Hoofdstuk 8

 

 

 

De volgende dag was Don Andres de hele dag weg, maar zo lang Lucia er nog was, maakte Venetia zich niet al te veel zorgen.

Maar de dag daarna kwamen Lucia’s ouders lunchen, en na de maaltijd vertrokken ze met hun dochter. Toen wist Venetia dat ze haar missie niet verder moest uitstellen.

Toen Don Andres, nadat hij de bezoekers uitgeleide had gedaan, de kamer weer binnenkwam, stond Venetia op hem te wachten.

‘Heb je even tijd voor me, Andres? Er is iets belangrijks dat ik met je wil bespreken.’

‘Natuurlijk,’ antwoordde hij beleefd. ‘Kom maar mee naar mijn kamer, Venetia.’

‘Wat is er zo belangrijk?’ vroeg hij, toen ze in zijn werkkamer zaten.

‘Anninha.’

‘En wat is er met Anninha aan de hand?’

‘Ze gelooft nog steeds dat ze van die jongen houdt, en ze ontmoet hem nog steeds.’

Onmiddellijk fronste hij dreigend zijn donkere wenkbrauwen, en er verscheen een geërgerde uitdrukking op zijn gezicht.

‘Heeft ze dat aan jou verteld?’ vroeg hij.

‘Nee, ze heeft mij niets verteld. Ik wil wel even met nadruk zeggen dat ik met tegenzin hier bij je verslag kom uitbrengen, vooral omdat ik weet hoe kwaad je erom zult worden, maar ik heb het gevoel dat ze in gevaar is. Ik heb medelijden met haar, Andres. omdat dit haar eerste liefde is en ze de dingen niet ziet zoals ze zijn, en...’

‘Kom alsjeblieft ter zake. Wat weet je ervan7'

Venetia vertelde hem alles.

‘Ik ben blij dat je me dit allemaal hebt verteld, Venetia, zei hij toen ze was uitgesproken. ‘Die knaap moet weg, en Anninha moet heel goed in de gaten worden gehouden. Hier moet onmiddellijk een eind aan komen.’

‘Felix zou een baantje aan de kust gaan zoeken.’

‘Dat vind ik niet ver genoeg. Het is een handige jongen, brutaal, maar ook erg aantrekkelijk. Bedankt, Venetia, laat het verder maar aan mij over.’

Ze stond op, omdat ze het gevoel had dat ze min of meer werd weggestuurd.

‘Het spijt me echt dat ik dit Anninha heb moeten aandoen. Ze zal me er wel lelijk op aankijken.’

‘Te zijner tijd zal ze je er bijzonder dankbaar voor zijn.’

‘Op den duur, misschien. Maar nu beslist niet. Het zal alles er niet gemakkelijker op maken, hier. Misschien is het beter dat ik terugga naar Engeland.’

Hij keek bij haar laatste woorden snel op.

‘Nee, Venetia,’ zei hij scherp. ‘Ik wil niet dat je weggaat. Ik laat je niet wegjagen.’

Ze keek hem verrast aan.

‘Maar het was toch de bedoeling dat ik terugkwam naar het kasteel om Anninha gezelschap te houden? Ze zal mijn gezelschap hierna beslist niet op prijs stellen. Het kan best zijn dat ze me zelfs gaat haten.’

‘Maar waarom zou ze denken dat jij me alles hebt verteld? Ik kan het toch ook van een ander hebben gehoord?’

‘Dat mag ze best denken. Ik weet niet wat voor een verstandhouding we daarna zullen hebben, maar het zal in ieder geval een eerlijke zijn.’

Hij keek haar met zijn donkere ogen lang aan.

‘Goed. Ik zal meteen met Anna praten. Nogmaals bedankt, Venetia, dat je naar me toe bent gekomen. Je hoeft niet langer te wachten.’

Terwijl Venetia zijn kamer uitging, drukte hij op een belletje, en aan het eind van de gang zag ze Matias al aan komen lopen. Don Andres zou hem ongetwijfeld vragen Anninha te halen - Anninha, die nog niet wist wat haar te wachten stond.

Venetia voelde zich een verraadster en ze zat een half uur in haar kamer, slecht op haar gemak, en met haar gedachten bij wat er in de werkkamer van Don Andres zou worden besproken.

Maar ze wist ook dat ze niets anders had kunnen doen. Het zou voor Anninha en voor haar familie rampzalig zijn geweest, als ze er inderdaad met Felix vandoor was gegaan.

Naar wat er in dat stormachtige uur tussen Don Andres en Anninha besproken was, kon Venetia slechts raden, maar het resultaat was dat Anninha zich in haar kamer opsloot en er niet meer uit wilde komen.

Ze kwam zelfs niet eten, en senora De los Reyes werd erg ongerust over haar. Ze wilde er zelfs een dokter bij halen, maar Don Andres voorkwam dat.

‘Ze zit alleen maar te mokken,’ zei hij tegen haar moeder. ‘Ze heeft me reden gegeven om haar streng te straffen. Maar, Dona Eulalia, maakt u zich geen zorgen, ze draait wel weer bij. Ze zal er heus wel genoeg van krijgen om steeds op haar kamer te eten, en binnenkort zal ze uit zichzelf weer bij ons aan tafel komen.’

Venetia had niet veel te doen. Anninha wilde niet met haar spreken. Emilia was nog steeds bezig met de voorbereidingen voor haar huwelijk. De senora leidde haar eigen leventje. Ze zag haar alleen maar tijdens de maaltijden.

Ik zou net zo goed thuis kunnen zijn, dacht Venetia. Maar ze wist dat er maar één reden was waarom ze bleef. Ze kon zich er niet toe brengen het huis te verlaten waarin Don Andres woonde.

Voor zo ver Venetia wist, deed Anninha geen poging om Don Andres’ regels te overschrijden. Ze zat bijna altijd op haar kamer, en soms hing ze een beetje in de tuin rond. Ze ging niet meer paardrijden en weigerde te gaan zwemmen. Het leek erop dat ze zich in het onvermijdelijke schikte.

Maar toen Venetia op een middag van het zwembad naar haar kamer terugging, kwam ze Inez, een van de dienstmeisjes tegen. Aan haar kleding te zien, ging het meisje uit.

Venetia glimlachte tegen haar en wenste haar een prettige avond. Tot haar verbazing begon het meisje hevig te blozen.

Haar blik viel op een enveloppe die Inez in haar hand hield, en zelfs toen het dienstmeisje de enveloppe haastig achter haar rug verborg, herkende Venetia het ronde handschrift van Anninha.

O nee! dacht ze wanhopig. Het domme meisje zou toch niet via de dienstmeisjes met Felix corresponderen? Ze wilde het Inez vragen, maar het meisje stamelde een excuus dat ze een lift naar het dorp kon krijgen en de betreffende man niet kon laten wachten. Ze holde weg, en Venetia liep peinzend de trap op.

Ze vond dat ze Don Andres hierover eveneens zou moeten inlichten, al had ze een hekel aan de rol van detective, die haar tegen haar zin werd opgedrongen. Maar door haar bezorgdheid om Anninha besloot ze na het diner toch met Don Andres te spreken.

Don Andres was echter niet bij het diner aanwezig. Hij ging de laatste tijd zo vaak uit eten, dat Venetia er steeds ongélukkiger door werd. Hij ging niet altijd naar de Trastamara’s, maar ook vaak met Fernanda naar gezamenlijke vrienden.

De senora liet ook steeds meer doorschemeren dat een huwelijk tussen Don Andres en Fernanda een vaststaand feit was, en ze was er duidelijk mee ingenomen.

Na het diner, waarbij Anninha, Emilia, Ramón en Dona Eulalia ook aanwezig waren, vroeg de senora:

‘Zeg, Venetia, zou je me morgenochtend een plezier willen doen?’

‘Natuurlijk, als ik dat kan.’

‘Ik heb een cadeautje voor de oude senora De Mendoza, en nu wilde ik je vragen of je het morgen naar haar toe wilde brengen. Ze is jarig, en ik zou graag willen dat ze haar cadeau vroeg kreeg. Anninha zou dan ook mee kunnen gaan om haar te feliciteren.’

‘Zeker, senora,’ zei Venetia, die Anninha zijdelings opnam. Anninha knikte stuurs. ‘Zullen we dan om tien uur afspreken, Anninha?’

‘Goed, tien uur, senorita,’ antwoordde Anninha onnodig vormelijk, en ze wierp Venetia een vijandige blik toe.

Het zou niet bepaald een plezierig tochtje worden, dacht Venetia, maar het zou haar wel in de gelegenheid stellen om het een en ander met Anninha uit te praten.

Om tien uur was ze in de huiskamer. Om kwart over tien was Anninha er nog niet; ze was dus niet van plan mee te werken.

Venetia belde Pascuala en vroeg haar of ze senorita Anninha aan haar afspraak wilde herinneren.

Pascuala kwam terug met de boodschap dat Anninha hoofdpijn had en dat autorijden dat alleen nog maar erger zou maken.

‘Goed,’ zei Venetia. Ze pakte het cadeautje op en nam de enorme bos bloemen mee, die Dona Eulalia voor haar oude vriendin had gekocht.

José stond te wachten, voor het geval ze een chauffeur nodig had, maar ze zei dat ze liever zelf reed, en even later nam ze de eerste haarspeldbocht.

Ze geloofde niet dat Anninha hoofdpijn had. Volgens haar mokte het meisje nog, en was ze geen moment van plan geweest met Venetia mee te gaan. Blijkbaar had ze haar nog niet vergeven.

Venetia had veel ervaring met meisjes van die leeftijd, en ze wist dat het geen zin had haar te zeggen dat ze er wel overheen zou komen. Dat zou Anninha nu toch niet geloven.

Senora De Mendoza was oud, maar heel charmant, en ze had iets koninklijks door haar gracieuze manier van doen. Ze stond erop dat Venetia koffie bleef drinken, vroeg naar de gezondheid van iedereen op het kasteel en hield Venetia bijna een uur aan de praat.

Na het bezoek reed Venetia op haar gemak terug naar het kasteel. Ze was nog steeds niet uitgekeken op het prachtige uitzicht dat sommige plekjes boden.

Eenmaal terug op het kasteel, merkte ze dat er zich tijdens haar afwezigheid een volslagen crisistoestand had ontwikkeld.

Anninha was verdwenen! Niemand had haar meer gezien sinds Pascuala haar aan de afspraak met Venetia had herinnerd.

Toen een schoolvriendinnetje had opgebeld om Anninha voor de lunch uit te nodigen en de senora Anninha had laten roepen om te vragen of ze er iets voor voelde, was gebleken dat ze niet op haar kamer was. Ze was nergens in het kasteel of in de tuin te vinden geweest.

De senora had tegen het vriendinnetje gezegd dat ze nog terug zou bellen, en iedereen was naar Anninha aan het zoeken gegaan.

Don Andres was ook al van het verdwijnen van Anninha op de hoogte gesteld en iedereen was verbaasd geweest toen ze zagen hoe vreselijk kwaad en bezorgd hij was.

Toen was de stalknecht komen vertellen dat er een paard weg was, en er was verondersteld dat Anninha uit rijden was gegaan. Maar ze wist dat ze niet alleen mocht weggaan, en ze had dat zeker niet mogen doen nadat ze had geweigerd met Venetia mee te gaan.

Don Andres was direct met zijn auto weggereden, en al wist de familie niet waarheen. Venetia was ervan overtuigd dat hij op zoek was gegaan naar Felix.

Toen Venetia dit allemaal hoorde, keek ze op haar horloge. Anninha kon niet langer dan twee uur weg zijn. Ze was te paard, de enige manier waarop ze er in haar eentje vandoor kon gaan, en ze zou ongeveer een uur nodig hebben gehad om het dorp te bereiken.

Ze kon nu al ruimschoots achter op de motorfiets van Felix zitten, op weg naar een onbekende bestemming. Het was echter ook mogelijk dat er niet zo iets rampzaligs was gebeurd, maar dat de jongelui gewoon een afspraakje hadden en, zoals ze dat al eerder hadden gedaan, liepen te wandelen en te praten.

Plotseling besloot Venetia Anninha achterna te rijden. Ze liet Teresa ervoor zorgen dat er een paard voor haar werd gezadeld, en intussen verkleedde ze zich in haar kamer.

Toen de senora verbaasd naar haar rijkostuum keek, verklaarde ze:

‘Ik weet waar Anninha soms graag rijdt. Misschien kan ik haar vinden,’ en even later reed ze de oprijlaan af.

Ze kende het punt waar Anninha de vorige keer van de hoofdweg was af geslagen, toen ze haar van uit haar kamer naar het dorp had zien gaan.

Het was een slechtere weg dan ze had verwacht. Het was eigenlijk helemaal geen weg, maar een pad dat zo nu en dan nauwelijks zichtbaar was. Het liep door een gedeelte van het bos waar ze nooit was geweest.

Plotseling kwam ze bij een rivier, die ze daar niet had verwacht. Van uit het kasteel was de rivier niet te zien. Het water stond in dit jaargetijde niet erg hoog, maar het stroomde toch nog snel over de ruwe, rotsachtige bedding, die te steil naar Venetia’s zin was.

Het zag er gevaarlijk uit, en ze wilde haar paard niet wagen aan de losse rolstenen. Maar als Anninha het had gedaan, dan kon Venetia het ook. Ze zou alleen nog wat verder langs de oever van de rivier rijden, tot ze een geschikter plekje zou vinden om over te steken.

 

Ze zag het paard eerst. Het stond rustig te grazen op een stukje ruw, droog gras. Ze schrok ervan. Dan moest Anninha hier ergens in de buurt zijn. Misschien wel met die vrijpostige Felix. Venetia keek om zich heen, maar alles was stil, rustig en ongestoord. Ze hoorde ook geen stemmen.

Als Anninha lopend de rivier was overgestoken en zo dom was geweest om van de ene kei op de andere te springen, dan zou ze op z’n minst toch wel haar paard hebben vastgebonden, en dat was niet gebeurd.

Zou ze misschien van het paard zijn gevallen en ergens gewond op de grond liggen?

Venetia begon te roepen.

‘Anninha! Anninha!’

Het leverde niets op. Ze bond haar paard vast aan een boom en ging naar dat van Anninha, om te kijken of het dier nat was, een aanwijzing dat het in de rivier had gelopen. Het paard schrok echter van haar, en elke keer als ze dichterbij probeerde te komen, wierp het zijn hoofd in de lucht en liep van haar weg.

Ze was niet gekomen om een paard na te jagen dat niet gevangen wilde worden. Ze was er om Anninha te zoeken. Ze gaf haar pogingen om het te pakken te krijgen dus op en ging verder op zoek naar een plaats waar ze aan de overkant kon komen.

Toen zag ze haar, en ze werd overmeesterd door een verschrikkelijk gevoel van rampspoed, want Anninha lag voorover, met uitgespreide armen en benen, tussen de keien. Haar wang lag tegen een rotsblok, waar water tegenaan spoelde, dat, als het terugvloeide, roodgekleurd was.

Anninha lag doodstil, en Venetia bleef een ogenblik verstijfd van schrik staan. Het meisje was bewusteloos, hoopte ze. Aan de andere mogelijkheid dacht ze liever niet. Help me, bad ze, laat haar niet dood zijn!

Op de een of andere manier moest ze haar uit het water zien te krijgen. Maar hoe? Ze moest over de rotsen en keien klimmen en haar eruit trekken.

Ze overwoog om naar het kasteel terug te gaan voor hulp, maar dat zou te veel kostbare tijd in beslag nemen. Was er nu maar een stalknecht of iemand anders met haar meegegaan. Maar Venetia was gewend alleen te rijden en ze had zeker geen ongeluk verwacht.

Ze trok haar rijlaarzen uit, omdat ze wist dat ze daar makkelijk mee kon uitglijden, en begon op blote voeten over de rotsen naar Anninha toe te klauteren.

Het lukte haar om het meisje te bereiken. Nu ze eenmaal zo vastbesloten was, dacht ze niet aan haar eigen gevaar. Ze draaide Anninha op de rug, zodat haar gezicht niet meer in het water lag, en zag de lelijke wond op haar voorhoofd.

Ze was buiten bewustzijn. Venetia kon echter ook geen hartslag of polsslag waarnemen. Maar de geluiden van het stromende water en haar eigen razende hartslag maakten dat ook erg moeilijk. Ze moest haar uit de rivier zien te krijgen.

Ze pakte Anninha onder de oksels en begon haar zo voorzichtig mogelijk over de keien te slepen. Zo nu en dan gleed ze uit, en soms wachtte ze even om uit te rusten en haar spieren te ontspannen, want Anninha gaf natuurlijk niet mee, en ze was toch al zwaarder dan Venetia zelf.

De meters leken kilometers. Een keer viel ze zo’n ongelukkig op een rotsblok, dat haar hele lichaam pijn deed, maar uiteindelijk lukte het haar om Anninha de oever op te slepen en neer te leggen op een droge strook gras.

Venetia haalde diep adem en knielde naast Anninha neer. Ze moest het maar proberen met mond-op-mond beademing. Ze keek nog eens om zich heen of er geen hulp te verwachten was, en begon toen met haar poging.

Ze kon zich nog het lachen herinneren bij de lessen in eerste hulp, als het om deze vorm van leven inblazen was gegaan.

Ze had echter nooit gedacht dat ze het geleerde nog eens in praktijk zou moeten brengen, maar ze was nu blij met haar kennis.

Ze bleef koppig doorgaan, al reageerde Anninha helemaal niet. Ze gaf het bijna op, omdat ze van vermoeidheid haast niet verder kon, maar ze besefte dat haar vermoeidheid niets was in vergelijking met het verlies van een jong leven, en ze zette door.

Op het laatst werden haar inspanningen beloond. Toen Anninha’s longen eindelijk op eigen kracht begonnen te werken, kon Venetia het bijna niet geloven.

Ze bleef met angstige spanning naar haar kijken, en toen ze zag dat Anninha bleef ademen, begon ze erover na te denken hoe ze haar terug naar het kasteel moest krijgen.

Anninha’s paard was inmiddels verdwenen; het was waarschijnlijk zelf naar het kasteel teruggegaan. Alleen Venetia’s paard was er dus nog maar, en Venetia’s spieren protesteerden bij het vooruitzicht Anninha op het paard te moeten tillen.

Toch moest ze het proberen. Ze kon het bewusteloze meisje moeilijk alleen laten, terwijl zij hulp ging halen. Maar het probleem was, hoe kon ze het voor elkaar krijgen?

Ze maakte het paard los en bracht het naar de plaats waar Anninha lag. Het dier was rustig, maar Venetia vroeg zich af of het ook zo rustig zou blijven staan als ze probeerde Anninha erop te tillen.

Ze kon het gewicht van het meisje bijna niet houden, toen ze haar omhoogtrok tegen het paard. En toen ze haar handen van Anninha’s oksels naar haar middel verplaatste om het meisje hoger op te tillen, deed het paard een stap opzij en gleed Anninha uit haar handen.

Venetia kon wel huilen. Het leek onbegonnen werk om opnieuw te beginnen, maar toch probeerde ze het. Ze sprak het paard kalmerend toe, en deze keer slaagde ze erin Anninha zo hoog op te tillen, dat ze op haar buik over het paard kwam te liggen.

Toen zakte Venetia in elkaar. Ze kreunde, haar longen zwoegden en haar hart leek te barsten. Zo bleef ze een tijdje zitten, tot ze zich weer wat had hersteld. Ze liep naar de rivier en maakte met haar handen haar gezicht nat. Toen begon ze met het paard terug te lopen naar het kasteel.

Na een paar stappen besefte ze dat het op die manier uren zou duren voordat ze thuis zouden zijn. Ze zette een voet in de stijgbeugel, en terwijl al haar botten haar pijn deden, hees ze zich op het paard.

Het leek een eeuwigheid te duren voordat ze Anninha zo had verschoven, dat ze voor haar lag, en zij zelf in het zadel zat.

Ze trok haar jasje uit en legde het over het hoofd van het meisje, om haar te beschermen tegen de felle zon.

Zo begon ze aan de terugweg, totaal versuft door alle inspanningen. Toen ze bij het kasteel aankwamen, ontstond er grote opwinding om hen heen. Het paard bleef voor zijn vertrouwde stal stilstaan, en Venetia leunde uitgeput over Anninha heen om het dier te belonen.

De stalknecht en de chauffeur kwamen aanrennen. Pascuala, die hen had zien aankomen, vloog het kasteel in om de anderen te waarschuwen, en meteen kwam iedereen naar buiten hollen, Don Andres voorop.

Ze gingen allemaal om Venetia en Anninha heen staan, geschokt door het tafereel dat ze zagen. Venetia’s kleren waren drijfnat geweest, en zelfs nu nog maar gedeeltelijk opgedroogd. Haar haar hing in slierten over haar schouders. Ze was vuil, zat onder de schrammen en zag er afgemat uit, met donkere kringen onder haar ogen.

Ze haalde het jasje van Anninha weg, en zei zacht:

‘Ze is bewusteloos.’

Don Andres tilde Anninha van het paard, en zijn gezicht vertrok toen hij de lelijke wond op haar hoofd zag.

‘José, haal de dokter. Vlug!’ En tegen Mati'as: ‘Bel de dokter op, en zeg dat José naar hem op weg is.’ Hij keek naar Venetia en vroeg de stalknecht haar van het paard te helpen. Hij bleef staan kijken toen de stalknecht haar op de grond tilde.

Gracias, Cesar,’ zei Venetia, en het volgende moment viel ze flauw aan zijn voeten.

‘Ach, het arme meisje!’ riep Dona Eulalia uit, en de stalknecht keek vragend naar Don Andres.

‘Neem senorita Anninha van me over,’ zei Don Andres tegen hem. Anninha werd voorzichtig door hem opgetild en het kasteel binnengedragen.

Don Andres knielde bij Venetia neer, tilde haar op en droeg haar eveneens naar binnen. Iedereen op de binnenplaats volgde hem.

Toen Venetia haar ogen opende, zag ze dat ze in de werkkamer van Don Andres was. Met een kussen in haar rug lag ze in een van de leren stoelen. Don Andres kwam meteen naar haar toe met een glas cognac.

Ze schudde vermoeid haar hoofd.

‘Jawel, deze keer moet je het drinken,’ zei hij streng, en hij knielde naast haar stoel neer. Hij hield haar met één arm rechtop, zodat ze aan het glas kon nippen dat hij naar haar lippen bracht.

‘Je ziet er doodmoe uit,’ zei hij, ‘en dit zal je goed doen.’

Ze leunde met haar hoofd tegen zijn schouder en sloot haar ogen weer. Als ze de oneindig tedere blik in zijn ogen had gezien, zou ze stomverbaasd zijn geweest.

Toen nam ze gehoorzaam een slokje van de cognac, al was het enige waarnaar ze verlangde, uren te slapen. Na een paar slokjes installeerde hij haar weer in de stoel tegen het kussen aan.

‘Blijf maar hier, Venetia. Ga maar slapen, als je dat wilt. Ik moet nu gaan kijken hoe het met Anninha is.’

Hij legde een deken over haar heen en ging weg. Dankbaar sloot ze haar ogen, draaide haar hoofd weg van het licht en viel onmiddellijk in slaap.

De dokter kwam naar Anninha kijken, en wat hij zag, beviel hem niets. Hij wilde haar eerst in een ziekenhuis laten opnemen, maar zag daar van af wegens de grote afstand. In plaats daarvan zou Don Andres ervoor zorgen dat er een specialist en verpleegsters naar het kasteel kwamen.

Venetia werd wakker door de stem van Don Andres; hij was aan het telefoneren met de specialist. Zodra hij had afgebeld, kwam hij naar haar toe.

‘En, voel je je al wat beter?’ vroeg hij glimlachend.

‘Ja, dank je.’

‘De dokter vindt dat je de hele dag in bed moet blijven, Venetia.’ ‘Om je de waarheid te zeggen, Andres, heb ik het gevoel dat ik hier wel een week zou kunnen blijven zitten.’

‘Arm meisje. Ben je te moe om me te vertellen wat er is gebeurd?’ ‘Nee, dat zal wel gaan.’ Ze ging rechtop in bed zitten en kreunde, zó pijnlijk was de beweging.

Hij kwam op de koffietafel vlak bij haar stoel zitten. ‘Vertel hel me maar,’ zei hij.

Ze vertelde hem het hele verhaal van begin tot eind ‘O, Venetia, wat stel je me toch altijd in het ongelijk.' zei hij toen ze was uitgesproken.

‘Hoezo?’ vroeg ze verrast ‘Door te bewijzen dat jij gelijk hebt. De vrouwen in mijn familie zouden zo iets nooit hebben gedaan. Zij zouden dat aan de mannen hebben overgelaten.’

‘Dat had ik misschien ook gedaan, als jij er bij was geweest, maar dat was nu eenmaal niet zo.’

‘Dat maakt niets uit. Goddank was jij er,’ zei hij ernstig. ‘Als jij er niet was geweest, Venetia, was ze waarschijnlijk doodgegaan.’ ‘Dan ben ik tenminste niet helemaal nutteloos. Dan heb je toch nog een goed woord voor me over, Andres.’

‘Er zijn niet genoeg goede woorden om je te vertellen wat ik voor jou voel, Venetia.’

Ze keek hem verbouwereerd aan.

‘Maar,’ ging hij verder, ‘ik kan het misschien in vier woorden samenvatten: ik houd van je.’

Ze kon nog niet geloven dat hij het echt had gezegd. Het was ook zo onwaarschijnlijk. Ze schudde ongelovig haar hoofd.

‘De enige reden,’ legde hij uit, ‘waarom ik een heel klein beetje hoopte dat je mijn liefde misschien beantwoordde, was dat je terugkwam naar het kasteel, toen ik dat had gevraagd. Was die hoop gerechtvaardigd, Venetia?’

‘Ja, Andres. Maar je hebt me nooit iets van je gevoelens laten merken.’

‘Nee? Ik kon mijn handen bijna niet meer van je af houden!’

‘Dat was meestal wanneer je kwaad op me was.’

‘Nee, dat is niet waar. Die laatste keer, toen het zogenaamd een test was, was het niets anders dan begeerte van me. Maar, bedoel je echt dat je van me houdt, Venetia?’

‘Ja, ik houd echt van je,’ antwoordde ze ernstig. ‘Je hebt echter zelf uitgelegd waarom het tussen ons nooit iets zou kunnen worden, Andres.’

‘Ik weet zeker dat we daar wel uit komen, Venetia. Eerlijk gezegd - omdat ik weet wat voor een hartstochtelijke eerbied je voor de waarheid hebt, en daar nog eens aan werd herinnerd toen je zei dat je wilde dat de verstandhouding tussen jou en Anninha in ieder geval eerlijk zou moeten blijven - moet ik toegeven dat ik lang tegen mijn gevoelens voor jou heb gevochten.

Ik dacht dat het beter was om met een vrouw uit mijn eigen land te trouwen, een vrouw die de gewoonten en de leefwijze van ons volk helemaal kende.’

‘Fernanda,’ zei Venetia kalm.

‘Bij voorbeeld Fernanda, ja. Waarschijnlijk zou het Fernanda wel zijn geworden, als ik niet zo vreselijk verliefd op jou was geworden. Fernanda is charmant en mooi, maar - dit is een geheim tussen ons - ze is niet erg interessant. Ik geloof ook niet dat ze van me houdt. We kunnen goed met elkaar opschieten.

Ik denk wel dat dit een teleurstelling voor haar zal zijn, maar ik denk en hoop niet dat het haar hart zal breken. Ik vocht dus tegen mijn gevoelens voor jou, liefste, en daarom stuurde ik je weg.’

‘En je hebt ook heel veel onvriendelijke dingen tegen me gezegd.’ ‘Ja, maar ik kon niet buiten je. Ik moest gewoonweg vragen of je terugkwam.’

‘De obstakels zijn er echter nog steeds, Andres.’

‘De kwestie van het verschil in nationaliteit is, zoals je zelf al zei, niet onoverkomelijk.’

‘Godsdienst,’ zei Venetia.

‘Engeland is zo’n heidens land,’ zei hij. ‘Ben jij een heidin, Venetia?’

‘Nee, maar ik ben ook niet fanatiek in mijn geloof. Dat hoeft dus ook niet onoverkomelijk te zijn. Weet je hoe ik het zie, Andres? Ergens is het net zoiets als naar een ander land emigreren. Als je altijd maar terugdenkt en het nieuwe met het oude blijft vergelijken, je zelf niet helemaal geeft, dan wordt het een mislukking.

Als je vastbesloten bent er wat van te maken, en vooruit kijkt in plaats van achteruit, heb je veel meer kans van slagen. Bij een huwelijk is dat net zo. Je moet je zelf helemaal veranderen, en door de liefde moet dat mogelijk zijn. Zo iets als: waar jij gaat, ga ik ook, jouw land is ook het mijne...’

Hij nam haar gezicht tussen zijn handen.

‘Je meent dit allemaal echt, niet waar Venetia?’

‘Natuurlijk.’

‘Mijn bewondering voor jou groeit met de dag,’ bekende hij. ‘En de kinderen?’

‘Kinderen?’ Even begreep ze niet dat hij het over eventuele kinderen van hen tweeën had. Toen sloot ze haar ogen: niet uit verlegenheid, maar omdat ze tot voor kort niet aan de mogelijkheid had gedacht dat haar liefde voor hem zou worden beantwoord, en nu waren ze al over kinderen aan het praten!

‘Het zullen Spaanse kinderen zijn, Andres, en ze zullen op de Spaanse manier en met de Spaanse godsdienst worden grootgebracht. Het zal alleen maar interessant voor ze zijn dat ze een Engelse moeder hebben, en Engelse grootouders die ze kunnen bezoeken. Zo worden ze vanzelf tweetalig.’

‘O, liefste, wat houd ik van je,’ zei Andres. ‘Maar je ziet er vreselijk moe uit en je bent hard aan een bad toe. Dus, lieveling, breng ik je nu naar boven en laat ik je met rust. Maar dat laatste geldt alleen voor vandaag, onthoud dat goed!’

Hij ondersteunde haar, en ze liepen samen naar haar kamer. ‘Weet je, Andres, dat je één belangrijk ding over het hoofd hebt gezien?’ merkte ze glimlachend op.

‘En wat is dat dan?’

‘Je hebt me niet eens ten huwelijk gevraagd. En het huwelijk is toch wel de eerste voorwaarde voor die Spaanse kinderen.’

Hij omhelsde haar zo stevig, dat ze een kreet van pijn niet kon onderdrukken.

‘Kom mee,’ zei hij, en hij stapte haar kamer in.

Venetia slaakte weer een kreet toen ze haar spiegelbeeld zag. ‘O, Andres, hoe kun je van me houden, nu ik er zo uitzie?’

‘Ik zal altijd van je houden, Venetia. Maar nu ga je naar bed, en je komt er voorlopig niet meer uit.’

Hij hielp haar uit haar jasje en begon de knopen van haar blouse los te maken, maar Venetia hield hem tegen door haar hand over de zijne te leggen.

‘Ik weet zeker, Andres, dat geen enkel welopgevoed Spaans meisje dit zou toelaten. Die zou je zelfs niet in haar slaapkamer binnenlaten.’

‘In de toekomst zul je grote moeite hebben om me erbuiten te houden, al is het dan niet uit deze, mijn mooie Venetia!’

‘Toch moet je me deze kamer laten houden, als we eenmaal getrouwd zijn. Als ik dan eens boos op je ben, kan ik me hier terugtrekken.’

‘Ik zou onmiddellijk achter je aan komen en je eruit dragen. Vergis je daar niet in,’ zei hij.

Venetia had zich het liefst in zijn armen geworpen, maar hij had al gebeld om Pascuala, die haar bad zou laten vollopen.

Hij kuste haar vuile handen en haar mond. Toen Pascuala binnenkwam, ging hij weg.

Gebaad en opgefrist gleed Venetia tussen de schone lakens en ze viel meteen in slaap. Op meer dan één manier was het een vermoeiende dag voor haar geweest.

Toen ze wakker werd, was haar eerste gedachte: Anninha, en ze belde een van de dienstmeisjes om naar haar te vragen.

Teresa verscheen met een maaltijd op een dienblad, en toen herinnerde Venetia zich pas dat ze niet had geluncht.

‘Hoe is het met senorita Anninha?’

‘Ik weet het niet, senorita. De specialist en twee verpleegsters zijn hier. Ik zal de senor zeggen dat u wakker bent. Hij zal u er wel meer over kunnen vertellen.’

Het was Dona Eulalia die haar kamer binnenkwam en niet Don Andres, die Venetia zo graag had willen zien. Ze begon zich af te Vragen of ze zich, in haar vermoeidheid, niet alles wat tussen hen was gebeurd maar had verbeeld.

Dona Eulalia bracht haar een enorme bos bloemen. ‘We zullen je voor eeuwig dankbaar zijn. lieve Venetia. Onze eigenwijze Anninha zou zonder jouw moed en hulp zeker gestorven zijn.’

‘Hoe is het nu met haar, senora?’

‘Ze is nog steeds bewusteloos, maar de specialist blijft de hele nacht bij haar waken. Al het mogelijke zal worden gedaan. En hoe is het met jou, Venetia?’

‘Goed, dank u; alleen nog een beetje moe.’

‘Ja, dat zal zeker. Don Andres heeft me alles verteld. Rust maar lekker uit, mijn kind.’

Anninha kwam de volgende dag weer bij. Buiten de hoofdwond had ze twee gebroken ribben en een gekneusde arm. Er was volgens de specialist geen reden tot ongerustheid, en hij was van mening dat ze nog geluk had gehad dat ze er zo vanaf was gekomen.

‘Dan kun je toch nog bij mijn huwelijk zijn,’ zei Emilia tegen Anninha.

Het lag op het puntje van Venetia’s tong om te zeggen: ‘En ook bij het mijne’, maar Don Andres had nog niets aangekondigd, dus bedwong ze zich.

Andres had echter de blik in haar ogen opgemerkt, en toen ze samen Anninha’s kamer uitgingen, nam hij Venetia mee naar zijn werkkamer, waar ze er altijd zeker van konden zijn dat ze niet werden gestoord.

‘Ik wil Emilia’s plezier niet bederven,’ legde hij uit. ‘Ik weet zeker dat onze huwelijksaankondiging veel stof zal doen opwaaien, daarom wil ik ermee wachten tot na Emilia’s trouwen.’

‘Natuurlijk,’ stemde ze met hem in, en ze was blij dat hij eraan had gedacht.

Hij omhelsde haar teder.

‘O, Andres, ik hoop dat ik je heel gelukkig zal maken. Maar ik kan niet beloven dat ik mezelf helemaal kan veranderen.’

‘Dat zou ik ook niet willen, Venetia.’

‘Maar ik zal mijn best doen om een goede echtgenote voor je te zijn.’

‘Ik weet al zeker dat je dat zult zijn, Venetia. Ik heb gezien hoe je met mijn gasten omgaat. Ik heb iedereen zien bezwijken voor je onweerstaanbare charmes. Ik kan nog niet begrijpen hoe ik je zo lang heb kunnen weerstaan.’

‘En wat zal Dona Eulalia ervan vinden? Hoe zal zij me ontvangen?’

‘Mijn lieve Venetia, jij zult het zijn, als meesteres van het castillo, die Dona Eulalia ontvangt, en ik geloof dat ik je wel zo goed ken,, dat ik mag aannemen dat ze hier altijd welkom zal zijn. En Anninha ook. De andere meisjes zullen vlug getrouwd zijn, en ik zal niet langer verantwoordelijk voor hen zijn. En we houden een speciaal gedeelte van het kasteel beschikbaar voor jouw familie, als ze ons eens willen bezoeken.’

‘Nu we het over mijn familie hebben, Andres, zouden we mijn ouders hier naar toe kunnen laten komen? Ze zouden het kasteel zo graag eens zien.’

‘Ze zullen je niet graag willen verliezen,’ zei hij ernstig.

‘Alle ouders moeten hun kinderen op zeker moment loslaten, Andres, maar ze weten dat ze me nooit zullen verliezen. En ik weet zeker dat ze met een gerust hart aan me zullen denken, als ze weten hoe gelukkig ik ben in mijn prachtige kasteel in Spanje.’