Hoofdstuk 1

 

 

 

Venetia reed in haar eentje door de Spaanse heuvels. De kronkelige weg, vol haarspeldbochten, steeg voortdurend en bood een prachtig en imposant uitzicht.

Ze wilde voor donker bij de parador zijn.

Helaas bleek de auto weinig zin in al dat klimmen te hebben. Hij had zich voorbeeldig gedragen sinds ze weken geleden in Bilbao van de boot was gekomen, en vandaag had ze, nadat ze Rosemary naar het vliegveld van Malaga had gebracht, op de vlakke kustweg ook geen klachten gehad.

Maar nu werd ze steeds ongeruster over de moeizame manier waarop de auto, zelfs in de laagste versnelling, de heuvels opkwam.

Een blik op het dashboard zei haar dat het water bijna kookte, en ze besloot bij de eerstvolgende geschikte plaats van de weg af te gaan en te wachten tot de motor zou zijn afgekoeld.

De reis duurde toch al langer dan ze had verwacht — het was een moeilijke weg - en ze was bang nu ook nog motorpech te krijgen. Dat dit nu net moest gebeuren zodra ze alleen was, dacht ze, zonder Rosemary om haar te helpen.

De smalle, kronkelende en stijgende weg scheen nergens een plaatsje te bieden waar ze veilig kon stoppen.

Maar het verwenste ding kan nu elk moment uit zichzelf stoppen, dacht Venetia, en ze zette de wagen ten slotte dicht tegen een beschermend muurtje aan. Met een zucht ging ze achterover op haar plaats zitten. Ze was meer van streek dan ze wilde toegeven, en na een tijdje stapte ze uit om in de frisse berglucht wat bij te komen.

Toen zag ze vol afschuw de plas roestbruin water onder de radiator.

Het begon al te schemeren, en ze was kilometers lang niets tegengekomen; zeker geen garage, huizen of verkeer.

Ze besloot de eerste auto die ze zou zien aan te houden en om hulp te vragen.

Na een hele poos zag ze een auto de bocht om komen, maar de bestuurder scheen haar wanhopige wenken niet op te merken en reed met grote snelheid door.

De chauffeur van de tweede wagen seinde met zijn lichten naar haar, omdat ze zo gevaarlijk geparkeerd stond, en reed eveneens door.

Ze moest erg lang op een volgende auto wachten, en het was inmiddels donker geworden. De onprettige gedachte dat ze misschien wel in de auto zou moeten slapen, kwam net bij haar op toen de derde auto verscheen.

Ze liep een stukje de weg op en zwaaide opgewonden met allebei haar armen. Toen de auto vaart minderde en verderop stopte, slaakte ze een zucht van verlichting.

De bestuurder stapte uit en kwam naar haar toe. Venetia liep hem tegemoet. Het was een lange, donkere, goed geklede Spanjaard, en ze hoopte dat hij vriendelijk en behulpzaam zou zijn.

Toen ze dichterbij kwam, zag ze hoe streng hij keek, en de moed zonk haar in de schoenen.

Tot dan toe had ze samen met Rosemary gereisd. Dit was de eerste avond dat ze alleen was, en het gaf haar een onzeker gevoel.

 

Ze waren drie weken samen geweest. Drie weken van avontuur en ontdekkingen. Ze hadden de grote wegen vermeden en Spanje leren kennen op een manier waarop weinig toeristen dat deden.

Die middag hadden ze op het vliegveld van Malaga afscheid genomen.

‘Het is een geweldige tocht geweest,’ had Rosemary gezegd. ‘Ik wou dat ik verder met je mee kon gaan.’

‘Maar je plicht roept,’ had Venetia geantwoord.

‘Ja, al die onwillige hoofden die zich verzetten tegen mijn pogingen om er wat Frans in te stampen. Ik zou bijna willen dat ik mijn ontslag had gekregen.’

‘Ik heb mijn ontslag niet gekregen; ik heb het genomen.’

‘In jouw geval is dat een onbelangrijk verschil. Ze wilden je tot elke prijs kwijt.’

‘En nu wil ik jou kwijt. Je vlucht is omgeroepen.’

Ze hadden Rosemary’s bagage gepakt en waren de vertrekhal doorgelopen.

‘Nou, het is heerlijk geweest, Venetia.’

‘Ja. misschien wel voor het laatst. Volgend jaar zul ie wel getrouwd zijn.’

‘Dat ziet er wel naar uit, ja. Zeg, amuseer je en doe geen dingen die ik ook niet zou doen.’

Venetia had daar een grapje over gemaakt, en lachend hadden ze afscheid genomen.

Toen Venetia Rosemary stond na te kijken, had ze zich al een beetje eenzaam gevoeld. Het was een leuk plan geweest om in haar eentje nog wat verder te reizen, maar om het echt te doen...

Het was een ramp dat haar auto het net die eerste avond dat ze alleen was moest begeven.

Ze keek de lange, donkere vreemdeling een beetje bang aan.

Hij boog en sprak haar aan in wat ze veronderstelde feilloos Spaans te zijn, maar ze verstond er geen woord van.

‘O,’ zei ze onthutst, ‘no comprendo, no hablo Espanol.’

‘U bent Engelse?’

‘Ja.’

‘En u hebt moeilijkheden met uw auto?’

‘Inderdaad.’

Ze was dankbaar dat er iemand was gestopt, die nog Engels sprak ook. Ze liepen naar de auto toe. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij.

‘Ik ben bang dat mijn radiator is gebarsten,’ zei ze. ‘Het water kookte, en nu is het eruit gelopen.’

‘Dan kunnen we ter plaatse niet veel doen’ vond hij.

Ze keek naar hem op en merkte dat hij veel groter was dan zij. In het donker leek het wel alsof hij bijna zwarte ogen had.

‘Bent u alleen?’ vroeg hij, en het verbaasde Venetia dat er zoveel afkeuring uit drie korte, simpele woorden kon spreken. Ze moest toegeven dat ze alleen was.

‘Misschien kunt u me zeggen,’ vroeg ze, ‘of er een garage in de buurt is waar ik hulp kan krijgen.’

‘Een flink aantal kilometers verder is er wel een,’ zei hij op een vreemde toon.

‘Wat zou u me aanraden, senor?’

Hij moest wel horen hoe wanhopig haar stem klonk.

‘Wat had u zelf gedacht, senora?’

‘Als er niemand was gestopt, dan was ik of in de auto gaan slapen en morgen op zoek naar hulp gegaan, of ik was verder gaan lopen in de hoop dat ik een huis of een dorp zou vinden.’

‘Wat een dwaasheid,’ zei hij. ‘Wat een situatie om jezelf in te brengen! Om overgeleverd te zijn aan de genade van een willekeurig iemand die in het donker voorbijkomt.’

‘Ik hoop, senor, dat u - omdat u bent gestopt -me ook hulp zult bieden.’

‘Ik zal u helpen,’ beloofde hij. ‘Maar hoe weet u of ik te vertrouwen ben?’

‘Dat weet ik niet,’ zei ze ongelukkig. ‘Maar ik kan alleen maar hopen van wel.’

‘U heeft geen keus, senorita.’

‘Dat is waar,’ zei ze.

‘Goed. Ik hoop dat u inziet hoe dom het is om met een onbetrouwbare auto door de bergen te rijden, en nog wel helemaal alleen ook. Zelfs al had ik een sleepkabel bij me, dan zou het te moeilijk voor u zijn om me in het donker op deze weg te volgen. Ik kan u naar het dorp brengen en zorgen dat uw auto er morgen voor reparatie naar toe wordt gesleept.’

‘Dank u, senor.’ Haar stem klonk onderdanig. Ze voelde zich erg kleintjes in zijn nabijheid, maar toch was ze hem zeer dankbaar. ‘Kan ik ergens in het dorp overnachten?’

‘Er is een hotelletje, maar dat vind ik niet geschikt voor u.’

‘Het zal wel moeten. Ik hoop alleen dat ze een kamer vrij hebben.’ Ze haalde een koffertje met reisbenodigdheden uit haar auto en borg de andere dingen die in de wagen lagen en die ze niet direct nodig had in de kofferruimte. Het was nu pikdonker, en ze voelde zich slecht op haar gemak bij de gedachte dat ze met een wildvreemde in het donker mee moest rijden.

Ze stapte in zijn luxueuze voertuig en hij ging achter het stuur zitten. Hij keerde en reed snel, en met een gemak dat de spot dreef met haar eigen auto, de heuvels door.

Het is eigenlijk helemaal geen onbetrouwbare wagen, senor,’ zei ze. ‘Ik ben er helemaal mee uit Bilbao komen rijden en ik heb er nog geen centje last mee gehad. Tot nu dan tenminste.’

‘Hebt u die hele reis alleen gemaakt?’

‘Nee, dat niet. Tot vanmiddag waren we met z’n tweeën, en het is een heerlijke tocht geweest.’

‘En wat is er dan gebeurd? Hebt u ruzie gehad?’

Plotseling besefte ze dat hij dacht dat ze met een vriend had gereisd. ‘O, nee,’ zei ze.' We hadden geen ruzie. Ze is lerares, en ze moest terug naar Engeland, omdat de school weer begint. Ik heb haar vanmiddag naar het vliegveld van Malaga gebracht.’

‘O,’ zei hij, en gaf verder geen commentaar.

Een tijd later reden ze door de smalle straatjes van een dorpje en ze stopten voor een garage. ‘Wilt u alstublieft in de auto blijven wachten,’ zei hij, ‘dan zal ik de zaak binnen even regelen.’

Hij klopte op de deur van het kleine huisje naast de garage, wachtte een halve minuut en klopte nog eens. Uit het huis klonk een ongeduldige stem. Maar toen de deur werd geopend, was de garagehouder een toonbeeld van welwillendheid. Hij boog en glimlachte en was vol begrip.

Si, si, senor. Manana, si, senor... Buenas noches, Don Andres.’ Intussen kon Venetia hem van uit de auto goed opnemen in het licht dat uit het huisje kwam. Hij hield zijn rug kaarsrecht, maar maakte geen stijve indruk. Integendeel, hij had een soepelheid, een verhevenheid en een zelfvertrouwen, die Venetia deden denken aan al de portretten van Spaanse aristocraten die ze had gezien in de vele galeries die ze met Rosemary had bezocht.

De Spaanse ‘grande’, dacht ze, maar dan in een modern jasje.

Hij stapte nu weer in.

‘Hij is erg goed, Mateo,’ zei hij.

Hij startte de auto, en Venetia veronderstelde dat ze nu naar het hotelletje zouden gaan. Maar ze reden nog een hele poos door, en op een gegeven ogenblik merkte ze dat het dorp alweer achter hen lag en dat ze opnieuw door de onbewoonde wereld reden.

‘Waar gaan we eigenlijk naar toe, senor?’ vroeg 'ze. ‘Was het hotelletje niet in het dorp?’

‘Jawel, maar ik heb toch gezegd dat het geen geschikte plaats voor u is. Ik neem u mee naar huis.’

‘Nee,’ zei ze. ‘Nee, geen sprake van. Brengt u me alstublieft terug naar het dorp. En als u dat niet wilt, laat u me dan uit de wagen, dan loop ik wel terug. Het kan me niet schelen hoe dat hotelletje is; het is toch maar voor één nacht.’

‘Ach, nu heb ik u laten schrikken,’ zei hij. ‘Maar u hoeft niet bang te zijn. Hoe kunt u weten of mijn vrouw u niet met open armen zal ontvangen en u haar gastvrijheid zal aanbieden?’

‘Als u een vrouw hèbt,’ zei ze, terwijl ze zich afvroeg hoe je uit een snelrijdende auto kon ontsnappen.

‘Om eerlijk te zijn, ik heb inderdaad geen vrouw,’ zei hij. ‘Maar ik heb een nicht die met haar dochters bij me inwoont. En dan zijn er nog de diverse bedienden. Ik kan u verzekeren dat er geen gevaar is. U zult volkomen veilig zijn in mijn huis, en het is er oneindig veel comfortabeler dan in het hotelletje, dat beslist geen toeristenparadijs is.’

‘Ik ben u erg dankbaar, senor. En het spijt me dat ik u zoveel oponthoud heb bezorgd.’

‘Dat is niet belangrijk. Wilt u me alstublieft uw naam zeggen, zodat ik u kan voorstellen aan mijn nicht, Dona Eulalia de los Reyes.’

‘Venetia Hamilton,’ zei ze.

‘Venetia. Wat een charmante naam. En wat doet Venetia Hamilton als ze niet in het buitenland in moeilijkheden verkeert?’

‘Ik ben net als mijn vriendin lerares. Zij geeft Frans; ik Engelse letterkunde en Europese geschiedenis.’

‘Waarom gaat u dan ook niet na de paasvakantie weer naar Engeland terug?’

‘Wegens een groot meningsverschil tussen het hoofd van mijn school en mij, waardoor ik geen baan meer heb. Maar in september begin ik op een nieuwe school.’

‘U ziet er helemaal niet als een lerares uit,’ vond hij. ‘Mag ik me eveneens voorstellen? Andres Rafael de Arevalo y Llorento, in het kort Andres de Arevalo.’

Ze reden nu via een hele reeks haarspeldbochten omhoog en kwamen bij een hoge stenen muur, die ze een tijdje volgden om ten slotte onder een poort door een lange oprijlaan in te slaan.

In het licht van de koplampen zag ze iets dat leek op een van de gerestaureerde kastelen waarin Rosemary en zij gelogeerd hadden. Ze hadden er namelijk een gewoonte van gemaakt in de paradores te overnachten: hotels die door de staat werden beheerd, die soms modem waren, maar vaker oude villa’s, kastelen of kloosters met een heel eigen sfeer.

Toen ze dichterbij kwamen, zag ze dat het inderdaad een kasteel was, met ruwe oude muren en ronde torens. Maar toen de auto stopte, ontdekte ze dat er binnen die oude muren een stenen huis was gebouwd.

Zodra de auto stilstond, verscheen er een man die hen hielp uitstappen en nog een ander die de wagen wegreed. Senor De Arevalo sprak tegen de mannen in het Spaans.

‘U zult het waarschijnlijk niet verstaan hebben, senorita, ’ zei hij, ‘maar ik heb hun gezegd dat u hier de nacht doorbrengt. U zult bij het diner aanwezig zijn, dat om negen uur of half tien zal worden opgediend. Ik zal u nu gaan voorstellen aan senora De los Reyes, die ervoor zal zorgen dat u naar uw kamer wordt gebracht.’ Venetia keek haar ogen uit toen ze in de chique ontvangsthal kwamen. De muren en vloer waren voorzien van prachtige tapijten. Er stonden leren stoelen en sofa’s, donkere Spaanse kasten en tafels. Bovendien werd de sfeer verhoogd door een groot aantal bloemstukken.

‘Wat een mooie ontvangsthal,’ zei ze tegen Don Andres.

‘Morgen zal ik u het hele kasteel laten zien, als u er prijs op stelt.’ ‘Heel graag, senor, als het niet te veel moeite is.’

Ze waren nu bij een zware, massieve deur aangekomen, en Don Andres bleef staan en keek haar aan. ‘We zullen maar niet aan senora De los Reyes vertellen hoe ik u van de weg heb opgepikt. Dat zou geen goede indruk maken.’

Venetia voelde zich helemaal niet schuldig, en daarom ergerden zijn woorden haar. ‘Ik heb toch niets te verbergen,’ zei ze. ‘Ik heb gewoon pech gehad. Waarom zou dat een slechte indruk wekken?’ ‘Omdat u, toen het gebeurde, alleen was in een vreemd land, in een erg dun bevolkt gebied, en dan nog wel ’s avonds, terwijl u nauwelijks de taal spreekt. Mijn nicht zou dat niet alleen dom vinden, maar ook iets dat een welopgevoed Spaans meisje nooit zou overkomen, omdat zij altijd gechaperonneerd wordt.’

‘Als ik niet in Spanje was,’ zei Venetia, ‘waar iedereen zo hoffelijk en beleefd is, zou ik in de verleiding komen om te zeggen dat ik blij was geen welopgevoed Spaans meisje te zijn.’

‘En als ik niet tegen een gast sprak,’ antwoordde hij, ‘zou ik in de verleiding komen om te zeggen: Kijk maar eens waar het toe heeft geleid.’

Ze keek hem met een glinstering in haar groene ogen aan, en in zijn bijna zwarte ogen werd die blik op dezelfde manier beantwoord.

‘Het heeft ertoe geleid dat ik in uw prachtige kasteel ben beland,’ zei ze.

‘Maar het had er ook toe kunnen leiden dat u op een veel minder aantrekkelijke plaats was beland,’ kaatste hij terug. ‘Misschien heeft u nooit gehoord van aanranding, of moord...’

‘Toe, zeg!’ riep Venetia ongeduldig uit. ‘Heeft u zo’n lage dunk van uw landgenoten?’

‘In elk land zijn er schurken, net zoals er in elk land domme, roekeloze meisjes zijn.’

Venetia hief trots haar hoofd op. Ze was nu echt geïrriteerd. ‘Ik zou mezelf niet dom of roekeloos willen noemen. Ik zou hier het liefst zo vlug mogelijk weggaan, als u zo min over me denkt. Helaas heb ik geen keus; ik zal hier overnachten, maar morgen ga ik naar het hotel, en daar blijf ik tot mijn auto klaar is.’

‘Dat zou dom zijn, want het hotel is primitief en heeft weinig comfort,’ was zijn commentaar.

‘Ik zou liever weinig comfort hebben en met respect worden behandeld dan te baden in luxe en te worden behandeld als een zwakzinnige,’ vertelde ze hem.

Hij trok even zijn wenkbrauwen op en bleef haar met zijn ondoorgrondelijke ogen aankijken.

‘Gaat u mee?’ vroeg hij toen koel, en ze kon niet anders dan gehoorzamen. Ze liepen een stenen gang door, en toen hij een deur opende, zag ze een uiterst luxueus ingerichte salon.

Senora De los Reyes zat statig in avondkleding bij een gloeiend haardvuur, en haar drie dochters zaten bij haar. Ze deden niets; ze lazen niet, borduurden niet en keken ook niet naar de televisie. Venetia vermoedde dat ze gestoord werden in een van die lange roddelgesprekken waar Spaanse vrouwen zo van schijnen te houden. Ze keken allemaal op toen de deur openging, en ze konden hun verbazing nauwelijks verbergen.

Venetia werd eerst aan de senora voorgesteld, toen aan de dochters. ‘Miss Hamilton is Engelse,’ zei Don Andres, ‘dus dit is een uitstekende gelegenheid voor jullie om je Engels te oefenen, ninas. Tegen de senora zei hij: ‘Miss Hamilton blijft hier een paar dagen; Matea is bezig aan haar auto.’ Verder gaf hij geen verklaring voor haar aanwezigheid. Hij vond het niet nodig te zeggen waar hij haar had ontmoet, hoe lang hij haar al kende of zo, en plotseling realiseerde Venetia zich hoezeer hij meester in zijn huis was. De anderen zouden niets vragen, hoe nieuwsgierig ze ook mochten zijn, en ze zouden haar aanwezigheid zonder meer aanvaarden omdat hij dat ook deed.

‘Komt u bij het haardvuur zitten, miss Hamilton,’ zei de senora. ‘Het kan ’s avonds koud zijn in de bergen, en u hebt alleen een zomerjurk aan.’

Gezeten in een stoel bij de haard, nam Venetia de vrouwen onopvallend op. De senora en haar dochters waren, zoals de meeste Spaanse vrouwen, tot in de puntjes verzorgd; onberispelijke kapsels, zorgvuldig gekozen kleding en een smetteloze huid. De Engelse nonchalance was hier helemaal niet op haar plaats. Venetia dacht dat ze haar uiterlijk wel zouden afkeuren. Ze besefte niet wat voor effect haar stroblonde haar, haar groene ogen en haar Engelse teint hier in Spanje hadden.

Deze drie meisjes hadden zwart haar, donkere ogen en de bleke Spaanse gelaatskleur. Emilia was een beetje stuurs; Joaquina en Anninha charmant en vriendelijk. Venetia ontdekte later dat Emilia twintig was, Joaquina bijna achttien en Anninha veertien.

‘Ik heet eigenlijk Anna,’ vertelde Anninha.

‘Maar Anninha,’ voegde senor De Arevalo er aan toe, ‘is een koosnaampje,’ en hij werd beloond met een stralende glimlach van zijn nichtje.

Toen Venetia had genoten van een glas droge sherry, werd Anninha gevraagd een dienstmeisje te bellen, dat de gast naar haar kamer zou brengen. Senor De Arevalo stond op en liep met Venetia mee naar de deur. ‘Wilt u hier alstublieft weer naar toe komen als u klaar bent,’ zei hij. ‘Teresa wijst u de weg wel terug.’

‘Dank u. Heb ik nog tijd om een bad te nemen?’

‘Maar natuurlijk. We hebben geen haast,’ verzekerde hij haar.

In Spanje hadden de mensen zelden haast, bedacht Venetia, toen ze achter Teresa de marmeren trap opliep. Nadat ze verscheidene gangen waren doorgelopen, kwamen ze bij een deur, die er erg oud uitzag. Toen die geopend werd, bevond ze zich in een rond vertrek. Daar maakte ze uit op dat ze in een van de torens was, die ze bij haar aankomst had gezien. Teresa ging weg, en Venetia bleef even om zich heen staan kijken.

De kamer beviel haar meteen. Het was er sfeervol en typisch Spaans. Ze vermoedde dat het meubilair antiek was en erg waardevol. Toen ze haar koffer wilde uitpakken, bleek dat daar al voor gezorgd was. De jurk die ze tijdens het diner wilde dragen, hing al gestreken in de kast.

Toen ze een andere deur opendeed, zag ze een kleine badkamer, die helemaal niets antieks had. Ze hadden het bad al voor haar gevuld. Er stond een fles kostbaar badschuim, en ze goot er een royale hoeveelheid van in het water. Ze kleedde zich vlug uit en liet zich tevreden in het warme water glijden. Wat zou Rosemary denken als ze haar nu kon zien? Rosemary zou nu waarschijnlijk onder een gezellig etentje Simon alles over haar vakantie zitten te vertellen, en als ze aan Venetia dacht, dan zou ze zich haar voorstellen in een van de paradores, en zeker niet in een oud Spaans kasteel als gast van een rijke familie.

Dat herinnerde Venetia eraan dat de rijke familie op haar zat te wachten om te kunnen dineren, en met tegenzin stapte ze uit haar bad, kleedde zich vlug aan, deed haar best om er zo verzorgd mogelijk uit te zien en ging toen op weg naar de salon.

Nadat de familie haar had begroet, gingen ze aan tafel. Op het kanten tafelkleed was met grote zorg het sierlijke servies en zilveren bestek uitgestald, en in het midden stond een vaas met rozen.

Matias, de butler, schonk de wijn in. Een jongere, mannelijke bediende bracht de schalen binnen en diende het eten op. Het was allemaal een soepel verlopende vertoning, dacht Venetia, en de bedienden waren als automaten, die dan ook volkomen werden genegeerd door de familie.

‘Don Andres heeft me verteld, senorita, dat u helemaal uit Bilbao bent komen rijden,’ zei de senora. ‘Dat is een lange reis.’

‘Inderdaad, senora, vooral omdat we met veel omwegen hier naar toe zijn komen rijden.’

‘Bent u in Madrid geweest?’

‘Nog niet. Ik ben van plan daar op de terugweg heen te gaan; via Jaen naar Madrid en Burgos, en ik hoop ook Toledo, Avila en Segovia aan te doen.’

‘En wilt u dat allemaal alléén doen?’ De senora keek alsof niets haar ervan zou kunnen overtuigen dat dit inderdaad zo was.

Venetia vroeg zich af hoe ze erin konden slagen haar een zo schuldig gevoel te geven. Er was toch niets waarover ze zich schuldig zou moeten voelen?

‘Ja, senora,’ antwoordde ze eerlijk. De senora keek naar haar bord en kon haar afkeuring niet verbergen. De drie meisjes wisselden een snelle blik en keken haar toen bewonderend aan.

Don Andres richtte zich tot Anninha.

‘Hoeveel van dit gesprek heb je verstaan?’

‘Wel veel, Don Andres, maar niet alles.’

‘Ik hoop dat je er niet over denkt om het voorbeeld van de senorita ooit te volgen,’ zei hij streng. ‘Het is roekeloos en erg dom, en ik zou niet graag willen dat de vrouwen in mijn familie zich zo gedroegen.’ Hij sprak Spaans, maar Venetia kon uit zijn toon wel ongeveer opmaken waar hij het over had.

Tot haar grote ergernis voelde ze een blos op haar wangen komen, en er viel een pijnlijke stilte, die Anninha ten slotte verbrak.

‘Neemt u me niet kwalijk, senorita, dat ik zo slecht Engels spreek en niet alles wat u zegt kan verstaan.’

Venetia glimlachte hartelijk tegen haar.

‘Ik spreek nog veel slechter Spaans. Ik ben degene die zich zou moeten verontschuldigen.’

Zelfs de senora scheen te vinden dat Don Andres te ver was gegaan in zijn veroordeling van een gast, want ze begon Venetia te vragen hoe ze Granada had gevonden. Ze zei ook dat ze vooral Sevilla en Cordoba niet moest vergeten te bezoeken.

Het leek Venetia echter verstandig niet veel meer over haar reiservaringen te vertellen als ze als zo’n slecht voorbeeld voor de beschermde senoritas werd gezien.

Na het diner werd er koffie geserveerd en na één kopje excuseerde Don Andres zich en ging weg. Dit werd blijkbaar door de anderen als vanzelfsprekend beschouwd, en Venetia vroeg zich af of hij dat elke avond zou doen. Hij had zeker genoeg van al dat vrouwengepraat. Uit beleefdheid probeerden de senora en de meisjes Engels te spreken, maar na een tijdje werd dat duidelijk een te grote inspanning en vervielen ze meer en meer in het Spaans.

Om twaalf uur, wat niet laat werd gevonden, zei Venetia dat ze moe was en naar haar kamer wilde gaan. Meteen stonden de drie meisjes op om haar een hand te geven, en daarna wenste Venetia senora De los Reyes met een handdruk welterusten.

Opgelucht liep ze door de stenen gang; ze zou blij zijn als ze in bed lag. Toen ze bij de trap was, ging er een deur open en een moment later stond Don Andres voor haar.

‘O, gaat u naar bed?’ vroeg hij.

‘Ja, senor, ik ben erg moe.’

‘Ik wilde me tegenover u verontschuldigen,’ zei hij kortaf. ‘Ik had niet moeten zeggen dat ik u dom en roekeloos vond waar de anderen bij waren.’

‘Het was zeker onbeleefd om het in het Spaans te zeggen,’ antwoordde ze rustig. ‘U dacht zeker dat ik het niet verstond.’

‘Ik wilde alleen niet dat mijn jonge nichtjes zouden denken dat wat u en uw vriendin hebben gedaan, avontuurlijk, leuk of romantisch was.’

‘Maar het was wel degelijk avontuurlijk, leuk en romantisch!’ riep Venetia uit. ‘Ik vond het heerlijk en ik had het voor niets ter wereld willen missen.’

‘Wilt u dan uit erkentelijkheid voor mijn gastvrijheid alstublieft die indruk niet op mijn nichtjes overbrengen? Het is al moeilijk genoeg om hen in het gareel te houden en te beschermen tegen buitenlandse lichtzinnige invloeden.’

Venetia keek hem aan met wel een half dozijn uitdagende of tartende antwoorden op het puntje van haar tong, maar toen ze de donkere blik in zijn ogen zag, wist ze dat hij daarvoor beslist niet in de stemming was.

Bovendien was ze hem inderdaad dank verschuldigd voor zijn gastvrijheid.

Senor De Arevalo,’ zei ze, ‘u en uw familie zijn vandaag erg vriendeliik voor me geweest. Ik verzeker u dat ik tegenover de meisjes discreet zal zijn. Zodra mijn auto klaar is, zal ik weggaan, mèt de buitenlandse lichtzinnige invloeden.’

‘Het is niet mijn bedoeling u weg te jagen,’ zei hij vormelijk.

‘Nee, senor, maar er is nog zoveel in Spanje dat ik wil ontdekken. Welterusten.’

‘Weet u de weg?’ vroeg hij.

‘Ik geloof van wel.’

‘Ik loop wel even met u mee.’

Toen ze voor de oude deur stonden, zei hij: ‘Ik heb opdracht gegeven u een kamer in het oudste gedeelte van het kasteel te geven. Ik dacht dat u dat wel interessant zou vinden.’

‘Dat is ook zo. Ik vind het een mooie kamer.’

‘Als u vannacht iets nodig hebt, op de muur naast uw bed zit een knopje waarmee u het dienstmeisje kunt bellen. Welterusten, senorita.’ Hij gaf haar een hand, maakte een lichte buiging en verdween.

Venetia opende de zware deur en ging haar kamer in. Haar beddesprei was weggehaald en het kanten laken was uitnodigend teruggeslagen. Op haar nachtkastje stonden op een zilveren dienblad een blikje koekjes, een kristallen fles met vruchtesap en een kan vol ijsblokjes.

Venetia schonk zich meteen een glas van het sap in en deed er een paar ijsblokjes bij. Het smaakte heerlijk. Nippend aan haar glas liep ze de kamer nog eens door om alles goed te bekijken.

Bij de toilettafel zei ze tegen haar spiegelbeeld: ‘Als Mateo er een dag of twee, drie voor nodig heeft om mijn auto te repareren, dan zal ik het hier best uithouden. Misschien vind ik het zelfs nog leuk ook. Misschien vind ik het wel leuk om dit prachtige oude kasteel en zijn bewoners wat beter te leren kennen.’