7
Reagan, Gorbatsjov en het einde van de Koude Oorlog, 1981-1991
Het presidentschap van Reagan en de ‘tweede’ Koude Oorlog, 1981-85
De verkiezing van Ronald Reagan in 1980 betekende een enorme verandering voor de Amerikaanse politiek, en vond plaats op het moment dat de Sovjet-Amerikaanse betrekkingen in twintig jaar niet zó slecht waren. Reagan verwierp de Amerikaanse politiek van de jaren zeventig in termen die geen ruimte lieten voor onduidelijkheid. Zijn kritiek op détente en wapenbeheersing concentreerde zich rond drie punten. Ten eerste was het onmogelijk voor Washington om een stabiele relatie te hebben met een ‘totalitaire’ staat. Ten tweede was de SovjetUnie er onder de dekmantel van wapenbeheersing (SALT I en II) in geslaagd om een positie van militaire superioriteit ten opzicht van het Westen te verkrijgen. Ten derde was het verlies van de militaire superioriteit van de Verenigde Staten niet onvermijdelijk, in tegendeel, het was mogelijk om de militaire ‘veiligheidsmarge’ te herstellen.[55]
Reagan was een politicus met overtuiging, zijn instinct dreef hem naar een ideologische confrontatie met de SovjetUnie. In 1983 noemde hij de SovjetUnie ‘het rijk van het kwaad’. Toch vertaalde deze confronterende houding zich niet naar een confronterende politiek. George Schultz, die in 1982 tot minister van Buitenlandse Zaken benoemd werd, riep op tot wapenbeheersing met Moskou, en een jaar na zijn ‘rijk van het kwaad’ toespraak zei Reagan zelf ‘we zijn klaar voor constructieve onderhandelingen met de SovjetUnie’.[56 ]De SovjetUnie, onder zijn nieuwe leider Joeri Andropov, waarschuwde dat de beide landen op een confrontatie afstevenden als de Verenigde Staten hun streven naar militaire superioriteit zouden voortzetten.
De regering-Reagan was vastbesloten om de onderhandelingen over wapenbeheersing pas te hervatten als ze een militair sterke positie verkregen had. Om die te bereiken begon de regering met een 180 miljard dollar kostend programma van vijfjaar om de kernmacht te moderniseren. Maar de groei van de antinucleaire beweging in Europa en de ‘bevriezing’-beweging in de Verenigde Staten zetten Washington onder druk om naar de onderhandelingstafel terug te keren.
Het eerste probleem dat opgelost moest worden was dat van de middellange-afstandswapens in Europa. Sinds 1971 had de SovjetUnie SS-20 raketten opgesteld, een nieuw, nauwkeuriger wapen voor de middellange afstand dat op West-Europa gericht was. De NAVO beschikte niet over een vergelijkbare raket, en daarom had Washington, onder druk van de West-Europese leiders, het beroemde ‘dubbelbesluit’ van 1979 genomen. Op de eerst plaats zouden er ballistische raketten van het type Pershing II worden opgesteld in West-Duitsland en vanaf de grond gelanceerde kruisraketten in verschillende andere Europese landen, inclusief Groot-Brittannië. Op de tweede plaats zouden de Verenigde Staten aan de SovjetUnie voorstellen dat de NAVO deze wapens niet zou opstellen in ruil voor het terugtrekken van alle SS-20’s van Europese bodem. Reagan stelde deze ‘nuloptie’ voor tijdens de onderhandeling over wapens voor de middellange afstand (INF) in 1981, maar de SovjetUnie wees deze af. Toen de NAVO de Pershing en kruisraketten in 1983 begon op te stellen brak Moskou de onderhandelingen helemaal af.
1983 was het slechtste jaar in de Sovjet-Amerikaanse verhoudingen sinds de Cubaanse raketcrisis. De onderhandelingen over de reductie van strategische wapens (START), die in 1982 begonnen waren om strategische kernwapens te bespreken, werden tegelijk met de INF-onderhandelingen afgebroken. Al eerder, in maart 1983, had Reagan zijn strategisch defensie initiatief (SDI) aangekondigd, dat in de ruimte een beschermend schild van laser en deeltjes-straalwapens moest vormen tegen ballistische raketten. Deze ‘star wars’ toespraak was niet alleen een nieuw voorstel om het probleem van de kwetsbaarheid van de Verenigde Staten voor raketaanvallen op te lossen. SDI verschoof het hele strategische concept door offensieve wapens krachteloos te maken. Reagan had zich nooit op zijn gemak gevoeld met de doctrine van gegarandeerde wederzijdse vernietiging (MAD), en ‘star wars’ voorzag hem van wat Lawrence Freedman de ‘Grote Ontsnapping uit het nucleaire dilemma’ heeft genoemd.[57] De meeste wetenschappers beweerden dat het in de praktijk onmogelijk was een defensief schild in de ruimte te bouwen dat honderd procent effectief was. Zoals we zullen zien liet Reagans opvolger, George Bush, het idee varen. Maar in Moskou werd SDI in de jaren tachtig serieus genomen als de gevaarlijke droom van een president die een alternatief zocht voor wapenbeheersing. De SovjetUnie nam SDI serieus omdat, als het echt tot stand zou komen, het de Verenigde Staten onkwetsbaar zou maken voor een Sovjetaanval. Op die manier zou het evenwicht tussen de supermachten, dat op de gegarandeerde wederzijdse vernietiging gebaseerd was, verstoord worden.
Reagans aanvallen op détente en wapenbeheersing, en zijn vasthouden aan de opbouw van een sterke nucleaire verdediging deed een grote spanning ontstaan tussen hem en Amerika’s West-Europese bondgenoten. De plaatsing van Pershing en kruisraketten stelde de Europeanen niet gerust, maar had een tegengesteld effect. Daarna zorgde Reagans unilaterale aankondiging van SDI ervoor, dat voor veel Europeanen de grootste oorlogsdreiging niet leek te ontstaan door het gedrag van de SovjetUnie, maar door de wapenwedloop zelf en het assertieve gedrag van de Verenigde Staten. West-Europa streefde nog steeds zijn eigen détente met de SovjetUnie na. In Polen was in 1980 de anticommunistische vakbond Solidariteit ontstaan, die werd neergeslagen toen het regime van generaal Jaruzelski in 1981 de staat van beleg afkondigde. De verhouding tussen de Verenigde Staten en Europa raakte nog verder gespannen toen Washington Polen en de SovjetUnie economische sancties oplegde.
Toen president Reagan zijn ambt in 1981 begon, was hij ervan overtuigd, in zijn eigen woorden, dat ‘de SovjetUnie ten grondslag ligt aan alle onrust die er gaande is’ in de wereld.[58] De regering besloot de rechtse regering van het Centraal-Amerikaanse El Salvador te verdedigen tegen militante, linkse guerrilla’s. Reagans ambassadeur bij de Verenigde Naties, Jeanne Kirkpatrick, maakte het beroemde onderscheid tussen ‘autoritaire’ dictaturen, die positief stonden tegenover de Verenigde Staten en zich tot democratieën konden ontwikkelen, en linkse ‘totalitaire’ dictaturen, die dat niet konden. Reagan hoopte de stroom wapens vanuit het nabijgelegen Nicaragua naar de guerrilla’s in El Salvador te stoppen. Toen het Congres weigerde de contrarevolutionaire troepen (de ‘Contra’s’) in Nicaragua van steun te voorzien, legde Reagan deze beslissing naast zich neer en bleef hij de verzetsstrijders (door hem ‘freedomfighterf genoemd) steunen via geheime fondsen.
Gorbatsjov en Reagan, 1985-89
Tijdens Reagans eerste regeerperiode verkeerde de Sovjetunie in een fase van verandering, doordat drie van haar leiders in drie jaar stierven. Leonid Brezjnev stierfin november 1982, Joeri Andropov in februari 1984 en Konstantin Tsjernjenko in maart 1985. Het Kremlin in die jaren is beschreven als ‘zowel dienstdoend als bejaardenhuis als als uitvaartcentrum’.[59] Erger nog was de politieke crisis die het land in zijn greep had, en die veroorzaakt werd door de toenemende stagnatie van de Sovjeteconomie. De economische groei was al twintig jaar aan het dalen, van meer dan vijf procent in de jaren zestig tot twee procent in de vroege jaren tachtig. Belangrijker nog was de achterstand van de SovjetUnie op het gebied van technologie, vooral micro-elektronica en computers. Op dat gebied werd de kloof tussen de SovjetUnie en het Westen steeds groter.
De SovjetUnie was een vreemde supermacht: militair was het de gelijke van de Verenigde Staten, maar economisch liep het ver achter bij haar rivaal.[60] Het bruto nationaal produkt per hoofd van de bevolking was laag, de produkten waren van slechte kwaliteit, en een groot deel van de bevolking hield zich bezig met de landbouw, die regelmatig te lijden had onder mislukte oogsten. De economie, waarvan de uitvoer van grondstoffen een hoog percentage uitmaakte, leek meer op die van een Derde Wereldland dan op de kapitalistische economie van West-Europa of de Verenigde Staten. In de vroege jaren tachtig bewoog de ‘correlatie van krachten’ (een marxistische term die gebruikt werd om de sterkte van wedijverende landen te beschrijven) zich ten nadele van de SovjetUnie.
Binnen een paar uur na de dood van Tsjernjenko, op 11 maart 1985, koos het Plenum van het Centraal Comité Michael Gorbatsjov tot secretaris-generaal van de partij. De 54 jaar oude Gorbatsjov maakte deel uit van een nieuwe generatie, die geen herinneringen had aan Stalins terreur en aan de Tweede Wereldoorlog.[61] Hij was daarom in staat om een revolutionaire binnen- en buitenlandse politiek te formuleren. Het gevolg van deze politiek, hoewel onbedoeld, zou de ontmanteling van het Sovjetrijk in Oost-Europa, het einde van de Koude Oorlog, en het uiteenvallen van de SovjetUnie zelf zijn.
In de periode waarin Gorbatsjov de SovjetUnie leidde, deden twee nieuwe woorden hun intrede in de politieke taal: perestrojka, wat herstructurering betekent, en glasnost, openheid. Het concept glasnost betekende een breuk met het oude bolsjewistische idee van de partij als voorhoede, die over de ‘correcte’ lijn beschikte, en die de achterlijke massa van de bevolking regeerde. Maar, zoals we zullen zien, glasnost was een tweesnijdend zwaard, dat gebruikt kon worden door groepen die de alleenheerschappij van de communistische partij afwezen. Openheid kon op twee manieren .werken: het kon een stroom nieuwe ideeën van buiten de partij opleveren, die een politiek debat op gang brachten, maar het kon ook de autoriteit van de communistische partij ondermijnen. Wat begon als hervormingen kon eindigen als revolutie. Ondertussen riep Gorbatsjov op tot een nieuwe manier van denken in de internationale betrekkingen. Hij zei dat er ‘geen winnaars’ konden zijn in een nucleair conflict, en verklaarde dat iedereen op aarde van elkaar afhankelijk was. Hij vergeleek de mensheid ‘met bergbeklimmers, die met touwen aan elkaar verbonden een berghelling beklimmen.’[62]
Gorbatsjov kwam in maart 1985 aan de macht, en die datum markeert het begin van het einde van de Koude Oorlog, Gorbatsjov probeerde er zelfs doelbewust een einde aan te maken. Wapenbeheersing vormde de kern van zijn streven naar een politieke overeenkomst met de Verenigde Staten. Gorbatsjov en Reagan ontmoetten elkaar tussen 1985 en 1988 vier maal tijdens een topconferentie. Tegen het einde van de jaren tachtig waren ze erin geslaagd de koele verhouding tussen de beide landen om te zetten in een warme relatie waarin vertrouwen heerste.
Op hun eerste topontmoeting in november 1985 in Genève bereikten ze geen concrete resultaten, maar de twee leiders stelden in hun communiqué dat ‘een kernoorlog niet gewonnen kan worden en niet moet worden uitgevochten’.[63] Deze verklaring markeerde een belangrijke verschuiving in het Sovjetdenken, en suggereerde dat de SovjetUnie wellicht zou overwegen zijn ICBM-macht te verkleinen. Maar het Sovjet-verzet tegen SDI bleek het belangrijkste struikelblok voor enige concrete overeenkomst op het gebied van wapenbeheersing te zijn.
De tweede topontmoeting tussen Reagan en Gorbatsjov werd in 1986 gehouden in Reykjavik op IJsland, in een huis waarvan beweerd werd dat het er spookte. Het zou de meest bizarre ontmoeting uit de geschiedenis van de nucleaire diplomatie worden. In tegenstelling tot wat beide partijen verwachtten, bleek de agenda in Reykjavik geen wapenbeheersing of wapenreductie te bevatten, maar het onwaarschijnlijkste onderwerp uit het nucleaire tijdperk, complete ontwapening. Tijdens de laatste ronde riep Reagan op tot de vernietiging van alle ballistische raketten binnen tien jaar. Gorbatsjov stond er op dat het onderzoek in de Verenigde Staten naar SDI beperkt zou worden tot het ‘laboratorium’. Reagan wilde geen concessies doen op het gebied van SDI, en de top eindigde als een mislukking.
De droom van Reagan en Gorbatsjov, een kernwapenvrije wereld, bleef een droom. Hoewel de belangrijkste gesprekken niets opleverden, werden in Reykjavik wel de grondslagen gelegd voor latere overeenkomsten op een lager niveau op drie gebieden: de ontmanteling van de op land gestationeerde Amerikaanse en Sovjetraketten voor de middellange afstand, een belangrijke vermindering van het aantal offensieve strategische wapens, en een gezamenlijke belofte dat het ABM verdrag niet zou worden ingetrokken en dat er voor een bepaalde periode werd afgezien van het opstellen van SDI.
De conferentie van Reykjavik mislukte, omdat een overeenkomst op het gebied van strategische wapens of wapens voor de middellange afstand afhing van een overeenkomst over ruimtewapens. Het was een alles-of-niets pakket. Tijdens de derde ontmoeting in december 1987 in Washington haalde Gorbatsjov het pakket uit elkaar, en deed hij een onafhankelijk voorstel om één categorie kernwapens af te schaffen, de op land gestationeerde raketten voor de kortere en middellange afstand.[64] Het verdrag voor kernwapens voor de middellange afstand (INF-verdrag) was een belangrijke eerste stap op weg naar de reductie van het nucleaire arsenaal van beide landen. Voor het eerst in de geschiedenis van de wapenbeheersing werd er overeenstemming bereikt over een veelomvattend proces van verificatie. Er werd goedkeuring gegeven aan inspecties van beide staten om gegevens te verzamelen en getuige te zijn van de vernietiging van de raketten. Het INF-verdrag was een mijlpaal in de onderhandelingen over kernwapens, omdat het liet zien dat het niet alleen mogelijk was de wapenwedloop te beperken, maar hem zelfs te doen keren.
De vierde topontmoeting vond in mei 1988 plaats in Moskou. Er werd geen overeenstemming bereikt over hoe de strategische kernmacht van beide partijen verkleind moest worden. Opnieuw was SDI het struikelblok. Toch kon het ontbreken van resultaten van deze top het tij van wapenreductie niet keren. Belangrijker was dat Gorbatsjov vrijwel eigenhandig een einde maakte aan het Amerikaanse beeld van de SovjetUnie als het ‘rijk van het kwaad’.
Ondanks Gorbatsjovs briljante oefening in public relations in dienst van zijn land, is het waarschijnlijk terecht zijn buitenlandse politiek te beschrijven als de ‘diplomatie van het verval’.[65] De overeenkomsten met de Verenigde Staten vereisten een grotere reductie aan de Sovjet dan aan de Amerikaanse kant. De SovjetUnie verloor de propagandacampagne tegen de opstelling van Pershing II en kruisraketten door de NAVO. In april 1988 stemde Moskou toe in een gefaseerde terugtocht van de Sovjettroepen uit Afghanistan, zonder enige garantie dat de politieke leider van hun keuze in Kaboel aan de macht zou blijven. De politieke en economische hervormingen in Oost-Europa namen zo’n vlucht dat het Sovjetrijk daar in 1989 ineenstortte. Dankzij een combinatie van economische en politieke factoren had het communisme aan het einde van de jaren tachtig zijn autoriteit en legitimiteit verloren. Het ‘succes’ van Gorbatsjovs buitenlandse politiek is nog opmerkelijker als het gezien wordt tegen de achtergrond van een wereldmacht in verval.
Reagans buitenlandse politiek gedurende zijn presidentschap tussen 1981 en 1989 heeft de commentatoren verbijsterd.[66] Aan de ene kant is zijn regering scherp bekritiseerd voor zijn ‘agressieve’ politiek in Centraal-Amerika, en zijn geloof in de haalbaarheid van een modern schild tegen kernraketten, SDI. In 1986 werd bekend dat de regering in het geheim wapens aan Iran verkocht om de anticommunistische Contra-rebellen in Nicaragua van steun te voorzien. De zogenaamde Iran-Contra affaire deed veel schade aan Reagans presidentschap. Aan de andere kant verdient Reagan lof omdat hij de manier van onderhandelen met de SovjetUnie over kernwapens ingrijpend veranderde. Onder Reagan werd de steriele manier van onderhandelen over wapenbeheersing veranderd in een creatieve manier van onderhandelen over wapenreductie. Reagan was de sleutelfiguur bij het hervatten van de Koude Oorlog aan het begin van de jaren tachtig. Hij was ook één van de drijvende krachten achter het tot stand komen van een echte overeenkomst met de SovjetUnie in de late jaren tachtig.
1989: het jaar van revolutie in Oost-Europa
Het was een wonderbaarlijk jaar in de geschiedenis van het naoorlogse Europa. Binnen een paar maanden waren alle communistische regimes in de Oost-Europese invloedssfeer van de SovjetUnie uit elkaar gevallen en verdwenen. Timothy Garton Ash, een Britse journalist, kwam op 23 november midden in de revolutie in Tsjechoslowakije aan, en zei tegen de toekomstige president Vaclav Havel: ‘In Polen duurde het tien jaar, in Hongarije tien maanden, in Oost-Duitsland tien weken! Misschien zal het in Tsjechoslowakije tien dagen kosten’.[67]
Elk land in Oost-Europa had zijn eigen redenen voor het omverwerpen van de communistische regering, maar er zijn drie factoren die alle betrokken landen gemeen hebben.[68] Ten eerste is dat de rol die de leider van de SovjetUnie, Michael Gorbatsjov, speelde. Hij distantieerde zich in het openbaar van de Brezjnev-doctrine, die stelde dat de SovjetUnie het recht had militair in te grijpen in een socialistisch land om het in het socialistische gareel te houden. Doordat de SovjetUnie de door revolutie bedreigde communistische regimes niet meer automatisch met troepen steunde werd een revolutie nu mogelijk. Een tweede reden voor de revoluties in 1989 is een simpele: het communisme had nooit de steun van brede lagen van de bevolking. In alle Oost-Europese satellietstaten was het communisme van buitenaf opgelegd, wat tot gewelddadige verzetsbewegingen geleid had. In 1953 was er een opstand geweest in Oost-Duitsland, in 1956 in Hongarije, in 1968 in Tsjechoslowakije en in 1980 in Polen. Niemand kon voorspellen dat 1989 een jaar van succesvolle revoluties zou zijn, maar de dreiging van een revolutie was in al deze autoritaire landen altijd aanwezig. Een derde reden voor de gebeurtenissen in 1989 was de langzame economische groei in de Oost-Europese landen in de voorgaande tien jaar. In een periode waarin West-Europa zich zelfbewust ontwikkelde, stagneerde Oost-Europa met lage groeicijfers, hoge buitenlandse schulden en een laag bruto nationaal produkt per hoofd van de bevolking.
Gedurende de periode dar Brezjnev aan de macht was (1965-1982), was de invloed van de SovjetUnie het meest negatief, wat betekende dat elke hervorming van binnenuit van de communistische regimes in Oost-Europa was uitgesloten. De basis van de anticommunistische vloedgolf werd in de zomer van 1980 in Polen gelegd met de oprichting van de vakbond Solidariteit. Geleid door Lech Walesa, een elektricien op de Lenin-scheepswerf in Gdansk, breidde Solidariteit zijn eisen uit, zodat ze OOK werkelijk onafhankelijke vakbonden, het afschaffen van de perscensuur, en de vrijlating van politieke dissidenten omvatten. Nadat in 1981 de staat van beleg werd afgekondigd werd Solidariteit een ondergrondse beweging, maar één die gedurende de jaren tachtig bleef groeien. In 1988 was de economische toestand miserabel, en dat vergrootte de druk op de regering Solidariteit te legaliseren en te beloven het volgende jaar vrije verkiezingen te houden. De verkiezingen van juni 1989 betekenden het einde van de communistische leiding, terwijl Solidariteit 99 van de 100 zetels in de Senaat won. In december maakte het parlement formeel een einde aan de leidende rol van de communistische partij in de regering, en herstelde het de vooroorlogse naam van de natie, de Republiek Polen. De dode hand van het communisme was eindelijk van het Poolse lichaam afgehakt.
In tegenstelling tot in Polen kwam in Hongarije de stimulans voor hervormingen van binnenuit de partij. Janos Kadar, die de Hongaarse Communistische Partij sinds 1956 geleid had, werd door de partij afgezet, en Imre Nagy, de geëxecuteerde leider van de revolutie van 1956, werd herbegraven in wat neerkwam op een ceremonie van rehabilitatie. In oktober 1989 werd de nieuwe Hongaarse Republiek uitgeroepen en in maart 1990 werden er vrije verkiezingen gehouden.
Oost-Duitsland (de Duitse Democratische Republiek) verschilde van alle andere Oost-Europese landen. Het was niet zozeer een natie als wel een staat gebaseerd op een ideologische concept, socialisme. Zijn enige reden van bestaan was de handhaving van het socialisme. Op het moment dat het socialisme zijn geloofwaardigheid verloor stortte Oost-Duitsland als staat ineen. In tegenstelling tot Polen en Hongarije viel de regering in Oost-Duitsland niet na een periode van hervormingen, maar omdat ze weigerde hervormingen door te voeren. Nadat het sinds 1961 de bescherming van de Berlijnse Muur genoot, was Oost-Duitsland in de jaren zestig in economisch opzicht opgeleefd, maar in de jaren tachtig stagneerde de economie. Toen Hongarije in mei 1989 de prikkeldraadversperringen langs de Oostenrijkse grens openstelde, was het niet langer mogelijk de vloedgolf van vluchtelingen uit Oost-Duitsland tegen te houden. Enorme demonstraties van het volk tegen de regering culmineerden op 9 november 1989 in de val van de Berlijnse Muur. Het communistische regime was ten dode opgeschreven.
De revolutie in Tsjechoslowakije duurde maar tien dagen, van 17 tot 27 november. De hervormingsbeweging in Tsjechoslowakije was het werk van politieke amateurs, geleid door de toneelschrijver Vaclav Havel. Havel had lange tijd in de gevangenis doorgebracht vanwege zijn steun aan politieke dissidenten. In november leidden demonstraties in Praag waarin het aftreden van de communistische regering werd geëist tot de val van het regime. Op 30 december 1989 werd Havel tot president gekozen. Het communistische regime onder Topoi Zjivkov in Bulgarije werd eveneens in november 1989 omvergeworpen. Roemenië was het laatste Oost-Europese land waar een revolutie plaatsvond. De val van president Ceauc;escu op 25 december 1989 vond pas plaats na gevechten tussen een menigte en veiligheidstroepen in het centrum van Boekarest.
Het opvallendste kenmerk van alle revoluties, die in Roemenië uitgezonderd, is dat ze vreedzaam verliepen. In tegenstelling tot de revoluties in Europa in 1848, waarmee ze wel vergeleken zijn, vonden er in 1989 geen contrarevoluties plaats. De zogenaamde ‘volksdemocratieën’ in Oost-Europa waren regimes die de bevolking van bovenaf waren opgelegd, en die in het zadel werden gehouden door de SovjetUnie.
Toen Gorbatsjov duidelijk maakte dat de SovjetUnie ze niet langer zou steunen, stortten ze in. Wat was nu het dominante idee achter de revoluties van 1989? Rolf Dahrendorf beweert in zijn boek Ref/ections on the revolutions in Europe dat de gebeurtenissen in 1989 niet simpelweg geïnterpreteerd kunnen worden als de omverwerping van het communisme ten gunste van het kapitalisme. Het waren constitutionele revoluties, waarbij vrijheid verkozen werd boven slavernij. Niet alleen het communisme stierfin 1989, maar, in Dahrendorfs woorden, ‘het geloof in een gesloten wereld die geregeerd wordt door een monopolie op de ‘Waarheid’’.[69]
Het einde van de Koude Oorlog en de ineenstorting van de SovjetUnie, 1989-91
Weinig Westerse waarnemers voorspelden eind jaren tachtig de ineenstorting van de SovjetUnie. Het is nuttig om De Tocquevilles opmerking uit de 19e eeuw in gedachten te houden. Hij merkte op dat revoluties niet plaatsvonden wanneer een dictatoriaal regime het meest onderdrukkend was, maar juist wanneer het probeerde zichzelf te hervormen. Dat was zeker het geval met de SovjetUnie onder Gorbatsjov. De SovjetUnie stond in 1985, toen Gorbatsjov aan de macht kwam, niet op het punt ineen te storten. Het land begon te desintegreren als gevolg van Gorbatsjovs politiek.[70]
Eén van Gorbatsjovs zwakste punten was zijn onvermogen het revolutionaire potentieel van het nationalisme te begrijpen. In 1988 en 1989 eisten de Armeniërs in Karabach een afscheiding van Azerbeidjan, Georgië eiste onafhankelijkheid van de centrale controle, en de drie Baltische republieken Letland, Estland en Litouwen eisten onafhankelijkheid. Gorbatsjov was bereid de republieken meer autonomie te geven, maar zijn conservatieve tegenstanders waren bang dat hervormingen zouden leiden tot het uiteenvallen van de SovjetUnie. Dat was de belangrijkste reden voor de tegen Gorbatsjov gerichte staatsgreep van augustus 1991.
Gorbatsjov geloofde in het bestaan van de ‘Sovjetmens’, dat wil zeggen, in het bestaan van een SovjetUnie die de nationale verschillen oversteeg. Maar, zoals we in Oost-Europa gezien hebben, overspoelden de revoluties zijn hervormingen. Aan het einde van dat historische jaar 1989 ontmoette Gorbatsjov president Bush op Malta, waar hij verklaarde dat ‘wij u niet langer als een vijand beschouwen’.[71] De topontmoeting van Malta betekende symbolisch het einde van de Koude Oorlog.
Het einde van de Koude Oorlog had repercussies buiten Europa. De terugtrekking van Cubaanse troepen uit Angola in 1991 betekende het einde van de burgeroorlog die daar sinds 1975 gewoed had. In 1989 trok Vietnam onder druk van de SovjetUnie zijn troepen terug uit Cambodja. In Centraal-Amerika betekende het stopzetten van de Sovjetsteun aan Cuba een vermindering van de Cubaanse steun aan Nicaragua en aan de rebellen in El Salvador. De Sandinistische regering werd op die manier aangezet tot het houden van verkiezingen in 1990, waardoor er een coalitieregering tot stand kwam. In de Hoorn van Afrika eindigde de oorlog tussen Ethiopië en Somalië toen de SovjetUnie zijn steun aan Ethiopië stopzette en de Verenigde Staten in Somalië hetzelfde deden.
Het duurde nog tot anderhalf jaar na het einde van de Koude Oorlog voordat de SovjetUnie ineenstortte. In 1990 werden Oost- en West-Duitsland herenigd, en was er een einde gekomen aan de tweedeling van Europa. Maar dit, net als het verlies van Oost-Europa, drong Gorbatsjov in het binnenland in het defensief. Gorbatsjovs belangrijkste uitdager van links was Boris Jeltsin, die in juni 1991 tot president van de Russische Republiek gekozen werd. Maar de staatsgreep waardoor Gorbatsjov in augustus 1991 werd afgezet was beraamd door voorstanders van de harde lijn. Hij mislukte omdat Jeltsin voet bij stuk hield en het leger de samenzweerders weigerde te steunen. Als gevolg van de mislukte staatsgreep werd de communistische partij verboden na 74 jaar aan de macht te zijn geweest, en in de daaropvolgende vier maanden, tussen augustus en december, viel de SovjetUnie uiteen.
Hoe groot was de rol van de Amerikaanse politiek bij het tot stand brengen van de ineenstorting van de SovjetUnie? George Kennan, de architect van containment, schreef in 1992 een artikel in de New York Times, waarin hij stelde dat de Verenigde Staten gewoonweg niet over de macht beschikten om veranderingen in de SovjetUnie tot stand te brengen. Maar Kennans originele concept van containment was gebaseerd op de veronderstelling dat containment een ‘interne implosie in de SovjetUnie zou stimuleren’.[72] Het Sovjetcommunisme stortte inderdaad van binnenuit ineen, op het moment dat de presidenten Reagan en Bush een harde lijn volgden tegenover de SovjetUnie. Maar het is belangrijk om in gedachten te houden dat de SovjetUnie onder Gorbatsjov zijn eigen koers van revolutie en hervormingen bepaalde, en dat het tempo van dat proces niet in de eerste plaats door de relaties met de Verenigde Staten bepaald werd.