Pinar del Río                                       5

Ten westen van Havana ligt de provincie Pinar del Río, landschappelijk en qua natuurschoon één van de mooiste delen van Cuba. Pinar, zoals de Cubanen de provincie meestal noemen, loopt door tot de westpunt van het eiland: Cabo de San Antonio.

De ruggengraat van Pinar is het Guaniguanico-gebergte, dat zorgt voor een golvend groen landschap. Ongeveer halverwege splitst de Río San Diego de bergketen in twee delen: ten oosten de Sierra del Rosario en ten westen de Sierra de los Organos.

Tabak en mogotes

Het samenspel van de elementen heeft vooral in de Sierra de los Organos gezorgd voor spectaculaire natuurverschijnselen, zoals grotten met ondergrondse rivieren en bronnen, en de merkwaardig gevormde mogotes. Deze begroeide steenpuisten lijken in de valleien zo uit de bodem te zijn geschoten.

De grotten vormden in het verre verleden een natuurlijk onderdak voor de inheemse bevolking. Op verschillende plaatsen hebben die hun sporen nagelaten in de vorm van muurtekeningen.

Alle schoonheid van de natuur in dit deel van Cuba lijkt te zijn samengebracht in de schitterende Valle de Viñales, een vallei 27 km noordelijk van de hoofdstad Pinar del Río.

Pinar is ook Cuba’s voornaamste tabaksprovincie. Ooit begonnen boeren buiten het toezicht van de Spaanse koloniale heren om met de verbouw van tabak. Nu komen de beste soorten tabak van de wereld uit de valleien van Pinar: met name uit de Valle de Viñales en de Vueltabajo, het vlakke gebied tussen de plaatsen San Luís en San Juan y Martínez. Karakteristiek in het landschap zijn de vagas, grote schuren van palmbladeren waar de tabak na de oogst te drogen hangt. Een rondleiding op een tabaksplantage en in een sigarenfabriek horen bij een bezoek aan Pinar.

Pinar heeft nog veel meer te bieden. Zowel de noordelijke als de zuidelijke kust is bedeeld met enkele mooie stranden. Ze liggen wat afgelegen, maar hebben juist daardoor hun uitzonderlijke charme behouden. Playa La Tumbas is alleen al vanwege de locatie, op het uiterste puntje van de Cabo de San Antonio, de moeite waard. Playa Maria La Gorda aan de Bahía de Corrientes ontwikkelt zich stilaan tot een eersteklas watersportcentrum, waar je kunt duiken op wrakken en schatten uit de piratentijd.

De eilanden van de Archipiélago de los Colorados, voor de noordkust, zijn nog maagdelijk. Cayo Levisa is een paradijsje op aarde, met een prachtig koraalrif voor de kust. De eerste hotels zijn gereed en te hopen is dat er niet te veel bij komen.

Er zijn in de provincie Pinar volop mogelijkheden om te vissen in diverse natuurlijke en kunstmatige meren. Volgens de Cubanen is de baars in de Laguna Grande de grootste ter wereld. Maspotón is een gebied aan de zuidkust dat speciaal is ingericht voor de jacht op duiven en eenden.

Vogel- en bloemenliefhebbers kunnen hun hart ophalen in de omgeving van Soroa in de Sierra del Rosario. In het plaatsje zelf is de oudste en de mooiste orchideeëntuin van Cuba te bezichtigen. In de omringende heuvels kun je heerlijk wandelen en het vogelobservatorium bezoeken.

Meer naar het oosten toe in de provincie Pinar kom je rijstvelden tegen op de drassige oevers van rivieren en lage delen in de valleien. En verder worden er suikerriet, citrusvruchten en wat koffie verbouwd.

Ten zuiden van de provincie Havana, in de Caribische Zee, ligt de Archipiélago de los Canarreos. De twee bekendste eilanden hiervan zijn Isla de la Juventud en Cayo Largo. Ze vormen een ideale bestemming voor een uitstapje. Isla de la Juventud is het schateiland, waar volgens de volksverhalen de piraten hun buit verborgen. Fidel Castro maakte er een modeleiland van en nu is het de beste duiklocatie in Cuba.

Cayo Largo ontwikkelt zich als vakantieparadijs in optima forma. Het is omgeven door kilometerslange witte stranden, koraalriffen en maagdelijke eilandjes.

f0160-01

Pinar del Río
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Van Havana naar Pinar

De provincie Pinar is het snelst te bereiken via de autopista vanaf Havana. De rit naar de provinciale hoofdstad Pinar del Río duurt dan ongeveer twee uur. Veel interessanter is de Carretera Central, die je langs tabaksvelden met kleine boerenhuisjes, de bohíos, en door schilderachtige plaatsjes voert, zoals Consolación del Sur. Niet ver van deze weg, in het bergland, liggen bovendien enkele prachtige natuurgebieden.

Soroa

Net over de provinciegrens van Pinar del Río en Havana, in de Sierra del Rosario, ligt het natuurgebied van Soroa. Sla bij de plaats Candelaria rechtsaf, eerst nog een paar kilometer door het vlakke land en vervolgens de bergen in. Vanwege het milde klimaat en de hoge vochtigheidsgraad komen er in Soroa veel bloemen voor. De grote attractie van Soroa is de tropische tuin met 700 soorten orchideeën, waarvan er 250 van Cubaanse oorsprong zijn. Deze is aangelegd in de jaren twintig als buiten voor Ignacio Soroa. Verder staan er tientallen soorten begonia’s, andere bloemen en varens. Kortom, de natuur zorgt hier voor een fantastisch kleurenspel omlijst door het groene bergland.

In het gebied van Soroa biedt Villa Soroa hotelaccommodatie en zijn wandelroutes uitgezet, die je voeren langs valleien, kabbelende beekjes en watervallen. Vergeet niet de Arco Iris te bezoeken, de regenboog die ontstaat door de val van het zonlicht op één van de watervallen. Voor een verkwikkende duik kun je terecht onder aan de Salto de Soroa, een bijzonder mooie waterval. Het mooiste uitzicht heb je vanuit de Castillo de la Nubes. Er is een bar en via Villa Soroa kun je hier een villa huren.

Vanaf Villa Soroa kun je doorrijden naar Las Terrazas, een herbebossingsgebied dat sinds 1985 als Reserva Sierra del Rosario als biologisch reservaat op de lijst staat van de UNESCO. Het is inmiddels één van de voornaamste centra voor ecotoerisme. In het bergland zijn diverse wandeltochten uitgezet die je voeren langs ruïnes van koffieplantages, kleine gehuchten met boeren die vroeger leefden van primitieve landbouw op kaalgeslagen stukjes grond en langs beekjes, watervallen en fraaie panorama’s. Voor natuurliefhebbers is dit op het ogenblik in het noordwesten van Cuba de beste optie. Er is een modern toeristisch centrum opgezet rond Hotel Moka, gebouwd in koloniale stijl maar voorzien van alle moderne gemakken. Hier kun je informatie krijgen over (al dan niet begeleide) wandeltochten en tal van andere sportactiviteiten (roeien, paardrijden, vissen, mountainbiken).

Maspotón

Ten zuiden en westen van het plaatsje Los Palacios ligt Maspotón, een ideaal gebied voor de jacht en de sportvisserij. Aan het einde van een lange weg door drassig laagland ten zuiden van Los Palacios liggen drie lagunes waar op eenden, duiven en fazanten kan worden gejaagd. De Club Caza Maspotón, de lokale jachtclub, heeft hier z’n eigen accommodatie, die ook openstaat voor gasten. Geweren met patronen, gidsen… alles is er te huur. Je kunt er zelfs een eerste elementaire jachtcursus volgen.

San Diego de los Baños

Het Presa de La Juventud geldt in Cuba als de beste plek om baars te vangen. Aan de noordkant van het stuwmeer (presa) bevindt zich een oud kuuroord. De weg naar boven door de bossen en langs het meer is schitterend. Het kuurhotel staat er wat verloederd bij, maar wordt nog steeds gebruikt. De tuinen en wandelroutes door het Parque La Guïra zijn de moeite waard. Dit park is ooit aangelegd in opdracht van een rijke grootgrondbezitter. Er zijn een Chinees paviljoen, een fakeruïne en een restaurant.

Van de grotten in dit gebied zijn de Cuevas Los Portales de mooiste. Dit grottensysteem is gevormd door de Río Caiguanabo, oftewel de Río San Diego, die de natuurlijke grens vormt tussen de Sierra del Rosario en de Sierra de los Organos. De grotten zijn in 1800 ontdekt door een Spanjaard, die ze deze naam gaf. De rijke landeigenaar maakte ze in 1947 beter toegankelijk. Tijdens de invasie in de Varkensbaai had Che Guevara met zijn westelijke leger hier het hoofdkwartier.

Consolación del Sur is het aardigste plaatsje op de route via de Carretera Central naar Pinar del Río. Rond het stadsplein staan vervallen koloniale bouwwerken.

De noordkust

Een andere route van Havana naar de provinciehoofdstad Pinar del Río loopt langs de noordkust. Deze route voert je door een glooiend landschap, langs suikerriet- en rijstvelden, en langs historische plaatsen als Mariel en Carajicara. Mariel is bekend geworden vanwege de grote uittocht van Cubanen in 1980. Bij Carajicara, ongeveer 20 km ten westen van La Honda, vond de legendarische generaal Antonio Maceo tijdens een veldslag met regeringstroepen, op 30 april 1896, de dood.

Aan de kust bij Playa la Mulata liggen enkele stranden die de moeite waard zijn, zoals Playa la Altura. La Mulata is de uitvalsbasis voor een uniek ecologisch gebied rond het voor de kust gelegen Cayo Paraiso, en voor het jachtgebied Mil Cumbres (fazanten, wilde eenden, kwartels, wilde zwijnen en herten).

Zonaanbidders kunnen hun hart ophalen op het schitterende eiland Cayo Levisa. Het ligt 1,5 km voor de kust en is per boot te bereiken vanuit Palma Rubia. De witte stranden en tropische begroeiing zorgen voor een paradijselijke sfeer. Samen met Cayo Paraiso is dit de beste duiklocatie aan de noordkust. Er ligt een schitterend rif met veel zwart koraal. Cayo Levisa zal ongetwijfeld een van de grote toeristische attracties in dit deel van Cuba worden. Hopelijk zal dat verantwoord gebeuren, zodat het unieke karakter van het eiland en vooral de natuur behouden blijven.

Op Cayo Levisa is een nieuw hotelcomplex gebouwd, Villa Cayo Levisa. Van tevoren reserveren is sterk aanbevolen (via Havanatur). De meeste bezoekers komen als onderdeel van een georganiseerde reis. Er zijn faciliteiten voor sportduikers en sportvissers. Om op het eiland te komen, moet je naar het haventje van Palma Rubia. Neem vanaf de kustweg (van Playa La Mulata naar la Palma) de afslag naar het plaatsje Marian. Je rijdt door de bananenaanplant heen naar Palma Rubia (ongeveer 5 km verderop). Een retourticket met de boot kost US $ 10.

De stad Pinar del Río

De provinciale hoofdstad Pinar del Río (140.000 inw.) is in 1571 door de Spanjaarden gesticht en heette toen Nueva Filipina. Later is de nederzetting genoemd naar het pijnbomenwoud, dat hier aan de oever van de Río Guamá stond. Pas toen de tabaksteelt in de omgeving tot ontwikkeling kwam, kreeg Pinar de impuls om een échte stad te worden. In 1760 opende de eerste tabaksfabriek haar poorten.

Van tabak tot sigaar

Volgens overlevering zouden de Europeanen op het eiland Cuba voor het eerst hebben kennisgemaakt met het gebruik van tabak. De inheemse bevolking verbrandde de cohiba, het tabaksblad, en inhaleerde de rook door een Y-vormige buis. De Spanjaarden brachten het idee naar Europa en daar werd het roken meteen een ware rage. Cuba ontwikkelde zich tot één van de grootste leveranciers van tabak. Eerst werden er plantages aangelegd in de provincie Havana. Later, in de 18de eeuw, vestigden kleine tabaksboeren zich in de provincie Pinar. Dit gebied was indertijd nog vrij moeilijk toegankelijk en nauwelijks gekoloniseerd. Zo probeerden de tabaksboeren het strenge Spaanse handelsmonopolie te omzeilen.

In Pinar is de tabaksproductie altijd een zaak gebleven van vooral kleine en middelgrote boeren. Na de revolutie werden de particuliere stukken grond bijeengevoegd in cooperativas. De beste tabak groeit in de vruchtbare valleien ten noorden en westen van de hoofdstad Pinar del Río. Het verbouwen van tabak is arbeidsintensief werk. Nauwelijks zes weken nadat de planten zijn ingezaaid in een speciaal bed, worden ze overgeplaatst naar het veld. Om ze te beschermen tegen de felle zon worden de beste variëteiten, die dienen voor het dekblad van de fijnste sigaren, overdekt met grote witte doeken. Bijna drie maanden blijft de tabak op het veld om de juiste omvang te bereiken. Voortdurend zijn er mensen bezig om onkruid en kleinere blaadjes aan de stengels weg te halen. Daarna worden de grote bladeren geplukt en op lange stokken te drogen gehangen in de vagas. Na zeven weken moeten de bladeren fermenteren in een dichte, donkere ruimte.

Na de selectie van de bladeren op kleur, elasticiteit en dikte, worden ze keurig samengepakt in balen voor de sigarenfabriek.

De productie van sigaren in Cuba is nog puur handwerk. De werkbanken, ze lijken op lessenaars, van de mannen en vrouwen in de sigarenfabriek staan in lange rijen achter elkaar. De bladeren worden opnieuw gesplitst. Elke laag in de sigaar heeft z’n eigen type blad. De fijnste bladeren zijn het dekblad, de geurigste zorgen voor het aroma, en binnenin komen de wat grovere bladeren. Afhankelijk van kwaliteit, kleur en aroma zijn er verschillende typen sigaren. Nadat eerst nerf en rand van het blad zijn weggesneden met een ogenschijnlijk simpele handbeweging, wordt de sigaar gerold. Ook dat gaat razendsnel. Per dag rolt een arbeider gemiddeld 120 sigaren; bij meer krijgen ze een bonus. Tijdens het werk wordt er stevig op losgepaft, want de sigaren zijn gratis, en elke dag mogen de arbeiders er twee mee naar huis nemen.

Een bezoek aan een sigarenfabriek geeft je een schitterend beeld van het socialistische arbeidsethos. Er wordt niet meer dan 8 uur per dag, 6 dagen per week, gewerkt, met een ruime pauze. In de pauze krijgen de mannen en vrouwen het voornaamste nieuws uit de krant voorgelezen, en ’s middags zelfs literatuur of poëzie. Vanzelfsprekend wordt ook keurig meegedeeld wie de beste arbeidsprestatie levert.

De destacado, de meest producerende arbeider van de week of maand, is herkenbaar aan het bordje op z’n werkbank.

De grote bekende sigarenfabrieken staan in Havana, maar in Pinar del Río kun je er ook enkele bezoeken.

Bezienswaardigheden in Pinar

Karakteristiek in het straatbeeld van Pinar del Río zijn de pastelkleurige huizen met voorportalen en zuilen in neoklassieke stijl. Vroeger kon je aan de ornamenten op de pilaren, de balkons en rond de ramen en deuren zien hoe voornaam de bewoner van het pand was. Tegenwoordig zijn de lange zuilengalerijen langs de straat heel functioneel als wandelgebied wanneer de zon hoog aan de hemel staat. De hoofdstraat is de Calle José Martí, een voortzetting van de autopista naar Havana. De belangrijkste gebouwen in Pinar staan aan deze levendige straat.

Palacio Guasch

Het Palacio Guasch (1914) is zonder twijfel het eigenaardigste bouwwerk in Pinar. Tegenwoordig is het Museo de Ciencias Naturales erin gevestigd. Het gebouw is een allegaartje van architectuurstijlen, met neoklassieke, barokke, rococo, Jugendstil en zelfs Moorse elementen. Dr. Guasch, die het heeft laten bouwen, was een kosmopolitisch man en wilde dat uitdrukken in dit stadspaleis.

Na de revolutie is het paleis dienst gaan doen als museum. Je krijgt er een overzicht van het fascinerende dierenleven in de prehistorie van dit deel van Cuba. In de tuin staan stenen replica’s op ware grootte van enorme dinosaurusachtigen, die onder meer in de Valle de Viñales leefden.

In vitrines zijn fossielen van zeedieren, reptielen, vogels en vlinders te zien.

common MUSEO DE CIENCIAS NATURALES, Calle José Martí 202, hoek Avenida Comandante Pinares. Geopend: di.–za. 9–16, zo. 9–12 uur.

Teatro Milanés

Een ander markant gebouw aan de Avenida José Martí is het onlangs gerestaureerde Teatro Milanés (tussen de Avenida Isabel Rubio en Avenida Cristóbal Colón). In 1845 werd dit theater ingewijd. Het fraaie gebouw, volledig van hout, is vernoemd naar de romantische dichter José Jacinto Milanés. De zaal heeft een capaciteit van 500 bezoekers.

f0167-01

De stad Pinar del Río
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Museo Histórico de la Ciudad

Pal naast het Teatro Milanés staat dit museum, dat de geschiedenis van provincie en stad uitgebreid in beeld brengt. Het herbergt onder meer archeologische vondsten van de inheemse bewoners van vóór de komst van de Spanjaarden, koloniale huisraad en wapens uit de onafhankelijkheidsoorlogen. Speciale aandacht is er voor de volkszangers Miguelito Cuni en Enrique Jorrin, schepper van de wereldberoemde cha-cha-cha.

common MUSEO HISTÓRICO DE LA CIUDAD, Calle José Martí 58, tussen de Avenida Isabel Rubio en Avenida Cristóbal Colón. Geopend: di.–za. 9–16, zo. 9–13 uur.

Sigarenfabriek

Bij een bezoek aan Pinar kun je natuurlijk niet om de sigarenindustrie heen (common1 pp. 164-166). Diverse fabrieken zijn te bezoeken. Je kunt eventueel afspraken maken bij de balie van Cubatur in Hotel Pinar del Río. Je kunt ook op eigen gelegenheid gaan, bijvoorbeeld naar de Fábrica de Tabacos Francisco Donatien, niet ver van de hoofdstraat José Martí.

Je zou het niet vermoeden, maar achter de neoklassieke façade met pilaren bevindt zich een sigarenfabriek, nog niet zo lang trouwens, pas sinds juli 1961. Daarvoor deed het gebouw dienst als hospitaal voor malariapatiënten, als gevangenis en als kunstacademie. Dagelijks worden er ruim 12.000 sigaren geproduceerd door zo’n 120 arbeiders. De sigaren, type puros, zijn hoofdzakelijk bestemd voor de nationale markt. Tijdens de rondleiding word je voorgesteld aan de arbeiders en krijg je uitgebreid uitleg over het productieproces. In het bijbehorende winkeltje kun je alle bekende Cubaanse sigarenmerken in cadeauverpakking krijgen, en ook nog andere souvenirs.

common FÁBRICA DE TABACOS, Calle Maceo 157. Geopend: ma.–vr. 8–16, za. 7–11 uur; toegang US $ 2.

Likeurfabriek in Casa Garay

De guayabita, een speciale likeur, is een ander heel specifiek lokaal product van Pinar. Deze wordt gemaakt van de kleine bittere guayabitavrucht, die iets wegheeft van een bes, en gemengd met kruiden en rum. De enige fabriek die het maakt, is ondergebracht in Casa Garay. Je kunt je tijdens werkuren aanmelden en dan wordt het productieproces uitgelegd. Vervolgens kun je de likeur proeven in het winkeltje voor bezoekers. De guayabita wordt gemaakt in twee variaties: seca (droog) en dulce (zoet); allebei aardig sterk, tussen de 39 en 41 procent alcohol! In het winkeltje zijn verder allerlei collector’s items te koop, zoals munten met de beeltenis van Che Guevara.

common CASA GARAY, Calle Isabel Rubio 189, tussen de Avenida Ceferino Fernández en Avenida Frank País. Geopend: ma.–vr. 8.30–16.30 uur.

Viñales

Viñales is een typisch provincieplaatsje zonder noemenswaardige bezienswaardigheden, maar met een levendig straatleven. En dat laatste heeft zeker z’n charme. Ondanks de bloeiende tabakseconomie in de omgeving heeft Viñales de landelijke sfeer vastgehouden. Stadspaleizen en andere protserige barokke en neoklassieke bouwwerken vind je er niet. Ongetwijfeld heeft dat te maken met de nabije ligging van de provinciehoofdstad Pinar del Río, waar de fabriekseigenaren, rijke handelaren en notabelen wel hun paleisjes lieten bouwen. Aan de andere kant is de productie van tabak, in tegenstelling tot die van suiker, nooit een echt grote plantagecultuur geweest. De tabaksverbouw was een zaak van overwegend kleine en middelgrote boeren. Zij leverden de tabaksbladeren aan de sigarenfabrieken in Pinar del Río en Havana. Viñales vormt een ideale uitvalsbasis voor een bezoek aan de vallei en de grotten in de omgeving.

Valle de Viñales

Sommigen noemen dit het mooiste stukje Cuba. Eén ding is zeker, de Valle de Viñales met z’n vlakke diepgroene tabaksvelden, onderbroken door de eigenaardige mogotes en omsloten door een eveneens vol begroeid bergland is uniek.

Geologisch bestaat het gebied uit kalkachtig gesteente uit het Jura-tijdperk, zo’n 180 tot 130 miljoen jaar geleden. In die tijd is dit deel van Cuba een plateau geweest. Gedurende een proces van miljoenen jaren hebben regen, wind en zon gezorgd voor de verwering van het landschap. Alleen de meest weerbarstige stukken kalksteen en mergel bleven staan. Zo hebben de mogotes hun vreemde vorm gekregen, vrij steile hellingen, aan de bovenkant meestal vlakker en dichtbegroeid.

Ook in het omringende bergland zijn die steile vormen terug te vinden.

Een ander kenmerk van dit kalkachtige landschap is de uitspoeling van binnen, zodat er een soort stenen gatenkaas is ontstaan; een spectaculair grottenlandschap met rivieren, bronnen en op de wanden schilderingen van de eerste bewoners van Cuba. Jurassische gesteenten zijn rijk aan fossielen van planten en dieren omdat die periode warm en vruchtbaar was.

Het beste overzicht van de vallei heb je vanaf de heuvels rond Viñales, waar onder andere Motel La Ermita en Hotel Los Jazmines staan. Vooral het laatste hotel, net gerestaureerd, is een bezoek waard. De statige villa met koloniale sfeer en de geur van jasmijn, én een onvergetelijk uitzicht, brengen je even in hogere sferen. De richting naar beide hotels en uitkijkpunten zijn in het stadje met borden aangegeven.

Grotten

Een paar kilometer ten noorden van Viñales zijn enkele grotten (cuevas) toegankelijk. De Cuevas de Viñales zijn omgetoverd in een cabaret en disco. Op zich een fantastische ervaring: dansen in een prehistorische omgeving, op de plek waar misschien ooit dinosaurussen hun eieren legden. Met gekleurde lampen zijn de spelonken en gangen verlicht. Voor verliefde stelletjes is er de Túnel del Amor, waar het licht tot een absoluut minimum is teruggebracht. Ook overdag kun je onder begeleiding een blik werpen in de meest toegankelijke delen van deze grotten.

Een indrukwekkende grot in dit gebied is de Cueva del Indio, ongeveer 8 km ten noorden van Viñales. De Guanahatabey-indianen en later gevluchte slaven gebruikten de grot als schuilplaats. Een gids voert je langs ondergrondse kalksteenformaties en door smalle gangen. Het laatste deel van de tocht gaat per boot. Binnen 20 min. sta je weer buiten, maar de toegangsprijs is dan ook bescheiden (3 dollar). Er wordt aan gewerkt een groter deel van het grottensysteem toegankelijk te maken. Bij de grot is een goed restaurant gevestigd, waar je vanzelfsprekend souvenirs kunt kopen, en aan de overkant van de ingang is een plek om te overnachten.

common CUEVA DEL INDIO. Geopend: dag. 8–18 uur.

Muurschildering

In de Valle de Dos Hermanos is na de revolutie een grootse muurschildering aangebracht op de helling van een mogote: de Mural de la Prehistoria. Het zou een rechtstreekse opdracht van Fidel Castro geweest zijn. De kunstenaar heeft een immense afbeelding gemaakt, van 120 m hoog en 180 m breed, die de wording van de socialistische mens voorstelt. De diepe kleuren bruin, rood, geel en blauw zijn basiskleuren die in de natuurlijke elementen terugkomen; de aarde, het gesteente, de begroeiing, de lucht én de mens. Een gids legt je desgevraagd de bedoeling van de kunstenaar uit.

De Valle de Dos Hermanas is een veelgekozen plek om te lunchen. Tegenover de muurschildering staat een rancho, soort veldtent met lange tafels. Terwijl je geniet van de lokale specialiteit, geroosterd varkensvlees, kun je luisteren naar swingende of romantische Cubaanse muziek.

Het schiereiland Guanahacabibes

Het schiereiland Guanahacabibes vormt het westelijkste deel van Cuba. Je komt er over de Carretera Central. Vanaf Pinar del Río rijd je eerst door het eersteklas tabaksgebied van de Vueltabajo rond de plaatsen San Juan y Martínez. Hier kun je tot de oogsttijd in mei diverse tabaksplantages bezoeken (common1 pp. 164-166).

Je vervolgt de weg langs de spoorlijn naar Isabel Rubio. De weg loopt hier niet al te ver van de kust vandaan. Er zijn twee aardige stranden aan deze kant: Playa de Galafre en Playa Bailén. Neem voor dit laatste strand de afslag links even voor het plaatsje El Sábalo. Bij dit strand is een motel.

Ten zuiden van het plaatsje Isabel Rubio ligt een groot systeem van stuwmeren. De Laguna Pesquero en de Laguna Alcátraz zijn goede plekken om op baars te vissen. Het stuwmeer Laguna Grande, ten noordwesten van Sandino, geldt ook als een uitstekend jacht- en visgebied. Er zijn twee hotels. Vanaf het kustplaatsje La Fe begint het eigenlijke schiereiland Guanahacabibes.

Tijdens de Spaanse kolonisatie was dit gebied de laatste vluchthaven voor de inheemse bevolking. Bij archeologisch onderzoek stuit men nog geregeld op sporen van inheemse nederzettingen.

De natuur heeft nog altijd de overhand op het schiereiland. Het landschap is overwegend vlak, stevig begroeid met hier en daar uitgestrekte moerasgebieden. Aangezien het hele schiereiland tot nationaal park is uitgeroepen, is jagen en ook grootschalige toeristische ontwikkeling hier uit den boze. Alleen op de Cabo de San Antonio en bij Playa Maria La Gorda is toerisme in beperkte mate toegestaan.

Cabo de San Antonio

Achter de moerassen, op het uiterste puntje van het eiland, ligt Cabo de San Antonio. De weg ernaartoe, langs de Bahía de Corrientes, is prachtig en maakt de lange reis naar dit verre westen van Cuba meer dan goed. Vanaf Pinar del Río naar de kaap is zes tot zeven uur rijden. Vanaf La Fe is de weg slechts onverhard. Tot nu toe kun je alleen overnachten op de camping Las Tumbas, vlak bij het gelijknamige strand. Een ander strand op de punt van het schiereiland is Playa Caleta Larga.

Maria La Gorda

Zo’n 8 km lang strekt het goudkleurige strand van Maria La Gorda zich uit langs de Bahía de Corrientes. Zonder twijfel is dit het mooiste plekje op het schiereiland.

De legende verhaalt van ene mooie Maria die door piraten uit Venezuela was meegenomen als deel van de buit. Ze kwamen hier op het strand terecht om te schuilen voor een naderende storm. Ze gingen niet meer weg en bouwden voor Maria een grote hut aan het strand. Ze werd Maria La Gorda, (‘Dikke Maria’). Op een dag vertrokken de piraten op een nieuwe rooftocht en kwamen nooit meer terug. Maria verkocht haar lichaam aan de vissers die voorbijkwamen. Vooral als ze zich baadde, was dat voor de mannen een grote attractie. Las Tetas de Maria (de Tieten van Maria) heet die plek sindsdien. Maria stierf dikker dan ooit, maar haar lichaam is nooit gevonden.

Het kalme water van de baai, het rif en het rijke visleven maken van Maria la Gorda een eersteklas duiklocatie. Er zijn indrukwekkende verticale wanden onder water met grote sponzen, zwart koraal, grotten en voor de kust liggen enkele wrakken van Spaanse galjoenen. In het duikstation zijn alle faciliteiten aanwezig en kun je begeleide duiktochten bespreken.