gemaakt' wil zeggen: geestelijk mens, volkomen mens, ook in de betekenis van 'androgyn', de manvrouwelijke mens die de Beeltenis op geestelijk niveau spiegelt.

De bemoediging van Maria wordt gegarandeerd door de blijvende genade van de Heer.
De slotregels maken duidelijk, dat de leiding van Maria vruchten afwerpt. De moedeloosheid maakt plaats voor een discussie waarin 'gelernd' wordt: de woorden van de Verlosser komen in onderlinge uitwisseling van ervaringen tot een nadere uitleg.

Bladzijde 10

In het levendige leerhuis van de leerlingen is Petrus een belangrijk man. Hij wil van Maria woorden van de Verlosser horen die in de intimiteit zijn gesproken. Petrus vleit Maria door te zeggen, dat de Heer haar meer liefhad dan de andere vrouwen. Maar uit het slot van het evangelie (bladzijde 18) begrijpen we, dat Maria niet alleen boven de andere vrouwen, maar boven alle leerlingen verkoren was. Zij was dus ook liefgehad 'meer dan Petrus'.

Petrus vraagt naar de gnosis van Maria. Zij vertelt over het onderricht van Jezus dat zij na de opstanding van hem heeft ontvangen. Dat leergesprek is gegrond in visionaire ervaringen. Maria blijkt onwankelbaar in haar ervaringskennis van de Verlosser. Zij blijft bij het visioen ontvankelijk en is niet bang. Haar intuitie is haar rijkdom en haar kracht. De intuitie is de plaats zelf waar de Verlosser zich openbaart. Helderziend vermogen en intuitief begrip behoren tot de identiteit van Maria.Terwijl Petrus en de zijnen 'de woorden van de Verlosser om strijd doorvorsen', diept Maria samen met de Verlosser de geestelijke omgang uit.

Bladzijde 11

Hier begint opnieuw een herschreven deel van het evangelie.
De geestelijke omgang met de Verlosser is voor Maria zichtbare omgang. De Heer legt uit, dat zijn opstandingslichaam voortkomt uit het voor-natuurlijke licht. De openingswoorden van het evangelie naar Johannes klinken weer door (vgl. bladzijde 1).
De tekst over de blinde en de ziende is ontleend aan het evangelie naar Philippus, Logion 56. In dat evangelie luidt het: 'Een blinde en iemand die zien kan, verschillen niet van elkaar wanneer ze allebei in het donker zijn.Wanneer het licht wordt, dan zal de ziende het licht zien en de blinde in het donker blijven' (Luttikhuizen 1986:91).
De onwankelbaarheid van Maria wordt door de verrezen Heer verwoord. De passage eindigt met een verwijzing naar Joh. 15:4.
Maria vraagt, hoe zij in de wereld voor de Verlosser kan instaan zoals hij voor haar heeft ingestaan. Het antwoord wordt gegeven op de wijze van de gnosis. De gnosis, het weten, de kennis van hen die zijn ingewijd, heeft het vergeten van de goddelijke oorsprong opgeheven. De ziel is ontwaakt. Zij is waarachtig geworden als de Christus zelf.
Het evangelie der Waarheid zet deze reis in het bewustzijn helder uiteen. Het evangelie naar Johannes kent van Jezus de uitspraak 'Ik ben de waarachtige' (Joh. 14 en 15).

Bladzijde 12

De tuin van Levi is de joodse schriftuurlijke traditie. Het volk en de volken: dat wil zeggen het Joodse volk en de gojim, de niet-Joodse volkeren. De profetie van de eenheid, hier uitgesproken door de verrezen Heer, berust op het scheppingsverhaal, op de profetische traditie van het Eerste Testament, en op het gebed van Jezus in Joh. 17.
Er zijn meerdere toespelingen op Genesis 1. De paradijselijke messiaanse tijd is in het verborgen al aanwezig. Maria zal de Heer moeten vervangen op de wijze van de machteloze. Maar daarin ligt juist de overwinning op de tegenkrachten en machten.
Maria Magdalena zal dit geheim aan de broeders voorleven en bekend maken: alleen in de onuitsprekelijke Naam van de Joodse traditie is het nodige gezag te vinden.
De Verlosser is de eenvoudige, het kind van de Naam, de mens. Wie Jezus wil vertegenwoordigen, brengt met meer dan deze eenvoud niets teweeg.
Maria memoreert haar persoonlijke weg van bevrijding uit angst. Zij is door de Verlosser bevrijd uit het vergeten dat het Al in God rust. De zeven demonen, de volheid van wat tegen God ingaat en de ziel aan God ontrooft, zijn door de Christus overwonnen en kunnen nu door Maria in de wereld overwonnen worden.

Bladzijde 13

Maria mocht haar onwankelbare kern herontdekken dankzij de Verlosser die zich in haar en aan haar openbaarde. Door de onrust van haar hart kwam zij via haar intuitie bij de kern van haar persoonlijkheid. Die kern is de goddelijke Geest in het menselijk wezen. Deze kern is een met de Verlosser en een met onze voorschouw, onze tweelingziel, bij God.

De volkomen mens is degene die in vrijheid dit vrouw-mannelijke, geestelijke, geheim openbaart.
Maria heeft de weldaad van de visionaire omgang ervaren en is nu in staat de intuitie als plaats van openbaring in de mens bij anderen vrij te maken, zodat ook zij verlost kunnen worden van alle demonie.

De Heer wijst de weg van de gnosis.Terwijl wij deelhebben aan de natuurlijke wereld, kunnen wij een weg van kennis gaan, ons ontplooiend vanuit onze fysieke gesteldheid, via onze psychische strijd, naar geestelijk leven. Terwijl wij deelhebben aan de bovennatuurlijke wereld, kunnen wij de weg van kennis volgen waarop de mystiek-bewuste mensen ons voorgaan: door ontvankelijkheid ons ontsluiten aan het verlichtende licht en zo tot schouwende gnosis komen.

Maria kent deze wegen van kennis, die zo verstrengeld zijn, dat zij samen een weg vormen.
De sleutel tot dit alles ligt in de doorleving van het concrete bestaan in lijden en vreugde, ontvangen in de tesjoeva, de omkeer naar de Ene God en de Godmens.

Maria Magdalena vraagt door naar de bevrijding die zijzelf heeft ervaren en waarvan zij het gevoel heeft die geschonken te hebben gekregen. Hoe kan zij nu deze verlossing bij anderen helpen bewerken? De drieslag van duisternis, begeerte en angst is ontleend aan de 'hemelreis van de ziel', waarvan de, onvolledig overgeleverde, tekst op bladzijde 15 begint.

Bladzijde 14

Om de verlossende kracht in onszelf te vinden, is ontlediging nodig. Deze schijnbare tegenspraak is het hart van de gnosis. De aanwezigheid van de Verlosser in ons wordt pas openbaar wanneer wij ophouden ons te verschuilen achter andere beeltenissen, bijvoorbeeld een ideaalbeeld van onszelf. De noodzakelijke ontlediging omvat ons hele wakkere leven.Wij kunnen niet 'wegslapen' van de bewustwording.

De Verlosser vat in zijn woorden tot Maria al zijn onderwijs samen, zowel het 'vrijzinnige' (gnosis), als het 'rechtzinnige' (orthodoxe) onderricht. De weg van de gnosis is die van de zoekende mens, van het vertrouwen op intuitie en het verlangen naar een spirituele, androgyne levenswijze. De weg van de orthodoxie is die van het hart: gerechtigheid en barmhartigheid maken de mens gaaf. Eenheid in de mens is voorwaarde voor de eenheid van mensen. Jezus gaat uit van de gevonden eenheid van Maria en zichzelf.

'De hemelreis van de ziel' wordt, in mijn visie, door Jezus aan Maria verteld als een gelijkenis. Deze parabel betreft, in overeenstemming met het voorafgaande, zowel de innerlijke als de uiterlijke levensreis van de ziel.

Om 'volkomen mens' te worden - in alle betekenissen: oorspronkelijk en androgyn en gaaf - zal de ziel een innerlijke levensreis moeten afleggen en een uiterlijke strijd moeten leveren. De machten uit deze gelijkenis belagen de ziel op alle levensterreinen.

Wanneer we deze passage een 'hemelreis van de ziel' noemen, citeren we de benaming voor dit genre literatuur in de late oudheid. De voorstelling is, dat de ziel zich na de dood een weg moet banen langs weerhoudende machten om haar volmaakte hemelse doel te kunnen bereiken. Naar mijn inzicht is het verhelderend deze hemelreis in de eerste plaats als een levensreis op te vatten. De weg van de gnosis maakt het ons mogelijk al op aarde het geestelijke zaad in ons tot bloei te brengen.Wij worden 'pneumatische' mensen. De weg van de orthodoxie maakt het ons mogelijk in de wereld de tegenkrachten te bestrijden door sterk en moedig te zijn en gerechtigheid te doen.

Uit de overgeleverde bladzijden (vanaf bladzijde 15) blijkt, dat het gaat om vier machten, waarvan de laatste, de Drift, zeven vormen heeft. Op bladzijde 16 lezen we welke vormen de Drift heeft aangenomen. Op grond van die reeks heb ik, zoals vaker in commentaren gesteld wordt, aangenomen dat de eerste macht de Duisternis is geweest.

Het lijkt mij niet nodig, en ook niet wenselijk, om de machten uitvoerig van uitleg te voorzien.Wie de 'levensreis van de ziel' op verschillende niveaus leest, zowel voor het aardse als voor het bovenaardse leven, kan deze machten uit eigen ervaring begrijpen en op persoonlijke wijze benoemen. Ik wil mij beperken tot enkele inzichten die voor mijzelf belangrijk zijn gebleken.

De overwinning op de Duisternis slaagt alleen wanneer wij de Verlichte in ons alle ruimte geven. Dat licht houdt ons uit de slaap van de vergetelheid en brengt ons tot weten. Hierin ligt de kracht er te durven zijn.

De Begeerte. Dit is een visueel verleidende macht. Deze verleiding verstrikt de ziel echter veel dieper dan in het zichtbare alleen. Slechts dappere afwijzing maakt hier vrij.

Bladzijde 15

De Begeerte als kosmische macht bespot de ziel door te zeggen dat zij niet afkomstig kan zijn uit de spirituele wereld. De ziel pareert deze aanval met de vaststelling dat zij meer weet en waard is dan de Begeerte.

De Onwetendheid is de macht die in flagrante tegenstelling staat tot de gnosis, de kennis voor ingewijden; en eveneens volstrekt in strijd is met de wegwijzer tot het waarachtige leven, de Tora.

Het is de onwetendheid in de zin van het dom houden van anderen, of het zich van de domme houden, die herkend kan worden als een van de meest vernietigende machten in onze tijd. Onderdrukking van vrouwen, van minder bedeelden in vele betekenissen, wordt bereikt en in standgehouden door opgelegde onwetendheid. De Sjoa was mogelijk en wordt achteraf gedekt door de slogan: 'Wir haben es nicht gewusst'.

De ziel wijst de onwetendheid terecht met haar wetenschap van de begrensdheid van al het creatuurlijke.

Bladzijde 16

Het treft ons, dat bij de confrontatie met de vierde macht de eerder overwonnen machten weer terugkeren, aangevuld met andere. Het gaat hier niet toevallig om zeven machten, de volheid van de weerstrevende macht. Maria Magdalena, van wie wordt verteld dat zeven demonen haar overheersten en dat Jezus haar van deze machten heeft bevrijd (Luc. 8:2), is bij uitstek degene die de gelijkenis kan begrijpen. De strijd met de kosmische machten is voor de ziel op hemelreis na de dood een moeilijke. Maar is deze realiteit niet ook herkenbaar in het aardse leven? Als in een spiraal manifesteren zich de ons in het nauw drijvende machten.Telkens blijken zij er opnieuw te zijn, op een ander niveau. Het is de Drift, dat wil zeggen de zich aan Gods heerschappij onttrekkende macht, die de tegenkrachten in haar kielzog meevoert.

De ziel wordt door de Drift als moordenares van mensen aangeklaagd. De ziel heeft immers bij haar hemelreis het stoffelijke mensenlichaam achtergelaten. De passage krijgt betekenis in de levensreis van de ziel, wanneer we verband leggen met 1 Joh. 3:15.

Bladzijde 17

De ziel legt getuigenis af van haar bevrijding door bemiddeling van de Verlosser. Ons bestaan in vergetelheid, zonder bewustzijn van onze oorsprong, is tijdelijk. De Christus in ons kan het tijdelijke bestaan tot waarachtig bewustzijn brengen. Maar de tijdeloze rust ligt aan gene zijde van alle onvermijdelijke strijd. De rust en de stilte betekenen de volkomen vervulling van het door God geschonken leven. Deze ervaring van gnosis werpt nieuw licht op wat zwijgen kan zijn wanneer het geen gevolg is van onderdrukking, maar integendeel vervulde vrijheid.

De reactie van Andreas, de broer van Petrus, spreekt voor zichzelf. Het treft, dat het getuigenis van Maria direct wordt gewantrouwd. Petrus, die zelf aan Maria heeft gevraagd haar kennis met hen te delen (bladzijde 10), wijst nu zelfs de mogelijkheid af, dat de Verlosser haar persoonlijk onderricht zou hebben. Petrus, de rotsman, moet soepel worden en vloeibaar als water, maar hij verzet zich.

Bladzijde 18

Door de harde houding van Petrus vervloeit de liefde van Maria in tranen. Zij die de huilende broeders getroost en gesterkt heeft (bladzijde 9), wordt nu zelf door hen aan het huilen gebracht. Zij blijft Petrus 'mijn broeder' noemen. Er is geen betere schets van de gnosis, de geheime kennis, te geven dan de oprechte woorden die hier door Maria worden gesproken. De ware gnosis kan niet in verband worden gebracht met leugen, omdat deze gnosis beproefde Godservaring tot uitdrukking brengt.

Levi kiest de zijde van Maria. Hij berispt Petrus. Hij spreekt verzoenende woorden. Levi, de met name Joodse leerling, neemt het geloofsgetuigenis van Maria in bescherming. Levi doorziet, dat de afwijzing en verwerping door Petrus van het evangelie van Maria gevaarlijk is. Zou de verhouding tussen kerk en synagoge anders zijn geworden, wanneer het evangelie naar Maria en de kerk van Maria de erkenning en de eer hadden gekregen die haar toekwamen?

In de woorden van Levi keren de hoofdthema's uit het evangelie van Maria terug. Levi heeft Maria Magdalena begrepen. Hij zegt, dat de Verlosser haar ongetwijfeld tot in de kern kent. Hiermee bevestigt hij haar visioen en haar dialoog met de Verlosser, weergegeven op bladzijde 10.

Levi corrigeert Petrus door te zeggen, dat de Heer Maria meer heeft liefgehad dan Petrus en de andere leerlingen. Petrus had het voorgesteld alsof de Verlosser Maria verkoos boven de andere vrouwen (bladzijde 10), en verbrak zo de solidariteit tussen de vrouwen: een typerende 'verdeel en heers'-strategie binnen patriarchale structuren. Het gezag van Maria Magdalena wordt hier, wat intieme kennis van de Christus betreft, boven dat van Petrus gesteld. En het is juist deze kennis die de bron vormt van de verkondiging.

De ervaring van de volkomen menswording, die Levi als een hoofdthema van Maria citeert (vgl. bladzijde 9, en ook de herschreven bladzijden, zoals bladzijde 13), is volgens deze leerling voorwaarde om het evangelie naar Maria te verkondigen. Hiermee worden door Levi, beschermer en leerling van Maria, de registers van de verkondiging van dit evangelie aangeslagen.

Het is ook Levi die Maria bevestigt in haar weergave van de opdracht van de Verlosser, om bij de prediking van het evangelie geen overbodige grenzen te stellen of vervreemdende wetten te geven (bladzijde 9).

Bladzijde 19

De woorden van Levi werken ten goede uit. De tekst eindigt met een apostolair tafereel: het evangelie zoals Maria Magdalena het van de Verlosser gehoord en begrepen heeft, wordt door alle leerlingen als grondslag van hun verkondiging en prediking aanvaard. Zij is werkelijk de apostel van de apostelen gebleken. Uit de geschiedenis weten we echter dat de rivaliteit tussen Petrus en Maria Magdalena hiermee niet ten einde was. De rots en de bron van levend water raakten los van elkaar. Zal het Levi zijn die opnieuw tussenbeide komt om hen te verzoenen? Hij is het die Petrus en Maria kan herinneren aan de woestijnrots met het levende water...