Conclusie

De Koude Oorlog was in de grond een confrontatie tussen de Verenigde Staten en de SovjetUnie, die aan beide kanten gevoed werd door het geloof dat de ideologie van de ander vernietigd moest worden. In die zin was het een spel zonder compromis waarin coëxistentie eigenlijk niet mogelijk was, de één kon alleen winnen ten koste van de ander. In de SovjetUnie hield men vast aan Lenins stelling dat een conflict tussen communisme en kapitalisme ‘onvermijdelijk’ was. De Verenigde Staten geloofden dat vrede en stabiliteit in de wereld alleen tot stand zouden komen als het kwaad van het communisme uitgedreven zou zijn. Beide partijen schreven de ander ongelimiteerde doelen toe. Op het ideologische niveau werd Moskous zwart-witte kijk op de wereld, waarin het kapitalisme als een absoluut kwaad werd gezien, gevoed door Washingtons zwart-witte kijk op de wereld, waarin het communisme als het absolute kwaad werd gezien. Op die manier hielpen beiden eikaars profetieën in stand te houden.

We hebben gezien dat de basis van het buitenlands beleid van de Verenigde Staten sinds 1945 de doctrine van containment was, zoals die in 1946 geschetst was in George Kennans Lange Telegram. Kennan stelde dat de methodes en doelstellingen van de Verenigde Staten en de SovjetUnie onverenigbaar waren, en dat de Verenigde Staten zich daarom moesten voorbereiden op een lange worsteling. Op een bepaald moment in de toekomst zou de ‘onwettige’ regering van de SovjetUnie van binnenuit in elkaar storten, en zou die worsteling voorbij zijn. Dit is precies wat er met de SovjetUnie onder Gorbatsjov gebeurde. Het belangrijkste hier is niet op te merken dat de Verenigde Staten een ‘overwinning’ behaalden, maar te begrijpen hoe ze de buitenlandse politiek tijdens de Koude Oorlog vormgaven.

Containment was een nuchtere, zelfs negatieve doctrine in die zin dat ze de status-quo wilde handhaven, en zich stelde tegenover de sterke tendens in de Verenigde Staten een kruistocht tegen het communisme te beginnen. Maar het was ook een weerspiegeling van het utopisch denken in de Verenigde Staten, in die zin dat ze niet het handhaven van het machtsevenwicht maar de transformatie van de SovjetUnie als het uiteindelijke doel stelden. In de Amerikaanse diplomatieke traditie sinds Woodrow Wilson worden belangen gedefinieerd in termen van universele principes en waarden, en niet in territoriale termen of termen van nationale veiligheid.[73]

Deze moralistische tendens in de Amerikaanse buitenlandse politiek kwam sterk naar voren in de Truman-doctrine, waarin de president in Wilsoniaanse termen sprak over de worsteling tussen twee manieren van leven, de vrije en de totalitaire. Zelfs in Korea definieerden de Verenigde Staten hun steun aan Zuid-Korea niet in termen van geopolitieke belangen, maar symbolisch in termen van een weigering om communistische agressie onbestraft te laten. Vrijheid, niet het nationaal belang, was de maatstaf van het Amerikaanse buitenlands beleid.

Omdat Amerika de wereld door een ideologische bril bekeek, werden afzonderlijke gebeurtenissen gezien als onderdeel van een wereldwijde communistische dreiging, of zelfs samenzwering. De staatsgreep in Tsjechoslowakije (1948), de blokkade van Berlijn (1948-49), de communistische overwinning in China (1949), en de oorlog in Korea (1950-53) waren allemaal cruciaal bij het bevestigen van de Amerikaanse anticommunistische overtuiging in de beginjaren van de Koude Oorlog. In Europa was het communisme niet te onderscheiden van de macht van de SovjetUnie. Maar in Azië werd aan het communisme vaak vorm gegeven door een secundaire macht. Dit was het geval in Vietnam. De Verenigde Staten konden Vietnam niet in geopolitieke termen zien, maar namen aan dat Noord-Vietnam gecontroleerd werd door Peking, en dat Peking op zijn beurt gecontroleerd werd door Moskou. Daarom werd de verdediging van Zuid-Vietnam een principezaak, in plaats van een belang, en was het voor de Verenigde Staten niet mogelijk zich zonder gezichtsverlies terug te trekken, tot het te laat was.

Nixon was de eerste president die meer in geopolitieke termen over de Koude Oorlog dacht. Op het hoogtepunt van de oorlog in Vietnam maakten Nixon en Kissinger gebruik van het Sovjet-Chinese grensconflict van 1969 door een dialoog met China te beginnen. Terwijl Amerikaanse soldaten in Vietnam stierven op het slagveld werd Nixon door Mao Zedong verwelkomd in Peking. Dit betekende dat er minder nadruk op ideologie werd gelegd, waardoor in de jaren zeventig de drievoudige diplomatie tussen de SovjetUnie, China en de Verenigde Staten mogelijk werd. In tegenstelling daarmee staat Reagans ambtsperiode, met zijn referenties aan het ‘rijk van het kwaad’ van de SovjetUnie. Deze periode betekende in veel opzichten een terugkeer naar de Wilsoniaanse traditie van moralisme.

Maar in de jaren tachtig was niet wat in de Verenigde Staten, maar wat in de SovjetUnie gebeurde van belang. De nieuwe generatie leiders onder Gorbatsjov was cruciaal in het tot stand brengen van het einde van de Koude Oorlog. Gorbatsjov bleef socialist, maar wees het idee van een onvermijdelijk wereldwijd conflict met het Westen af. Op die manier ondergroef hij het Amerikaanse beleid van containment, dat in essentie een reactie was op de, echte of vermeende, Sovjet-dreiging. De doorslaggevende gebeurtenissen in dit proces waren de revoluties van 1989. De Koude Oorlog begon in Oost-Europa en eindigde in Oost-Europa. Op het moment dat de militaire macht van de SovjetUnie in Oost-Europa verleden tijd was, lag de weg open om een einde te maken aan de tweedeling van Europa, en daarmee aan de Koude Oorlog.

De Koude Oorlog was de ideologische en geopolitieke strijd tussen twee tegenover elkaar staande systemen. Even belangrijk is, dat die strijd plaatsvond tijdens de eerste vijftig jaar van het nucleaire tijdperk, en het bestaan van kernwapens bepaalde grotendeels het karakter van de strijd. De donkere wolk van een nucleair Armageddon hing gedurende de hele Koude Oorlog aan de hemel. Toch werd de bom na 1945 niet meer tijdens een oorlog gebruikt, noch door de Verenigde Staten, noch door de SovjetUnie. Kernwapens hadden zeker een matigende invloed op Washington en Moskou, en ze hielpen te voorkomen dat regionale conflicten escaleerden tot een algehele oorlog. Er ontstond een ‘traditie’ van het niet gebruiken van kernwapens, die gedurende de Koude Oorlog steeds sterker werd.[74] De nieuwe wapens zorgden niet alleen voor gevaar maar ook voor terughoudendheid.

Ondanks de sterke ideologische rivaliteit tussen de Verenigde Staten en de SovjetUnie bevatte de Koude Oorlog een sterke mate van stabiliteit. Alleen al de lengte ervan, de langste vredesperiode van de twintigste eeuw, heeft ertoe geleid dat één historicus hem herdefinieerde als de ‘lange vrede’.[75 ]Kernwapens zorgden ervoor dat mensen oorlog voor het eerst in de geschiedenis als ondenkbaar gingen beschouwen. Deze fundamentele verandering van houding beïnvloedde het gedrag van de supermachten. Wat hun verschillen ook mochten zijn, de SovjetUnie en het Westen hadden één gemeenschappelijk belang: het voorkomen van de Derde Wereldoorlog. Crises namen de plaats in van oorlog in het nucleaire tijdperk.

De vraag rijst vervolgens hoe er orde ontstond in een wereld zonder één superieure autoriteit. De Verenigde Naties slaagden er duidelijk niet in de rol te spelen van een supranationaal lichaam dat in staat was de vrede te bewaren. Het lijkt erop dat zowel Washington als Moskou bepaalde ongeschreven regels accepteerden, die betrekking hadden op de volgende gebieden: hun respectievelijke invloedssferen, het vermijden van een directe militaire confrontatie, en het afzien van het gebruik van kernwapens. Met betrekking tot de invloedssferen probeerden de Verenigde Staten nooit serieus de SovjetUnie uit Oost-Europa te verjagen. De SovjetUnie, op zijn beurt, tolereerde de invloed van de Verenigde Staten in West-Europa, de Middellandse Zee, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika, zonder deze ooit openlijk goed te keuren. In de gebieden waarbij de invloedssfeer onduidelijk was ontstonden crises of zelfs conflicten. Dit was het geval in West-Berlijn in 1948, in Zuid-Korea in 1950 en in Cuba in 1960.

Het vermijden van een directe militaire confrontatie was een doel dat door beide supermachten zorgvuldig werd nagestreefd. Samen vochten beide kanten na 1945 drie beperkte oorlogen uit, de Verenigde Staten in Korea en Vietnam, en de SovjetUnie in Afghanistan. Maar in geen van deze oorlogen vond er een directe Sovjet-Amerikaanse militaire confrontatie plaats. Beide zijden tendeerden naar het gebruik van stromannen of indirecte middelen om het gebied dat ze onder controle hadden te behouden of uit te breiden. De SovjetUnie stond de Noord-Koreaanse invasie van Zuid-Korea in 1950 toe zonder zelf direct betrokken te raken. In de jaren zeventig vertrouwde de SovjetUnie op Cubaanse troepen om haar belangen in Afrika ten zuiden van de Sahara veilig te stellen. De Verenigde Staten vertrouwde meestal op heimelijk beïnvloeding (de CIA) om hun invloedssfeer te verdedigen.

Wat betreft kernwapens ontstond er aan beide kanten een traditie van zelfafschrikking. Af en toe verklaarden beide partijen in het openbaar dat ze bereid waren kernwapens in een oorlog te gebruiken. Maar hun gedrag vertelde een heel ander verhaal. De Verenigde Staten begonnen al met de gewoonte van het afzien van het gebruik van kernwapens toen ze nog een duidelijk nucleair monopolie bezaten, dat wil zeggen voor 1955. Trumans beslissing om geen kernwapens te gebruiken in de Koreaanse Oorlog betekende een keerpunt in de geschiedenis van de internationale betrekkingen in het nucleaire tijdperk. De oproep van generaal MacArthur om een overwinning te behalen door kernwapens te gebruiken werd in 1951 afgewezen. Vanaf dat moment leerden de Verenigde Staten en de wereld leven met het idee dat een overwinning in een totale oorlog in het nucleaire tijdperk geen optie was.

Onder Eisenhower werd de traditie van het afzien van het gebruik van kernwapens bevestigd, ondanks de oorlogszuchtige retoriek van minister van Buitenlandse Zaken Dulles. Eisenhower legde admiraal Radfords advies atoomwapens te gebruiken om de Franse troepen tijdens het beleg van Dien Bien Phu te ontzetten naast zich neer. In de crisis rond de Straat van Taiwan in 1954 maakte Eisenhower de Volksrepubliek China duidelijk dat Taiwan zonodig met kernwapens verdedigd zou worden. Maar ook maakte hij Tsjang Kaisjek duidelijk dat Amerika hem niet zou steunen bij een aanval op het vasteland. Eisenhower zag er niet tegenop om expliciet met het gebruik van kernwapens te dreigen (bijvoorbeeld toen hij een manier zocht om een einde te maken aan de Koreaanse Oorlog), maar in specifieke situaties vond hij altijd dat de kosten van het gebruik ervan altijd veel hoger waren dan de opbrengsten.

En de Sovjet-Unie? Het gevaarlijkste moment in de Koude Oorlog was de Sovjet-Amerikaanse confrontatie rond Berlijn en Cuba in de periode 1958-62. Chroetsjov stelde de drie Westerse mogendheden die West-Berlijn bezetten een ultimatum. Hij eiste een verandering van de status van de stad in 1958. Toen het Westen weigerde toe te geven trok hij zijn ultimatum in. Er zijn veel aanwijzingen dat Chroetsjov niet bereid was om kernwapens te gebruiken, maar dat hij met bluf het Westen zover probeerde te krijgen dat het veranderingen in West-Berlijn toestond. Datzelfde verhaal gold vier jaar later voor Cuba. Het gevaar van een kernoorlog was de belangrijkste factor die ervoor zorgde dat beide partijen zich inhielden. In 1969, tijdens het grensconflict met China, was de Sovjetunie weer voorzichtig, hoewel de tegenstander maar over weinig kernkoppen beschikte.

Tijdens de jaren zeventig en tachtig werden de betrekkingen tussen de Verenigde Staten en de SovjetUnie gedomineerd door het wederzijdse besef dat het noodzakelijk was om overeenstemming te bereiken over ten eerste de beperking, en daarna de reductie, van hun respectievelijke nucleaire arsenalen. Beide partijen hadden gevestigde belangen bij het bewaren van de nucleaire vrede. Zoals Gorbatsjov in 1987 zei: ‘een nucleaire tornado zal zowel de socialisten als de kapitalisten, zowel de rechtvaardigen als zondaars wegvagen’.[76] Uiteindelijk eindigde de Koude Oorlog niet met een kernexplosie, maar met de ondergang van het communisme in Oost-Europa en de SovjetUnie.