Tekst van het evangelie naar Maria

Zwanger van aanvang die is en zal zijn de Ene
zij baarde en werd twee.
Zo ontstonden begin en einde.
Tijd was geboren en de tijd
bracht stervelingen voort.
Zij vonden een plaats.
Maar de Plaats waren zij niet.
Wie de hunkering bewaarden van hun geboorte hebben de Verschijning herkend bij haar komst. Zij hebben zich naar haar toegewend.
Zij hebben zich afgewend
van de weg die doodloopt in het vergeten. Zij richten hun schreden in het weten
dat aanvang de vrucht is
die rust in de Naam.

Niet dat de Verschijning enig zou zijn,
noch in haar lichamelijke
noch in haar geestelijke gestalte,
maar het wezen van de Verschijning is geheel doorlicht. Zij heeft de angsten van zich afgeworpen
nadat zij hen gekend heeft.*

* Voor het verschil tussen cursieve en niet-cursieve teksten zie p. 8.

Gezegend hij
die de beproevingen alle gekend heeft, want dankzij hem
kunnen wij worden als de Verschijning. Gezegend die is en die komt in de Naam, die gezien wordt, bezield door de Ene.

'Als de besneeuwde Hermon is hij,
wit en puur.Tast naar hem, raak hem aan.
Maar houd hem niet vast. Hij is de voortvluchtige voor de vervolgden uit.
Ga niet in de weg staan.
Als amandelbloesem is de verschijning van mijn geliefde. Storm niet op hem aan.
Verschrik de mens niet.
Was geen bloed van het lichaam van levenden.

Hij heeft mijn ziel vervangen en ik vervang hem. Hij heeft zijn zegel in mij gedrukt.
Ik ben geworden die ik van oorsprong was. Ik werd geboren. Ik werd tegenstrijdig.
Maar ik ben een geworden.
Om de eenlingen heeft hij strijd geleverd. Om de eenlingen met hun engel te verenigen. Ga het gebergte niet in. Blijf waar de bronnen zijn. Blijf in de moederstad.
Uit haar rotsen welt water.'

Zo sprak Maria in de tuin van Levi.
En haar woorden leken de vrouwen een liederenlied. Salome zei: 'Ik ben je leerling.'
Maar Petrus berispte haar en zei:
'Van Maria kun je de leerling niet zijn.'
Toen stond hij zelf in hun midden en zei:
'Waarom twijfelen jullie aan de woorden van Maria? Ik heb de zoekenden lief
want ik ben door haar gevonden.
Zoek en jullie zult vinden.
Klop op de poort en je zal worden opengedaan. Zoek de levende niet bij de doden,
maar zoek de levende in je.
En betast mij, raak mij aan
en weerhoud mij niet.
Ik ben de laatste en de eerste.
Ik ben het hert dat op de heuvel weidt
en niemand verstrikt het in netten van wind. Dompel je in mij. Drink mij.
Ik ben de amandel die vroeg bloeit.
Maar ik ben de laatste.
Ik ben de tweede naast haar die de eerste is en de eerste naast haar die de tweede is. Ik ben de waarachtige.
Wie mijn woord breekt, breekt leven af. Doe mijn waarheid en jullie zullen leven. Ik ben de wortel van Isai.
Gedenk mij. Ik ben de mens van Mamre. Ik ben de drievoudige leegte
en ik ben de vervulling.'

Andreas nam het woord en vroeg hem:
'Heer, wij zien u van aangezicht tot aangezicht. Wij hebben de dode gezocht.
Wij horen de stem van de levende.
Zeg ons toch wat dit woord betekent:
"Ik ben de drievoudige leegte en ik ben de vervulling".' De Verlosser antwoordde:
'Hoe bereiken jullie de drievoudige leegte?
Reken de daden niet na.
Tel de woorden niet tot uitputting toe.
Wordt geen slapenden.
Het zijn de anderen niet.
Keer in tot jezelf en vind mij.
Waarom trek je een zwaard tegen een oor?
Wie luistert, ontvangt.
De hand die het zwaard omklemt, verzamelt geen vruchten. Omhels elkaar als broeders.
Gedenk jezelf niet, maar gedenk mij.
Breng je mij te binnen om mijn woorden te doen. Ik heb jullie vervangen, vervang mij.
Laten wij tegemoet gaan Die ons verlost heeft.'

Johannes huilde. Johannes wilde
de Heer omhelzen.
Maar de Verlosser week terug
en zei: 'Omhels mij niet in een bijzijn.
Omhels elkaar als broeders.'
Maar toen de Heer zag
dat Johannes bedroefd bleef,
riep hij hem met de stem van zijn liefde: 'Johannes!' En deze zei: 'Hier ben ik.Verlos mij.'
De Verlosser zei:
'Gezegend zijn zij die treuren, want zij zullen getroost worden.'
De leerlingen zeiden: 'Zie de tranen van de Heer. De bloeiende amandel dauwt om ons te onderwijzen. Een engel heeft geen tranen. Zie de mens.
De sneeuw op de Hermon smelt. Onstuimige beken.'

De Verlosser sprak: 'Zoek de rots waarin water is. Klief de steen en ik ben daar.
Water en geest zijn de honingraat.
Ik heb het bittere verteerd
en het zoete heb ik jullie nagelaten.
Ik ben het bad van Betesda.Was je in mij.
Wees niet bevreesd. Alles is rein voor de reinen van hart. Ik ben de beproefde wijnstok.
Jullie zijn de ranken. Blijf in mij
en je draagt gave vruchten.'

Toen keerde Johannes zich naar de broeders in vreugde. En zij omhelsden elkaar.
Maar Thomas bleef terzijde staan.
Toen Johannes Thomas terzijde zag staan,
vroeg hij nogmaals de Verlosser:
'Heer, wat overkomt hem? Maak ook hem vrij.' Toen omhelsde Thomas Johannes en zei:
'Ik ben je vriend.'
De Verlosser sprak:
'Gezegend die de verschijning van het lichaam begrijpt, want het lichaam is verlicht van de aanvang af en waar de geest is, verschijnt het lichaam.
Dit is de wortel van de materie.'
Petrus vroeg:
'Spreekt u over deze tijd of over de toekomende tijd?

Zal de materie tenietgaan of niet?'
De Verlosser zei:
'Alle natuurlijke organismen, alle gestalten, alle schepselen
zijn met elkaar verbonden,
maar zij zullen weer tot hun eigen wortel terugkeren en daarin oplossen,
want alleen in de wortels van de natuur
lost de natuur van de materie op.
Wie oren heeft om te horen, hore!'
Petrus zei tot hem:
'U hebt ons alles uitgelegd,
zeg ons dan nog dit:
Wat is de zonde van de wereld?'
De Verlosser zei:
'Zonde bestaat niet,
maar jullie zijn het die de zonde in het leven roepen wanneer jullie handelen in overeenstemming met de overspelige natuur die men de zonde noemt. Daarom is het Goede in jullie midden gekomen tot in de elementen van elk natuurlijk organisme om dat in zijn wortel te herstellen.'
Hij vervolgde met nog dit te zeggen:
'De reden dat jullie verzwakken en sterven, is dat jullie volgen wat je vervreemdt.
Wie het begrijpen kan, begrijpe het.
De materie heeft een hartstocht voortgebracht die de Beeltenis niet draagt
omdat zij uit een tegennatuurlijke vereniging is ontstaan. Onrust woedt dan in het gehele lichaam.
Daarom heb ik jullie gezegd:
Wees gehoorzaam
en tegelijk ongehoorzaam,
dat wil zeggen: wees gehoorzaam
jegens elke oorspronkelijke Beeltenis van de natuur. Wie oren heeft om te horen, hore.'

Nadat hij dit gezegd had
nam de Verheerlijkte afscheid van hen allen
met de vredesgroet
en zei: 'Vrede voor jullie.
Mag mijn vrede jullie vruchtbaar bewonen.
Waak ervoor, dat niemand jullie op een dwaalweg brengt door te zeggen:
"Hier is hij" of "Daar is hij",
want de mensenzoon
is in je innerlijk.Volg hem.
Zij die hem zoeken, zullen hem vinden.
Ga dan, en verkondig
het evangelie van het Koninkrijk.
Stel geen enkele grens
buiten die ik voor jullie heb bepaald
en geef geen wet op de wijze van de wetgever, opdat jullie daardoor nooit overheerst worden.'

Toen hij dat gezegd had, ging hij weg.
Maar zij waren bedroefd.
Zij huilden. Hun tranen vloeiden rijkelijk.
en zij zeiden: 'Hoe zullen wij naar de volkeren gaan en het evangelie van het Koninkrijk van de Mensenzoon verkondigen? Als hij niet gespaard is,
hoe zullen wij dat worden?'

Toen stond Maria op,
zij verwelkomde hen allen met de vredesgroet en zei tegen haar broeders:
'Houd op met huilen en treuren
en laat je hart niet meer verdeeld zijn, want zijn genade zal met jullie allen zijn en zal je beschermen.
Laten wij liever zijn grootheid prijzen, want hij heeft ons voorbereid,
hij heeft ons mens gemaakt.'

Door deze woorden keerde Maria hun hart naar het Goede en zij zetten zich ertoe
de woorden van de Verlosser om strijd te doorvorsen. Petrus zei tegen Maria:
'Zuster, wij weten dat de Verlosser jou liefhad boven de andere vrouwen,
breng ons de woorden van de Verlosser over die jij je weet te herinneren,
die jij kent, maar wij niet,
en die wij ook niet gehoord hebben.'
Maria antwoordde en zei:
'Wat voor jullie verborgen is gebleven,
zal ik je bekend maken.'
En zij zette zich ertoe hen het volgende voor te houden: 'Ik,' zei ze, 'ik zag de Heer in een visioen
en ik zei hem: "Heer, ik heb u vandaag in een visioen gezien."
Hij antwoordde mij en zei:
"Gelukkig jij die niet twijfelt als je mij ziet, want daar waar het inzicht is, daar is de schat." Toen zei ik hem:
"En nu, Heer, degene die het visioen krijgt, ziet die het door middel van de ziel
of door middel van de geest?"
De Verlosser antwoordde en zei:
"Het is niet door middel van de ziel,
noch door middel van de geest dat zo iemand ziet, maar het helderziend vermogen, het inzicht, dat tussen deze beide is,
dat ziet het visioen en begrijpt het.

Immers uit het licht dat aanschijn geeft aan het licht is het lichaam dat je ziet.
De blinde blijft in donker als het dag wordt.
Wie inzicht heeft, blijkt ziende na de nacht.
Je hebt je naar mij toegewend en je hebt je niet afgewend. Je inzicht is verdiept door je ervaring
en je liefde is verinnigd door je omgang.
Je bent genezen van kortzichtigheid
en bevrijd van kleinmoedigheid.
Je hebt gewonnen wat ik verloren heb
en ik heb je verlies op mij genomen.
Blijf in mij zoals ik in jou blijf."

Ik zei: "Heer, hoe kan ik u in de wereld
vertegenwoordigen?
U hebt mij vervangen, maar hoe kan ik u vervangen?" De Verlosser antwoordde mij:
"Gezegend ben jij, Maria, om wat je ziet en hoort. Ik zal niet ophouden je in te wijden in weten. De tijd van vergeten is opgeheven,
de tijd van weten is aangebroken voor wie ontwaakt zijn. Ik ben de waarachtige.
Elke loot die op mij geent wordt, bloeit in waarheid. De wereld zal de tuin van Levi zien
en in verlangen ontbranden.
Want het volk en de volken zullen een zijn.
De mensheid is een
en de vrouwen zijn een in het lichaam dat gebaard wordt. Wees niet bevreesd voor vervolging of verwerping. De vruchten van de boom die in de tuin is
worden niet weggeworpen.
Wat veracht en veronachtzaamd lijkt, kiemt.
Ik heb jou vervangen, vervang mij.
Je zult geen macht zoeken, noch deze vinden.
Wat je zoekt en vindt, is het uur in mijn naam. Bekleed met mijn tijd zul je overwinnen.
Zeg dit tegen mijn broeders:
bekleed je alleen met de Naam
en verwerf je geen ander gezag dan dat van de Naam. Laat geen andere machten toe
en doe niets af aan de eenvoud van mijn aanwezigheid. Wie overwint, zal ik een nieuwe naam geven
die niemand weet dan die hem ontvangt."

Ik zei: "Heer, u bent mijn Verlosser.
U hebt de zeven demonen verjaagd die mij angst aanjoegen. U hebt mij bekleed met de volkomen mens en zie: ik sta vrij tegenover u.
Ik ben de vrouw die man is geworden en de man die vrouw is geworden.
U hebt mijn ogen geopend voor de Verschijning en ik mag u zien.
Zeg mij nu hoe ik dit inzicht kan wekken."

De Heer antwoordde mij:
"Zoals baring de bron is van drie lichamen,
het stoffelijke, het psychische en het geestelijke lichaam, zo is openbaring de bron van drie lichamen.
Dat zijn het ontvankelijke, het doorlichte en
het in weten schouwende lichaam.
Deze weg van kennis is in ieder van jullie.
Zoals jullie de weg van mijn lijden gedeeld hebben, deel zo de weg van mijn vreugde.
Gezegend ben jij, Maria, die je naar mij hebt toegewend. Doe hen omkeren die zien dat jij mij ziet."

Ik vroeg hem: "Heer, u hebt mij verlost van de zeven machten
als eerste van wie genezen zijn.
Nu weet ik dat deze genezing voor allen bestemd is. Hoe kan ik deze therapie inbrengen in de wereld? Hoe kunnen de mensen bevrijd worden
van duisternis, begeerte en angst?"
De Verlosser antwoordde mij en zei:
"Leer de broeders: bevrijding is in de drievoudige leegte. Niet in je daden, niet in je woorden,
niet in de slaap is de verlossing.
Keer in tot jezelf en vind mij.
Ik ben het. Ik ben dezelfde.
Leer hun die mij zoeken
dat de weg leidt van het hart naar het inzicht
en van het inzicht naar de volkomen mens,
opdat zij een zijn zoals wij een zijn."
En de Heer leerde mij:
"De ziel die opging om zich te bekleden met de volkomen mens,
stond oog in oog met de eerste macht. Dat is de Duisternis. Zij stonden als in hypnose.
De Duisternis zei: "Mijn kracht is groter dan jouw kracht. Hoe zou je aan mij kunnen ontkomen?"
De ziel antwoordde:
"Ik ben tot inzicht gekomen en ik heb de Verlichte gezien. Nu ben ik zelf verlicht en in deze kracht ga ik je te boven. Ik was in slaap maar nu ben ik ontwaakt."
De Duisternis ging uit haar ogen en zij ontkwam glansrijk.

Toen stuitte zij op de tweede macht: de Begeerte. Deze liet zich raden in begerenswaardige kleding. De ziel zag het maar ontkende haar

en de Begeerte sprak:
'Ik heb je niet zien neerdalen
en toch zie ik je opstijgen.
Hoe kun je mij bedriegen, aangezien je
mij toebehoort?' De ziel antwoordde en zei: 'Ik heb jou gezien maar jij hebt mij niet gezien en je hebt mij niet herkend.
Ik was de jouwe in omkleding
en jij hebt mij niet gekend.'
Na dit gezegd te hebben, ging zij heel verheugd weg;

en dan weer viel zij in handen
van de derde macht, die men
de Onwetendheid noemt.
Deze ondervroeg de ziel door te vragen:
'Waar ga je heen? Ben je niet beheerst
door een slechte neiging? Jazeker, je bent beheerst. Geef je niet uit voor rechter.'
Toen zei de ziel: 'Waarom oordeel je over mij, die niet geoordeeld heb? Men heeft mij beheerst, mij die niet beheerst heb. Men heeft mij niet herkend, maar ik heb begrepen
dat het Al zich moet oplossen, evengoed de aardse dingen
als de hemelse dingen.' De ziel
die de derde macht onschadelijk had gemaakt, steeg verder op en zij ontwaarde

de vierde macht: deze had
zeven vormen. De eerste vorm
is de Duisternis. De tweede, de Begeerte. De derde, de Onwetendheid.
De vierde is de Afgunst van de Dood. De vijfde is het Koningschap van het Vlees. De zesde is de dwaze vleselijke Wijsheid. De zevende is de driftige Sophia.
Dit zijn de zeven
machten van de Drift die zich
aan de ziel opdringen met vragen als:
'Vanwaar kom je, mensenmoordenares?', of 'Waarheen ga je, jij die de plaats overmeestert?' De ziel antwoordde en zei:
'Die mij beheerste
is gedood en die mij omving
is overmeesterd, en mijn begeerte
liet af, terwijl mijn onwetendheid
stierf. In een wereld ben ik bevrijd
dankzij een wereld en in een
Beeltenis, dankzij een hogere Beeltenis. Het zijn de bindingen van het vergeten die voorlopig zijn.Van nu af aan
zal ik de tijdeloze rust ontvangen
- buiten ogenblik en tijd -
in het Stilzwijgende.' Nadat zij dit gezegd had, zweeg Maria stil, want tot zover had de Verlosser zich met haar onderhouden.

Maar Andreas nam het woord en zei
tegen de broeders: 'Zeg eens, wat denken jullie over wat zij zojuist heeft beweerd?
Wat mij betreft, ik geloof niet
dat de Verlosser dit gezegd heeft.
Want dit zijn klaarblijkelijk andere leringen.' Petrus nam het woord en, zich beradend op dergelijke vragen, vroeg hij naar hun mening over de Verlosser: 'Zou hij zich soms in het geheim, zonder dat wij het wisten, met een vrouw
hebben onderhouden en niet openlijk,
zodat wij ons om haar heen moeten scharen en allen naar haar luisteren?
Zou hij haar hebben verkozen boven ons?'
Toen begon Maria te huilen. Zij zei tegen Petrus: 'Petrus, mijn broeder, wat ga je nu denken?
Geloof je dat ik dit zelf
in mijn eigen hart heb verzonnen, of dat ik lieg over de Verlosser?'

Levi nam het woord en zei tegen Petrus:
'Petrus, je bent altijd opvliegend geweest. Ik zie je nu deze vrouw bestrijden
als was je haar tegenstander.
Maar wanneer de Verlosser haar waardig heeft bevonden,
wie ben jij dan
om haar te verwerpen?
Zonder enige twijfel kent de Verlosser haar tot in de kern.
Daarom heeft hij haar meer liefgehad dan ons. Laten wij ons liever schamen
en ons bekleden met de volkomen mens,
laten wij hem vruchtbaar in ons volgen
zoals hij ons heeft opgedragen
en het evangelie verkondigen
zonder andere grenzen te stellen of wetten te geven dan zoals de Verlosser gezegd heeft.'
Nadat Levi deze woorden had gesproken, begaven zij zich op weg
om te verkondigen en te preken.

Het evangelie naar
Maria