'Ik ben een typische lijnkeeper. Mijn soort zie je in het profvoetbal niet meer, daar moeten keepers meevoetballen en dat kan ik niet. In plaats daarvan coach ik mijn verdediging veel en ben ik goed in 1:1-situaties. Een spits die voor mij opdoemt, dwing ik naar mijn goede hoek of naar zijn slechte been. En als hij daar niet intrapt, heb ik aan mijn 1,91 meter lengte en reactiesnelheid genoeg om dat te corrigeren. Ik was nooit bezig met het bereiken van de top. Van scouts van Telstar, FC Volendam en Ajax werd ik als C-junior wel nerveus, maar ik was ook opgelucht als ik niks meer van ze hoorde. 

 


 

Drie jaar later vroeg AZ me voor een stage. In een oefenduel was ik weer zenuwachtig, had ook moeite met het hoge tempo, speelde bij spelhervattingen niet strak genoeg in. De spelers zagen dat ik niet zo'n voetballer was, maar ze bleven aardig. De training erna ging beter. "Je hoort nog van ons," zeiden ze. Vlak voor de zomer belden ze. Ik behoorde tot de pool van vier keepers voor A1 en Jong AZ. Mijn vakantie was al geboekt, twee weken later dan de rest meldde ik me in Alkmaar. De groepjes hadden zich al gevormd, ik hing er een beetje bij. In de kleedkamer was ik stil, was mezelf niet. Op het trainingsveld gingen de rondootjes me slecht af. Nu waren ze minder aardig, ze schreeuwden veel. Ik had wel controle over de bal, maar niet in het tempo dat zij verlangden. De achterstand op jongens die al jaren bij AZ speelden voelde als hopeloos, slechts heel langzaam boekte ik vooruitgang.

 


 

Met trainer Michel Vonk had ik geen contact. Hij moet gezien hebben dat ik niet lekker in mijn vel zat. Eén keer zei hij dat het beter ging, maar hij was gewoon niet in mij geïnteresseerd. In de voorbereiding op het seizoen stelde hij me één helft op, daarna nooit meer. De keeperspool bleek niet uit vier maar uit acht keepers te bestaan. Drie voor de B1, drie voor de A1 en twee voor Jong AZ. Een geblesseerde keeper uit de B1 kwam terug, alles schoof op en ik verhuisde van de bank naar de tribune.'

 

'AZ had me gedwongen mijn school in Amstelveen op te geven, alle spelers moeten naar een speciale school in Alkmaar. Ik zag mijn vrienden alleen nog op zaterdagavond. Als ik zondag wakker werd, zag ik al op tegen de maandag. Dan moest ik weer. Zes keer per week trainen en op zaterdag de wedstrijd bekijken vanaf de tribune. Na anderhalve maand op de bank en drie weken op de tribune zei ik tegen de teammanager dat ik meer van mijn komst naar AZ had verwacht. Hij vroeg of hij het mocht doorspelen aan de trainer. Zo slecht was mijn band met Vonk. "Steven, ik hoor dat je wilt stoppen!" stapte hij vriendelijk op me af. Hij zei goed te begrijpen dat het voor mij een rotsituatie was. Op de training ging het volgens hem steeds beter met me, maar hij zei niet dat hij me wilde behouden. Daar zat ik ook niet meer op te wachten. Ik kon het zelfs niet meer opbrengen te vragen waarom ze mij nou eigenlijk hadden gevraagd voor AZ. Dat neem ik ze ook niet kwalijk, ik wist dat het fout kon gaan. Maar ik zit nu wel vast aan die school in Alkmaar, naar mijn oude school kon ik niet meer terug. Elke dag reis ik op en neer. Mijn beste vriend daar is de tweede keeper van de A1. Hij zit al een jaar op de bank, maar in de wetenschap dat hij volgend jaar zijn kans krijgt. Toen ik stage liep bij AZ had Ajax ook interesse. Maar als die me nog eens vragen, zal ik heel hard nadenken. Daar is de sfeer nog killer dan bij AZ. Ik wil lol hebben met mijn vrienden. Een weekend weggaan als ik dat wil. Ik ken het wereldje nu. Het is hard, dat is oké. Maar je maakt er alleen vrienden met prestaties, niet om wie je bent.'