Sagrada Família, Parc Güell en omgeving

9

Wonderlijk, onvoltooid, monumentaal, tijdrovend, ambitieus, religieus. Als je woorden zoekt voor Gaudí’s Sagrada Família lijk je zijn meest onvoorstelbare creatie vrijwel altijd tekort te doen. Dit moet je gewoon zien! Niet ver van Gaudí’s magnum opus staat dat van Domènech i Montaner: het Hospital de la Santa Creu i Sant Pau. Bij deze twee hoogstandjes wordt in dit hoofdstuk uitgebreid stilgestaan, én bij het fantastische Parc Güell van Gaudí. Op weg naar deze modernistische bezienswaardigheden passeren ook nog enkele voorbeelden van boeiende moderne architectuur de revue.

L’Auditori

Het nieuwe concertgebouw van Rafael Moneo – aan de buitenzijde sober, rechtlijnig met veel roestvrij staal, beton en glas – is gemodelleerd naar een compleet huizenblok van de Eixample en dateert uit 1999. Dit is de thuishaven voor het Orquestra Simfònica de Barcelona National de Catalunya. Je vindt er onder meer een kleinere zaal voor kamermuziek en een grotere voor de symfonieorkesten.

Bovendien biedt het Auditori onderdak aan het Museu de la Música, waar je op moderne wijze kennis kunt maken met muziek in al haar facetten.

ImageAUDITORI, Lepant 150, www.auditori.org.Image: lijn 1, Glòries en Marina. MUSEU DE LA MÚSICA, www.museumusica.bcn.cat. Geopend: ma., wo.– vr. 11–21, za.–zo. 10–19 uur.

Teatre Nacional de Catalunya (TNC)

Niets minder dan het Barcelonese Parthenon lijkt architect Ricardo Bofill met zijn TNC te hebben willen neerzetten. Neoclassicisme in optima forma, met zijn klassieke tempelzuilen. Er zijn verschillende theaterzalen, voor een repertoire dat varieert van klassiek Spaans tot kleinschalig experimenteel.

Image TNC, Plaça de les Arts 1, www.tnc.es. Image: lijn 1, Glòries.

Torre Agbar

Een kogelhuls in de ogen van de opdrachtgever. Een fallus of dildo in de volksmond. De architect zelf spreekt het liefst van een spuitende geiser. De Torre Agbar van de Franse architect Jean Nouvel – onder andere bekend van het Institut du Monde Arabe in Parijs – heeft veel reacties losgemaakt. Gek is dat niet als je met 142 m de skyline van Barcelona verandert. Het gebouw huisvest een waterleidingmaatschappij en is niet voor publiek toegankelijk. In de ontvangsthal kun je wel een video van het interieur en het uitzicht bekijken. Op de site kan dat ook: www.torreagbar.com.

Els Encants

De Mercat dels Encants, de leukste vlooienmarkt van Barcelona, is gevestigd op de Plaça de les Glòries Catalanes. Als je iets bijzonders op de kop wilt tikken, moet je er vroeg bij zijn.

Image ELS ENCANTS. Geopend: ma., wo., vr., za.; ’s zomers 7–20, ’s winters 8–19 uur.

Sagrada Família

Gaudí heeft er vanaf zijn 31ste levensjaar tot aan zijn dood aan gewerkt, maar hij zag slechts een fractie van de kathedraal verrijzen. Het huidige bouwwerk is nog steeds bij lange na niet gereed. Het interieur is geheel open en de hijskranen lijken net als de torens een deel van het interieur. In het huidige bouwtempo zal de kathedraal pas ergens in de loop van deze eeuw voltooid zijn.

Sommige mensen zien hem liever onvoltooid, bijvoorbeeld omdat Gaudí tijdens de werkzaamheden steeds zijn plannen bijstelde, waardoor niemand weet wat hij er uiteindelijk van gemaakt zou hebben. Anderen zeggen dat Gaudí zich bewust schaarde in de rijen van middeleeuwse kathedraalbouwers; toen duurde het ook generaties voordat een monumentaal gebedshuis gereed was. De Heilige Jozef zal de bouw zelf voltooien, zei Gaudí vaak.

Image SAGRADA FAMÍLIA, Mallorca 401, www.sagrada-familia.org. Geopend: apr.–sept. dag. 9–20, okt.–mrt. dag. 9–18 uur. : Image lijn 2 en 5, Sagrada Família.

Bouwgeschiedenis

Boekverkoper José Maria Bocabella y Verdaguer nam het initiatief tot het oprichten van een kerk ter ere van de Heilige Familie in Barcelona. Bocabella was een bijzonder religieuze boekhandelaar en oprichter van het Geestelijke Genootschap van Toegewijde Volgers van Sint-Jozef. Dit genootschap wilde een halt toeroepen aan de toenemende secularisatie van het volk door de opkomst van revolutionaire ideeën. Het gebedshuis moest een symbool worden voor de glorie van de rooms-katholieke Kerk. Het moest tevens omgeven worden door een complex van sociale instellingen. Bepaald werd dat de bouw alleen bekostigd zou worden uit aalmoezen en giften. Tot op de dag van vandaag is dat uitgangspunt gehandhaafd.

De bisschoppelijke architect Francisco del Villar kreeg de opdracht. De eerste steen werd op Sint-Jozefsdag in 1882 met veel ceremonieel gelegd. Al snel ontstond er onenigheid tussen architect en opdrachtgevers, wat resulteerde in Villars terugtrekken. Bocabella bood de opdracht aan de architect Martorell aan, maar deze vond het te pijnlijk om het aanbod te accepteren, aangezien hij technisch adviseur van Villar was geweest. Hij schoof zijn assistent Gaudí naar voren. Het is nog steeds onduidelijk waarom de toen nog onbekende, 31-jarige architect deze belangrijke opdracht inderdaad kreeg. Gaudí begon in 1883 met de crypte, die reeds uitgegraven was en waarvan enkele zuilen gereed waren. Hij was het met de plannen van zijn voorganger niet eens, maar hield zich wat aanpassingen betreft in. Hij wilde bijvoorbeeld cilindrische in plaats van samengestelde zuilen neerzetten, maar om een ‘burgeroorlog tussen de zuilen’ te voorkomen, zag hij hiervan af. Wel ontdeed hij de crypte van haar ondergrondse groezeligheid door er een soort slotgrachtje omheen te graven en grote ramen aan te brengen. Hij ontwierp de kapitelen naar eigen smaak in de geest van de gotiek. Op Sint-Jozefsdag 1885 werd de eerste dienst gehouden, al was de crypte pas in 1891 geheel klaar.

Vervolgens kon hij met de constructie van de apsis zijn eigen gang gaan. Tegelijkertijd begon hij met de bouw van een van de drie hoofdfaçaden. Hij koos voor de zijde die toen nog van de stad afgewend was. Het thema (de Geboorte van Christus) was minder triest dan dat van de ertegenover gelegen façade, die het lijden van Christus uit moest beelden. Gaudí vreesde dat deze façade de inwoners van Barcelona zou afschrikken.

De werkzaamheden vorderden slechts langzaam. In 1906 was men pas midden in de bouw van een van de drie hoofdfaçaden. De vertraging werd door geldgebrek veroorzaakt – Gaudí ging vaak zelf rond om geld in te zamelen – maar ook door de werkwijze van de architect. Hij ging niet van een vast ontwerp uit, maar ontwikkelde zijn ideeën tijdens de bouw.

Vanaf het jaar dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, wijdde Gaudí zich volledig aan de Sagrada Família. In de laatste dagen van zijn leven woonde hij in volledige afzondering in zijn atelier op het bouwterrein. Toen hij in 1926 stierf, waren koornis en oostfaçade nog steeds niet voltooid. Pas drie van de vier oostelijke torens waren gereed. Van de andere façaden bestonden alleen gipsmodellen, die tijdens de Spaanse burgeroorlog door brand verloren zijn gegaan.

Zuilen als Bomen

De Sagrada Família is zo volkomen anders en zo weelderig gedecoreerd dat je snel over het hoofd ziet dat Gaudí uitging van de traditionele grondplannen van de grote gotische kerken. Ze is ontworpen als een basiliek van vijf schepen met een dwarsschip dat uit drie beuken zou bestaan; de drie portalen aan de oost- en westfaçade geven toegang tot de drie dwarsschepen. Het middenschip moest met inbegrip van de apsis 95 m meten, het dwarsschip 60 m. Dit komt overeen met de afmetingen van de door Gaudí geprezen Dom in Keulen.

De Sagrada Família is het beste voorbeeld van Gaudí’s theorie dat de combinatie van paraboolbogen en scheve pilaren de zware druk van grote gewelven aankan. Voor de draagkracht vond hij zijn inspiratie in de eucalyptusboom. Gaudí beweerde dat bij hem de tegenstelling tussen druk en draagkracht was opgeheven. Hij beeldde deze architectuurtheorie op plastische manier uit in een zuil aan de oostfaçade: de basis bestaat uit twee grote schildpadden, waarbij de zuil uit het schild lijkt te groeien in plaats van het dier te verpletteren.

Symboliek

Op kerken taferelen uit de bijbel afbeelden is gebruikelijk, maar Gaudí ging bij de Sagrada Família wel heel ver. De bedoeling was dat de toeschouwer de kerk kon lezen, als een catechismus van steen, die het verhaal van de Heilige Familie zou vertellen. De drie hoofdfaçaden zouden door middel van beeldhouwwerk uitgebreid van verschillende thema’s uit het leven van Christus verhalen, en overal in de kerk zijn symbolen en verwijzingen te vinden. Vanwege de opdrachtgever speelde de Heilige Jozef in de symboliek een vooraanstaande rol. De kerk moest veelkleurig worden, waarbij de kleuren zowel een symbolische als een decoratieve functie zouden krijgen, een combinatie die in veel bouwwerken van Gaudí te vinden is. De hele kerk moest een mystiek Corpus Christi worden, met als middelpunt Christus zelf, gesymboliseerd door het altaar.

De torens spelen in de symboliek een belangrijke rol. Er moesten twaalf klokkentorens verrijzen, vier bij ieder van de drie hoofdfaçaden. De bekroningen van de torens zien er van grote afstand uit als bisschopsmijters. De torens stonden voor de twaalf apostelen. Zoals uit de apostelen de bisschoppen ontstonden, eindigen de torens in de ‘mijters’. De constructie van de torens is bouwtechnisch gezien zinvol, maar zoals bij alle elementen van de Sagrada Família hebben ze zowel een architectonische als een symbolische functie.

Vanaf de twaalf klokkentorens moesten schijnwerpers de 170 m hoge hoofdtoren in het licht zetten; vanaf de hoofdtoren moest een schijnwerper de stad beschijnen, om zo Christus’ woorden ‘Ik ben het licht’ vorm te geven.

Apsis

In de jaren tachtig en negentig van de 19de eeuw kwam Gaudí tot de conclusie dat de gotiek een onvolmaakte stijl was, meer gebaseerd op formules en mechanische herhaling dan op artistieke overwegingen. Gaudí concentreerde zich op de relatie tussen massa en ruimte, iets wat de gotiek volgens hem vergeten was door de overdaad aan decoratie.

Met deze principes in zijn achterhoofd begon hij met de constructie van de apsis. Hij moest wel het oorspronkelijke plan volgen, maar deed dat in een nieuwe geest. De traditioneel spitse ramen werden gecombineerd met een simpele sierlijst, met verschillende cirkelelementen. Zeven kapellen lopen waaiervormig naar het sobere altaar toe, dat alleen daardoor in het middelpunt van de belangstelling komt te staan. In de vensters bevinden zich de anagrammen van Christus, Maria en Jozef.

Opvallend zijn de grote waterspuwers. Volgens de middeleeuwse symboliek stelden ze de zonde voor. Hier lijken de dieren af te dalen, op de vlucht voor het kruis dat Gaudí gepland had op de hoogste pinakel op de aslijn van de tempel.

Façaden

Er waren drie hoofdfaçaden gepland, ieder gewijd aan een aspect van de werken van Christus. De oostzijde – daar waar de zon opkomt – moest de geboorte van Christus symboliseren, de westzijde – waar de zon ondergaat – het lijden van Christus, en de zuidzijde zou de Gloriefaçade moeten worden, met als thema de zondeval en de verlossing van de mens. De westfaçade, een ontwerp van Josep María Subirachs (Image pp. 194195), is inmiddels gereed. Nu is men bezig met de zuidzijde.

De enige façade die grotendeels tijdens Gaudí’s leven tot stand kwam was de oostfaçade. Oorspronkelijk had deze een eenvoudige opzet, maar door een voor die tijd enorm legaat kon Gaudí zich veel vrijheid veroorloven. De compositie werd gebaseerd op vier torens, diagonaal en paarsgewijs geplaatst, als achtergrond voor het beeldhouwwerk. Hierdoor ontstond ruimte voor een groot centraal portaal en twee kleinere.

De drie portalen representeren Geloof, Hoop en Liefde, met passende episoden uit Christus’ leven. Het onderste deel van deze gevel verhaalt door middel van uitbundig beeldhouwwerk de geboorte van Christus. Naar boven toe wordt de ornamentiek geleidelijk aan abstracter en vervloeit met de ruim 100 m hoge torens, die vanbinnen als een spiraal omhooglopen. De torens worden bekroond met kleurige spitsen – de gehele kerk moest veelkleurig worden – die als gigantische poliepen uit maïskolven schijnen te groeien, en opnieuw de synthese van constructie en ornament bevestigen. In het midden bevindt zich het Portaal van de Liefde, dat in tweeën wordt gedeeld door een zuil waarop de genealogie van Christus staat, van Abraham tot Jozef. Opvallend zijn de engelen die het goede nieuws verkondigen. Deze hebben geen vleugels, omdat ze volgens Gaudí toch niet konden vliegen. Mooi is de bekroning van het timpaan, een cipres, het symbool voor onbedorvenheid, met op de stam het bloedend hart van Christus. Daaromheen zijn de engelen die het Heilige Bloed verzamelen om het over de wereld te verspreiden. Aan de voet van de cipres, vanaf de grond nauwelijks te zien, voedt een pelikaan, symbool van de liefde, haar jong. Links ervan bevindt zich het Portaal van de Hoop. In het timpaan zie je Christus met Jozef in zijn werkplaats in Nazareth; eronder en links de vlucht naar Egypte, omgeven met planten en dieren uit de Nijlregio. Een soortgelijke achtergrond heeft de afbeelding rechts van de kindermoord door Herodes. Het timpaan eindigt in het huwelijk van de Maagd met Jozef. Het geheel had de kleur groen moeten hebben, de kleur van de hoop.

Het Portaal van het Geloof heeft als centrale figuur Christus, op twaalfjarige leeftijd biddend in de tempel. Opvallend is weer de vooraanstaande positie die Sint-Jozef in de beeldengroepen inneemt. De façaden zijn ook vanaf de loopgangen, miradores, galerijen en dergelijke te bewonderen. Een lift of trap voert je erheen. Vanaf hier heb je een prachtig zicht op de façade en de gehele kathedraal.

Kruisgang

Gewoonlijk bevindt de kruisgang zich aan een van de zijden van de kerk of ervoor. Gaudí ontwierp hem langs de gehele omtrek van de Sagrada Família, met kleine ruimten die als tuintjes zouden dienen en het lawaai van de straat moesten weren. Van de zes geplande toegangen is alleen die van Onze Vrouwe van de Rozenkrans voltooid. Het timpaan van dit portaal bevat beelden van Maagd en Kind; Sint-Dominicus en Sint-Catharina knielen aan haar voeten. Eromheen zijn guirlandes met rozen aangebracht. Speciale aandacht verdienen de aparte beelden op de consoles waar de archivolte ontspringt. Ze stellen een man en vrouw voor die de Maagd om hulp vragen om de verleiding te weerstaan die zich aandient in de vorm van een zak geld en een anarchistenbom.

Kathedraalmuseum

In de crypte van de Sagrada Família is een museum dat aan de totstandkoming van de kathedraal is gewijd, met onder andere originele bouwtekeningen en maquettes van Gaudí.

Hospital de la Santa Creu i Sant Pau

Een gezellige straat vol terrassen, de Avinguda Gaudí, loopt van de oostfaçade van de Sagrada Família naar de hoofdingang van het Hospital de la Santa Creu i Sant Pau, een magistraal werk van Domènech i Montaner uit 1902–1903. Het ziekenhuis is een ware tuinstad, met arcadisch aandoende vrijstaande paviljoenen, die ondergronds via een gangenstelsel met elkaar verbonden zijn. Het geheel getuigt van een helder totaalconcept. Voor het detail koos Domènech volkse architectuur. De kleurrijke keramiek en mozaïek, het beeldhouwwerk en de schilderingen zijn het resultaat van de integratie van kunstnijverheid en kunst, en getuigen van de invloed van de Arts & Craftsbeweging.

Image HOSPITAL DE LA SANTA CREU I SANT PAU, Avinguda de Sant Antoni María Claret 167–171. Het ziekenhuisterrein met de paviljoens en de magistrale hal zijn te bezichtigen.

Bouwgeschiedenis

Opdrachtgever was de rijke Catalaanse bankier Pau Gil, wiens initialen je op diverse sluitstenen van de gewelven en op andere punten in het gebouw zult tegenkomen. Domènech realiseerde tussen 1902 en 1911 een kwart van het werk; toen waren de financiële middelen uitgeput. Door een fusie met een ziekenhuis uit de oude stad konden de werkzaamheden worden voortgezet. De neef van de architect, Pere Domènech Roura, leverde een belangrijk aandeel aan de voltooiing. Op 16 januari 1930 kon het gehele complex officieel worden geopend.

Beschrijving

Het ziekenhuis beslaat een oppervlakte die even groot is als negen huizenblokken in de Eixample. De paviljoens, die met een tussenruimte van 30 m zijn opgericht, liggen aan een noordzuid lopende diagonaalweg van 50 m breed. Midden op deze diagonaal staat het chirurgiepaviljoen. De wanden van de paviljoens zijn bekleed met geglazuurde azulejos. De tegelvloeren zijn van keramische tegels. Het ziekenhuis wordt als het beste modernistische gebouwencomplex beschouwd, niet alleen vanwege de architectuur, maar ook vanwege de toegepaste kunsten die erin verwerkt zijn. Onder de talloze ambachtslieden en kunstenaars die onder leiding van Domènech i Montaner een bijdrage leverden, bevond zich de schilder Francesc Labarta, die de mozaïeken en de azulejos met het geperforeerde patroon ontwierp. Verder de beeldhouwers Eusebi Arnau – verantwoordelijk voor het monument voor Pau Gil – en Francesc Modolell – die de architectonische sculpturen verzorgde – en Pau Gargallo. Het werk van de laatste verdient speciale belangstelling. Zijn beelden en bas-reliëfs zijn tussen 1905 en 1910 gerealiseerd, en worden beschouwd als prachtige voorbeelden van Catalaans expressionisme. Van hem zijn onder meer de engelen die de beschermheiligen van de zuidelijke façade van het administratiepaviljoen omringen, de vier beelden die de theologische deugden voorstellen in het portiek van de hoofdingang, en de bas-reliëfs op de grote trap in de vestibule. Het kruis boven de ingang en de beelden van het chirurgiepaviljoen zijn eveneens van zijn hand.

Parc Güell

Om het gebrek aan groen te compenseren, heeft Barcelona een van de mooiste en meest ingenieuze stadsparken ter wereld: Gaudí’s Parc Güell. Parc Güell is een perfecte belichaming van Gaudí’s opvatting dat natuur en architectuur moeten samensmelten. Het is een synthese van architectuur, beeldhouwkunst, polychromie, natuur, ruimte en licht. Het gehele terrein is een kunstwerk, een uit de natuur gehakte reuzensculptuur.

Image PARC GÜELL, C. d’Olot z/n, www.casamuseugaudi.org. Geopend: apr.– sept. 10–20, okt.–mrt. 10–18 uur. : lijn 3, Lesseps of Vallcarca.

Voorgeschiedenis

Eusebi Güell wilde in het hoger gelegen deel van Barcelona een tuinstad voor de bemiddelde inwoners van Barcelona laten aanleggen. Het landschap moest gebaseerd zijn op de Engelse landschapstuinen, die zodanig zijn aangelegd dat de indruk ontstaat van een wild, maagdelijk landschap. In de tuinstad moesten 60 driehoekige woningen verrijzen, op een brede en steile helling, zodat de bewoners konden genieten van het zonlicht en het uitzicht over de stad.

Güell kocht hiervoor een terrein aan dat geheel kaal was. Dit leek een gunstig uitgangspunt, maar in werkelijkheid maakten de rotsachtige bodem en het ontbreken van water bebouwing moeilijk. Gaudí kreeg de opdracht en bracht deze tot een goed einde door zijn architectuur op geniale wijze zowel functioneel als esthetisch aan te passen aan het landschap.

Güell slaagde er echter niet in de bewoners van Barcelona voor zijn project te interesseren. Er verrezen slechts twee huizen; in één ervan – nu het Gaudímuseum – woonde Gaudí van 1906 tot 1926 zelf. De familieresidentie van de Güells stond er al; tegenwoordig is het gebouw een openbare school. De andere bouwwerken die verrezen waren de twee kantoortjes die de hoofdingang aan de Carrer d’Olot flankeren en de hal waarop een groot plateau is aangelegd.

In 1922 werd het gebied eigendom van de gemeente Barcelona, die er een openbaar park van maakte. Sinds 1984 staat Parc Güell op de monumentenlijst van de UNESCO; in 1991 onderging het een grondige opknapbeurt. Parc Güell is een populair park, waar de inwoners van Barcelona op zon- en feestdagen rondslenteren of in groepjes bij elkaar zitten op het centrale plateau en waar culturele manifestaties plaatsvinden. Vanaf diverse punten heb je een prachtig uitzicht over de stad. Het gebied is groot genoeg om de drukte van de stad te ontvluchten en uren te wandelen. Vanwege de talrijke steile hellingen is het park het beste te bezoeken op de koelere gedeelten van de dag. Er is wel schaduw te vinden.

Totaalbeeld park

Gaudí paste zijn ideeën aan het steile terrein aan. In plaats van het te egaliseren, maakte hij het begaanbaar door middel van viaducten en het uitgraven van wegen en gangen. Het puin dat hierbij vrijkwam diende als bouwstenen voor de rest van het park.

Het park wordt omgeven door een kronkelende muur met zeven poorten, waarvan er twee gesloten zijn. Vanaf de ingang aan de Carrer d’Olot voert een trap naar een overdekte hal, die een gedeelte van een plein ondersteunt. Het plein is de centrale ontmoetingsruimte van het park. Op de heuvels zijn wandelplateaus aangelegd. Ze worden geschoord door zuilenrijen en kariatiden, die naarmate men verder in het park komt eerder doen denken aan bizarre spelingen van de natuur dan aan door mensen gemaakte objecten. Schuine, spiraalvormige zuilen van baksteen vormen een soort grotten, waar men kan schuilen voor zon of regen. De zuilen zien er fragiel uit, maar hebben inmiddels bewezen uiterst stabiel te zijn.

Het park is samengesteld uit heterogene elementen, die alleen door een virtuoos als Gaudí in combinatie met elkaar gebruikt kunnen worden. Zo ziet men overal felle kleuren, die eigenlijk niet in een natuurlijk landschap thuishoren, maar toch harmoniëren met hun omgeving en deze zelfs verrijken. Nergens paste Gaudí zo overvloedig de techniek van de trencadis toe. De meeste mozaïeken zijn het werk van Gaudí’s medewerker Josep María Jujol, een specialist op dit gebied. Het Parc Güell is een duidelijk voorbeeld van Gaudí’s streven om de scheiding tussen kunst en kunstnijverheid op te heffen, een principe dat stamt uit de Arts & Crafts-beweging.

Toegang

De muur bij de Carrer d’Olot bestaat uit okerkleurige natuursteen. Hij verdikt zich naar boven en heeft een mozaïeklaag met bruine en witte tegeltjes. De bekleding heeft drie functies: hij is decoratief, biedt bescherming tegen erosie, en geeft handen die eroverheen willen klimmen geen houvast.

Naast de toegangspoort bevinden zich twee ovale paviljoenen: een was voor de opzichter, de ander een kantoorpaviljoen voor degenen die zouden moeten wonen in de kleine gemeenschap. De golvende muren van de paviljoenen vormen een eenheid met de parkmuur. Net als deze zijn ze opgetrokken uit okerkleurige natuursteen, en de daken hebben met hun gekleurde tegels dezelfde structuur. De torenkoepel is bekleed met schaakbordachtig gerangschikte tegels, die het wit van de wolken en het blauw van de lucht laten zien.

Net als in de muur zijn in de paviljoenen medaillons met de naam van het park verwerkt.

Achter het hek ligt de monumentale toegangstrap. Links en rechts voeren kronkelende wegen omhoog naar het centrale plateau. De muren langs de trap zijn bekleed met keramiek.

Op de trap verspert een draak als een soort laatste bewaker de bezoeker de weg. Deze draak symboliseert Python, de bewaker van de onderaardse wateren. Gaudí attendeert hiermee de bezoeker op iets dat niet waarneembaar is: achter de draak bevindt zich een reservoir met een capaciteit van 12.000 liter, dat als verzamelbekken voor regenwater fungeert. Hiervandaan wordt het water over het terrein verdeeld door middel van een irrigatiesysteem. Een paar meter verderop bevindt zich een slangenkop. De twee reptielen fungeren als overloopventielen van het waterbekken.

Hal

Boven aan de trap ligt een in Griekse stijl ontworpen tempel. De strengere vormgeving hiervan fungeerde tevens als tegenwicht voor de grote architectonische vrijheid in de rest van het park. De hal wordt gedragen door groteske Dorische zuilen. Afhankelijk van de positie die men inneemt vormen ze een ondoordringbaar bos of gestructureerde zuilengangen. Enkele zuilen zijn weggelaten; hun plaats wordt aangegeven door de afdrukken van de kapitelen tegen het gewelf. De zuilen ondersteunen niet alleen het dak, maar dienen tegelijkertijd als afvoerbuizen voor het regenwater dat op het erboven gelegen plein valt. Hoe compact ze ook mogen lijken, de zuilen zijn van binnen hol. De bodem van het centrale plein is vlak, zodat het water niet naar een bepaald punt vloeit; het is niet van cement voorzien, zodat het water erin kan wegzakken. In de grond zitten kleine vaten met gaatjes, waardoor het water in de holle zuilen kan wegzakken. Het is een principe dat Gaudí heeft afgekeken van de natuur.

Centrale plein

Het grote plein was bestemd als gemeenschappelijke ruimte voor de bewoners van de tuinstad en om er toneelvoorstellingen te laten plaatsvinden. Gaudí noemde het ‘het Griekse theater’, vanwege de gelijkenis met de amfitheaters uit de Oudheid. De ‘zitplaatsen’ zouden zich op de aangrenzende helling hebben moeten bevinden, in de vorm van de huizen die daar moesten verrijzen.

Het plein meet 86 bij 40 m. Gedeeltelijk rust het op vaste grond, gedeeltelijk op de Dorische hal. Het is omgeven door een serpentinevormige reling, die tegelijkertijd als rugleuning van de banken ervoor dienst doet. De loop van de reling is zodanig, dat de bankjes intieme hoekjes vormen. De anatomische vormen van zitvlak en rugleuning zouden zijn verkregen door een naakte man als levende mal te gebruiken.

De mozaïeken in de banken zijn de weelderigste die Gaudí ooit heeft laten samenstellen. Ze bestaan uit duizenden gebroken keramiektegels en glasscherven. Zoals gebruikelijk bij Gaudí gingen vorm en functie hand in hand: de keramiek maakt de bank niet alleen mooi, maar ook hygiënisch en waterbestendig.

Casa-Museu Gaudí

Vlak bij het centrale plateau bevindt zich een van de twee gebouwen die gerealiseerd werden. Het is Casa-Museu Gaudí, ontworpen door Gaudí’s vriend en medewerker Francesc Berenguer Mesters. Hier woonde Gaudí van 1906 tot 1926, eerst met zijn familie, later alleen. Er is een museum te zijner nagedachtenis gevestigd, met modernistische meubelstukken en vertrekken die nog op de oorspronkelijke wijze zijn ingericht.

Image CASA-MUSEU GAUDÍ. Geopend: mei.–sept. dag. 10–20, mrt., apr. en okt. dag. 10–19 en nov.–febr. dag. 10–18 uur.

Parc de la Creueta del Coll

Op een van Barcelona’s heuvels, in een voormalige steengroeve, is naar een ontwerp van Josep Martorell en David Mackay van 1981 tot 1987 een schitterend park aangelegd. Er is een mooi zwembad in de openlucht. Het ligt een stukje boven Parc Güell en zou in combinatie daarmee kunnen worden bezocht. Aan de noordhelling is een stuk land dat herbebost is, en waar een netwerk van paden naar speelruimten, picknickplaatsen en een openluchttheater leidt. De hoofdingang van het park, aan de Avinguda Mare de Déu del Coll, leidt direct naar de zuidhelling, vanwaar trappen naar een groot halfrond plein leiden. Hier vind je ook twee sculpturen; de grote, hangende is van Eduardo Chillida, de verticale van Ellsworth Kelly.