HOOFDSTUK 2
Het diner vond in de deftige eetkamer plaats en voor Gwayne was het nogal een bezoeking. Donna deed erg haar best om hun gastheer voor zich te winnen. Ze kon heel charmant zijn en niemand merkte er iets van, behalve Gwayne, die op de hoogte was van de plannen van haar vriendin.
Brad zei bijna niets, zo nu en dan maakte hij een stekelige opmerking. Het werd wel duidelijk dat hij niet opgewassen was tegen Regan Fairfax, die beheerst en koel bleef.
Toen de koffie werd geserveerd op de veranda, voelde Gwayne dat ze hoofdpijn begon te krijgen. Ze was niet in de stemming om een gesprek met Regan te voeren. Hij zei geamuseerd:
‘Je bent zeker niet erg aardig tegen Brad geweest, eerder op de avond. Hij deed zo lelijk tijdens het diner.’ Hij leunde tegen de balustrade.
Even hield ze de adem in, maar ze dacht niet verder na en wierp hem een sarkastische blik toe.
‘Dat kwam niet door iets wat ik tegen hem gezegd heb. Dat weet je heel goed,’ ontkende ze opgewonden. Ze keek even om en zag dat Brad zijn tante aan het helpen was met de koffie. Toen vroeg ze: ‘Wat wilde je eigenlijk zeggen, Regan? Dat Brad niet tegen jou op kan, als het om tafelkonversatie gaat?’
Hij grijnsde. ‘Och nee. Ik vind dat ik tijdens het diner erg verdraagzaam geweest ben.’
‘Maar jij hebt wel moeilijkheden van zijn kant uitgelokt.’
Hij keek haar aan en ze bloosde hevig.
‘Kom nou, je weet best dat dat niet waar is. Brad zocht ruzie vanaf het moment dat we de eetkamer binnenkwamen.’ Hij trok zijn donkere wenkbrauwen op. ‘Wat had ik dan volgens jou moeten doen? Had ik goed moeten vinden dat hij de stemming bedierf?’
‘Nee, nee, dat niet natuurlijk.’ Gwayne schudde haar hoofd. Hij had natuurlijk wel een beetje gelijk. ‘Maar jij had toch niet zo sarkastisch hoeven te reageren. Brad is toch al zo gespannen sinds we hier zijn.’ ‘Dus je ziet dat er niets veranderd is.’
Gwayne zag wel dat hij dit niet voor de grap zei. Aarzelend vroeg ze: ‘Wilde je me eigenlijk vertellen dat Brad vaak zo agressief is, als hij hier logeert?’ Het klonk ongelovig.
‘Zoiets, ja.’
‘Maar... maar waarom?’ bracht ze eindelijk uit.
Regan nam rustig de tijd om over zijn antwoord na te denken. Eerst dronk hij van zijn koffie en daarna haalde hij zijn schouders op. ‘Ik geloof eigenlijk dat je hem dat beter zelf kunt vragen.’
‘Misschien,’ gaf ze toe, ‘maar op dit moment vraag ik het aan jou.’ ‘Dat kun je beter niet doen.’ Het klonk onverbiddelijk. ‘Misschien zou mijn antwoord je niet bevallen en Brad zal niet graag zien dat ik hem iets van zijn voorrechten afneem.’
‘En daar maak jij je zorgen over?’ Ze was zo dom om dit een beetje plagerig te zeggen.
‘Helemaal niet,’ zei hij nonchalant. ‘Ik heb Brad nooit als een gevaarlijke tegenstander beschouwd.’
Gwayne vond dat ze dit niet zonder meer over zich heen kon laten gaan.
‘Omdat hij niet zoveel relaties heeft als jij?’ zei ze uitdagend. Hij wierp haar een verveelde blik toe.
‘Nee, omdat hij zich in een gesprek door zijn gevoelens laat leiden in plaats van zijn verstand. Net als jij. Jullie zijn een mooi stel samen!’ ‘Maar toch niet zo mooi dat jij je door ons van de wijs laat brengen,’ kon ze niet nalaten te zeggen. Uitdagend stak ze haar kin in de lucht.
‘Hij laat zich door niets en niemand van de wijs brengen,’ merkte Brad op. Hij kwam bij hen staan. Regan delft nooit het onderspit. Dat wist je nog niet.’
‘Ik geloof het direkt,’ zei ze droog.
‘Ik niet,’ zei Regan lachend. ‘Tenslotte is Brad vanavond degene, die het mooiste meisje bij zich heeft. Naar mijn idee ben ik in dit geval de verliezer.’
’Er verscheen een tevreden uitdrukking op Brads gezicht, maar Gwayne vond het niet zo leuk. Eigenlijk was ze kwaad dat Regan deed alsof hij belangstelling voor haar had. Hetzelfde domme idee waar Brad ook mee was aangekomen.
‘Ik denk dat je daar gemakkelijk verandering in kan brengen, als je wilde,’ zei ze, Regan boos aankijkend. ‘Jij hoeft mij daar trouwens helemaal niet in te betrekken, ik ben maar een wees, een meisje, dat niemand wilde hebben.’
‘Dat is een toestand, die natuurlijk totaal veranderde zodra je volwassen werd.’
Gwayne bloosde diep. Om haar verwarring te verbergen flapte ze er gauw uit:
‘Maar natuurlijk. Het is nu zo ver dat ik toekomstige bewonderaars met beide handen op een afstand moet houden.’
‘Hoort Brad daar ook bij?’
‘Dat is mijn zaak.’ Het was nu heel duidelijk dat ze boos was.
Maar zijn enige reaktie bestond uit een uitdagend lachje. Op dat moment riep Donna hen iets toe.
‘Komen jullie hier?’ En tegen Regan: ‘We willen je van alles vragen. Bijvoorbeeld wat de beste plaats is om stenen te zoeken, die extra mooi zijn?’
Regan ging naast Donna zitten. Het meisje probeerde niet om haar bewondering voor hem te verbergen, ze keek hem koket aan.
‘Hm, ja, je kunt natuurlijk altijd naar de Yellow-Top Ridge gaan of naar Amethyst Creek,’ antwoordde hij eindelijk. Donna viel hem direkt in de rede.
‘Hm, dat klinkt veelbelovend. Vertel er eens wat meer over.’
Hij moest lachen om haar enthousiasme, maar voor hij verder kon gaan, kwam Brad tussenbeide.
‘Daar zullen ze nu toch wel klaar zijn. Er zijn zoveel mensen aan het graven geweest.’
‘Dat zou je wel denken, maar toch wordt er steeds weer wat gevonden,’ mengde hun tante zich in het gesprek. ‘Toen Regan er vorig jaar de schapen heenbracht, heeft hij er het op een na grootste stuk amethyst gevonden, dat daar ooit ontdekt is. Heb je dat niet gezien daarnet?’
‘Ik vroeg me al af waar dat vandaan kwam?’ zei Brad, ‘ik dacht misschien uit een ander gebied.
Charlotte schudde haar hoofd. ‘Als jullie eens naar de noordkant van de kreek gaan, daar zijn nog niet zoveel mensen geweest en daar heeft Regan zijn vondst gedaan.’
‘We zouden behoorlijk vroeg op pad moeten gaan, met een range rover,’ bedacht Brad. ‘Anders zijn we niet voor middernacht terug. Het zal in elk geval toch al donker zijn voor we thuis komen.’
‘Denk eraan dat je een eerste-hulp doos meeneemt en voldoende water. En natuurlijk reservespullen en gereedschap,’ zei Regan.
‘Maak je geen zorgen, ik weet hoe je zoiets aanpakt,’ antwoordde Brad snel. ‘Ik heb wel eens eerder voorbereidselen voor een dergelijke tocht gemaakt.’
‘Maar helaas niet altijd met succes.’
Brads gezicht werd rood: iedereen keek naar hem. ‘Goed, goed, de laatste keer is het niet helemaal goed gegaan,’ zei hij boos. ‘Maar hoe moest ik weten dat de radiator niet in orde was?’
‘Als je alles nakijkt voor je op weg gaat, kan zoiets je niet overkomen,’ was het antwoord.
Gelukkig verscheen op dat moment de bedrijfsleider van Regan om hem iets te vragen. Hierdoor werd de stemming, die nogal explosief geworden was, gered.
Toen Regan weg was, bracht Gwayne het gesprek weer op hun uitgangspunt terug. Brads tante deed haar best om andere lokaties te bedenken, die misschien beter geschikt waren voor hun eerste pogingen bij het graven. Toen het half elf was, konden ze geen van vieren de ogen meer openhouden. Regan kwam niet terug en toen wensten ze Charlotte Fairfax goedenacht en verdwenen naar de verschillende paviljoens.
Eigenlijk had ze gedacht dat ze niet zou kunnen slapen na alles wat er gebeurd was die dag. Ze had er over na willen denken, maar ze sliep direkt en werd de volgende morgen opgefrist wakker. Ze was vol verlangen om haar omgeving eens goed te gaan bekijken.
Ze kleedde zich aan: een spijkerbroek en een wit katoenen bloesje. Toen ze bij Donna ging kijken, bleek deze nog heerlijk te slapen en Gwayne liep naar buiten, naar de veranda. De hemel was diepblauw, de zon kwam steeds verder boven de horizon. In de verte klonk het geluid van krassende kraaien en dichterbij ontdekte ze een kaketoe, die rose afstak tegen de blaadjes van de acacia aan de overkant van het gazon. Ergens blafte een hond en direkt was er een mannenstem die de hond het zwijgen oplegde; toen klonk achter uit het huis gelach van de dienstmeisjes die het ontbijt gingen klaar maken.
Het was allemaal zo nieuw en vreemd dat Gwayne niet goed wist waar ze het eerst zou gaan kijken. Plotseling voelde ze iets kouds en nats tegen haar tenen en zag ze dat er een hondje bij haar stond. Hij was kennelijk nog erg jong, want hij stond te wiebelen op de pootjes. Gwayne bukte zich en nam hem met een zucht van plezier in haar armen. Ze liep het trapje met hem af.
‘We zullen je naar je moeder terugbrengen, hoor,’ zei ze zacht en ze volgde het pad dat tussen de geurende struiken aan de achterkant van het huis doorliep. ‘Misschien was het je moeder, die daarnet om je blafte.’
Het hondje nestelde zich dieper in haar armen: Gwayne moest erom lachen. Ze streelde zijn gladde kopje. Ze keek om zich heen en zag een keurig onderhouden tennisbaan, kompleet met stoelen en ligbanken in de schaduw. Aan de andere kant van het pad lag een met blauwe tegels omringd zwembad, waar het water helder weerkaatst werd door de stralen van de zon. Erachter was het gazon; in de verte zag ze een groep bomen, en daken van verscheidene andere gebouwen.
Gwayne moest even in zichzelf lachen. Toen Brad vertelde dat zijn neef een bedrijf met huis bezat in het westen van Australië, was het niet bij haar opgekomen dat het zoiets als dit zou zijn! Ze had altijd gedacht dat je een huis als dit alleen op foto’s in tijdschriften zag of dat je erover las, maar niet dat ze er zelf nog eens zou logeren. Ze had een heel andere achtergrond. Ze had geen slechte herinneringen aan haar tijd in het Ramsay Kindertehuis maar het had haar natuurlijk niet voorbereid op zoiets indrukwekkends als Fairfax Downs.
Gwayne liep het hek door, de tuin uit; daar aarzelde ze even. Waar zou ze de moeder van het hondje kunnen vinden? Bij de bijgebouwen heerste een drukte van belang, er liepen werklui heen en weer over de binnenplaats, kinderstemmen klonken op en er was het gehinnik van paarden te horen, die stonden te wachten op hun voer.
Gwayne besloot het pad te nemen dat naar een van de kleinere huizen leidde. Na een eindje stond ze stil. Ze hield een hand boven de ogen tegen de zon en staarde in de verte waar ze twee mannen te paard aan zag komen. Bij de stallen stapten ze af. Ze herkende Regan direkt. Blijkbaar hadden ze haar ook gezien, want terwijl een donkere man de paarden wegbracht, tikten zij met een vinger aan de rand van hun hoed om haar te groeten. Daarop scheen de man, die bij Regan was, iets te zeggen waarom ze allebei moesten lachen.
Gwayne voelde intuïtief dat de opmerking iets met haar te maken had en ze bloosde diep. Ze knikte alleen even stijfjes, draaide zich om en liep verder.
Maar plotseling voelde ze dat er iemand naast haar kwam lopen, het was Regan, die haar met zijn lange benen had ingehaald. ‘O, heb jij hem gevonden.’ Zijn ogen gingen naar het jonge hondje, dat in haar armen lag. ‘Carl zal blij zijn dat hij terecht is. Hij vond het verschrikkelijk toen hij merkte dat het hondje weggelopen was.’
Gwayne streek met een vinger over het zachte kopje, haar ogen neergeslagen. ‘Eigenlijk heeft hij mij gevonden, op de veranda.’
‘Dan heeft hij een heel eind gelopen,’ lachte Regan.
‘Kom maar mee, hij moet in het achterste huis zijn.’ En hij legde een hand op haar arm, die ze direkt weg duwde, waarop hij zei: ‘Vertel me nu niet dat je nog boos bent over wat ik gisteren over Brad tegen je zei?’
Ze haalde even de schouders op. ‘Jij mag natuurlijk net als ieder ander je mening geven.’
‘Dank je.’ Zijn stem klonk uiterst droog. ‘Als je geen zin hebt om zo vroeg op te staan, dan hoeft dat echt niet. Je bent waarschijnlijk niet gewend om dat te doen. We hadden je nog in geen uren verwacht.’
Gwayne keek hem argwanend aan. ‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Ik denk dat je niet al te best geslapen hebt,’ zei hij langzaam. ‘Of ben je altijd zo opvliegend?’
Het werd steeds moeilijker om dat niet te zijn daarom riep ze boos: ‘Nee, dat is niet waar. Ik vind het alleen niet leuk als iemand een grapje maakt ten koste van mij. En helemaal niet, als ik niet de kans krijg er ook om te lachen.’
‘Een grap ten koste van jou?’ Tot haar genoegen zag ze dat hij het voorhoofd fronste. Direkt zei ze:
‘Precies. Toen jij daar met je vriend stond, was je toch om mij aan het lachen, geloof ik?’
Plotseling begon Regan er iets van te begrijpen, er verscheen een brede lach op zijn gezicht. ‘We lachten jou niet uit. We maakten je een complimentje.’
‘O?’ vroeg ze verbaasd en een beetje ongelovig.
‘Juist. Dan merkte op dat Brad in een bepaald opzicht blijkbaar veel smaak had.’
Er klonk iets in zijn stem door, dat Gwayne erg in verwarring bracht, maar gelukkig voor haar kwam er op dat moment hulp opdagen in de vorm van een klein jongetje van een jaar of vier, die naar hen toe rende.
‘U hebt hem gevonden, u hebt hem gevonden!’ Zijn vrolijke kreten bereikten hen lang voor hij bij hen was. ‘U hebt Lonely gevonden. ’
‘Heet hij zo?’ Gwayne lachte, ze ging op haar hurken zitten om het hondje aan zijn baasje terug te geven. ‘Dat klopt dan wel, lijkt me.’
Donkerblauwe ogen keken hen aan vanonder een massa gouden krullen. ‘Wat bedoelt ze?’ vroeg hij onzeker.
‘Alleen dat Miss Peters vindt dat je een goede naam voor hem hebt uitgekozen, Carl,’ vertelde Regan. ‘Maar zolang Lonely nog zo klein is, dat hij niet alleen zijn huis kan vinden, moetje ervoor zorgen dat hij niet meer weg kan komen.’
Carl drukte zijn harige kameraadje dichter tegen zijn t-shirt aan en knikte. ‘Ik zal hem in een kastje in mijn kamer doen, dan kan hij niet weg.’
Gwayne had moeite om niet te laten merken dat ze eigenlijk moest lachen. ‘O, maar dat zou heel zielig zijn voor Lonely en zijn mammie, want dan zouden ze niet meer bij elkaar kunnen komen,’ probeerde ze uit te leggen. Ze bedacht ondertussen dat Carls moeder het plan ook niet zo leuk zou vinden.
‘Nee, je kunt hem beter in zijn kist in de bijkeuken stoppen. En als ik jou was zou ik een plank voor de deur zetten,’ zei Regan nu. ‘Op die manier kan iedereen naar binnen, maar Lonely kan niet ontsnappen.’
Blijkbaar vond deze oplossing genade in Carls ogen, er kwam een vrolijk lachje op zijn gezicht. ‘Ik zal het aan mijn vader vragen,’ zei hij. Hij pakte het hondje met beide handen beet en rende naar huis.
‘Hij heet Lonely?’ vroeg Gwayne, toen het kind naar binnen was gegaan en zij terugliepen.
‘Hij was de enige van het stel jonge hondjes, die in leven is gebleven en daarom dacht Carl dat hij misschien...’
‘Eenzaam zou zijn,’ vulde ze met een lachje in.
Maar die lach verdween, toen ze zag dat Regan vol aandacht naar haar gezicht stond te kijken. Ze voelde een rilling langs haar rug gaan. Het was de eerste keer in haar leven dat ze deze primitieve ervaring had en dat die veroorzaakt werd door Brads neef, maakte haar woedend. Ze was zich direkt bewust geweest dat Regan Fairfax een heel aantrekkelijke man was, maar ze had beslist niet gedacht dat ze zó op hem zou reageren. Even sloeg ze de ogen neer. De verhouding tussen Brad en zijn neef was toch al niet zo best en dan moest zij dat vuurtje niet aanwakkeren.
‘Ben je al heel lang een wees, Gwayne?’
Zijn vraag kwam zo plotseling, dat ze zich erdoor in verwarring gebracht voelde en ze keek hem verbaasd aan.
‘Ik heb je niet goed verstaan, geloof ik. Wat zei je?’
‘Ik vroeg of je al lang een wees bent?’ herhaalde hij. ‘Of kun je je ouders nog voor de geest halen?’
‘Nee, ik heb hen nooit gekend,’ zei ze spijtig. Het verbaasde haar dat hij zich de opmerking van de vorige avond hierover nog herinnerde. ‘Nu ja, ik weet het natuurlijk niet zo precies. Ze hebben altijd aangenomen dat mijn moeder me bij het weeshuis te vondeling heeft gelegd, maar het kan natuurlijk net zo goed mijn vader geweest zijn.’
‘Ze hebben je in het tehuis een heel bijzondere naam gegeven. Hielden ze daar van iets ongewoons?’
Ze haalde onverschillig de schouders op, maar gaf niet rechtstreeks antwoord. ‘Nee, meestal gaven ze de meisjes van die namen die veel voorkomen, zoals Elizabeth, Anne en Margaret.’
‘Maar in jouw geval deden ze dat dus niet?’
‘Ik had al een naam voor ik daar kwam.’
Regan hield het hek voor haar open, zij ging er eerst door, daarna kwam hij de tuin in. Zijn grijze ogen namen haar nauwlettend op. ‘Hoe zijn ze achter je naam gekomen? Ze wisten niet eens of je daar door een man of een vrouw bent neergezet. Blijkbaar was je nog niet oud genoeg om het hun zelf te vertellen.’
Haar hele leven draaide om dat briefje, dat ze bij haar neergelegd hadden, en om de belofte, die daarin geschreven stond. Een onvervulde belofte. Nog steeds vond ze dat een ondraaglijk idee, waar ze liever niet te lang over nadacht.
‘O, kijk eens, wat mooi!’ Er vloog een eenzame vogel over het gazon; hij had prachtig gekleurde groene, blauwe en rode veren. Dit was haar kans om zijn aandacht af te leiden en meteen van onderwerp te veranderen. ‘Wat is het voor een vogel?’
‘Het is de rode papegaai,’ vertelde Regan vlot. Plotseling pakte hij haar bij de kin en draaide haar gezicht zo, dat hij haar aan kon kijken. ‘Wil je liever niet over je kindertijd praten, Gwayne?’
‘Och jawel, waarom niet?’ antwoordde ze. Ze trok zich zo snel terug alsof ze zich gebrand had. ‘Ik heb niets te verbergen, hoor. Dat geloof ik tenminste niet,’ zei ze met een nerveus lachje.
‘Waarom geef je dan geen antwoord op mijn vraag hoe het weeshuis aan je naam is gekomen?’
Hij wilde zich niet af laten leiden! Ze probeerde iets anders. ‘Omdat het je niet aangaat! Ik zit jou toch ook niet te ondervragen over je afkomst, wel?’
‘Dat mag je best doen,’ zei hij langzaam.
Het was een verleidelijke uitnodiging om meer over hem te horen, maar Gwayne beheerste zich. Geërgerd zei ze:
‘Dat is niet nodig. Ik kan allerlei dingen zo wel raden, zonder vragen te stellen. Je bent enig kind; je ouders waren dol op je. Je bent op een heel goede school geweest en je gaat met vooraanstaande mensen om, meestal! En dan krijg ik er iets mee te maken,’ ging ze sarkastisch verder. ‘Ik ben iets nieuws voor je. In jouw kringen ontmoet je meestal niet zo iemand als ik en je vindt het amusant om eens te kijken hoe ik in elkaar zit. En dat temeer omdat ik toevallig Brads vriendinnetje ben. Je kunt niet bepaald goed met hem opschieten en misschien hoor je toevallig iets van mij dat je dan later tegen hem kunt gebruiken.’
Regan wreef ongelovig met een hand over zijn nek. ‘Nou, nou. Jij vindt het zeker leuk om jezelf te onderschatten, niet, liefje?’ En toen droog: ‘Nu we het er toch over hebben: je verhaal over mij leek heel aardig, maar je had het in bijna elk opzicht mis. Ik ben geen enig kind, ik heb een zuster die een jaar jonger is. Ze is getrouwd en woont in het westen. Ik moet toegeven dat ik op kostschool geweest ben, maar alleen omdat we hier in de buurt geen middelbare scholen hebben. En wat het omgaan met vooraanstaande mensen betreft, zoals jij het noemt, nou, dat hangt er vooral vanaf wat je onder “vooraanstaand” verstaat, hè? Als jij er de mensen mee bedoelt, die bewonderenswaardig zijn, dan heb je misschien gelijk. Maar om je van je vooroordelen af te helpen, moet ik je wel zeggen,’ en zijn stem werd koel, ‘ik heb nog nooit iemand beoordeeld naar de hoeveelheid geld die hij bezit. Dat soort praktijken laat ik liever aan Brad en anderen van zijn soort over.’
‘Wat bedoel je eigenlijk met dat laatste?’ informeerde ze. Waar was ze aan begonnen?
Regan richtte zijn blik op het huis achter hen en zuchtte diep. Toen zijn ogen de hare ontmoetten, stonden ze spottend.
‘Jij kent je vriend niet erg goed, Gwayne?’ zei hij uitdagend.
‘Dat is geen antwoord.’
‘Meer wil ik er niet over zeggen.’
‘Het enige wat je wilt, is mij in de war brengen. Ik heb al eerder tegen je gezegd, en toen sprak je me niet tegen, dat je Brad op die manier via mij kunt aanvallen,’ zei ze opgewonden.
Regan lachte. ‘Beste kind, ik heb jou niet nodig om iets tegen Brad te ondernemen. Ik kan hem best alleen aan. Heb je niet gemerkt dat hij daar aanleiding voor geeft?’
Dat kon ze niet ontkennen, als ze eerlijk was, en ze beet zich op de lippen. Het was alsof ze in de val zat en niet wist naar welke kant ze zou vluchten. Een vlucht in de richting van Regan betekende gevaar voor haar zielerust, maar aan de andere kant gaf de band met Brad wel veel moeilijkheden doordat hij zich soms zo vreemd gedroeg. Alles bij elkaar was dit geen beste situatie, zuchtte ze.
Ze waren bijna weer thuis, voordat Regan iets zei en Gwayne kon haast haar oren niet geloven, toen hij vroeg, alsof er niets gebeurd was: ‘Wat stond er verder nog op dat briefje behalve je naam?’
Ze keek woedend naar hem. Haar boosheid vond nu de uitlaat, die ze onbewust al gezocht had. ‘O, hemel, begin je daar nu weer over? Hoe kom je er eigenlijk bij dat er een briefje is geweest?’
‘Dat heb ik nuchter gekonkludeerd,’ antwoordde hij rustig. ‘Het moest wel een briefje geweest zijn of een telefoontje, maar je zei dat ze in het tehuis niet zeker wisten of de persoon die je daar had achtergelaten, een man of een vrouw was. En dus moest het wel een geschreven bericht zijn.’
En ze dacht nog wel dat hij er niet meer op terug zou komen! Ze had kunnen weten dat het onnadenkend was om hem te onderschatten.
‘Goed, dus je bent zo slim geweest om te bedenken dat het wel een briefje geweest moest zijn,’ zei ze ijzig. ‘Maar wat kan het je eigenlijk schelen?’
‘Ik interesseer me voor je, ik ben nieuwsgierig naar je. Ik heb steeds het gevoel dat ik je ergens van ken.’
Gwayne lachte spottend. ‘Misschien hebben we wel eens samen in de lift gestaan, als je in Sydney was.’
‘O, nee!’zei hij heel beslist. ‘Vreemd genoeg weet ik zeker dat dat niet kan.’
‘Dan heb je zeker mijn dubbelganger ontmoet,’ zei ze. ‘Maar in elk geval ben ik het zelf niet geweest.’
‘Nee,’ gaf hij langzaam toe, ‘maar stel je eens voor dat het een familielid van je was. Een tante, een neef of nicht of... je moeder?’
Gwayne voelde zich langzamerhand steeds meer gespannen, maar die laatste opmerking van Regan maakte dat ze een eind van hem af ging staan. Ze klemde de handen tot vuisten, haar ogen vlamden. ‘Houd alsjeblieft op, je lijkt wel gek, Regan Fairfax!’ riep ze. Ze was nu zo overstuur dat ze niet goed meer op haar woorden lette. ‘Je hebt niet het recht je met mijn zaken te bemoeien. Waarom laat je me niet met rust?’
‘Ja, waarom niet?’ Hij stak zijn handen uit, greep haar bij de polsen en trok haar naar zich toe. ‘Kan het je niet schelen of je nog familie hebt? Of je moeder nog leeft?’
‘Nee, helemaal niet!’ riep ze heftig. ‘Waarom zou ik? Zij voelde er niet voor om mij...’
‘Ga verder,’ drong hij aan en hij keek haar doordringend aan. ‘Om.. wat?’
‘Om me terug te komen halen, als je het weten wilt. Ze had beloofd dat ze me binnen twee weken weer op zou halen,’ riep ze woedend. In haar woede bemerkte ze niet dat haar polsen rode vlekken begonnen te vertonen op de plaats waar Regan ze stevig vasthield. ‘En nu weet je er alles van. Ik hoop dat je tevreden bent! Ik zal het je nooit vergeven dat je er over bent begonnen, terwijl ik juist bezig was alles te vergeten. Je hebt me eraan herinnerd hoe weinig mijn moeder om me gaf.’
‘Och, jij kleine idioot,’ en Regan schudde haar door elkaar. ‘Er zijn massa’s mogelijkheden, waardoor ze die belofte niet heeft kunnen houden. Misschien is ze...’
‘O, noem ze maar niet allemaal op, ik heb al die excuses al eerder aangehoord,’ zei ze vernietigend. ‘Misschien is ze naar de maan gevlogen, maar het is veel waarschijnlijker dat ze er gewoon geen zin in had, omdat ze me te lastig vond.’
Hij gromde. ‘Ik zou die idioot, die je over dat briefje heeft verteld, wel eens onder handen willen nemen. Wat een idee om een kind met een zo zware mededeling te belasten.’
‘Mrs. Coleman kon er niets aan doen,’ zei Gwayne. Ze vond dat ze de direktrice van het tehuis moest verdedigen. ‘Toen ik ongeveer vijf jaar oud was, kwamen er mensen die mij wilden adopteren, om die reden moest zij uitleggen waarom dat niet kon.’
‘Dat was nog geen reden om het aan jou te vertellen.’
‘Dat heeft ze ook niet gedaan,’ zuchtte Gwayne. ‘Een paar oudere kinderen vertelden het, zij hebben het gesprek van dat stel met de direktrice in haar kantoortje, afgeluisterd.’
Regan liet haar eindelijk los, hij streek een zijdeachtige lok haar achter haar oor in een sussend gebaar.
‘En is dat de reden waarom je jezelf aldoor naar beneden haalt? Omdat niemand je ooit verteld heeft hoeveel je voor een ander betekent, zodat je zou weten hoe waardevol je bent?’
Zijn stem klonk zo warm, dat Gwayne er week om het hart van werd. Ze deed een wanhopige poging om dat niet te laten merken en lachte maar een beetje.
‘Je bent toch geen psycholoog? Je hebt het allemaal mooi bedacht, hè, Dokter Fairfax?’ Ze wierp hem een uitdagende blik toe en spotte: ‘En wil je nu ook een behandeling voorschrijven?’
‘Ik weet heel goed wat me daarvoor geschikt lijkt, maar ik vermoed dat Brad het er niet mee eens zou zijn,’ zei Regan zacht. ‘Voor het ogenblik vermoed ik dat hij dat als zijn terrein zal beschouwen.’
De bedoeling was duidelijk, Gwayne sloeg snel haar ogen neer, haar wangen brandden.
‘Ja, maar...’ Nerveus likte ze aan haar lippen, ze veegde haar handen aan haar spijkerbroek af. ‘Soms is de behandeling pijnlijker dan de ziekte.’
‘Maar niet als de medicijn in de juiste dosis gegeven wordt,’ zei hij langzaam.
‘Dat weet ik niet, ik zal het dus maar aannemen,’ stamelde ze.
Ze was bereid om het in alles met hem eens te zijn, als ze maar kon ontsnappen. Gelukkig verscheen Donna op dat moment op de veranda.
‘Hebben jullie al ontbeten?’ riep ze hun toe.
‘Nee, dat wilden we juist doen,’ antwoordde Gwayne dankbaar. Ze begon harder te lopen en wachtte niet op Regan.